Overwegingen bij COM(2023)279 - Wijziging van de Richtlijnen (EU) 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2014/65/EU en (EU) 2016/97 wat de Unieregels inzake de bescherming van retailbeleggers betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Een van de hoofddoelstellingen van de kapitaalmarktenunie is ervoor te zorgen dat consumenten ten volle profijt kunnen trekken van de beleggingskansen die kapitaalmarkten bieden. Daartoe moeten zij worden ondersteund door een regelgevingskader dat hen in staat stelt beleggingsbeslissingen te nemen die aansluiten bij hun behoeften en doelen en hen adequaat beschermen op de eengemaakte markt. Het pakket maatregelen in het kader van de EU-strategie voor retailbeleggingen is bedoeld om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen.

(2) Richtlijnen 2009/65/EG34, 2009/138/EG35, 2011/61/EU36, 2014/65/EU37 en (EU) 2016/9738 van het Europees Parlement en de Raad zijn bedoeld om retailbeleggers te beschermen en het vertrouwen en de bekwaamheid van retailbeleggers bij het nemen van belangrijke financiële beslissingen te vergroten. Tijdens de werkzaamheden van de Commissie om dit kader te evalueren en te beoordelen zijn enkele belangrijke problemen aan het licht gekomen, waaronder moeilijkheden voor retailbeleggers om beleggingsaanbiedingen te begrijpen en te vergelijken op basis van de informatiedocumenten die niet voldoende relevant en nuttig zijn om hen te helpen bij het nemen van een beslissing. Daarnaast is uit de werkzaamheden van de Commissie gebleken dat er toenemende risico’s bestaan in verband met misleidende publicitaire informatie en -praktijken via digitale kanalen en tekortkomingen in de manier waarop producten worden ontwikkeld en gedistribueerd die kunnen leiden tot ongerechtvaardigd hoge kosten voor retailbeleggers. Tijdens de werkzaamheden van de Commissie zijn ook risico’s van vooringenomenheid in het proces van beleggingsadvies naar voren gekomen.

(3) Betalingen door derden, zoals provisies, commissies of geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen die aan beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen worden betaald door of die zij ontvangen van andere personen dan de cliënt of de klant, ook wel “inducements” genoemd, spelen een belangrijke rol bij de distributie van retailbeleggingsproducten in de Unie. De bestaande regels in Richtlijnen (EU) 2014/65 en (EU) 2016/97 voor de omgang met belangenconflicten, waaronder beperkingen op en transparantie rond de betaling van inducements, zijn niet doeltreffend genoeg gebleken om de consumentenbenadeling in te perken en hebben geleid tot verschillende niveaus van bescherming van retailbeleggers in de verschillende productsegmenten en distributiekanalen. Daarom moet het kader voor de bescherming van beleggers verder worden versterkt om ervoor te zorgen dat de belangen van niet-professionele cliënten in de hele Unie op uniforme wijze worden beschermd. In het licht van de mogelijke verstorende gevolgen van de invoering van een volledig verbod op inducements, is het raadzaam om een gefaseerde aanpak te volgen en eerst de vereisten rond de betaling en ontvangst van inducements aan te scherpen teneinde de potentiële belangenconflicten aan te pakken en retailbeleggers beter te beschermen, en in een tweede fase de doeltreffendheid van het kader te evalueren en alternatieve maatregelen voor te stellen in overeenstemming met de regels voor betere regelgeving, waaronder indien nodig een verbod op inducements.

(4) Om elke consumentenbenadeling als gevolg van de betaling en ontvangst van inducements voor verkoop zonder advies weg te nemen, is het passend de betaling en ontvangst van dergelijke inducements te verbieden. In het geval van Richtlijn (EU) 2014/65 zou een dergelijk verbod betrekking hebben op het uitvoeren of het ontvangen en doorgeven van orders en in het geval van Richtlijn (EU) 2016/97 op verkopen zonder advies. Om te voorkomen dat uitgevende instellingen worden beperkt in hun vermogen om financiering aan te trekken, mag dat verbod niet van toepassing zijn op betalingen in verband met overnemings- en plaatsingsdiensten die aan een uitgevende instelling worden verleend, wanneer de beleggingsonderneming ook een orderuitvoerings- of orderontvangst- en -doorgiftedienst aan een eindbelegger verleent. Bovendien wordt beleggingsadvies vaak gecombineerd met de verlening van een orderuitvoerings- of orderontvangst- en -doorgiftedienst. In dergelijke gevallen, waarin beleggingsadvies de hoofddienst is, mag het verbod niet gelden voor de orderuitvoerings- of orderontvangst- en -doorgiftedienst met betrekking tot een of meer transacties van die cliënt waarop dat advies betrekking heeft. Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen die niet meer dan 100 EUR bedragen of die van zodanige omvang en aard zijn dat zij niet kunnen worden geacht afbreuk te doen aan de plicht om te handelen in het belang van de retailbelegger, moeten worden toegestaan, mits zij duidelijk worden bekendgemaakt.

(5) Teneinde ervoor te zorgen dat niet-professionele klanten niet worden misleid, is het belangrijk dat in Richtlijn (EU) 2016/97 de bepaling wordt opgenomen dat, in overeenstemming met de bestaande regels in Richtlijn (EU) 2014/65, verzekeringstussenpersonen die aan hun klanten aangeven dat zij advies verlenen op een onafhankelijke basis, geen inducements aanvaarden voor dergelijk advies. Deze regel mag verzekeringstussenpersonen die advies aan klanten aanbieden er niet van weerhouden inducements te aanvaarden, op voorwaarde dat het advies niet als onafhankelijk wordt gepresenteerd, klanten op de hoogte worden gebracht van de inducements in overeenstemming met de toepasselijke transparantievereisten en dat andere wettelijke vereisten, waaronder het vereiste om te handelen in de het belang van de klant, worden nageleefd.

