Overwegingen bij COM(2014)132 - Standpunt Europese Unie in de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In artikel 38 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in samenhang met artikel 39, is bepaald dat het gemeenschappelijk visserijbeleid onder meer ten doel heeft de voorziening veilig te stellen.

(2) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad[4] bepaalt dat de Unie er borg voor staat dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen om voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid en bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. De verordening bepaalt eveneens dat de Unie de voorzorgsbenadering toepast op het visserijbeheer en ernaar streeft dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. De verordening bepaalt ook dat de Unie streeft naar maatregelen inzake beheer en instandhouding die gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, naar de bevordering van visserijmethoden die bijdragen tot meer selectieve visserij en tot het zo goed mogelijk voorkómen en verminderen van bijvangsten, naar visserij met een beperkte impact op de mariene ecosystemen en visbestanden en naar het geleidelijk tot nul herleiden van de bijvangst. Daarnaast bepaalt deze verordening expliciet dat de Unie deze beginselen moet toepassen in haar extern beleid.

(3) Bij Besluit 81/608/EEG van de Raad van 13 juli 1981[5] hechtte de Europese Gemeenschap haar goedkeuring aan het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (hierna 'het verdrag' genoemd), dat in werking trad op 17 maart 1982. Bij Besluit 2009/550/EG van de Raad van 5 maart 2009 hechtte de Europese Unie haar goedkeuring aan opeenvolgende wijzigingen van het verdrag. Bij dat verdrag is de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) opgericht. Het verdrag beoogt de instandhouding op lange termijn en de optimale exploitatie van het visbestand van het verdragsgebied te garanderen en zo te zorgen voor duurzame, ecologische en sociale voordelen, door de goedkeuring van maatregelen om de doelstellingen van het verdrag te bereiken. Dergelijke maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie.

(4) Overeenkomstig artikel 218, lid 9, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie een besluit over de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in de regionale organisaties voor visserijbeheer, wanneer die organisaties besluiten met rechtsgevolgen dienen te nemen, met uitzondering van besluiten tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader.

(5) In het licht van de ontwikkeling van de visbestanden in het NEAFC-verdragsgebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe statistische, biologische of andere gegevens die voor of tijdens de jaarlijkse vergadering van de NEAFC worden gepresenteerd, moeten er vóór de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie procedures worden vastgesteld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd.