Overwegingen bij COM(1999)689 - Invoer in de EG van producten uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië en de invoer van wijn uit Macedonië en uit Slovenië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Verordening (EG) nr. 70/97 van de Raad betreffende de invoer in de Gemeenschap van producten uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië en de invoer van wijn uit de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en uit Slovenië  i loopt af op 31 december 1999.

(2) De daarin vervatte regelingen moeten uiteindelijk worden vervangen door bepalingen in het kader van toekomstige bilaterale overeenkomsten en specifieke overeenkomsten over wijn met de betrokken landen. In afwachting daarvan moeten de regelingen die in Verordening (EG) nr. 70/97 zijn vervat worden gehandhaafd. De tariefplafonds voor industrieproducten moeten jaarlijks met 5% worden verhoogd, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 70/97. Verordening (EG) nr. 70/97 van de Raad is inmiddels een aantal malen gewijzigd, en in verband met de wijzigingen van de gecombineerde nomenclatuur en de onderverdelingen van Taric en andere technische aanpassingen is het wenselijk voor de verlenging van de autonome handelspreferenties een volledig nieuwe verordening vast te stellen. Het is niet nodig in deze verordening producten op te nemen waarvoor in het kader van het gemeenschappelijk douanetarief het nulrecht geldt.

(3) Overeenkomstig de regionale aanpak van de EU, gebaseerd op de conclusies van de Raad van 29 april 1997, gelden voor de ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen tussen de Europese Unie en de republieken die uit het voormalige Joegoslavië zijn voortgekomen, met uitzondering van Slovenië, bepaalde voorwaarden. De autonome handelspreferenties kunnen uitsluitend worden verlengd wanneer de betrokken landen de fundamentele beginselen van de democratie en de mensenrechten naleven en bereid zijn de onderlinge economische betrekkingen te ontwikkelen. Derhalve dient te worden geverifieerd of Bosnië-Herzegovina, Kroatië en de Federatieve Republiek Joegoslavië aan deze voorwaarden voldoen.

(4) Bosnië-Herzegovina en Kroatië voldoen aan de desbetreffende voorwaarden en moeten daarom voor de regeling van autonome handelspreferenties in aanmerking blijven komen.

(5) De Raad gaf bij de uitbreiding van de autonome handelspreferenties tot de Federatieve Republiek Joegoslavië op 29 april 1997 een verklaring uit, waarin hij zijn verwachtingen ten aanzien van de democratisering aangeeft, waarvan een van de belangrijkste elementen de snelle en volledige tenuitvoerlegging van de aanbevelingen van het rapport-González is. De Raad merkte tevens op dat het besluit tot toekenning van autonome handelspreferenties zou worden herzien, indien ten aanzien van deze criteria geen vooruitgang zou worden geboekt. Ten aanzien van de desbetreffende voorwaarden is geen significante vooruitgang geboekt, en mede gezien de gebeurtenissen in Kosovo en elders in de regio kan de Federatieve Republiek Joegoslavië derhalve nog niet in de autonome handelsregeling worden opgenomen, hetgeen niet uitsluit dat de Federatieve Republiek Joegoslavië in een later stadium alsnog in genoemde regeling wordt opgenomen, mits dan aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.

(6) De preferentiële concessies houden in: vrijstelling van douanerechten en afschaffing van kwantitatieve beperkingen voor industrieproducten, met uitzondering van enkele producten waarvoor tariefplafonds gelden, en speciale concessies voor een aantal landbouwproducten.

(7) Voor de regelingen die van toepassing zijn op de invoer van textielproducten van oorsprong uit Bosnië-Herzegovina en Kroatië, geldt het bepaalde in Verordening (EG) nr. 517/94  i.

(8) Voor de certificatie van de oorsprong en de procedures voor administratieve samenwerking zijn de desbetreffende bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2454/93  i van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92  i van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek van toepassing.

(9) De Gemeenschap kan toezicht houden door middel van een administratieve procedure waarbij de betrokken producten op communautair niveau op de tariefplafonds worden afgeboekt wanneer zij bij de douane-instanties voor het vrije verkeer worden aangegeven. Deze administratieve procedure dient te voorzien in de mogelijkheid de douanerechten opnieuw in te stellen zodra de plafonds op communautair niveau zijn bereikt.

(10) Deze administratieve procedure vereist nauwe en bijzonder snelle samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, die met name moet kunnen volgen welke hoeveelheden op de plafonds worden afgeboekt.

