Overwegingen bij COM(2021)130 - Kader voor afgifte, verificatie, aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten teneinde vrije verkeer tijdens COVID-19 (digitaal groen certificaat)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Iedere burger van de Unie heeft het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad 13 bevat nadere voorschriften met betrekking tot de uitoefening van dat recht.

(2) Op 30 januari 2020 heeft de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang uitgeroepen wegens de mondiale uitbraak van severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 (SARS-CoV-2), dat coronavirusziekte 2019 (COVID‐19) veroorzaakt. Op 11 maart 2020 heeft de WHO geoordeeld dat COVID-19 als pandemie kan worden aangemerkt.

(3) Om de verspreiding van het virus te beperken, hebben de lidstaten diverse maatregelen getroffen, waarvan sommige invloed hebben gehad op het recht van Unieburgers om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, zoals inreisbeperkingen of de verplichting voor reizigers die de grens overschrijden om in quarantaine/zelfisolatie te gaan of zich op SARS-CoV-2-besmetting te laten testen.

(4) Op 13 oktober 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie vastgesteld 14 . Die aanbeveling voorziet in een gecoördineerde aanpak ten aanzien van de volgende kernpunten: de toepassing van gemeenschappelijke criteria en drempelwaarden bij beslissingen over het al dan niet instellen van beperkingen van het vrije verkeer, het in kaart brengen van het risico op COVID-19-overdracht met een afgesproken kleurcode, en een gecoördineerde aanpak van eventuele maatregelen die geschikt zijn voor personen die tussen gebieden reizen, afhankelijk van het risico op overdracht in die gebieden. Gezien de specifieke situatie van reizigers met een cruciale functie (zoals vermeld in punt 19 van de aanbeveling) en grensarbeiders, die in hun dagelijks leven in het bijzonder door dergelijke beperkingen wordt getroffen, moeten met name dergelijke personen die kritieke functies vervullen of wier werkzaamheden essentieel zijn voor kritieke infrastructuur, in beginsel worden vrijgesteld van de reisbeperkingen in verband met COVID-19.

(5) Op basis van de in Aanbeveling (EU) 2020/1475 vastgestelde criteria en drempelwaarden publiceert het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (“ECDC”) eenmaal per week een kaart van de lidstaten, onderverdeeld in regio’s, ter onderbouwing van de besluitvorming door de lidstaten 15 .

(6) Zoals in Aanbeveling (EU) 2020/1475 wordt benadrukt, zouden beperkingen van het vrije verkeer van personen binnen de Unie die worden ingevoerd om de verspreiding van COVID-19 in te dijken, op specifieke en welomschreven redenen van openbaar belang, met name de bescherming van de volksgezondheid, moeten zijn gebaseerd. Dergelijke beperkingen moeten worden toegepast met inachtneming van de algemene beginselen van het Unierecht, met name evenredigheid en non‐discriminatie. De genomen maatregelen zouden dus niet verder mogen gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is om de volksgezondheid te beschermen. Voorts moeten zij in overeenstemming zijn met maatregelen die de Unie heeft genomen om te zorgen voor een naadloos vrij verkeer van goederen en essentiële diensten in de gehele eengemaakte markt, met inbegrip van medische benodigdheden en medisch personeel, via de als zogeheten green lanes aangeduide grensovergangen, bedoeld in de mededeling van de Commissie over de toepassing van green lanes in het kader van de richtsnoeren voor grensbeheermaatregelen om de gezondheid te beschermen en de beschikbaarheid van goederen en essentiële diensten te verzekeren 16 .

(7) Het vrije verkeer van personen die geen risico vormen voor de volksgezondheid, bijvoorbeeld omdat zij immuun zijn voor SARS-CoV-2 en de ziekte niet kunnen overdragen, mag niet worden beperkt, aangezien dergelijke beperkingen niet noodzakelijk zijn om het nagestreefde doel te bereiken.

(8) Veel lidstaten hebben een initiatief genomen, of zijn dat van plan, om vaccinatiecertificaten af te geven. Om deze echter doeltreffend te kunnen gebruiken in een grensoverschrijdende context, wanneer burgers hun recht van vrij verkeer uitoefenen, moeten dergelijke certificaten volledig interoperabel, beveiligd en verifieerbaar zijn. De lidstaten moeten daartoe tot overeenstemming komen over de inhoud, het formaat, de beginselen en de technische normen voor dergelijke certificaten.

