Overwegingen bij COM(2023)280 - Bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen en de samenwerking op het gebied van de bescherming van volwassenen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Deze verordening heeft tot doel om voor grensoverschrijdende zaken regels vast te stellen betreffende de bescherming van volwassenen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen. In deze verordening zijn met name regels vastgesteld inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen, de aanvaarding van authentieke akten en de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten.

(2) De Unie heeft zich ten doel gesteld om met volledige eerbiediging van de grondrechten de Unie tot stand te brengen, in stand te houden en te ontwikkelen als een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte moet de Unie onder meer maatregelen nemen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, met name wanneer dit nodig is voor de goede werking van de interne markt.

(3) Overeenkomstig artikel 81, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) kan het daarbij onder meer gaan om maatregelen die gericht zijn op het waarborgen van de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor collisie en jurisdictiegeschillen en de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging tussen de lidstaten van rechterlijke beslissingen en van beslissingen in buitengerechtelijke zaken.

(4) De Unie heeft een aantal wetgevingshandelingen aangenomen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen. Met uitzondering van de in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad10 vastgestelde regel inzake de bekwaamheid van natuurlijke personen in het kader van grensoverschrijdende verbintenissen uit overeenkomst in burgerlijke en handelszaken, regelt geen van die wetgevingshandelingen van de Unie de grensoverschrijdende aspecten van de handelingsbekwaamheid van natuurlijke personen. Evenzo regelt geen enkele rechtshandeling van de Unie de burgerrechtelijke aspecten van de grensoverschrijdende bescherming van volwassenen die vanwege belemmeringen als gevolg van een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens, in combinatie met een reeks persoonlijke factoren en factoren die verband houden met hun leefomgeving, niet in staat zijn hun belangen te behartigen, of die het nodig kunnen hebben dat de ondersteuning en waarborgen die hun bij de uitoefening van hun handelingsbekwaamheid in een lidstaat worden geboden, in de hele Unie van toepassing zijn.

(5) Bij gebreke van dergelijke gemeenschappelijke regels kunnen er zich verschillende problemen voordoen voor volwassenen die niet in staat zijn hun belangen in grensoverschrijdende situaties te behartigen, onder meer wanneer die volwassenen naar een andere lidstaat verhuizen of wanneer zij onroerende goederen of andere activa bezitten in een andere lidstaat. Er kunnen zich bijvoorbeeld problemen voordoen wanneer in een lidstaat genomen maatregelen ter bescherming van volwassenen, waaronder ondersteunende maatregelen voor de uitoefening van de handelingsbekwaamheid, in andere lidstaten moeten worden ingeroepen, of wanneer de vertegenwoordigingsbevoegdheden die door de volwassenen zijn toegekend aan hun vertegenwoordigers voor wanneer de volwassenen niet in staat zijn hun belangen te behartigen, later in het buitenland moeten worden ingeroepen. Deze moeilijkheden kunnen ernstige negatieve gevolgen hebben voor de rechtszekerheid in grensoverschrijdende zaken, voor de rechten en het welzijn van volwassenen en voor de eerbiediging van hun waardigheid. Met name de grondrechten van volwassenen, zoals toegang tot de rechter, het recht op autonomie, het recht op eigendom en op vrij verkeer, kunnen negatief worden beïnvloed.

(6) Uniforme regels van internationaal privaatrecht voor grensoverschrijdende situaties zijn dus noodzakelijk om de bescherming van de grondrechten van volwassenen met een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens te verbeteren. Op internationaal niveau voorziet het Verdrag van 13 januari 2000 inzake de internationale bescherming van volwassenen (“HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000”) in regels inzake de rechterlijke bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bescherming van die volwassenen, alsook in regels inzake het toepasselijke recht voor vertegenwoordigingsbevoegdheden en inzake de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten of de centrale autoriteiten van de verdragsluitende partijen.

(7) Het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 belet de verdragsluitende partijen niet om bij hun samenwerking op het gebied van de bescherming van volwassenen verder te gaan dan de bepalingen van dat verdrag zelf of zelfs om in hun onderlinge betrekkingen af te wijken van de regels ervan. In overeenstemming met artikel 49, leden 2 en 3, van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 worden er in deze verordening regels vastgesteld op de door dat verdrag bestreken gebieden met betrekking tot volwassenen die hun gewone verblijfplaats in een lidstaat hebben. De bij deze verordening vastgestelde regels mogen in de betrekkingen tussen de lidstaten en derde staten die partij zijn bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, geen afbreuk doen aan de toepassing van dat verdrag. 

(8) In deze verordening moet een aantal regels van het HCCH‑Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 worden overgenomen, met name de regels inzake de internationale bevoegdheid en het toepasselijke recht, en die regels moeten rechtstreeks toepasselijk worden gemaakt in de betrekkingen tussen de lidstaten. Het is echter passend dat de Unie in de betrekkingen tussen de lidstaten de bescherming van volwassenen in grensoverschrijdende situaties binnen de Unie verder verbetert, voortbouwend op het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en op de ervaring die op andere gebieden van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken is opgedaan. Deze verordening moet derhalve de regels van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 aanvullen door regels vast te stellen die erop gericht zijn de procedures en de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te vereenvoudigen, te stroomlijnen en te moderniseren. Het moet met name mogelijk zijn het recht op autonomie van volwassenen en hun recht om hun handelingsbekwaamheid op voet van gelijkheid met anderen uit te oefenen, te bevorderen door in een grensoverschrijdende context het gebruik van vertegenwoordigingsbevoegdheden te vergemakkelijken, waarbij volwassenen hun bescherming vooraf hebben geregeld voor wanneer zij niet meer in staat zullen zijn hun eigen belangen te behartigen, en door volledige en onmiddellijke uitvoering te geven aan de door de volwassenen gemaakte keuzes.

(9) Gelet op de complementariteit van deze verordening en het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, alsook op de noodzaak om te zorgen voor blijvende bescherming van volwassenen in grensoverschrijdende situaties waarbij lidstaten en derde landen betrokken zijn, moet de uitlegging van de regels van deze verordening en die van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, voor zover mogelijk, op elkaar worden afgestemd.

(10) Bovendien moet bij de uitlegging van de in deze verordening vastgestelde regels worden uitgegaan van de doelstellingen ervan, namelijk het verbeteren van de bescherming van de grondrechten en fundamentele vrijheden en andere rechten van volwassenen in grensoverschrijdende situaties, waaronder het recht op autonomie, de toegang tot de rechter, het recht op eigendom, het recht om te worden gehoord, het recht op vrij verkeer en gelijkheid. In dit verband bouwt deze verordening voort op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“Handvest”) en op het internationaal recht inzake de mensenrechten op dit gebied. De volwassenen die onder deze verordening vallen, zijn voor het merendeel personen met een handicap. Hun rechten, waaronder het recht op gelijkheid voor de wet, integriteit, toegang tot de rechter en eerbiediging van hun inherente waardigheid en individuele autonomie, worden gewaarborgd door het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap11 (“UNCRPD”), waarbij zowel de Unie als haar lidstaten partij zijn. De door het UNCRPD gewaarborgde rechten moeten zowel in nationale als in grensoverschrijdende zaken worden beschermd, en wanneer er maatregelen worden genomen ten aanzien van personen met een handicap, moeten die maatregelen in overeenstemming zijn met het UNCRPD. Deze verordening, waarin er regels van internationaal privaatrecht zijn vastgesteld voor grensoverschrijdende zaken, moet worden toegepast in overeenstemming met de mensenrechtenverplichtingen uit hoofde van het UNCRPD, met name de artikelen 3, 9, 12 en 19. Als partijen bij het UNCRPD moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun nationale materiële en procedurele wetgeving inzake de behandeling van volwassenen strookt met de mensenrechtenverplichtingen uit hoofde van het UNCRPD. De lidstaten moeten met name de gelijkheid van volwassenen voor de wet en hun recht om op voet van gelijkheid met anderen in alle aspecten van het leven handelingsbekwaam te zijn, met de ondersteuning die zij nodig kunnen hebben, eerbiedigen, alsook de autonomie en integriteit van de volwassenen conform artikel 12 van het UNCRPD.

(11) Naast de bescherming in grensoverschrijdende situaties van de grondrechten en fundamentele vrijheden en andere rechten van volwassenen, waaronder de eerbiediging van hun wil en voorkeuren, heeft deze verordening ook tot doel de doeltreffendheid en snelheid van gerechtelijke en administratieve procedures betreffende de bescherming van volwassenen te verhogen door de mechanismen voor samenwerking in grensoverschrijdende procedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen. Voorts is het de bedoeling de rechtszekerheid en voorspelbaarheid in grensoverschrijdende zaken te vergroten, zowel voor volwassenen en hun vertegenwoordigers als voor andere partijen, ongeacht of deze openbare of particuliere entiteiten zijn. Het bieden van meer rechtszekerheid en van eenvoudigere, gestroomlijnde en gedigitaliseerde procedures moet personen ook aanmoedigen om hun recht op vrij verkeer uit te oefenen.

(12) Deze verordening moet van toepassing zijn op burgerlijke zaken in verband met de bescherming van volwassenen, met name wat betreft maatregelen, authentieke akten en vertegenwoordigingsbevoegdheden die gericht zijn op de bescherming van volwassenen. De bescherming is vereist vanwege ontoereikendheid van of een stoornis in de persoonlijke vermogens van de volwassene, welke permanent of tijdelijk en onder meer van fysieke of psychosociale aard kan zijn, of verband kan houden met een leeftijdsgerelateerde ziekte, zoals de ziekte van Alzheimer, of welke het gevolg kan zijn van een gezondheidsaandoening, zoals een coma. De bescherming is met name vereist wanneer obstakels voor de interactie met een reeks omgevings- en persoonlijke factoren de deelname van volwassenen aan de samenleving op voet van gelijkheid met anderen belemmeren, met name wanneer de ontoereikendheid van of stoornis in de persoonlijke vermogens van de volwassene van dien aard is dat zij die volwassene ervan weerhouden zijn of haar eigen belangen te behartigen, waaronder eigendomsbelangen en persoonlijke of gezondheidsbelangen. Ernstige verwaarlozing van de persoonlijke of eigendomsbelangen van de verwanten voor wie de volwassene verantwoordelijk is, kan ook wijzen op een ontoereikendheid van of stoornis in de persoonlijke vermogens van de volwassene.

(13) Wanneer er ter bescherming van een kind maatregelen zijn genomen die van kracht blijven of van kracht worden nadat het kind meerderjarig is geworden, moeten deze maatregelen onder deze verordening vallen zodra het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

(14) De voor beschermingsmaatregelen gebruikte terminologie loopt in de rechtsstelsels van de lidstaten uiteen; deze terminologische verschillen mogen geen gevolgen hebben voor de erkenning van dergelijke beschermingsmaatregelen in andere lidstaten.

(15) Ongeacht de juridische terminologie die in elke lidstaat wordt gebruikt, moeten maatregelen ter bescherming van volwassenen die met inachtneming van de grondrechten van de betrokken volwassenen worden genomen, vrij kunnen circuleren in de Unie. Daartoe moet deze verordening worden uitgelegd in overeenstemming met het Handvest en het UNCRPD. Ter bescherming van het recht op autonomie moeten er in deze verordening waarborgen worden opgenomen en moet het mogelijk zijn de erkenning te weigeren van maatregelen die zijn genomen zonder dat de volwassene de mogelijkheid werd geboden om te worden gehoord, behalve in gerechtvaardigde uitzonderlijke omstandigheden die verband houden met de urgentie van de situatie of in gevallen die kennelijk strijdig zijn met de openbare orde. Wanneer er wordt beoordeeld of een door de autoriteiten van een andere lidstaat genomen maatregel niet kennelijk strijdig is met de openbare orde, moeten de autoriteiten van een lidstaat waar om erkenning wordt verzocht, beoordelen of die maatregel, in het licht van de artikelen 3, 9, 12 en 19 van het UNCRPD, de grondrechten van de volwassene eerbiedigt.

(16) Om een uniforme uitlegging van deze verordening te waarborgen, moeten in deze verordening met name de begrippen “volwassenen”, “vertegenwoordigers” en “autoriteiten” worden gedefinieerd, aangezien deze begrippen in de rechtsstelsels van de lidstaten verschillende betekenissen kunnen hebben. Voor de toepassing van deze verordening is een volwassene een persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. Afhankelijk van de context kan het bijvoorbeeld gaan om volwassenen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen, dan wel om volwassenen die vertegenwoordigingsbevoegdheden hebben toegekend die moeten worden uitgeoefend wanneer die volwassenen niet meer in staat zijn hun belangen te behartigen.

(17) Verwijzingen naar een “vertegenwoordiger” in deze verordening moeten, naar gelang van het geval, worden opgevat als verwijzingen naar een of meer vertegenwoordigers. 

(18) Voor de toepassing van deze verordening en in overeenstemming met de terminologie van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, moet het begrip “autoriteit” worden uitgelegd als een verwijzing naar de gerechtelijke of administratieve autoriteiten die maatregelen nemen ter bescherming van de volwassene. Meer in het algemeen moet onder een “bevoegde autoriteit” worden verstaan een overheidsinstantie van een lidstaat die verantwoordelijk is op het gebied van de bescherming van volwassenen. Hieronder vallen autoriteiten die maatregelen nemen, autoriteiten die authentieke akten verlijden en autoriteiten die attesten, formulieren of de Europese verklaring van vertegenwoordiging afgeven. Hieronder vallen ook andere autoriteiten of entiteiten die in een officiële hoedanigheid optreden in aangelegenheden die verband houden met de bescherming van volwassenen, zoals de instanties die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op of de tenuitvoerlegging van maatregelen.

