Overwegingen bij COM(2013)96 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES) en het programma voor geregistreerde reizigers (RTP)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)[1] zijn de voorwaarden, criteria en nadere voorschriften vastgesteld voor het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten.

(2) Met [Verordening (EU) nr. XXX van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de Europese Unie overschrijden] wordt beoogd een centraal systeem op te zetten voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden voor een kort verblijf.

(3) Met [Verordening (EU) nr. XXX van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een programma voor geregistreerde reizigers] wordt beoogd het overschrijden van de buitengrenzen gemakkelijker te maken voor frequent reizende, vooraf aan een veiligheidsonderzoek onderworpen en gescreende onderdanen van derde landen, eventueel met behulp van automatische grenscontroles.

(4) Om de controles van onderdanen van derde landen te verrichten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 562/2006, waarbij ook moet worden gecontroleerd of onderdanen van derde landen de toegestane verblijfsduur op het grondgebied van de lidstaten niet hebben overschreden, moeten grenswachters alle beschikbare informatie gebruiken, waaronder de gegevens in het EES en het RTP.

(5) Voor een optimale effectiviteit van het EES en het RTP moeten op geharmoniseerde wijze inreis- en uitreiscontroles worden verricht aan de buitengrenzen.

(6) In verband met de invoering van een EES en een RTP moeten de in Verordening (EG) nr. 562/2006 vastgelegde procedures voor het controleren van personen die de buitengrenzen overschrijden¸ worden aangepast. Dat geldt in het bijzonder voor het stempelen van reisdocumenten bij inreis en uitreis; in plaats daarvan worden alfanumerieke en biometrische gegevens van bepaalde onderdanen van derde landen geregistreerd en wordt eventueel gebruikgemaakt van automatische grenscontroles.

(7) Verordening (EG) nr. 562/2006 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(8) Omdat het aantal onderdanen van derde landen dat de buitengrenzen overschrijdt per lidstaat en binnen de lidstaten per grensdoorlaatpost verschilt, dienen de lidstaten te kunnen beslissen of en in welke mate zij gebruik willen maken van bepaalde technologische mogelijkheden zoals automatische grenscontroles.

(9) Daar het doel van deze verordening, namelijk het wijzigen van de bestaande regels van de Schengengrenscode, alleen op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Europese Unie volgens het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vervatte subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(10) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, dient Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad een besluit heeft genomen over deze verordening, te beslissen of het deze in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(11) Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, en deze verordening is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(12) Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis; Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, en deze verordening is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(13) Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst.

(14) Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999, juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad.

(15) Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999, juncto artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad.

(16) Wat Cyprus betreft, vormt deze verordening voor zover het het programma voor geregistreerde reizigers betreft, een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003.

(17) Wat Bulgarije en Roemenië betreft, vormt deze verordening voor zover het het programma voor geregistreerde reizigers betreft, een rechtsbesluit dat voortbouwt op het Schengenacquis of op een andere wijze daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005.