(9) Eenzijdige maatregelen op dit gebied kunnen leiden tot aanzienlijke verstoringen bij de uitoefening van het recht van vrij verkeer, aangezien nationale autoriteiten en passagiersvervoersdiensten, zoals luchtvaartmaatschappijen, spoorwegondernemingen, touringcardiensten of veerdiensten, dan zouden worden geconfronteerd met een breed scala aan uiteenlopende documentformaten, niet alleen wat betreft de vaccinatiestatus van een persoon, maar ook wat betreft tests en mogelijk herstel na COVID-19.

(10) Om de uitoefening van het recht om vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven te vergemakkelijken, moet er onder de naam “digitaal groen certificaat” een gemeenschappelijk kader worden vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten inzake COVID-19.

(11) Deze verordening mag niet worden opgevat als vergemakkelijking of aanmoediging van de invoering van beperkingen van het vrije verkeer als respons op de pandemie. Met name moeten de in Aanbeveling (EU) 2020/1475 bedoelde uitzonderingen op de beperking van het vrije verkeer als respons op de COVID-19-pandemie van toepassing blijven. Tegelijkertijd moet het kader voor het digitale groene certificaat waarborgen dat interoperabele certificaten ook beschikbaar zijn voor reizigers die een cruciale functie vervullen.

(12) Een gemeenschappelijke aanpak van de afgifte, verificatie en aanvaarding van dergelijke interoperabele certificaten berust op vertrouwen. Valse COVID-19-certificaten kunnen een aanzienlijk risico voor de volksgezondheid vormen. De autoriteiten in een lidstaat moeten de zekerheid hebben dat de informatie op een certificaat dat in een andere lidstaat is afgegeven, betrouwbaar is, niet is vervalst, en betrekking heeft op de persoon die het certificaat overlegt, en dat degene die deze informatie controleert, slechts toegang heeft tot de kleinst mogelijke hoeveelheid noodzakelijke informatie.

(13) Het risico van valse COVID-19-certificaten is reëel. Op 1 februari 2021 heeft Europol een vroegtijdige waarschuwing afgegeven over de illegale verkoop van valse negatieve COVID-19-testcertificaten 17 . Gezien de beschikbare en gemakkelijk toegankelijke technologische middelen, zoals hogeresolutieprinters en allerlei software voor grafische bewerking, zijn fraudeurs in staat om valse, vervalste en nagemaakte certificaten van hoge kwaliteit te produceren. Er zijn gevallen gemeld van illegale verkoop van frauduleuze testcertificaten, waarbij zowel georganiseerde vervalsersbendes als individuele opportunistische oplichters betrokken waren, die valse certificaten offline en online verkochten.

(14) Om interoperabiliteit en gelijke toegang te waarborgen, moeten de lidstaten de certificaten in het kader van het digitale groene certificaat afgeven in digitale vorm, op papier, of in beide vormen. Dit moet de aspirant-houder in staat stellen een papieren exemplaar van het certificaat aan te vragen en te ontvangen, dan wel het certificaat op een mobiel apparaat op te slaan en te tonen. De certificaten moeten een interoperabele, digitaal leesbare streepjescode bevatten met de relevante gegevens met betrekking tot de certificaten. De lidstaten moeten de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten waarborgen door middel van elektronische zegels of met soortgelijke middelen. De informatie op het certificaat moet er ook in een voor de mens leesbaar formaat op worden opgenomen, afgedrukt of weergegeven als gewone tekst. De opmaak van de certificaten moet gemakkelijk te begrijpen zijn en voor eenvoud en gebruiksvriendelijkheid zorgen. Om belemmeringen voor het vrije verkeer te voorkomen, moeten de certificaten kosteloos worden afgegeven en moeten burgers het recht hebben ze te doen afgeven. De lidstaten moeten certificaten in het kader van het digitale groene certificaat automatisch of op verzoek afgeven en ervoor zorgen dat zij gemakkelijk kunnen worden verkregen en dat waar nodig ondersteuning wordt geboden om gelijke toegang voor alle burgers mogelijk te maken.

(15) De veiligheid, echtheid, integriteit en geldigheid van de certificaten in het kader van het digitale groene certificaat, alsmede de conformiteit ervan met de gegevensbeschermingswetgeving van de Unie, zijn van essentieel belang voor de aanvaarding ervan in alle lidstaten. Daarom moet een vertrouwenskader worden vastgesteld waarin de regels en infrastructuur voor de betrouwbare en beveiligde afgifte en verificatie van certificaten worden vastgelegd. Het overzicht van de interoperabiliteit van gezondheidscertificaten 18 dat op 12 maart 2021 door het bij artikel 14 van Richtlijn 2011/24/EU 19 opgerichte e-gezondheidsnetwerk is goedgekeurd, moet de basis vormen voor het vertrouwenskader.

(16) Aan begunstigden als bedoeld in artikel 3 van Richtlijn 2004/38/EG, dat wil zeggen burgers van de Unie en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit, moeten op grond van deze verordening de certificaten in het kader van het digitale groene certificaat worden afgegeven door de lidstaat waar de betrokken persoon is gevaccineerd of getest of waar de herstelde persoon zich bevindt. Wanneer dat relevant of passend is, moeten de certificaten worden afgegeven ten behoeve van de gevaccineerde, geteste of herstelde persoon, bijvoorbeeld ten behoeve van personen die handelingsonbekwaam zijn, of aan ouders ten behoeve van hun kinderen. Voor de certificaten mag geen legalisatie of een andere soortgelijke formaliteit vereist zijn.

(17) De certificaten in het kader van het digitale groene certificaat kunnen ook worden afgegeven aan onderdanen of ingezetenen van Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad/Heilige Stoel, in het bijzonder wanneer zij worden gevaccineerd in een lidstaat.

(18) Er moet rekening mee worden gehouden dat overeenkomsten inzake het vrije verkeer van personen die de Unie en haar lidstaten met bepaalde derde landen hebben gesloten, voorzien in de mogelijkheid om het vrije verkeer om redenen van volksgezondheid te beperken. Indien een dergelijke overeenkomst geen mechanisme bevat om er handelingen van de Europese Unie in op te nemen, moeten certificaten die aan begunstigden van dergelijke overeenkomsten zijn afgegeven, worden aanvaard onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden. Voorwaarde daarvoor is een door de Commissie vast te stellen uitvoeringshandeling waarbij wordt vastgesteld dat een dergelijk derde land certificaten afgeeft overeenkomstig deze verordening en formele garanties heeft geboden dat het door de lidstaten afgegeven certificaten zal aanvaarden.

(19) Verordening (EU) 2021/XXXX is van toepassing op onderdanen van derde landen die niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen en legaal wonen of verblijven op het grondgebied van een staat waarop die verordening van toepassing is en die overeenkomstig het Unierecht naar andere staten mogen reizen.

(20) Het voor de toepassing van deze verordening vast te stellen kader moet waarborgen bieden voor de samenhang met mondiale initiatieven, met name die waarbij de WHO betrokken is. Waar mogelijk moet ook de interoperabiliteit worden verzekerd tussen op mondiaal niveau opgezette technologische systemen en de systemen die zijn opgezet voor de toepassing van deze verordening teneinde het vrije verkeer binnen de Unie te vergemakkelijken, onder meer door deelname aan een openbare-sleutelinfrastructuur of door bilaterale uitwisseling van openbare sleutels. Teneinde het recht van vrij verkeer van in derde landen gevaccineerde burgers van de Unie te vergemakkelijken, moet deze verordening voorzien in de aanvaarding van door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven certificaten, indien de Commissie van oordeel is dat deze certificaten zijn afgegeven volgens normen die gelijkwaardig zijn aan die welke krachtens deze verordening zijn vastgesteld.

(21) Om het vrije verkeer te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat de beperkingen van het vrije verkeer die momenteel tijdens de COVID-19-pandemie van kracht zijn, op gecoördineerde wijze kunnen worden opgeheven op basis van de meest recente beschikbare wetenschappelijke gegevens, moet in een interoperabel vaccinatiecertificaat worden voorzien. Dit vaccinatiecertificaat moet dienen als bevestiging dat de houder in een lidstaat een vaccin tegen COVID-19 is toegediend. Het certificaat mag alleen de informatie bevatten die nodig is om de houder, het COVID-19-vaccin en het vaccinnummer, en de datum en de plaats van vaccinatie duidelijk te identificeren. De lidstaten moeten vaccinatiecertificaten afgeven aan personen die zijn ingeënt met vaccins waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad 20 een vergunning voor het in de handel brengen is verleend, vaccins waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad 21 een vergunning voor het in de handel brengen is verleend, of vaccins waarvan de distributie tijdelijk is toegestaan overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2001/83/EG.