(19) De regels inzake internationale bevoegdheid en toepasselijk recht met betrekking tot de bescherming van volwassenen moeten dezelfde zijn als die van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, teneinde discrepanties te voorkomen en ervoor te zorgen dat dezelfde regels, voor zover mogelijk, van toepassing zijn op zaken waarbij lidstaten en derde landen die partij zijn bij dat verdrag betrokken zijn. Het is mogelijk dat sommige lidstaten, op het moment dat deze verordening van toepassing wordt, geen partij zijn bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000. Om rekening te houden met alle scenario’s moet het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 aan deze verordening worden gehecht.  

(20) Het is passend het bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 ingestelde stelsel van internationale bevoegdheid aan te vullen om naar behoren rekening te houden met de bevoegdheidskeuze door volwassenen in de Unie. Om het recht op autonomie van volwassenen beter te beschermen, moet de bevoegdheidskeuze die volwassenen maken wanneer zij regelingen treffen voor hun toekomstige vertegenwoordiging, worden geëerbiedigd zonder dat er daartoe aanvullende procedures nodig zijn, met name inzake de goedkeuring door de autoriteiten van de lidstaten van de gewone verblijfplaats van de volwassenen. Aangezien de persoonlijke of financiële situatie van een volwassene kan evolueren tussen het tijdstip waarop de bevoegdheidskeuze wordt gemaakt en het tijdstip waarop de volwassene bescherming nodig heeft, moeten de gekozen gerechten echter de mogelijkheid hebben om te beoordelen of de door de volwassene gemaakte keuze nog steeds in het belang van die volwassene is op het tijdstip waarop de betrokken zaak bij hen aanhangig wordt gemaakt. Bij deze beoordeling moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met het standpunt van de betrokken volwassene en met het belang van de veranderingen in zijn of haar levensomstandigheden en bezittingen sinds het tijdstip waarop de bevoegdheidskeuze is gemaakt.

(21) De vaststelling van een extra bevoegdheidsgrond op basis van de keuze van de volwassene mag het mechanisme van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 niet verstoren, en mag geen afbreuk doen aan de doeltreffendheid van de communicatie tussen autoriteiten, en moet positieve en negatieve bevoegdheidsconflicten voorkomen. De mechanismen die zijn ingesteld bij de artikelen 7, 9, 10 en 11 van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000, waarbij voorrang wordt gegeven aan bepaalde bevoegdheidsgronden, de gevolgen van bepaalde maatregelen worden beperkt en wordt voorzien in de uitwisseling van informatie tussen de autoriteiten van de gewone verblijfplaats en de autoriteiten met een subsidiaire of parallelle bevoegdheid, moeten derhalve ook in de Unie van toepassing zijn op autoriteiten die hun bevoegdheid uitoefenen op grond van de keuze van de volwassene. Deze bepalingen moeten dus ten aanzien van de door een volwassene gekozen autoriteiten op dezelfde wijze van toepassing zijn als zij van toepassing zijn ten aanzien van de autoriteiten van de gewone verblijfplaats.

(22) De autoriteiten die overwegen hun bevoegdheid uit te oefenen op grond van de keuze van de volwassene, mogen hun bevoegdheid niet uitoefenen wanneer de autoriteiten van de gewone verblijfplaats van de volwassene hun bevoegdheid reeds hebben uitgeoefend, met name wanneer die autoriteiten een maatregel hebben genomen of hebben besloten dat er geen maatregelen hoeven te worden genomen, of wanneer er bij die autoriteiten een procedure aanhangig is.

(23) In deze verordening moeten de regels inzake toepasselijk recht van het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 volledig worden overgenomen. Met het oog op een consistente toepassing van deze verordening moet de verwijzing naar hoofdstuk III van dat verdrag betreffende het toepasselijke recht worden gelezen als een verwijzing naar het gehele hoofdstuk, met inbegrip van de regels van artikel 16 van het verdrag betreffende de wijziging of beëindiging van vertegenwoordigingsbevoegdheden.

(24) Het wederzijdse vertrouwen in de rechtsbedeling in de Unie rechtvaardigt het beginsel dat in een lidstaat gegeven maatregelen ter bescherming van volwassenen in alle lidstaten moeten worden erkend, zonder dat er daartoe een speciale procedure vereist is. Dit mag niet beletten dat een belanghebbende verzoekt om een beslissing inzake het al dan niet bestaan van gronden voor de weigering van erkenning. Het moet toekomen aan het nationale recht van de lidstaat waar een dergelijk verzoek wordt ingediend, om te bepalen wie moet worden beschouwd als een belanghebbende die het recht heeft een dergelijk verzoek in te dienen. Om het recht van volwassenen op toegang tot de rechter te waarborgen en hen toereikende rechtsmiddelen te bieden, moeten volwassenen, ongeacht de aard en de omvang van de maatregel, het recht hebben om te verzoeken om een beslissing inzake het al dan niet bestaan van weigeringsgronden.

(25) De erkenning en tenuitvoerlegging van maatregelen moet gebaseerd zijn op het beginsel van wederzijds vertrouwen. Daarom moeten de gronden voor niet-erkenning tot een minimum worden beperkt in het licht van de onderliggende doelstelling van deze verordening, namelijk het vergemakkelijken van de erkenning en tenuitvoerlegging van maatregelen en van het verkeer van vertegenwoordigingsbevoegdheden, en het doeltreffend beschermen van de rechten van volwassenen. Met name mag de bevoegdheid van de autoriteiten van de lidstaat van oorsprong niet worden getoetst.

(26) De erkenning van een maatregel mag alleen worden geweigerd indien er een of meer gronden voor weigering van erkenning voorhanden zijn. Teneinde het beginsel van wederzijds vertrouwen te eerbiedigen, moet de in deze verordening vastgestelde lijst van gronden voor weigering van erkenning uitputtend zijn. Maatregelen ter bescherming van volwassenen kunnen van lange duur zijn en kunnen meerdere aanpassingen vergen. In de regels inzake de weigering van erkenning van maatregelen moet er rekening worden gehouden met dergelijke aanpassingen in de loop der tijd. Een latere maatregel die is genomen in een derde land dat op grond van de regels van deze verordening bevoegd zou zijn geweest, moet derhalve in de plaats komen van een eerdere maatregel, voor zover beide maatregelen onverenigbaar zijn. Om te voorkomen dat er in de lidstaten onverenigbare maatregelen worden genomen, moet deze verordening voorzien in een gesloten bevoegdheidsstelsel en in het mechanisme voor wederzijdse informatie tussen de bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten. 

