Overwegingen bij COM(2021)631 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1994 waarbij Kroatië wordt gemachtigd af te wijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Krachtens de artikelen 168 en 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de btw af te trekken ter zake van de goederen en diensten die hij ten behoeve van zijn belaste activiteiten heeft ontvangen. Krachtens artikel 26, lid 1, punt a), van die richtlijn geldt er een aangifteplicht voor de btw wanneer een tot het bedrijf behorend goed wordt gebruikt voor privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden.

(2) Kroatië is bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1994 11 van de Raad gemachtigd om tot en met 31 december 2021 het recht op aftrek van de btw die is betaald ter zake van de aankoop en de leasing van bepaalde personenauto’s met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend, die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, met inbegrip van de aankoop van alle goederen en diensten die betrekking hebben op die voertuigen, tot 50 % beperken. De machtiging ontheft ook belastingplichtigen van de verplichting om het niet-zakelijke gebruik van die personenauto’s gelijk te stellen met een dienst.

(3) Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 31 maart 2021, heeft Kroatië verzocht om machtiging tot verlenging van de bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 26, lid 1, punt  a), en artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG, teneinde het recht op aftrek ter zake van uitgaven voor bepaalde personenauto’s die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt (hierna “het verzoek” genoemd), te mogen beperken.

(4) Kroatië past artikel 168 bis, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG toe met betrekking tot de btw op uitgaven in verband met andere economische goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen, op basis van artikel 168 bis, lid 2, van die richtlijn. Daarom had Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1994 van de Raad een verwijzing naar artikel 168 bis van Richtlijn 2006/112/EG moeten bevatten.

(5) Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 22 april 2021 van het verzoek van Kroatië in kennis gesteld. Bij brief van 23 april 2021 heeft de Commissie Kroatië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(6) Zoals vereist krachtens artikel 6, lid 3, van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1994 heeft Kroatië een verslag voorgelegd met daarin ook een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking. Op basis van actuele gegevens bevestigde Kroatië dat de beperking van 50 % nog altijd gerechtvaardigd en passend is.

(7) Omdat de bijzondere maatregel zowel voor de belastingplichtigen als voor de belastingautoriteiten een positief effect had op de administratieve lasten, moet Kroatië worden gemachtigd om de bijzondere maatregel te blijven toepassen. De verlenging van de bijzondere maatregel dient in de tijd beperkt te zijn, namelijk tot en met 31 december 2024, zodat de doeltreffendheid ervan kan worden geëvalueerd evenals de toepasselijkheid van het percentage.

(8) Indien Kroatië een verdere verlenging van de bijzondere maatregel nodig acht, moet het uiterlijk op 31 maart 2024 bij de Commissie een verzoek tot verlenging indienen, samen met een verslag dat ook een evaluatie van het toegepaste percentage bevat.

(9) De bijzondere maatregel zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

(10) Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1994 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.