(22) Personen die vóór de datum van toepassing van deze verordening zijn gevaccineerd, ook indien dat gebeurde in het kader van een klinische proef, moeten eveneens de mogelijkheid hebben om een vaccinatiecertificaat inzake COVID-19 te verkrijgen dat aan deze verordening voldoet. Tegelijkertijd moeten de lidstaten de vrijheid behouden om vaccinatiebewijzen af te geven in andere formaten en voor andere doeleinden, met name medische doeleinden.

(23) De lidstaten moeten vaccinatiecertificaten ook afgeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die in een derde land zijn gevaccineerd en daarvoor betrouwbaar bewijs leveren.

(24) Het e-gezondheidsnetwerk heeft op 27 januari 2021 richtsnoeren vastgesteld inzake vaccinatiebewijzen voor medische doeleinden, en deze op 12 maart 2021 geactualiseerd 22 . Die richtsnoeren, en met name de aanbevolen codenormen, moeten de basis vormen voor de technische specificaties die voor de toepassing van deze verordening worden vastgesteld.

(25) Verscheidene lidstaten stellen gevaccineerde personen nu reeds vrij van bepaalde beperkingen op het vrije verkeer binnen de Unie. Indien lidstaten op overlegging van een vaccinatiebewijs vrijstelling verlenen van de beperkingen op het vrije verkeer die overeenkomstig het Unierecht zijn ingesteld om de verspreiding van COVID-19 in te dijken, zoals voorschriften om in quarantaine/zelfisolatie te gaan of zich te laten testen op SARS-CoV-2-besmetting, moet van hen worden verlangd dat zij onder dezelfde voorwaarden geldige vaccinatiecertificaten aanvaarden die door andere lidstaten overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven. Dat dergelijke certificaten onder dezelfde voorwaarden moeten worden aanvaard, betekent dat, wanneer een lidstaat bijvoorbeeld één dosis van een toegediend vaccin voldoende acht, de aanvaarding ook moet gelden voor houders van een vaccinatiecertificaat waarin is vermeld dat één dosis van hetzelfde vaccin is toegediend. Om redenen van volksgezondheid moet deze verplichting worden beperkt tot personen aan wie COVID-19-vaccins zijn toegediend waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 een vergunning voor het in de handel brengen is verleend. Dit mag de lidstaten niet beletten te besluiten vaccinatiecertificaten te aanvaarden die zijn afgegeven voor andere COVID-19-vaccins, zoals vaccins waarvoor de bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend, vaccins waarvan de distributie tijdelijk is toegestaan op grond van artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2001/83/EG, of vaccins die in het kader van de WHO-procedure voor Emergency Use Listing zijn goedgekeurd.

(26) Discriminatie moet worden voorkomen van personen die niet zijn gevaccineerd, bijvoorbeeld om medische redenen, omdat zij niet behoren tot de doelgroep waarvoor het vaccin momenteel wordt aanbevolen, omdat zij nog niet de kans hebben gehad te worden gevaccineerd, of omdat zij verkiezen niet te worden gevaccineerd. Het bezit van een vaccinatiecertificaat, of het bezit van een vaccinatiecertificaat waarin een specifiek vaccin wordt vermeld, mag derhalve geen voorwaarde zijn voor de uitoefening van het recht van vrij verkeer, met name wanneer deze personen met andere middelen kunnen aantonen dat zij voldoen aan wettelijke volksgezondheidsvoorschriften, en mag geen voorwaarde zijn om gebruik te maken van grensoverschrijdende personenvervoersdiensten zoals het vervoer per vliegtuig, trein, touringcar of veerboot.

(27) Een groot aantal lidstaten stelt reeds de eis dat personen die naar hun grondgebied reizen, zich vóór of na aankomst laten testen op SARS-CoV-2-besmetting. Aan het begin van de COVID-19-pandemie maakten de lidstaten doorgaans gebruik van de op de reverse transcription polymerase chain reaction (RT-PCR) gebaseerde test, een nucleïnezuuramplificatietest (NAAT) voor COVID-19-diagnostiek die door de WHO en het ECDC wordt beschouwd als de gouden standaard, d.w.z. de meest betrouwbare methode voor het testen van besmette personen en van personen die met hen in contact zijn gekomen 23 . Naarmate de pandemie zich uitbreidde, kwam een nieuwe generatie van snellere en goedkopere tests beschikbaar op de Europese markt: de zogenaamde snelle antigeentests, die de aanwezigheid van virale eiwitten (antigenen) detecteren en zo een actieve infectie kunnen opsporen. Op 18 november 2020 werd Aanbeveling (EU) 2020/1743 inzake het gebruik van snelle antigeentests voor de diagnose van SARS‐CoV‐2-infecties 24 door de Commissie vastgesteld.

