Overwegingen bij COM(2014)128 - Standpunt EU in de Commissie voor visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC) inzake instandhouding en beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In artikel 38 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in samenhang met artikel 39, is bepaald dat het gemeenschappelijk visserijbeleid onder meer ten doel heeft de voorziening veilig te stellen.

(2) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad[5] bepaalt dat de Unie er borg voor staat dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen om voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid en bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. De verordening bepaalt eveneens dat de Unie de voorzorgsbenadering toepast op het visserijbeheer en ernaar streeft dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. De verordening bepaalt ook dat de Unie streeft naar maatregelen inzake beheer en instandhouding die gebaseerd zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies, naar de bevordering van visserijmethoden die bijdragen tot meer selectieve visserij en tot het zo goed mogelijk voorkómen en verminderen van bijvangsten, naar visserij met een beperkte impact op de mariene ecosystemen en visbestanden en naar het geleidelijk tot nul herleiden van de bijvangst. Daarnaast bepaalt deze verordening expliciet dat de Unie deze beginselen moet toepassen in haar extern beleid.

(3) Bij Besluit 2005/75/EG van de Raad[6] hechtte de Europese Gemeenschap haar goedkeuring aan de toetreding van de Gemeenschap tot het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (hierna 'het verdrag' genoemd), op grond waarvan de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (hierna 'WCPFC' genoemd) is opgericht. De WCPFC is belast met de goedkeuring van maatregelen om de instandhouding op de lange termijn en het duurzame gebruik van over grote afstanden trekkende visbestanden (met inbegrip van tonijn en tonijnachtigen) in het verdragsgebied te garanderen en de mariene ecosystemen waarin deze bestanden zich bevinden te beschermen. Dergelijke maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie.

(4) Overeenkomstig artikel 218, lid 9, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neemt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie een besluit over de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in de regionale organisaties voor visserijbeheer, wanneer die organisaties besluiten met rechtsgevolgen dienen te nemen, met uitzondering van besluiten tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader.

(5) In het licht van de ontwikkeling van de visbestanden in het WCPFC-verdragsgebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe statistische, biologische of andere gegevens die voor of tijdens de jaarlijkse vergadering van de WCPFC worden gepresenteerd, moeten er vóór de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie procedures worden vastgesteld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd.