Overwegingen bij COM(2013)721 - Wijziging Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van BTW wat een standaard btw-aangifte betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Richtlijn 2006/112/EG[12] van de Raad vereist dat belastingplichtigen een btw-aangifte indienen maar geeft de lidstaten speelruimte bij het vaststellen van de gegevens die moeten worden verstrekt. Dit heeft geleid tot uiteenlopende regels en procedures voor het indienen van btw-aangiften in de Unie, een nog grotere complexiteit voor bedrijven en btw-verplichtingen die obstakels opwerpen voor de handel in de Unie.

(2) Om de lasten voor het bedrijfsleven te verlichten en de werking van de interne markt te verbeteren, moet een standaard btw-aangifte worden ingevoerd voor alle bedrijven die zaken doen in de Unie. Het gebruik van gestandaardiseerde aangiften moet de controle op de btw-aangiften door de lidstaten vergemakkelijken.

(3) Het is zaak de administratieve lasten tot een minimum te beperken. De gegevensverstrekking voor de standaard btw-aangifte moet daarom een beperkte reeks van verplichte gegevens omvatten. Wat de standaard btw-aangifte en andere aangiften betreft, mag de lidstaten bovendien niet worden toegestaan andere dan de in hoofdstuk 5 van titel XI van de richtlijn vastgestelde gegevens te verlangen.

(4) Het moet de lidstaten worden toegestaan van belastingplichtigen nadere gegevens te verlangen en te dien einde is het passend een gestandaardiseerde lijst vast te stellen van aanvullende gegevens die kunnen worden gevraagd. Dit is nuttig voor risicoanalyse- en controledoeleinden. Teneinde de transparantie en standaardisering te garanderen, dienen de lidstaten die dergelijke aanvullende gegevens verlangen, het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking hiervan in kennis te stellen.

(5) Om de lidstaten in staat te stellen hun systemen voor de opstelling van statistieken over de levering en verwerving van goederen binnen de Unie aan te passen, dienen de gegevens over de totale waarde van goederenleveringen binnen de Unie en van goederenverwervingen binnen de Unie tot en met 31 december 2019 deel uit te maken van de gegevens die verplicht in de standaard btw-aangifte moeten worden vermeld.

(6) Voor alle bedrijven moet het belastingtijdvak worden vastgesteld op één maand, behalve voor micro-ondernemingen, die per kwartaal een standaard btw-aangifte moeten indienen. De lidstaten moeten nog altijd de mogelijkheid hebben om dit tijdvak te verlengen tot maximaal één jaar om de administratieve lasten te beperken.

(7) Om een minimumnorm vast te leggen, moet het einde van de maand volgende op het belastingtijdvak worden vastgesteld als gemeenschappelijke minimale termijn voor het indienen van de standaard btw-aangifte, waarbij de lidstaten evenwel de flexibiliteit krijgen om deze termijn met een extra maand te verlengen om hogere lasten voor het bedrijfsleven te vermijden.

(8) De betalingstermijnen moeten worden geharmoniseerd om de administratieve lasten te verlagen en het nettobedrag van de btw moet worden voldaan bij het indienen van de btw-aangifte of uiterlijk bij het verstrijken van de termijn waarbinnen de standaard btw-aangifte moet worden ingediend.

(9) Ter bevordering van de elektronische indiening moet worden toegestaan dat de standaard btw-aangifte met elektronische middelen wordt ingediend.

(10) Aangezien de standaard btw-aangifte alle noodzakelijke gegevens voor een eventuele latere herziening bevat, is het passend om de specifieke vereisten betreffende de invoer van goederen en de indiening van een jaarlijks btw-overzicht te schrappen.

(11) De standaard btw-aangifte moet worden gebruikt door alle bedrijven die soortgelijke prestaties verrichten, en daarom moet de mogelijkheid voor de lidstaten om bepaalde bedrijven te ontheffen van de verplichting om een standaard btw-aangifte in te dienen, worden beperkt zodat de verplichting om een dergelijke aangifte in te dienen, een consistente toepassing vindt in de hele Unie.

(12) Voor nieuwe vervoermiddelen en accijnsproducten zijn de vereiste gegevens van specifieke en beperkte aard. Het is niet passend om dergelijke gegevens te standaardiseren in de standaard btw-aangifte. In plaats daarvan moeten deze gegevens worden verzameld via een afzonderlijke aangifte om zo voor de meeste bedrijven de lasten te verlagen.

(13) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van de technische specificaties, inclusief een gemeenschappelijk elektronisch verzendingsbericht, een gemeenschappelijke reeks van definities en procedures voor de indiening, gemeenschappelijke procedures om correcties aan te brengen, en gemeenschappelijke elektronische methoden die een toereikend veiligheidsniveau bieden voor de indiening van de standaard btw-aangifte. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[13].

(14) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken[14] hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(15) Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.