Overwegingen bij COM(2006)659 - Standpunt van de EG in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie over de toetreding van Vietnam tot de Wereldhandelsorganisatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Op 4 januari 1995 diende de regering van de Socialistische Republiek Vietnam krachtens artikel XII van de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) een verzoek in om toetreding tot die overeenkomst.

(2) Op 31 januari 1995 is een werkgroep betreffende de toetreding van Vietnam opgericht, om overeenstemming te bereiken over toetredingsvoorwaarden die zowel voor de Socialistische Republiek Vietnam als voor alle WTO-leden aanvaardbaar waren.

(3) De Commissie heeft namens de Gemeenschap onderhandeld over een lange reeks verbintenissen tot openstelling van de markt door de Socialistische Republiek Vietnam, die voor de Gemeenschap van bijzonder belang zijn. Deze verbintenissen zijn vervat in een bilaterale overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Vietnam en de Gemeenschap, die op 9 oktober 2004 is ondertekend.

(4) Deze verbintenissen zijn nu neergelegd in het Protocol inzake de toetreding van de Socialistische Republiek Vietnam tot de WTO.

(5) De toetreding tot de WTO zal naar verwachting een blijvende positieve bijdrage leveren tot het proces van economische hervorming en duurzame ontwikkeling in de Socialistische Republiek Vietnam.

(6) Door de toetreding van de Socialistische Republiek Vietnam tot de WTO worden bovendien de handelsbetrekkingen van de Gemeenschap met de Socialistische Republiek Vietnam in een stabiel en juridisch bindend kader ingebed.

(7) Het toetredingsprotocol moet daarom worden goedgekeurd.

(8) Artikel XII van de Overeenkomst tot oprichting van de WTO bepaalt dat overeenstemming moet worden bereikt over de toetredingsvoorwaarden tussen het toetredend lid en de WTO, en dat aan WTO-zijde de toetredingsvoorwaarden moeten worden goedgekeurd door de Ministeriële Conferentie van de WTO. Artikel IV.2 van de Overeenkomst tot oprichting van de WTO bepaalt dat in de perioden tussen de vergaderingen van de Ministeriële Conferentie, haar functies worden waargenomen door de Algemene Raad.

(9) Het is daarom noodzakelijk het standpunt vast te stellen dat de Gemeenschap in de Algemene Raad moet innemen.