(6) De bestaande waarborgen voor de betaling of ontvangst van inducements, die krachtens Richtlijn (EU) 2014/65 vereisen dat de inducement bedoeld is om de kwaliteit van de aan de cliënt verleende dienst te verhogen, of die krachtens Richtlijn (EU) 2016/97 geen afbreuk mogen doen aan de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst, zijn niet doeltreffend genoeg gebleken om belangenconflicten te beperken. Het is daarom passend om deze criteria te schrappen en, zowel in Richtlijn (EU) 2014/65 als in Richtlijn (EU) 2016/97, een nieuwe, gemeenschappelijke toets in te voeren die verder verduidelijkt hoe financiële adviseurs het beginsel van handelen in het belang van de cliënt moeten toepassen. Financiële adviseurs moeten hun advies baseren op een passend scala aan financiële producten. Nadat ze geschikte instrumenten voor hun cliënten hebben geïdentificeerd, moeten ze uit een reeks vergelijkbare producten het meest kostenefficiënte product aan hun cliënten aanbevelen. Bovendien moeten financiële adviseurs ook systematisch minstens één product aanbevelen zonder kenmerken die misschien niet nodig zijn om de beleggingsdoelstelling van de cliënt te bereiken, zodat retailbeleggers ook alternatieve en mogelijk goedkopere opties in overweging worden gegeven. Dergelijke kenmerken omvatten bijvoorbeeld fondsen met een beleggingsstrategie die hogere kosten met zich meebrengt, een kapitaalgarantie en gestructureerde producten met afdekkingselementen. Als adviseurs ervoor kiezen om ook een product aan te bevelen met extra kenmerken die extra kosten voor de cliënt of klant met zich meebrengen, moeten ze expliciet de reden voor een dergelijke aanbeveling geven en de extra kosten bekendmaken. In het geval van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten moeten adviseurs er ook op toezien dat de verzekeringsdekking in het product overeenkomt met de eisen en behoeften van de klant op het gebied van verzekeringen.

(7) De bestaande vereisten inzake informatieverschaffing over inducements moeten verder worden aangescherpt om ervoor te zorgen dat retailbeleggers het algemene concept van inducements, het risico op belangenconflicten en de gevolgen van inducements voor de totale kosten en het verwachte rendement begrijpen.

(8) Om de ontwikkeling van onafhankelijk advies tegen redelijke kosten mogelijk te maken, moet het onafhankelijke adviseurs worden toegestaan om retailbeleggers advies over goed gediversifieerde, niet-complexe en kostenefficiënte producten te verstrekken op basis van een beperktere reeks gegevens die zijn verzameld voor de geschiktheidsbeoordeling. De reikwijdte van dergelijk advies moet duidelijk en tijdig vóór de verlening van het advies aan de retailbelegger worden meegedeeld. Gezien de gediversifieerde aard van de producten waarover wordt geadviseerd, moeten onafhankelijke financiële adviseurs niet worden verplicht om informatie van de cliënten met betrekking tot hun kennis en ervaring of bestaande portefeuilles te verkrijgen en te beoordelen.

(9) Om de doeltreffendheid van deze maatregelen te beoordelen, moet de Commissie drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn en na raadpleging van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (“ESMA”) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (“Eiopa”) een verslag opstellen over de gevolgen van betalingen door derden voor retailbeleggingen; dat verslag moet indien nodig vergezeld gaan van voorstellen om het kader verder te versterken.

(10) Het niveau van de kosten en lasten die gepaard gaan met beleggings- en verzekeringsproducten kan aanzienlijke gevolgen hebben voor het beleggingsrendement, hetgeen niet altijd duidelijk is voor retailbeleggers. Om ervoor te zorgen dat producten kosteneffectief zijn voor retailbeleggers, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat ondernemingen waaraan krachtens Richtlijn (EU) 2014/65 of Richtlijn (EU) 2016/97 een vergunning is verleend om beleggingsproducten te ontwikkelen of te distribueren, over duidelijke prijsstellingsprocessen beschikken waarmee alle aan retailbeleggers aangerekende kosten duidelijk kunnen worden geïdentificeerd en gekwantificeerd en die zodanig zijn ontworpen dat de kosten en lasten die in beleggingsproducten zijn opgenomen of die aan de distributie ervan zijn verbonden, gerechtvaardigd en evenredig zijn ten aanzien van de kenmerken, doelstellingen, strategie en verwachte prestaties van het product.

(11) Aangezien de kostenstructuur van het verpakte retailbeleggingsproduct door de ontwikkelaar wordt ontworpen, is het aan de ontwikkelaar om te beoordelen of de kosten en lasten die in de beleggingsproducten zijn opgenomen, gerechtvaardigd en evenredig zijn. Voortbouwend op deze beoordelingen moeten distributeurs soortgelijke beoordelingen verrichten, zodat de distributiekosten en andere kosten die nog niet in de beoordeling van de ontwikkelaar zijn opgenomen, aanvullend in aanmerking worden genomen.

(12) Het prijsstellingsproces, dat zowel op het niveau van de ontwikkelaar als van de distributeur wordt uitgevoerd, moet, als onderdeel van het kader voor productgovernance, dienen ter versterking van het bestaande concept dat beleggingsproducten die op een bepaalde doelmarkt zijn gericht, zo moeten worden ontworpen dat ze die doelmarkt waarde bieden.

(13) Om het prijsstellingsproces objectiever te maken en om ontwikkelaars, distributeurs en bevoegde autoriteiten een instrument te verschaffen waarmee zij de kosten van beleggingsproducten van hetzelfde producttype efficiënt kunnen vergelijken, moeten zowel ESMA als Eiopa op basis van gegevens over de kosten en prestaties van beleggingsproducten benchmarks ontwikkelen waarmee ontwikkelaars en distributeurs rekening moeten houden in hun prijsstellingsprocessen. Als uit de vergelijking met een relevante benchmark blijkt dat de kosten en prestaties voor beleggers niet in overeenstemming zijn met de benchmark, mag het product niet worden verhandeld aan retailbeleggers, tenzij aanvullende tests en verdere beoordelingen hebben uitgewezen dat het product niettemin kosteneffectief is voor de doelmarkt, bijvoorbeeld in het geval van een product met aanvullende speciale kenmerken die relevant worden geacht voor een bepaalde groep beleggers met vastgestelde specifieke behoeften en doelstellingen, maar die niet tot uiting komen in de beschrijving van de groep beleggingsproducten waarvoor de benchmark is ontwikkeld.

(14) Om ontwikkelaars en distributeurs bij hun beoordelingen te helpen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de criteria te specificeren die moeten worden gebruikt bij de bepaling of de kosten en prestaties gerechtvaardigd en evenredig zijn.

(15) Om ESMA en Eiopa in staat te stellen betrouwbare benchmarks op basis van betrouwbare gegevens te ontwikkelen, moeten ontwikkelaars en distributeurs van beleggingsproducten worden verplicht de nodige gegevens aan de bevoegde autoriteiten te rapporteren, zodat deze aan ESMA en Eiopa kunnen worden doorgegeven. Om de kosten in verband met de nieuwe rapportageverplichtingen zoveel mogelijk te beperken en onnodige overlappingen te voorkomen, moeten gegevensreeksen zoveel mogelijk gebaseerd zijn op informatie- en rapportageverplichtingen die uit het EU-recht voortvloeien. ESMA en Eiopa moeten technische reguleringsnormen ontwikkelen om de gegevensreeksen, gegevensnormen en methoden en formaten voor de te rapporteren informatie te bepalen.

(16) Bepaalde ontwikkelaars van financiële instrumenten die onder de definitie van verpakte retailbeleggingsproducten in de zin van artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) nr. 1286/2014 vallen, zijn mogelijk niet onderworpen aan de rapportageverplichting van artikel 16 -bis, lid 2, of enige andere gelijkwaardige rapportageverplichting. In dergelijke gevallen moet een beleggingsonderneming die dergelijke financiële instrumenten aanbiedt of aanbeveelt, de bijzonderheden over de kosten en lasten en kenmerken van deze producten rapporteren aan de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat van herkomst. De rapportageverplichtingen met betrekking tot bovenstaande gegevens, die zijn vastgesteld in het regelgevingspakket bestaande uit de icbe-richtlijn en het abi-beheerdersrichtlijn, moeten als gelijkwaardig worden beschouwd.

(17) Gezien de grote diversiteit van het aanbod van retailbeleggingsproducten moet de ontwikkeling van benchmarks door ESMA en Eiopa een evolutionair proces zijn, waarbij eerst benchmarks worden ontwikkeld voor de beleggingsproducten die het meest door retailbeleggers worden gekocht en geleidelijk wordt voortgebouwd op de ervaring die in de loop van de tijd is opgedaan om de dekking te verbreden en de kwaliteit ervan te verfijnen.

(18) Op grond van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU zijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi’s) en beheermaatschappijen van instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) verplicht om met de nodige bekwaamheid, zorg en zorgvuldigheid in het belang van de door hun beheerde beleggingsinstellingen en in het belang van hun beleggers te handelen. Abi-beheerders en icbe-beheermaatschappijen moeten daarom voorkomen dat beleggingsinstellingen en hun beleggers onnodige kosten worden aangerekend. Van abi-beheerders en icbe-beheermaatschappijen moet worden verlangd dat zij een deugdelijk prijsstellingsproces vaststellen dat de identificatie, analyse en evaluatie omvat van de kosten die direct of indirect aan beleggingsinstellingen of hun deelnemers in rekening worden gebracht en die derhalve door beleggers worden gedragen. Kosten moeten als gerechtvaardigd worden beschouwd als zij in overeenstemming zijn met de precontractuele documenten voor icbe’s en abi’s, noodzakelijk zijn voor hun werking en op billijke wijze door de beleggers worden gedragen.

(19) Icbe-beheermaatschappijen en abi-beheerders moeten beleggers vergoeden wanneer onnodige kosten in rekening zijn gebracht, ook wanneer kosten verkeerd zijn berekend ten nadele van beleggers, en moeten de bevoegde autoriteiten, de financiële accountants van de beleggingsinstellingen en hun beheerders en de bewaarder van deze instellingen daarvan in kennis stellen. Om een betere handhaving te bevorderen en concrete resultaten voor retailbeleggers te bereiken, is het noodzakelijk de administratieve en sanctiebevoegdheden van de lidstaten te harmoniseren. De verplichting om beleggers te vergoeden moet worden toegevoegd als een mogelijke administratieve maatregel en sanctie, zodat deze mogelijkheid in alle lidstaten bestaat.