(27) Bij procedures ter bescherming van een volwassene moet, als basisbeginsel, worden uitgegaan van het standpunt van de volwassene zelf. Volwassenen moeten dus daadwerkelijk en reëel de gelegenheid worden geboden om vrijelijk hun mening kenbaar te maken overeenkomstig de artikelen 20, 25, 26 en 47 van het Handvest en de artikelen 3, 9, 12, 13 en 19 van het UNCRPD. De volwassene moet de gelegenheid krijgen om zijn of haar mening kenbaar te maken, behalve in spoedeisende gevallen. waaronder gevallen waarin de volwassene absoluut niet in staat is zijn of haar mening te uiten. Een maatregel die is genomen zonder dat de volwassene de mogelijkheid werd geboden om te worden gehoord, mag, afgezien van uitzonderlijke spoedeisende omstandigheden en de bewezen onbekwaamheid om zich uit te spreken, niet worden erkend. Het feit dat de volwassene de gelegenheid heeft gehad te worden gehoord, moet in de Unie op uniforme wijze worden beoordeeld en mag niet worden beoordeeld in het licht van de fundamentele procedurele beginselen van de lidstaat waar om erkenning wordt verzocht. Een voorbeeld van een spoedeisend geval is een situatie waarin de volwassene met spoed moet worden geopereerd en vanwege zijn of haar medische toestand niet in staat is zijn of haar mening te uiten. 

(28) De kwestie van de procedure en de methode voor het horen van de volwassene moet aan het nationale recht worden overgelaten, met inachtneming van het recht van volwassenen op toegankelijkheid. Wanneer de volwassene in een grensoverschrijdende context moet worden gehoord, moeten de autoriteiten van de lidstaten gebruikmaken van de specifieke instrumenten voor internationale justitiële samenwerking, waaronder, in voorkomend geval, die van Verordening (EU) 2020/178312.

(29) Teneinde rekening te houden met de verschillende regelingen voor de bescherming van volwassenen in de lidstaten, moeten authentieke akten ter bescherming van volwassenen en van hun belangen in alle lidstaten worden aanvaard. Een door een autoriteit van een lidstaat verleden authentieke akte ter bescherming van een volwassene of van zijn of haar belangen kan met name door een volwassene toegekende vertegenwoordigingsbevoegdheden vastleggen voor een periode waarin die volwassene niet in staat zal zijn zijn of haar belangen te behartigen, of voorafgaande richtsnoeren waarin de wensen en voorkeuren van de volwassene worden vastgelegd of waarin directe instructies worden gegeven met betrekking tot bepaalde aangelegenheden, zoals gezondheidszorg, welzijn of de aanwijzing van een vertegenwoordiger door een autoriteit. Dergelijke authentieke akten moeten in een andere lidstaat dezelfde bewijskracht hebben als in de lidstaat van oorsprong, of althans de daarmee meest vergelijkbare bewijskracht. Bij de vaststelling van de bewijskracht of de meest vergelijkbare bewijskracht van een bepaalde authentieke akte in een andere lidstaat moet worden gelet op de aard en de reikwijdte van haar bewijskracht in het recht van de lidstaat van oorsprong. 

(30) Om het verkeer van maatregelen en authentieke akten in de Unie te vergemakkelijken, moeten deze vergezeld gaan van attesten wanneer zij in het buitenland moeten worden erkend, ten uitvoer gelegd of, in voorkomend geval, aanvaard. De procedures voor correctie, intrekking en betwisting van attesten die worden gebruikt voor de erkenning en tenuitvoerlegging van maatregelen en de aanvaarding van authentieke akten moeten aan het nationale recht worden overgelaten. In het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie voeren de autoriteiten gerechtelijke taken uit wanneer zij attesten afgeven en ligt deze afgifte in het verlengde van de betrokken voorafgaande gerechtelijke procedure. De lidstaten moeten daarom voorzien in passende en doeltreffende rechtsmiddelen met betrekking tot een dergelijke afgifte. 

(31) In alle lidstaten moeten er centrale autoriteiten worden aangewezen. De centrale autoriteiten moeten met name de bevoegde autoriteiten bijstaan in grensoverschrijdende procedures en moeten met elkaar samenwerken in algemene aangelegenheden en in specifieke gevallen. In individuele gevallen mag de samenwerking niet beperkt blijven tot een specifiek onderdeel van de gerechtelijke of administratieve procedure, en moet zij worden opgestart en voortgezet wanneer er sprake is van een grensoverschrijdend element en er behoefte is aan samenwerking. 

(32) Om onnodige tussenschakels te vermijden en de communicatie te versnellen, moeten de bevoegde autoriteiten rechtstreeks informatie of bijstand kunnen vragen aan de centrale autoriteit van de aangezochte lidstaat, maar ook, in voorkomend geval, hun verzoek via de centrale autoriteit van hun lidstaat kunnen verzenden.

(33) Volgens artikel 19 van het UNCRPD moeten personen met een handicap de mogelijkheid hebben om, op voet van gelijkheid met anderen, hun verblijfplaats te kiezen en te beslissen waar en met wie zij leven, en mogen zij niet worden verplicht om in een bepaalde woonomgeving te leven. In het kader van deze verordening kunnen er zich situaties voordoen waarin de autoriteiten van een lidstaat een maatregel moeten nemen met betrekking tot de verblijfplaats of de tijdelijke plaatsing van een volwassene. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om gevallen waarin de autoriteiten de volwassene helpen te beslissen over zijn of haar verblijfplaats of waarin een volwassene niet in staat is zijn of haar mening te uiten en hij of zij geen vertegenwoordiger heeft gemachtigd om te beslissen over zijn of haar verblijfplaats en er een toelating voor een zorginstelling is vereist. Wanneer een dergelijke plaatsing in een andere lidstaat ten uitvoer moet worden gelegd, moet er, voordat de maatregel wordt genomen, een raadplegingsprocedure worden gevolgd om de toestemming van de centrale autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging te verkrijgen. Het verzoek om toestemming van de autoriteit van oorsprong moet de redenen voor de voorgestelde maatregel bevatten, alsook, indien mogelijk, de mening van de betrokken volwassene, in het licht van artikel 19 van het UNCRPD. De centrale autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging moet onverwijld kunnen beslissen of de toestemming al dan niet wordt verleend. Indien er binnen zes weken geen antwoord is ontvangen, mag dit niet worden opgevat als een toestemming en zonder toestemming mag de maatregel niet ten uitvoer worden gelegd. De raadpleging kan achterwege blijven wanneer er sprake is van plaatsing bij een particulier en er geen toezicht vereist is van een overheidsinstantie van de lidstaat van tenuitvoerlegging.

(34) Wanneer de volwassene nauwe banden heeft met een andere lidstaat dan die waarvan de autoriteiten krachtens deze verordening bevoegd zijn, bijvoorbeeld op grond van zijn of haar regelmatige aanwezigheid of het bezit van complexe financiële activa in die staat, kan het nodig zijn om in die andere lidstaat een vertegenwoordiger aan te wijzen. In dergelijke situaties kan de geografische nabijheid van de vertegenwoordiger en een goede kennis van de wetgeving noodzakelijk zijn om de continuïteit van de bescherming van de volwassene te waarborgen. Wanneer die vertegenwoordiger moet worden aangewezen door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat, moet het mogelijk zijn om de aanwijzing van een dergelijke vertegenwoordiger aan te vragen bij de autoriteiten van die andere lidstaat waarmee de volwassene nauwe banden heeft, en moeten de gemaakte kosten kunnen worden teruggevorderd.

