Overwegingen bij SEC(2010)747 - Aanbeveling van de Raad om het buitensporige overheidstekort in Finland te verhelpen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
1. Overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

2. Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

3. De hervorming in 2005 van het stabiliteits- en groeipact was bedoeld om de doeltreffendheid en de economische onderbouwing van het pact te versterken en tevens de houdbaarheid van de openbare financiën op lange termijn te waarborgen. Deze hervorming moest ervoor zorgen dat bij alle stappen in de BTP met name de economische en budgettaire achtergrond ten volle in aanmerking werd genomen. Op deze wijze verschaft het stabiliteits- en groeipact een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

4. De Raad heeft overeenkomstig artikel 126, lid 6, van het Verdrag op [13 juli 2010] besloten dat er in Finland een buitensporig tekort bestaat.

5. Overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten1 (die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact) dient de Raad ook aanbevelingen te richten tot de betrokken lidstaat opdat deze binnen een bepaalde termijn een einde maakt aan de buitensporigtekortsituatie. In de aanbeveling moet een termijn van ten hoogste zes maanden worden bepaald waarbinnen de betrokken lidstaat doeltreffende actie moet ondernemen om het buitensporige tekort te corrigeren, alsook een termijn voor de correctie van het buitensporige tekort, dat, behoudens bijzondere omstandigheden, binnen het jaar nadat het is geconstateerd verholpen moet zijn. Bij het bepalen of er sprake is van bijzondere omstandigheden, moet rekening worden gehouden met 'relevante factoren' zoals deze worden omschreven in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97. Voorts dient de Raad in een aanbeveling om een buitensporig tekort te verhelpen, te verzoeken om een minimale jaarlijkse verbetering van het structurele saldo, dat wil zeggen het conjunctuurgezuiverde saldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen, van ten minste 0,5% van het bbp als benchmark te realiseren.

6. In het geval van Finland zijn de relevante factoren zoals verduidelijkt in artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1467/97 en zoals onderzocht in het verslag van de Commissie overeenkomstig artikel 124, lid 3, als gunstig aangemerkt. Ze wijzen echter niet op het bestaan van bijzondere omstandigheden op grond waarvan mag worden afgeweken van de standaardtermijn voor de correctie van het tekort. Met name daalt het overheidstekort volgens de voorjaarsprognoses 2010 van de diensten van de Commissie al in 2011 bij ongewijzigd beleid tot net onder de referentiewaarde van 3%.

7. Vóór de mondiale crisis beschikte Finland over een aanzienlijk overschot op de begroting. Daardoor kon het een vrij omvangrijk pakket discretionaire budgettaire stimuleringsmaatregelen ter grootte van 1,8% van het bbp in 2009 en 1,1% van het bbp in 2010 vaststellen en de automatische stabilisatoren onbelemmerd laten werken, met als gevolg dat in 2009 een overheidstekort van 2,2% van het bbp is ontstaan. Volgens de BTP-kennisgeving van het ministerie van Financiën van april 2010 zal het tekort nog verder oplopen tot 4,1% van het bbp in 2010. In de voorjaarsprognoses van de diensten van de Commissie valt het in 2010 met 3,8% van het bbp iets lager uit. Volgens de derde aanvullende begroting die het ministerie van Financiën op 14 mei 2010 bij het parlement heeft ingediend, kunnen de belastingontvangsten in 2010 evenwel 0,5% van het bbp hoger uitvallen dan gepland, zulks met name vanwege hogere ontvangsten uit de vennootschapsbelasting. Dit zou betekenen dat de huidige projecties voor de overheidsfinanciën aan opwaartse risico's onderhevig zijn, maar omdat deze projecties niet volledig zijn bijgewerkt, is het tekortdoel voor 2010 niet officieel bijgesteld en blijft de huidige beoordeling geldig. Voor 2011 gaan zowel het ministerie van Financiën als de diensten van de Commissie er in hun prognoses van uit dat het overheidstekort bij ongewijzigd beleid daalt tot iets minder dan 3% van het bbp. Uitgaande van de prognoses van de diensten van de Commissie impliceert de correctie van het buitensporige tekort in 2011 een begrotingsinspanning van circa 0,3 procentpunt van het bbp in 2011.