(20) Het prijsstellingsproces in het kader van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU moet ervoor zorgen dat de door de retailbeleggers gedragen kosten gerechtvaardigd en evenredig zijn ten aanzien van de kenmerken van het product, en met name ten aanzien van de beleggingsdoelstelling en -strategie, het risiconiveau en het verwachte rendement van de instellingen, zodat icbe’s en abi’s kosteneffectief zijn voor beleggers. Icbe-beheermaatschappijen en abi-beheerders moeten verantwoordelijk blijven voor de kwaliteit van hun prijsstellingsproces. Zij moeten er in het bijzonder voor zorgen dat de kosten vergelijkbaar zijn met de marktnormen, onder meer door de kosten te vergelijken van instellingen met vergelijkbare beleggingsstrategieën en -kenmerken die beschikbaar zijn in openbaar toegankelijke databanken. Om het prijsstellingsproces echter objectiever te maken en icbe-beheermaatschappijen en abi-beheerders en bevoegde autoriteiten een instrument te verschaffen waarmee zij de kosten van beleggingsproducten van hetzelfde producttype efficiënt kunnen vergelijken, moet ESMA op basis van gegevens over de kosten en prestaties van beleggingsproducten die zij in het kader van de toezichtrapportage ontvangt, benchmarks ontwikkelen aan de hand waarvan een beoordeling van de kosteneffectiviteit kan worden verricht, alsmede van de andere criteria die in het prijsstellingsproces van icbe-beheermaatschappijen en abi-beheerders worden gehanteerd. Gezien de prioriteit van de Commissie om onnodige administratieve lasten te vermijden en de rapportagevereisten te vereenvoudigen, moeten deze benchmarks voortbouwen op bestaande gegevens uit openbaarmakingen en toezichtrapportages, tenzij aanvullende gegevens bij wijze van uitzondering noodzakelijk zijn. Beleggingsfondsen die weinig kosteneffectief zijn of die afwijken van de benchmarks van ESMA mogen niet aan retailbeleggers worden verhandeld, tenzij een verdere beoordeling heeft uitgewezen dat het product niettemin een goede kosteneffectiviteit heeft. De beoordeling en de genomen maatregelen moeten worden gedocumenteerd en op verzoek aan de bevoegde autoriteiten worden verstrekt.

(21) Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de minimumvereisten voor het prijsstellingsproces teneinde te voorkomen dat icbe’s, abi’s en hun deelnemers onnodige kosten worden aangerekend, en van de minimumvereisten voor het verrichten van de kosteneffectiviteitsbeoordeling en, indien nodig, voor het nemen van corrigerende maatregelen wanneer de kosten niet gerechtvaardigd zijn of niet evenredig zijn met het verwachte rendement van de icbe’s en abi’s en, indien beschikbaar, hun risiconiveau, beleggingsdoelstelling en beleggingsstrategie, en voor het documenteren van deze beoordeling en maatregelen.

(22) Kennis en bekwaamheid van het personeel zijn essentieel om advies van goede kwaliteit te garanderen. De normen van hetgeen noodzakelijk wordt geacht, verschillen aanzienlijk tussen adviseurs die werken in het kader van Richtlijn 2014/65/EU, Richtlijn (EU) 2016/97 en niet-geharmoniseerde nationale wetgeving. Om de kwaliteit van advies te verbeteren en gelijke concurrentievoorwaarden in de hele EU te garanderen, moeten er strengere gemeenschappelijke minimumnormen voor de vereiste kennis en bekwaamheid worden vastgesteld. Dit is met name relevant gezien de toegenomen complexiteit en voortdurende innovatie in het ontwerp van financiële instrumenten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten, en het toenemende belang van overwegingen in verband met duurzaamheid. De lidstaten moeten van beleggingsondernemingen en verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs verlangen dat zij ervoor zorgen dat natuurlijke personen die namens de beleggingsonderneming of als verzekeringstussenpersoon beleggingsadvies verstrekken, en de betrokken werknemers van verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen over de kennis en bekwaamheid beschikken die nodig is om hun verplichtingen na te komen. Om cliënten, klanten en bevoegde autoriteiten de zekerheid te bieden dat het kennis- en bekwaamheidsniveau van deze natuurlijke personen en verzekeringstussenpersonen en van de werknemers van verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen aan de vereiste normen voldoen, moeten deze kennis en bekwaamheid met een certificaat worden aangetoond. Regelmatige beroepsopleiding en bijscholing zijn belangrijk om ervoor te zorgen dat de kennis en bekwaamheid van het personeel dat zich bezighoudt met de advisering over of verkoop van beleggingsproducten of verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten aan cliënten of klanten, op peil blijft en wordt bijgewerkt. Daartoe moet worden voorgeschreven dat natuurlijke personen die beleggingsadvies verstrekken een minimumaantal uren per jaar aan beroepsopleiding en bijscholing volgen en dat zij de succesvolle voltooiing van deze opleiding en bijscholing met een certificaat staven.