(35) Vertegenwoordigers van volwassenen die vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van hun persoonlijke vermogens niet in staat zijn hun belangen te behartigen, moeten zich in de Unie ongehinderd kunnen beroepen op hun bevoegdheden om die volwassenen te vertegenwoordigen en de belangen van die volwassenen te behartigen. Daarom moeten vertegenwoordigers hun hoedanigheid en bevoegdheden in een andere lidstaat gemakkelijk kunnen aantonen, bijvoorbeeld in een lidstaat waar er zich onroerende goederen of andere activa van de betrokken volwassenen bevinden. Om hen daartoe in staat te stellen, moet er een Europese verklaring van vertegenwoordiging (“de verklaring”) worden ingevoerd. Die verklaring moet een uniforme verklaring zijn die wordt afgegeven voor gebruik in een andere lidstaat. Met het oog op de eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel mag de verklaring niet in de plaats komen van interne documenten met gelijkaardige strekking in de lidstaten.

(36) De verklaring kan door de vertegenwoordiger van de volwassene worden aangevraagd op basis van een bestaande maatregel of bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden (de “bronmaatregel” en de “door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden”). De verklaring mag dus alleen worden afgegeven wanneer een volwassene daadwerkelijk niet in staat is zijn of haar belangen te behartigen en de vertegenwoordiger het recht heeft die volwassene actief te vertegenwoordigen met betrekking tot een of meer specifieke aangelegenheden. De verklaring moet informatie bevatten over de omvang van de bevoegdheden die de vertegenwoordiger namens een volwassene mag uitoefenen en, in voorkomend geval, over de aangelegenheden waarvoor de vertegenwoordiger niet gerechtigd is op te treden of onder bepaalde voorwaarden gerechtigd is op te treden.

(37) Het gebruik van de verklaring mag niet verplicht zijn. Dit betekent dat een vertegenwoordiger van een volwassene die gerechtigd is een verklaring aan te vragen, dat niet hoeft te doen en dus de vrijheid heeft om gebruik te maken van nationale documenten of andere krachtens deze verordening beschikbare instrumenten (een maatregel of een authentieke akte) wanneer hij of zij zich beroept op zijn of haar bevoegdheden in een andere lidstaat. Personen die in eigen naam handelen, mogen niet worden verplicht een verklaring over te leggen; de verklaring mag dus alleen worden afgegeven aan vertegenwoordigers die moeten aantonen dat zij bevoegd zijn om ter ondersteuning van of namens een volwassene op te treden.

(38) Om de afgifte van de verklaring te bespoedigen en ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteit die de verklaring afgeeft over voldoende informatie over het betrokken geval beschikt, moet de bevoegdheid tot afgifte van de verklaring berusten bij de bevoegde autoriteit die de maatregel heeft genomen of de vertegenwoordigingsbevoegdheden heeft bevestigd, of bij een andere bevoegde autoriteit die toegang heeft tot informatie over de bronmaatregel of de bronvertegenwoordigingsbevoegdheden (“autoriteit van afgifte”). Het is aan elke lidstaat om zijn autoriteiten van afgifte aan te wijzen en te bepalen of er andere bevoegde instanties bij de afgifteprocedure kunnen worden betrokken. De lidstaten moeten de Commissie de nodige informatie verstrekken over de autoriteiten die bevoegd zijn om een verklaring af te geven, zodat die informatie openbaar kan worden gemaakt.

(39) Om ervoor te zorgen dat de procedure voor afgifte van de verklaring in de hele Unie uniform is, moet deze verordening voorzien in regels voor de afgifte van de verklaring. De autoriteit van afgifte moet de verklaring, op aanvraag en na verificatie van de te staven gegevens, afgeven. De procedure voor het aanvragen en afgeven van de verklaring zou soepeler moeten verlopen omdat de autoriteit van afgifte toegang heeft tot de bronmaatregel of de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden en voorts weet of deze nog geldig is of zijn en welke informatie er daarin is opgenomen. Indien mogelijk moet de autoriteit van afgifte het bij deze verordening ingestelde systeem van gekoppelde beschermingsregisters raadplegen alvorens de verklaring af te geven, teneinde te verifiëren of er in een andere lidstaat sprake is van een tegenstrijdige maatregel of tegenstrijdige vertegenwoordigingsbevoegdheden. Wanneer de aanvrager in de aanvraag voor een verklaring aangeeft dat de verklaring moet dienen als bewijs van zijn of haar bevoegdheden voor een specifiek doel of in een specifieke context moet de autoriteit van afgifte, voor zover mogelijk, in de verklaring voldoende gedetailleerde informatie opnemen over dat doel of die context. Het origineel van de verklaring moet bij de autoriteit van afgifte blijven, die een of meer gewaarmerkte afschriften van de verklaring aan de aanvrager moet verstrekken. Voor de afgifte van de verklaring moet het in de bijlage bij deze verordening opgenomen verplichte formulier worden gebruikt. Om de vertaalkosten te beperken wanneer de verklaring in een andere lidstaat wordt overgelegd, moet het in de bijlage bij deze verordening opgenomen formulier beschikbaar zijn in alle talen van de Unie.

(40) Om ervoor te zorgen dat de verklaring en de gewaarmerkte afschriften daarvan actueel blijven en gebaseerd zijn op een geldige bronmaatregel of door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden, moet de geldigheid van de verklaring en van de gewaarmerkte afschriften daarvan in de tijd worden beperkt. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van de verklaring kan de autoriteit van afgifte een nieuwe verklaring afgeven indien alle elementen voor de afgifte van de verklaring zijn geverifieerd. Het doel van de beperkte geldigheidsduur is ervoor te zorgen dat de autoriteit van afgifte regelmatig verifieert of de juridische situatie van de volwassene niet is gewijzigd, bijvoorbeeld als gevolg van een latere maatregel betreffende de volwassene of een intrekking van de bevoegdheden van de vertegenwoordiger. In beginsel mag de geldigheidsduur van de verklaring niet meer dan een jaar bedragen. De autoriteit van afgifte kan echter per geval een andere geldigheidsduur vaststellen, met name rekening houdend met het vermoeden van geldigheid van de verklaring en de aan de afgegeven verklaring verbonden gevolgen, met name de bescherming van derden die transacties verrichten met de vertegenwoordiger. De autoriteit van afgifte moet met name rekening houden met de aard en de verwachte duur van de bescherming, de geldigheid van de bronmaatregel, eventuele regelingen die de volwassene heeft getroffen in de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden, en met de doelstelling dat de verklaring een nauwkeurige weergave moet zijn van de juridische situatie van de volwassene gedurende de gehele geldigheidsduur van de verklaring. Tegen deze achtergrond kan de autoriteit een verklaring afgeven met een geldigheidsduur van minder dan een jaar, bijvoorbeeld wanneer de bronmaatregel minder dan een jaar geldig is, of kan zij een verklaring afgeven met een geldigheidsduur van meer dan een jaar, bijvoorbeeld wanneer de bronmaatregel meerdere jaren geldig is en de kans op een wijziging van de omstandigheden met betrekking tot de volwassene minimaal is. De geldigheidsduur van de gewaarmerkte afschriften van de verklaring moet overeenstemmen met de geldigheidsduur van de verklaring.