(11) Het besluit tot opening van tariefcontingenten moet door de Gemeenschap worden genomen ter uitvoering van haar internationale verplichtingen. Met het oog op doeltreffend gemeenschappelijk beheer van deze contingenten moet de lidstaten de mogelijkheid worden gegeven van deze gecontingenteerde hoeveelheden de met hun werkelijke invoer overeenstemmende hoeveelheden op te nemen. Deze wijze van beheer veronderstelt echter nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, die met name moet kunnen volgen in welk tempo de contingenten worden benut en de lidstaten daarvan in kennis moet kunnen stellen.

(12) Met name moet erop worden toegezien dat alle importeurs in de Gemeenschap in gelijke mate en zonder onderbreking toegang hebben tot de genoemde tariefcontingenten en dat de aan deze contingenten verbonden tarieven zonder onderbreking worden toegepast op alle invoer van de betrokken producten in alle lidstaten, tot de contingenten volledig zijn benut.

(13) Om de effectiviteit en de snelheid van het beheer van de tariefcontingenten en tariefplafonds te verbeteren, dient de communicatie tussen de lidstaten en de Commissie zoveel mogelijk te geschieden door middel van een telematicaverbinding.

(14) Met het oog op rationalisatie en vereenvoudiging moet de Commissie, na raadpleging van het Comité Douanewetboek en onverminderd de specifieke procedures van artikel 8 van deze verordening, alle noodzakelijke wijzigingen en technische correcties in deze verordening kunnen aanbrengen.

(15) De voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vereiste maatregelen zijn beheersmaatregelen in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden  i; zij dienen daarom te worden vastgesteld overeenkomstig de beheersprocedure waarin in artikel 4 van dat besluit is voorzien.

(16) Wanneer de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad door fraude, herhaalde ernstige onregelmatigheden of een duidelijk gebrek aan administratieve medewerking van de zijde van de landen waarop deze verordening betrekking heeft, moet de Gemeenschap in staat zijn snel maatregelen te nemen ten aanzien van deze landen. De Commissie moet, na de lidstaten en de betrokken handelaren in kennis te hebben gesteld van haar gegronde twijfel omtrent de oorsprong van de betrokken goederen, in staat moet zijn bepaalde preferenties tijdelijk in te trekken, indien daartoe voldoende bewijsmateriaal voorhanden is.

(17) Het huidige systeem van algemene handelspreferenties moet, met inachtneming van de bestaande handelsstromen, worden gesplitst in afzonderlijke handelspreferenties voor elk van de betrokken landen, teneinde te voorzien in een transparante en rechtvaardige verdeling van de preferenties over deze landen en in mogelijke toekomstige onderhandelingen over bilaterale overeenkomsten. Het gedeelte van de voormalige algemene handelspreferenties dat overeenstemt met het aandeel van de invoer uit de Federale Republiek Joegoslavië wordt gereserveerd voor mogelijk toekomstig gebruik door dit land, zodra het voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor het stelsel van autonome handelspreferenties waarin deze verordening voorziet. Voor wijn worden de algemene preferenties gehandhaafd, teneinde verstoring te voorkomen van de onderhandelingen over een afzonderlijke overeenkomst voor wijn, die met Slovenië reeds zijn aangevangen en met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië zijn gepland.

(18) Overeenkomstig de conclusies van de Raad van 13 september 1999 is het stelsel van autonome handelspreferenties verbeterd, met name door het te vereenvoudigen en de tariefplafonds voor industrieproducten te verlagen. Voor 16 van de resterende 32 tariefplafonds voor industrieproducten wordt een aanvullende verhoging van het volume aangeboden.

(19) De invoerregelingen worden verlengd op basis van de voorwaarden die de Raad voor de ontwikkeling van de betrekkingen tussen de Gemeenschap en de betrokken landen heeft vastgesteld, onder meer in het kader van de Regionale Aanpak en het stabilisatie- en associatieproces voor de landen van Zuidoost-Europa, zoals goedgekeurd in de conclusies van de Raad van 21 en 22 juli 1999. Te allen tijde kan worden besloten landen van deze handelsregelingen uit te sluiten of hen daarin (opnieuw) op te nemen, onder meer op basis van verslagen inzake de naleving van het conditionaliteitsbeleid als vastgesteld op 29 april 1997. Het is daarom dienstig de geldigheidsduur van deze regelingen te verlengen tot 31 december 2001.