(23) De toenemende verlening van beleggingsdiensten via digitale middelen creëert nieuwe mogelijkheden voor retailbeleggers. Tegelijkertijd stellen deze diensten beleggingsondernemingen en verzekeringsdistributeurs in staat om beleggingsproducten en -diensten sneller en aan een grotere groep retailbeleggers te distribueren, wat extra risico’s met zich kan meebrengen. Bevoegde autoriteiten moeten daarom worden uitgerust met bevoegdheden en procedures die toereikend zijn om onmiddellijk op te treden tegen elke niet-naleving van de bestaande regels, ook wanneer deze diensten via digitale middelen en door entiteiten zonder vergunning worden verleend. Daarom is het aangewezen dat de bevoegde autoriteiten de nodige maatregelen kunnen nemen wanneer zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat een natuurlijke of rechtspersoon zonder passende vergunning beleggingsdiensten verleent of dat een verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming zonder registerinschrijving of vergunning verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten distribueert. Wanneer deze maatregelen betrekking hebben op een natuurlijke persoon, moet de bekendmaking van het besluit van de bevoegde autoriteit onderworpen blijven aan de beoordeling per geval van de evenredigheid van de bekendmaking van persoonsgegevens overeenkomst artikel 71, lid 1. De bevoegde autoriteiten moeten ESMA en Eiopa informeren over dergelijk gedrag en ESMA en Eiopa moeten alle gerelateerde besluiten van de bevoegde autoriteiten consolideren en bekendmaken, zodat deze informatie beschikbaar is voor retailbeleggers en zij potentiële fraude kunnen herkennen. Om te voorkomen dat bij de bekendmaking van de geconsolideerde lijst van alle door de bevoegde autoriteiten genomen besluiten persoonlijke informatie openbaar wordt gemaakt die door een bevoegde autoriteit onevenredig wordt geacht, moeten ESMA en Eiopa, voor wat natuurlijke personen betreft, afzien van de openbaarmaking van aanvullende informatie ten opzichte van de informatie die door de bevoegde autoriteit zelf openbaar wordt gemaakt.

(24) De verlening van grensoverschrijdende beleggingsdiensten is essentieel voor de ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie en een goede handhaving van de regels is een essentieel onderdeel van de interne markt. Hoewel de lidstaat van herkomst verantwoordelijk is voor het toezicht op een beleggingsonderneming in geval van grensoverschrijdende dienstverlening, berust de interne markt op het vertrouwen dat voortvloeit uit het adequate toezicht op beleggingsondernemingen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst. Het beginsel van wederzijdse erkenning vereist een doeltreffende samenwerking tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst om ervoor te zorgen dat een voldoende niveau van bescherming van de belegger wordt gehandhaafd. Richtlijn (EU) 2014/65 voorziet reeds in een mechanisme op grond waarvan, onder strikte voorwaarden en wanneer de lidstaat van herkomst geen passende maatregelen neemt, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst conservatoire maatregelen kunnen nemen om beleggers te beschermen. Om de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken en de toezichtsinspanningen verder op te voeren, moet dat mechanisme worden vereenvoudigd en moeten de bevoegde autoriteiten die op hun grondgebied sterk gelijkende of identieke gedragingen constateren als die welke reeds door een andere autoriteit zijn gesignaleerd, kunnen verwijzen naar de bevindingen van die initiërende autoriteit om een procedure overeenkomstig artikel 86 van Richtlijn (EU) 2014/65 in te leiden.

(25) De paspoortregelingen krachtens de Richtlijnen (EU) 2014/65 en (EU) 2016/97 vereisen niet dat informatie wordt verstrekt over de omvang van de grensoverschrijdende diensten. Om ESMA, Eiopa en de bevoegde autoriteiten een goed inzicht te verschaffen in de omvang van grensoverschrijdende diensten en hen in staat te stellen hun toezichtactiviteiten op deze grensoverschrijdende diensten af te stemmen, moeten de bevoegde autoriteiten informatie over de verlening van dergelijke diensten verzamelen. Wanneer een beleggingsonderneming of verzekeringstussenpersoon diensten verleent aan cliënten die in een andere lidstaat gevestigd zijn, moet de beleggingsonderneming of verzekeringstussenpersoon haar bevoegde autoriteit basisinformatie over deze diensten verstrekken. Omwille van de evenredigheid mag deze rapportageverplichting niet gelden voor ondernemingen die minder dan vijftig cliënten in grensoverschrijdende context bedienen. De bevoegde autoriteiten moeten deze informatie ter beschikking stellen van ESMA en Eiopa, die op hun beurt de informatie toegankelijk moeten maken voor alle bevoegde autoriteiten en een jaarlijks statistisch verslag over grensoverschrijdende diensten moeten publiceren. Om de kosten in verband met de rapportageverplichtingen met betrekking tot grensoverschrijdende activiteiten zoveel mogelijk te beperken en onnodige overlappingen te voorkomen, moet de informatie zoveel mogelijk gebaseerd zijn op bestaande informatie- en rapportageverplichtingen.

(26) Om de toezichtconvergentie te bevorderen en de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken, moet ESMA op eigen initiatief of op initiatief van een of meer bevoegde autoriteiten samenwerkingsplatforms kunnen opzetten wanneer er gegronde bezorgdheid bestaat over benadeling van beleggers in verband met de verlening van grensoverschrijdende beleggingsdiensten en wanneer dergelijke activiteiten significant zijn gelet op de markt van de lidstaat van ontvangst. Eiopa, die op grond van artikel 152 ter van Richtlijn 2009/138/EG reeds bevoegd is om samenwerkingsplatformen op te zetten, moet dezelfde bevoegdheid hebben met betrekking tot verzekeringsdistributieactiviteiten in het kader van Richtlijn (EU) 2016/97, aangezien zich bij verzekeringsdistributie soortgelijke grensoverschrijdende toezichtsproblemen kunnen voordoen. Wanneer er ernstige bezorgdheid bestaat over mogelijke benadeling voor beleggers en wanneer de bij de samenwerkingsplatformen betrokken toezichthoudende autoriteiten geen overeenstemming kunnen bereiken over kwesties die verband houden met een beleggingsonderneming of verzekeringsdistributeur die grensoverschrijdend actief is, kunnen ESMA en Eiopa in overeenstemming met artikel 16 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad39 en Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad40 een aanbeveling richten tot de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst om de bezorgdheden van de andere betrokken bevoegde autoriteiten in overweging te nemen en samen met andere betrokken bevoegde autoriteiten een gezamenlijke inspectie ter plaatse uit te voeren.