(41) De verklaring moet in alle lidstaten dezelfde rechtsgevolgen hebben. De verklaring mag geen zelfstandige executoriale titel zijn, maar moet bewijskracht hebben en moet worden geacht nauwkeurig de elementen weer te geven die in de verklaring zijn opgenomen en die zijn vastgesteld krachtens het recht dat van toepassing is op de bescherming van een bepaalde volwassene of krachtens enig ander recht dat van toepassing is op specifieke elementen. Dit vermoeden van nauwkeurigheid wordt versterkt door het feit dat de autoriteit van afgifte vóór de afgifte van de verklaring, onder meer via het systeem van gekoppelde registers, moet verifiëren of de bronmaatregel of de door de bron bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden geldig blijft of blijven en niet is of zijn vervangen door een latere maatregel of andere bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden. De bewijskracht van de verklaring mag zich echter niet uitstrekken tot elementen die niet door deze verordening worden geregeld, zoals de vraag of een bepaald activum al dan niet toebehoorde aan de volwassene

(42) Eenieder die in contact treedt met een vertegenwoordiger die conform een geldige verklaring is gerechtigd om een volwassene met betrekking tot een bepaalde aangelegenheid te vertegenwoordigen, moet passende garanties krijgen indien hij of zij, op basis van de in de verklaring geattesteerde informatie, te goeder trouw heeft gehandeld. Dezelfde garanties moeten worden geboden aan eenieder die, op basis van de in een geldige verklaring geattesteerde informatie, de vertegenwoordiger van de volwassene toegang geeft tot de onroerende goederen of andere activa van de volwassene, betalingen verricht aan de vertegenwoordiger of goederen van die vertegenwoordiger koopt of ontvangt, mits de vertegenwoordiger conform een geldige verklaring gerechtigd is om met betrekking tot die aangelegenheden namens de volwassene op te treden. De bescherming moet worden verleend indien er gewaarmerkte afschriften worden overgelegd die nog steeds geldig zijn. 

(43) Om de toegang tot de rechter te waarborgen en de betrouwbaarheid van de verklaring te vergroten, moet worden voorzien in rechtsmiddelen tegen beslissingen van de autoriteit van afgifte tot afgifte of weigering van afgifte van een verklaring of tegen beslissingen tot correctie, wijziging of intrekking van een verklaring. Wanneer een verklaring wordt gecorrigeerd, gewijzigd of ingetrokken, stelt de autoriteit van afgifte de personen aan wie gewaarmerkte afschriften zijn afgegeven, daarvan in kennis teneinde onrechtmatig gebruik van gewaarmerkte afschriften te voorkomen.

(44) Om een continue bescherming van volwassenen in grensoverschrijdende situaties in de Unie te waarborgen, moeten de bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten toegang hebben tot relevante informatie over het bestaan van door andere autoriteiten genomen maatregelen, met inbegrip van maatregelen die in een andere lidstaat zijn genomen. Voorts is het voor het waarborgen van het recht op autonomie en de vrijheid om eigen keuzes te maken van cruciaal belang dat de wil van een volwassene zoals uitgedrukt in de vertegenwoordigingsbevoegdheden, wordt geëerbiedigd, zelfs wanneer die vertegenwoordigingsbevoegdheden door de volwassene in een andere lidstaat zijn toegekend of door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat zijn bevestigd. Om de informatieverstrekking aan de relevante bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten te verbeteren en te voorkomen dat er parallelle procedures worden gevoerd of dat er geen rekening wordt gehouden met vertegenwoordigingsbevoegdheden, moeten de lidstaten worden verplicht een of meer registers met gegevens over de bescherming van volwassenen op te zetten en bij te houden. Beschermingsregisters moeten verplichte informatie bevatten over de door de betrokken autoriteiten genomen maatregelen en, indien het betrokken nationale recht voorziet in een bevestiging door een bevoegde autoriteit van de vertegenwoordigingsbevoegdheden, verplichte informatie over die bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden. Teneinde de interoperabiliteit en de beschikbaarheid van informatie met betrekking tot de bescherming van volwassenen in de Unie te waarborgen, moeten de lidstaten die vóór de aanneming van deze verordening registers van beschermingsmaatregelen, bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden of andere soorten vertegenwoordigingsbevoegdheden die krachtens hun nationale recht zijn geregistreerd, hebben opgezet, dezelfde verplichte informatie beschikbaar stellen in die registers.

(45) Om ervoor te zorgen dat de via het systeem van gekoppelde registers verstrekte informatie relevant is, mag het de lidstaten niet worden belet om, naast de verplichte informatie, aanvullende informatie beschikbaar te stellen via het systeem van gekoppelde registers. De lidstaten moeten met name de mogelijkheid hebben om via het systeem van gekoppelde registers informatie beschikbaar te stellen over de aard van de maatregel, de naam van de vertegenwoordiger of historische gegevens over maatregelen en vertegenwoordigingsbevoegdheden die vóór de toepassing van deze verordening zijn geregistreerd. 

(46) Om de toegang tot de informatie in beschermingsregisters of registers van andere vertegenwoordigingsbevoegdheden voor in andere lidstaten gevestigde bevoegde en centrale autoriteiten met een gerechtvaardigd belang te vergemakkelijken, moeten die registers van maatregelen, bevestigde vertegenwoordigingsbevoegdheden of andere soorten vertegenwoordigingsbevoegdheden aan elkaar worden gekoppeld. Deze verordening moet de rechtsgrondslag bieden voor die koppeling. 

(47) De koppeling van de registers van de lidstaten is een essentieel onderdeel van het samenwerkingsmechanisme om de rechten van volwassenen in grensoverschrijdende situaties te waarborgen en de rechtszekerheid in de Unie te garanderen. De lidstaten moeten er derhalve voor zorgen dat de in hun registers opgeslagen informatie actueel is. Wanneer de autoriteiten van een lidstaat een in een andere lidstaat genomen maatregel wijzigen of beëindigen, moeten zij ervoor zorgen dat er passende informatie wordt verstrekt aan de autoriteiten van die andere lidstaat, met name om die andere lidstaat in staat te stellen zijn beschermingsregister(s) bij te werken.