8. Het belangrijkste instrument voor de beheersing van de uitgaven van de centrale overheid zijn de meerjarige uitgavenplafonds, die geen rekening houden met conjunctuurgevoelige uitgaven en derhalve volledig vrij spel hebben gelaten aan de automatische stabilisatoren. Deze aanpak, en met name de onbelemmerde werking van de automatische stabilisatoren, heeft in de crisisperiode weliswaar voor ondersteuning van de economische activiteit en van de sociale cohesie gezorgd, maar heeft ook tot een vrij sterke verslechtering van de overheidsfinanciën geleid. Dit begrotingskader zal derhalve pas tot een vermindering van de druk op de uitgaven van de centrale overheid, waaronder de sociale uitgaven, leiden wanneer het economisch herstel goed doorzet. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor een groot deel van de leeftijdsgebonden overheidsuitgaven, zoals de uitgaven aan onderwijs, gezondheidszorg en langdurige zorg en zijn niet gebonden aan centraal opgelegde uitgavenplafonds. Om de stijging van de uitgaven op te vangen, zijn de lokale belastingtarieven doorgaans verhoogd, waarmee wordt voorkomen dat op gemeentelijk niveau schulden worden opgebouwd, maar de totale nationale belastingdruk wel toeneemt. De regering streeft naar een hervorming van de structuren en dienstverlening van de decentrale overheden op middellange termijn om de uitgavengroei in verband met de vergrijzing aan banden te leggen.

9. In haar advies van 26 april 2010 over de meest recente actualisering van het stabiliteitsprogramma heeft de Raad de houdbaarheid van de Finse overheidsfinanciën op lange termijn beoordeeld en de autoriteiten verzocht tijdig stappen te zetten om een breed opgezette en concrete begrotingsstrategie op middellange termijn uit te stippelen om de begroting vanaf 2011 te consolideren, mede met het oog op het bereiken van de MTD en het herstel van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn.

10. De bruto overheidsschuld bedroeg in 2009 44% van het bbp. Volgens de BTP-kennisgeving van april zal deze in 2010 oplopen tot 49,9% van het bbp. Volgens de voorjaarsprognoses van de Commissie zal de schuldquote iets sneller toenemen en uitkomen op 50,5% van het bbp in 2010 en 54,9% van het bbp in 2011, waarmee deze dus onder de referentiewaarde van 60% van het bbp blijft.

11. Om beter toezicht te kunnen uitoefenen in het kader van de BTP, zal regelmatig en tijdig moeten worden gecontroleerd welke vorderingen zijn gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de budgettaire consolidatiestrategie. Daarom zou daaraan in de komende actualiseringen van het stabiliteitsprogramma van Finland een apart hoofdstuk kunnen en moeten worden gewijd.

12. In het algemeen moeten de maatregelen ter consolidering van de begroting naar het oordeel van de Raad een duurzame verbetering van het overheidssaldo teweegbrengen en er tegelijkertijd op gericht zijn de kwaliteit van de openbare financiën te bevorderen en het groeipotentieel van de economie te versterken,

BEVEELT AAN:

1. Aangezien de Finse begrotingssituatie in 2010 het gevolg is van maatregelen ter grootte van 1,8% van het bbp in 2009 en 1,1% in 2010, die een passende reactie vormen op de neergang en die aansloten bij de beginselen van het Europees economisch herstelplan, en ook een gevolg is van de onbelemmerde werking van automatische stabilisatoren, maken de Finse autoriteiten uiterlijk in 2011 een einde aan de thans bestaande buitensporigtekortsituatie.

2. De Finse autoriteiten dringen het overheidstekort op geloofwaardige en duurzame wijze terug tot onder de 3% van het bbp. Daartoe wordt in het bijzonder van de Finse autoriteiten het volgende verwacht:


a. zij voeren de begrotingsmaatregelen in 2010 conform de meest recente actualisering van het stabiliteitsprogramma uit en zorgen er tegelijk voor dat de beoogde overschrijding van de referentiewaarde van 3% van het bbp binnen de perken en van tijdelijke aard blijft;

b. zij verrichten een begrotingsinspanning van ten minste een ½% van het bbp in 2011;

c. zij geven concreet invulling aan maatregelen om de beoogde correctie van het buitensporige tekort in 2011 te waarborgen.

3. De Raad stelt [13 januari 2011] vast als uiterste datum waarop de Finse regering doeltreffende actie moet ondernemen en invulling moet geven aan de noodzakelijke maatregelen om de correctie van het buitensporige tekort naderbij te brengen. Bij de beoordeling van de doeltreffendheid van deze actie zal rekening worden gehouden met de economische ontwikkelingen die zich ten opzichte van de economische vooruitzichten in de voorjaarsprognoses 2010 van de diensten van de Commissie hebben voorgedaan.

De Finse autoriteiten brengen, tot de beëindiging van de buitensporigtekortprocedure, in een apart hoofdstuk in de komende actualiseringen van het stabiliteitsprogramma verslag uit over de vorderingen die bij de uitvoering van deze aanbevelingen zijn gemaakt.

Voorts wijst de Raad op het belang van het bereiken van de middellangetermijndoelstelling (MTD) voor een passend begrotingsbeheer in tijden van economische neergang en voor het herstel van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn. Daarom verzoekt hij de Finse autoriteiten de budgettaire consolidatie na de correctie van het buitensporige tekort voort te zetten en af te koersen op de middellangetermijndoelstelling voor de begrotingssituatie, namelijk een structureel overschot van 0,5% van het bbp.

Deze aanbeveling is gericht tot de Republiek Finland.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De voorzitter
[…]

1PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6.

NL NL