(27) Kosten, bijbehorende lasten en betalingen door derden in verband met beleggingsproducten kunnen grote gevolgen hebben voor het verwachte rendement. De openbaarmaking van dergelijke kosten, bijbehorende lasten en betalingen door derden zijn een belangrijk aspect van de bescherming van beleggers. Retailbeleggers moeten tijdig duidelijke informatie krijgen over de kosten, bijbehorende lasten en betalingen door derden, voordat ze een beleggingsbeslissing nemen. Om de vergelijkbaarheid van dergelijke kosten, bijbehorende lasten en betalingen door derden te verbeteren, moet dergelijke informatie op een gestandaardiseerde manier worden verstrekt. In technische reguleringsnormen moeten de inhoud en de vorm van de informatie met betrekking tot dergelijke kosten, bijbehorende lasten en betalingen door derden worden gespecificeerd en geharmoniseerd, met inbegrip van toelichtingen die beleggingsondernemingen aan niet-professionele cliënten moeten verstrekken, met name wat betalingen door derden betreft.

(28) Om de transparantie verder te vergroten, moeten niet-professionele cliënten en klanten periodiek een overzicht van hun beleggingen ontvangen. Daarom moeten ondernemingen die beleggingsdiensten samen met een dienst inzake bewaarneming en beheer van financiële instrumenten aanbieden, of verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen die verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten distribueren, hun niet-professionele cliënten en klanten een jaaroverzicht verstrekken dat een overzicht bevat van de producten die deze cliënten en klanten aanhouden, van alle kosten, bijbehorende lasten en betalingen door derden, en van alle betalingen, met inbegrip van dividenden en de rente die de cliënt en klant over een periode van één jaar heeft betaald en ontvangen, samen met een overzicht van de prestaties van deze financiële producten. Dit jaaroverzicht moet retailbeleggers in staat stellen een beter inzicht te verkrijgen in de gevolgen van deze elementen voor de prestaties van hun portefeuille. Voor beleggingsdiensten die alleen bestaan uit het ontvangen, doorgeven en uitvoeren van orders, moet het jaaroverzicht alle kosten, bijbehorende lasten en betalingen door derden bevatten die in verband met de diensten en de financiële instrumenten zijn betaald. Voor diensten die alleen bestaan uit het bewaren en beheren van financiële instrumenten, moet het jaaroverzicht alle kosten en bijbehorende lasten bevatten, alsmede alle betalingen die de cliënt in verband met de diensten en de financiële instrumenten heeft ontvangen. Voor al deze diensten moet de dienstverlener de niet-professionele cliënt op verzoek een gedetailleerde uitsplitsing van die informatie per financieel instrument verstrekken. Gezien de langetermijnkenmerken van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten die vaak voor pensioendoeleinden worden gebruikt, moet het jaaroverzicht voor dergelijke producten aanvullende elementen bevatten, waaronder aangepaste individuele prognoses van het verwachte resultaat aan het einde van de overeenkomst of de aanbevolen duur van de deelneming en een samenvatting van de verzekeringsdekking.

(29) Uiteenlopende of overlappende informatievereisten voor de distributie van verzekeringsproducten in verschillende rechtshandelingen veroorzaken rechtsonzekerheid en onnodige kosten voor verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen. Het is daarom passend om alle informatievereisten in één rechtshandeling vast te stellen door die vereisten uit Richtlijn 2009/138/EG te schrappen en door Richtlijn (EU) 2016/97 te wijzigen. Tegelijkertijd is het, voortbouwend op de ervaringen die zijn opgedaan met het toezicht op deze vereisten, passend om ze aan te passen zodat ze doeltreffend en alomvattend zijn. Als aanvulling op het reeds goed gevestigde productinformatiedocument voor schadeverzekeringsproducten moet er met het oog op de verstrekking van gestandaardiseerde informatie ook een productinformatiedocument worden ingevoerd voor levensverzekeringsproducten die geen verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten zijn. Voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten moet standaardinformatie worden verstrekt via het essentiële-informatiedocument voor PRIIP’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1286/2014.

