Overwegingen bij COM(2023)704 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2021/512 waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen met betrekking tot Noord-Ierland die afwijkt van de artikelen 16 en 168 van de btw-richtlijn, wat betreft een verlenging van de machtiging

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/512 van de Raad2 is het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland gemachtigd om tot en met 31 december 2023 een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van de artikelen 16 en 168 van Richtlijn 2006/112/EG om de btw die is verschuldigd over de brandstofuitgaven voor auto’s van de zaak die voor privédoeleinden worden gebruikt, op forfaitaire basis vast te stellen (“de bijzondere maatregel”).

(2) Overeenkomstig artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd btw op de goederen en diensten die de persoon voor belaste handelingen aanschaft, in mindering te brengen. Overeenkomstig artikel 16 van die richtlijn wordt echter met een levering van goederen onder bezwarende titel gelijkgesteld, het door belastingplichtigen aan hun bedrijf onttrekken van een goed voor eigen privédoeleinden of voor privédoeleinden van hun personeel, ingeval met betrekking tot dat goed of de bestanddelen daarvan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van btw is ontstaan. Op deze manier kan initieel afgetrokken btw worden teruggenomen voor het gedeelte privégebruik.

(3) Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 13 juli 2023, heeft het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland verzocht om de bijzondere maatregel ook na 31 december 2023 te mogen blijven toepassen.

(4) Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG, heeft de Commissie het verzoek van het Verenigd Koninkrijk bij brieven van 7 augustus 2023 aan de lidstaten toegezonden, met uitzondering van Cyprus, dat bij brief van 8 augustus 2023 in kennis is gesteld. Bij brief van 8 augustus 2023 heeft de Commissie het Verenigd Koninkrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(5) Volgens de informatie die het Verenigd Koninkrijk in zijn verzoek heeft verstrekt, zijn de feitelijke omstandigheden die de rechtvaardiging voor de bijzondere maatregel vormen, ongewijzigd. Bovendien blijkt uit een toelichting op de werking van de bijzondere maatregel in het verzoek dat de bijzondere maatregel doeltreffend is gebleken bij het vereenvoudigen, zowel voor belastingplichtigen als voor de belastingdienst, van de procedure voor de btw-inning met betrekking tot uitgaven voor brandstof voor auto’s van de zaak die gedeeltelijk voor privédoeleinden worden gebruikt.

(6) Het is daarom passend de in Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/512 vastgestelde machtiging te verlengen. De verlenging van de machtiging moet in de tijd worden beperkt om het Verenigd Koninkrijk in staat te stellen naar behoren na te gaan of de op forfaitaire basis vastgestelde btw nog altijd een correcte afspiegeling is van de uitgaven voor brandstof voor auto’s van de zaak die voor privédoeleinden worden gebruikt. De machtiging van de bijzondere maatregel moet derhalve op 31 december 2026 vervallen.

(7) Indien het Verenigd Koninkrijk om een verdere verlenging van de bijzondere maatregel na 31 december 2026 zou verzoeken, moet het een dergelijk verzoek aan de Commissie uiterlijk op 31 maart 2026 vergezeld doen gaan van een verslag.

(8) Overeenkomstig artikel 8, tweede alinea, van het protocol worden ontvangsten uit in Noord-Ierland belastbare transacties niet aan de Unie overgemaakt. Daarom zal de derogatiemaatregel geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

(9) Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/512 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,