(48) Er moet worden gezorgd voor moderne en tijdsefficiënte middelen voor schriftelijke communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten. Voor de procedures uit hoofde van deze verordening moet de schriftelijke communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten in de regel langs elektronische weg geschieden, via een beveiligd en betrouwbaar gedecentraliseerd IT-systeem. Het gedecentraliseerde IT-systeem moet bestaan uit de back-endsystemen van de lidstaten en interoperabele toegangspunten (waaronder het Europees elektronisch toegangspunt), via welke deze systemen aan elkaar moeten worden gekoppeld. De toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem moeten gebaseerd zijn op het e-Codex-systeem, dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad13.

(49) Verzending via het gedecentraliseerde IT-systeem kan onmogelijk zijn als gevolg van een storing van het systeem of wanneer digitale verzending gezien de aard van de informatie onuitvoerbaar is, zoals de verzending van bewijzen in fysieke of materiële vorm. Indien het gedecentraliseerde IT-systeem niet wordt gebruikt, moet de communicatie geschieden met de meest geschikte alternatieve middelen. Dergelijke alternatieve middelen moeten onder meer inhouden dat de verzending zo snel mogelijk en op een veilige manier geschiedt met andere veilige elektronische middelen of per post.

(50) Andere communicatiemiddelen kunnen geschikter zijn om de flexibiliteit van bepaalde grensoverschrijdende procedures ter bescherming van volwassenen te waarborgen. Daarom mag communicatie via het gedecentraliseerde IT-systeem niet verplicht zijn voor de rechtstreekse communicatie tussen autoriteiten, met name wanneer de autoriteiten behoefte hebben aan rechtstreekse persoonlijke communicatie. In dergelijke gevallen kan er gebruik worden gemaakt van minder formele communicatiemiddelen, zoals e-mail. Aangezien de autoriteiten gevoelige gegevens verwerken, moet er bij de keuze van de passende communicatiemiddelen altijd rekening worden gehouden met de veiligheid en betrouwbaarheid van de informatie-uitwisseling.

(51) Er moet worden voorzien in een moderne vorm van toegang tot de rechter, die natuurlijke en rechtspersonen en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat stelt elektronisch te communiceren via het Europees elektronisch toegangspunt, dat bij Verordening (EU) [.../...] van het Europees Parlement en de Raad14 [de digitaliseringsverordening] is ingesteld op het Europees e-justitieportaal. 

(52) Het Europees elektronisch toegangspunt moet de elektronische communicatie van natuurlijke en rechtspersonen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogelijk maken in het kader van de procedure betreffende de erkenning of niet-erkenning van een maatregel, de afgifte van attesten en de afgifte, correctie, wijziging, intrekking, opschorting of betwisting van de Europese verklaring van vertegenwoordiging. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten mogen alleen via het Europees elektronisch toegangspunt communiceren wanneer de betrokken particulier of de betrokken particuliere entiteit vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van dit communicatiemiddel.

(53) Elke verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening moet plaatsvinden in overeenstemming met de Verordeningen (EU) 2016/67915 en (EU) 2018/172516 en Richtlijn 2002/58/EG17 van het Europees Parlement en de Raad. Persoonsgegevens mogen in het kader van deze verordening uitsluitend voor de daarin vermelde specifieke doeleinden worden verwerkt, onverminderd verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang overeenkomstig artikel 5, lid 1, punt b), en artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679.

(54) In het algemeen moeten de uit hoofde van deze verordening te verwerken persoonsgegevens met name gegevens zijn die zijn opgenomen in de documenten die worden behandeld door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten betreffende de onder deze verordening vallende volwassenen en hun vertegenwoordigers. Die persoonsgegevens moeten met name betrekking hebben op de informatie die nodig is om een maatregel te nemen betreffende de onder deze verordening vallende volwassenen en om hun blijvende bescherming in grensoverschrijdende situaties te waarborgen. Bij de toepassing van deze verordening worden die persoonsgegevens behandeld door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten. Daarnaast kan het nodig zijn dat de Commissie deze gegevens verwerkt met het oog op de ontwikkeling en het onderhoud van de digitale communicatiemiddelen. Deze verordening mag de opslagperiode voor de informatie en persoonsgegevens die door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten worden verwerkt niet beperken, aangezien de bescherming van volwassenen vaak op lange termijn moet worden gewaarborgd en de maatregelen en authentieke akten gedurende een lange periode relevant blijven.

(55) Naast de hierboven beschreven gegevensverwerking, moeten uit hoofde van deze verordening ook persoonsgegevens worden verwerkt om het systeem voor de koppeling van beschermingsregisters en andere registers van vertegenwoordigingsbevoegdheden op te zetten en om het onderhoud en de goede werking van dat systeem te waarborgen. Een dergelijke aanvullende verwerking wordt gerechtvaardigd door de noodzaak voor de in de lidstaten gevestigde bevoegde en centrale autoriteiten met een gerechtvaardigd belang om toegang te hebben tot informatie over de vraag of een bepaalde volwassene in een andere lidstaat bescherming geniet, teneinde de blijvende bescherming van die volwassene in grensoverschrijdende situaties te waarborgen en de rechtszekerheid en voorspelbaarheid te vergroten. De lidstaten moeten verantwoordelijk zijn voor het technisch beheer, het onderhoud en de beveiliging van hun registers en, voor zover hun nationale recht daarin voorziet, voor de juistheid en betrouwbaarheid van de daarin opgenomen gegevens. Gegevens over betrokkenen moeten in de eerste plaats worden opgeslagen in de door de lidstaten bijgehouden registers. Daarnaast kan het nodig zijn dat de Commissie gegevens verwerkt met het oog op de ontwikkeling en het onderhoud van het systeem van gekoppelde registers en dat zij gegevens waartoe via het systeem van gekoppelde registers toegang wordt verkregen, tijdelijk opslaat.

(56) De bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten moeten persoonsgegevens verwerken in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming, in het bijzonder Verordening (EU) 2016/679. Deze verordening moet de rechtsgrondslag bieden voor de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig artikel 6, leden 1 en 3, van Verordening (EU) 2016/679. Deze verordening moet ook de rechtsgrondslag bieden voor de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2018/1725.