(30) Veranderingen in de manier waarop beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen reclame maken voor financiële producten en diensten, waaronder het gebruik van influencers, sociale media en het gebruik van gedragsneigingen, hebben steeds meer invloed op het gedrag van retailbeleggers. Het is daarom passend om voorschriften inzake publicitaire mededelingen en marketingpraktijken in te voeren, die ook betrekking kunnen hebben op de inhoud van derden, ontwerpen, promoties, branding, campagnes, productplaatsing en beloningssystemen. Deze voorschriften moeten met name specificeren wat het vereiste om eerlijk, duidelijk en niet-misleidend te zijn, precies inhoudt in de context van publicitaire mededelingen en marketingpraktijken. Voorschriften voor een evenwichtige presentatie van risico’s en rendement en geschiktheid voor het beoogde doelpubliek moeten ook bijdragen aan een betere toepassing van de beginselen inzake beleggersbescherming. Deze voorschriften moeten zich uitstrekken tot marketingpraktijken wanneer deze praktijken worden gebruikt om het bereik en de doeltreffendheid van publicitaire mededelingen of de perceptie van hun relateerbaarheid, betrouwbaarheid of vergelijkbaarheid te vergroten. Om ervoor te zorgen dat aanbieders van beleggingsproducten niet worden ontmoedigd of verhinderd om materiaal inzake financiële scholing te verstrekken en de financiële geletterdheid van beleggers te bevorderen en te verbeteren, moet echter worden gespecificeerd dat dergelijk materiaal en dergelijke activiteiten niet onder de definitie van publicitaire mededelingen en marketingpraktijken vallen.

(31) Om in te spelen op de ontwikkelingen in marketingpraktijken, waaronder de inschakeling van derden om producten of diensten indirect te promoten, en om beleggers een passend beschermingsniveau te bieden, moeten de eisen met betrekking tot publicitaire mededelingen worden aangescherpt. Daarom moet worden voorgeschreven dat in de publicitaire mededelingen een gemakkelijke identificatie mogelijk moet zijn van de beleggingsonderneming, verzekeringsonderneming of verzekeringstussenpersoon namens wie de marketingcommunicatie wordt verzorgd. Voor niet-professionele cliënten moeten deze publicitaire mededelingen ook op een duidelijke en evenwichtige manier essentiële informatie over de aangeboden producten en diensten bevatten. Om ervoor te zorgen dat de verplichtingen inzake de bescherming van beleggers in de praktijk naar behoren worden nagekomen, moeten beleggingsondernemingen een beleid inzake publicitaire mededelingen en marketingpraktijken voeren en over adequate interne controles en rapportageprocedures ten aanzien van het leidinggevend orgaan van de beleggingsonderneming beschikken om de naleving van dit beleid te waarborgen. Bij de ontwikkeling van publicitaire mededelingen en marketingpraktijken moeten beleggingsondernemingen, verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen rekening houden met de doelgroep van de betreffende doelmarkt.

(32) Het snelle tempo waarmee publicitaire mededelingen en marketingpraktijken kunnen worden aangeboden en veranderd, met name via het gebruik van digitale hulpmiddelen en kanalen, mag een afdoende handhaving van de geldende regelgeving niet in de weg staan. Daarom moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de nationale bevoegde autoriteiten over de nodige bevoegdheden beschikken om toezicht uit te oefenen en zo nodig tijdig in te grijpen. Bovendien moeten de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot de nodige informatie met betrekking tot publicitaire mededelingen en marketingpraktijken om hun toezichts- en handhavingstaken uit te voeren en de bescherming van de consumenten te waarborgen. Daartoe moeten beleggingsondernemingen en verzekeringsondernemingen gegevens bijhouden over de publicitaire mededelingen die aan niet-professionele cliënten of potentiële niet-professionele cliënten worden verstrekt of toegankelijk worden gemaakt en over alle daarmee verband houdende elementen die relevant zijn voor de bevoegde autoriteiten. Om de publicitaire mededelingen die worden verspreid door derden, zoals influencers en reclamebureaus, te kunnen vastleggen, moet ook de identiteit van deze derden worden geregistreerd. Aangezien problemen met financiële producten en diensten verschillende jaren na de belegging kunnen ontstaan, moeten beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen de bovenvermelde informatie gedurende vijf jaar, en op verzoek van de bevoegde autoriteit gedurende een periode van maximaal zeven jaar, bijhouden.

(33) De beoordelingen van de geschiktheid en adequaatheid zijn een essentieel onderdeel van de bescherming van beleggers. Beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen moeten de geschiktheid of adequaatheid van beleggingsproducten en -diensten die respectievelijk aan de cliënt worden aanbevolen of door de cliënt worden gevraagd, beoordelen op basis van de informatie die van de cliënt wordt verkregen. Waar nodig mogen beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen of verzekeringstussenpersonen ook gebruikmaken van informatie die zij op grond van andere legitieme redenen hebben verkregen, waaronder bestaande relaties met de cliënt of klant. Beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen moeten hun cliënten en klanten uitleggen wat het doel van deze beoordelingen is en hoe belangrijk het is om correcte en volledige informatie te verstrekken. Zij moeten hun cliënten en klanten door middel van gestandaardiseerde waarschuwingen informeren dat het verstrekken van onjuiste en onvolledige informatie negatieve gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van de beoordeling. Om de harmonisatie en efficiëntie van de verschillende waarschuwingen te garanderen, moeten ESMA en Eiopa technische reguleringsnormen ontwikkelen om de inhoud en de vorm van dergelijke waarschuwingen te specificeren.

(34) Om ervoor te zorgen dat in het kader van adviesdiensten de nodige aandacht wordt besteed aan het spreiden van de portefeuille, moeten financiële adviseurs systematisch worden verplicht rekening te houden met de noodzaak van een dergelijke spreiding voor hun cliënten of klanten, als onderdeel van de geschiktheidsbeoordelingen, onder meer op basis van de door deze cliënten of klanten verstrekte informatie over hun bestaande portefeuille met financiële en niet-financiële activa.

(35) Om er zeker van te zijn dat beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen aan de hand van beoordelingen van de adequaatheid op een doeltreffende manier kunnen nagaan of een financieel product of een financiële dienst passend is voor hun cliënten en klanten, moeten zij niet alleen informatie van hun cliënten of klanten verkrijgen over hun kennis van en ervaring met dergelijke financiële instrumenten of diensten, maar in het geval van niet-professionele cliënten of klanten ook over hun vermogen om volledige of gedeeltelijke verliezen te dragen en over hun risicotolerantie. In geval van een negatieve beoordeling van de adequaatheid moet een beleggingsonderneming, verzekeringsonderneming of verzekeringstussenpersoon niet alleen verplicht zijn een waarschuwing naar de cliënt of de klant te sturen, maar mag de transactie ook alleen worden uitgevoerd als de betrokken cliënt of klant daar uitdrukkelijk om verzoekt.

(36) Er kan een breed gamma aan financiële instrumenten aan retailbeleggers worden aangeboden, waarbij elk financieel instrument een ander risico wat betreft potentiële verliezen met zich meebrengt. Het moet daarom gemakkelijk zijn voor retailbeleggers om bijzonder risicovolle beleggingsproducten te kunnen herkennen. Beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen moeten derhalve worden verplicht om na te gaan welke beleggingsproducten bijzonder risicovol zijn en om waarschuwingen over deze risico’s op te nemen in de informatie, met inbegrip van publicitaire mededelingen, die aan niet-professionele cliënten en klanten wordt verstrekt. Om beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen en verzekeringstussenpersonen te helpen bij het herkennen van dergelijke bijzonder risicovolle producten, moeten ESMA en Eiopa richtsnoeren uitvaardigen om dergelijke producten te herkennen, naar behoren rekening houdend met de verschillende soorten bestaande beleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten. Om dergelijke risicowaarschuwingen in de hele EU te harmoniseren, moeten ESMA en Eiopa technische normen voor de inhoud en de vorm ervan indienen. De lidstaten moeten de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid geven om het gebruik van risicowaarschuwingen voor specifieke beleggingsproducten verplicht te stellen, en wanneer het gebruik of het niet-gebruik van deze risicowaarschuwingen in de EU inconsistent zou zijn of een wezenlijk effect op de bescherming van de belegger zou hebben, moeten ESMA en Eiopa de bevoegdheid hebben om beleggingsondernemingen in de hele EU te verplichten dergelijke waarschuwingen te gebruiken.

(37) Het verbeteren van de financiële geletterdheid van niet-professionele cliënten en klanten, en van prospectieve niet-professionele cliënten en potentiële klanten, is van cruciaal belang om deze niet-professionele cliënten en klanten een beter inzicht te geven in hoe zij verantwoord kunnen beleggen en hoe zij de risico’s en voordelen van het beleggen naar behoren kunnen afwegen. De lidstaten moeten daarom formele en informele leermogelijkheden bevorderen om de financiële geletterdheid van niet-professionele cliënten en klanten en van prospectieve niet-professionele cliënten en potentiële klanten met betrekking tot verantwoord beleggen te ondersteunen. Verantwoord beleggen verwijst naar het vermogen van retailbeleggers om weloverwogen beleggingsbeslissingen te nemen die aansluiten op hun persoonlijke en financiële doelstellingen, op voorwaarde dat zij zich bewust zijn van het aanbod aan beschikbare beleggingsproducten en -diensten, de belangrijkste kenmerken ervan en de risico’s en voordelen van beleggen, en op voorwaarde dat zij het beleggingsadvies dat ze ontvangen begrijpen en in staat zijn er gepast op te reageren. Prospectieve retailbeleggers moeten te allen tijde toegang hebben tot educatief materiaal ter ondersteuning van hun financiële kennis, en dat materiaal moet met name rekening houden met verschillen in leeftijd, opleidingsniveau en technologische mogelijkheden van retailbeleggers. Dit is met name relevant voor niet-professionele cliënten en klanten die voor het eerst toegang krijgen tot financiële instrumenten, beleggingsdiensten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten, en klanten die gebruikmaken van digitale hulpmiddelen.

(38) Er moet worden gewaarborgd dat de criteria om te bepalen of een cliënt over de nodige ervaring, kennis en deskundigheid beschikt om als professionele cliënt te worden behandeld wanneer een dergelijke cliënt om een dergelijke behandeling verzoekt, adequaat en geschikt zijn voor het beoogde doel. Deze criteria moeten dan ook rekening houden met de ervaring die is opgedaan buiten de financiëledienstensector en met de gecertificeerde opleiding en scholing die de cliënt heeft gevolgd. De criteria moeten ook evenredig zijn en mogen niet discrimineren op basis van de lidstaat waar de cliënt woont. De criteria die gebaseerd zijn op het vermogen en op de omvang van een rechtspersoon moeten daarom worden gewijzigd om rekening te houden met cliënten die in lidstaten wonen met een lager gemiddeld bbp per hoofd van de bevolking.

(39) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad en heeft op [XX XX 2023] een advies uitgebracht.

(40) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens voor de toepassing van deze richtlijn. Verordening (EU) nr. 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen en organen van de Unie voor de toepassing van deze richtlijn. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat gegevensverwerking die in het kader van de toepassing van deze richtlijn wordt uitgevoerd volledig in overeenstemming is met Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad, wanneer die richtlijn van toepassing is.

(41) De Richtlijnen (EU) 2009/65/EG, 2009/138/EG, 2011/61/EU, 2014/65/EU en (EU) 2016/97 moeten bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.