(57) Daarnaast kunnen uit hoofde van deze verordening verwerkte gegevens over volwassenen ook persoonsgegevens over de gezondheidstoestand van die volwassenen omvatten. Die gezondheidsgerelateerde persoonsgegevens kunnen ofwel expliciet zijn opgenomen in de documenten die uit hoofde van deze verordening worden verwerkt, ofwel indirect worden afgeleid uit het feit dat een volwassene, vanwege een stoornis in of ontoereikendheid van zijn of haar persoonlijke vermogens, niet in staat is zijn of haar belangen te behartigen. Overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2016/679 moeten persoonsgegevens over gezondheid worden behandeld als een bijzondere categorie persoonsgegevens. In deze verordening moeten er voorwaarden en waarborgen worden vastgesteld voor de verwerking van die bijzondere categorieën persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van de lidstaten, conform artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2016/679. De gegevens zullen door de autoriteiten van de lidstaten in het kader van hun rechtsbevoegdheid worden verwerkt overeenkomstig punt f) van dat artikel, of de verwerking zal, overeenkomstig punt g) van dat artikel, noodzakelijk zijn om redenen van zwaarwegend algemeen belang op grond van deze verordening, die tot doel heeft de bescherming van de grondrechten en fundamentele vrijheden en andere rechten van volwassenen in grensoverschrijdende situaties te verbeteren, de doeltreffendheid en snelheid van gerechtelijke en administratieve procedures met betrekking tot de bescherming van volwassenen te verhogen en de rechtszekerheid en voorspelbaarheid bij grensoverschrijdende transacties te versterken. Evenzo moeten er in deze verordening voorwaarden en waarborgen worden vastgesteld voor de verwerking van die bijzondere categorieën persoonsgegevens door de Commissie, conform artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725. Die verwerking van gegevens zal noodzakelijk zijn voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering conform punt f) van dat artikel, of de verwerking zal noodzakelijk zijn om redenen van zwaarwegend algemeen belang op grond van deze verordening conform punt g) van dat artikel.

(58) Er moeten passende waarborgen worden vastgesteld voor een dergelijke verwerking van bijzondere categorieën persoonsgegevens en dergelijke gegevens mogen alleen uit hoofde van deze verordening worden verwerkt indien dit noodzakelijk is voor en evenredig is aan de in het kader van deze verordening gespecificeerde verwerkingsdoeleinden. Bij het opzetten van het systeem van gekoppelde registers moeten er verschillende waarborgen worden ingevoerd. De via het systeem van gekoppelde registers verwerkte gegevens moeten beperkt blijven tot wat nodig is om toegang te krijgen tot informatie over de maatregelen en vertegenwoordigingsbevoegdheden betreffende een bepaalde volwassene. De via het systeem van gekoppelde registers verwerkte gegevens moeten derhalve beperkt blijven tot de persoonsgegevens die voorkomen in de in deze verordening omschreven verplichte informatie, tenzij de lidstaten via het systeem van gekoppelde registers toegang verlenen tot aanvullende gegevens, zoals gegevens over geregistreerde vertegenwoordigingsbevoegdheden of over de naam van een vertegenwoordiger en de omvang van de vertegenwoordiging. In het systeem van gekoppelde registers mogen er geen persoonsgegevens worden opgeslagen, met uitzondering van een tijdelijke opslag die nodig is om de toegang tot die gegevens te waarborgen. De toegang tot gegevens via het systeem van gekoppelde registers mag niet openbaar zijn. Alleen de bevoegde autoriteiten en de centrale autoriteiten die krachtens hun nationale recht toegang hebben tot de nationale registers, mogen toegang hebben tot het systeem van gekoppelde registers, mits zij ook een gerechtvaardigd belang hebben bij de toegang tot de betrokken gegevens. Uitvoeringshandelingen moeten voorzien in verdere gegevensbeschermingswaarborgen met betrekking tot de digitale communicatie en de koppeling van registers. 

(59) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad18 en heeft op [datum] een advies uitgebracht19.

(60) Teneinde eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen wat betreft het opzetten van het gedecentraliseerde IT-systeem en het gedecentraliseerde systeem van gekoppelde registers waarin deze verordening voorziet, moeten er aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad20.

(61) De aan het publiek te verstrekken formulieren en informatie en de communicatie tussen bevoegde autoriteiten en natuurlijke personen uit hoofde van deze verordening moeten toegankelijk zijn overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad21. Bij de beoordeling en tenuitvoerlegging van de toegankelijkheidsvoorschriften moet er rekening worden gehouden met de aard en de rechtsgevolgen van de informatie of de communicatie. Met name moeten de attesten en de Europese verklaring van vertegenwoordiging de inhoud van de genomen maatregel of de toegekende vertegenwoordigingsbevoegdheden nauwkeurig, gedetailleerd en zonder vereenvoudigingen weergeven. 

(62) Teneinde ervoor te zorgen dat de in de artikelen 15 en 17 bedoelde attesten en de in hoofdstuk VII bedoelde Europese verklaring van vertegenwoordiging worden bijgewerkt, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen I tot en met X bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven22. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(63) Overeenkomstig het beginsel van wederzijds vertrouwen en teneinde grensoverschrijdende procedures te vergemakkelijken, moeten de administratieve formaliteiten met betrekking tot het verkeer van openbare documenten worden vereenvoudigd voor aangelegenheden betreffende de bescherming van volwassenen. Daarom moeten de in het kader van deze verordening ingediende openbare documenten worden vrijgesteld van legalisatie of soortgelijke formaliteiten, zoals een apostille. Deze vrijstelling moet gelden voor openbare documenten die door een overheidsinstantie van een lidstaat worden afgegeven en aan overheidsinstanties van een andere lidstaat worden overgelegd. Die vrijstelling moet met name gelden in het kader van gerechtelijke procedures met een grensoverschrijdend element of in de bij deze verordening vastgestelde procedures, en moet betrekking hebben op openbare documenten die rechtstreeks verband houden met de bescherming van volwassenen en andere bewijsstukken.

(64) In de betrekkingen tussen de lidstaten moet deze verordening voorrang hebben op het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000. Om er echter voor te zorgen dat het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 wordt toegepast ten aanzien van derde landen die partij zijn bij dat verdrag en waarop deze verordening niet van toepassing is, mag deze verordening niet van toepassing zijn in bepaalde specifieke omstandigheden waarbij de volwassene zijn of haar gewone verblijfplaats in de Unie heeft en het grensoverschrijdende element van de betrokken zaak dat derde land betreft. Voorts moet de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten en centrale autoriteiten van een lidstaat en de autoriteiten van een partij bij het HCCH-Volwassenenbeschermingsverdrag van 2000 worden geregeld door de desbetreffende bepalingen van dat verdrag.

(65) Deze verordening mag niet van toepassing zijn op kinderen jonger dan 18 jaar, zelfs niet wanneer zij vóór die leeftijd handelingsbekwaam zijn geworden. Dit moet overlapping voorkomen met het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2019/1111 van de Raad23 en het HCCH-Verdrag van 19 oktober 1996 inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen24. Dit moet ook voorkomen dat bepaalde personen noch onder deze verordening, noch onder die twee instrumenten vallen. 

(66) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken.

(67) [Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.] OF

(68) [Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Ierland te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen.]

(69) Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het versterken van de bescherming van de rechten van volwassenen in grensoverschrijdende situaties in de Unie, het verhogen van de doeltreffendheid en snelheid van grensoverschrijdende procedures betreffende de bescherming van volwassenen en het vergroten van de rechtszekerheid en voorspelbaarheid in die situaties, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de rechtstreekse toepasselijkheid en het bindend karakter van deze verordening beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.