(28) Op 22 januari 2021 heeft de Raad Aanbeveling 2021/C 24/01 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU 25 vastgesteld, die voorziet in de opstelling van een gemeenschappelijke lijst van snelle antigeentests voor COVID-19. Op deze basis heeft het Gezondheidsbeveiligingscomité op 18 februari 2021 een gemeenschappelijke lijst van snelle antigeentests voor COVID-19 opgesteld; het gaat om een selectie van snelle antigeentests waarvan de resultaten door de lidstaten wederzijds zullen worden erkend, en ook is vastgelegd welke gegevens op de COVID-19-testcertificaten moeten worden vermeld 26 .

(29) Ondanks deze gezamenlijke inspanningen ondervinden burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen, nog steeds problemen wanneer zij een testresultaat dat in de ene lidstaat is verkregen, in een andere lidstaat trachten te gebruiken. Deze problemen houden vaak verband met de taal waarin het testresultaat is opgesteld of met een gebrek aan vertrouwen in de echtheid van het getoonde document.

(30) Ter bevordering van de aanvaarding van de resultaten van in andere lidstaten uitgevoerde tests, wanneer die resultaten worden overgelegd met het oog op de uitoefening van het vrije verkeer, moet een interoperabel testcertificaat worden opgesteld dat de nodige informatie bevat om de houder alsmede het type SARS-CoV-2-test, de testdatum en het testresultaat duidelijk te kunnen identificeren. Om de betrouwbaarheid van het testresultaat te waarborgen, mag een op grond van deze verordening afgegeven testcertificaat slechts betrekking hebben op de resultaten van NAAT-tests en snelle antigeentests die zijn opgenomen in de op basis van Aanbeveling 2021/C 24/01 van de Raad opgestelde lijst. De gemeenschappelijke gestandaardiseerde dataset die moet worden opgenomen in certificaten met de resultaten van COVID-19-tests waarover het Gezondheidsbeveiligingscomité overeenstemming heeft bereikt op basis van Aanbeveling 2021/C 24/01 van de Raad, met name de aanbevolen codenormen, moet de basis vormen voor de technische specificaties die voor de toepassing van deze verordening worden vastgesteld.

(31) Testcertificaten die door de lidstaten overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven, moeten worden aanvaard door lidstaten die bewijs verlangen dat een test op SARS-CoV-2-infectie is uitgevoerd in het kader van de beperkingen van het vrije verkeer die zijn ingesteld om de verspreiding van COVID-19 in te dijken.

(32) Volgens bestaand bewijsmateriaal is het mogelijk dat personen die van COVID-19 zijn hersteld, gedurende een bepaalde periode na het optreden van de symptomen nog positief blijven testen op SARS-CoV-2 27 . Als deze personen zich laten testen wanneer zij hun recht van vrij verkeer willen uitoefenen, kan het dus gebeuren dat hun het reizen wordt belet, ook al zijn zij niet langer besmettelijk. Om het vrije verkeer te vergemakkelijken en ervoor te zorgen dat de tijdens de COVID-19-pandemie geldende beperkingen van het vrije verkeer op gecoördineerde wijze kunnen worden opgeheven op basis van de meest recente beschikbare wetenschappelijke gegevens, moet een interoperabel herstelcertificaat worden opgesteld, dat de nodige informatie bevat om zowel de betrokkene als de datum van een eerdere positieve test op SARS-CoV-2-besmetting duidelijk te kunnen identificeren. Een herstelcertificaat mag niet eerder dan op de elfde dag na de eerste positieve test worden afgegeven en mag niet langer dan 180 dagen geldig zijn. Volgens het ECDC blijkt uit recente gegevens dat hoewel afscheiding van levensvatbaar SARS-CoV-2 kan plaatsvinden tussen tien en twintig dagen na het verschijnen van de symptomen, overtuigend epidemiologisch onderzoek niet heeft aangetoond dat de ziekte na de tiende dag nog op andere personen wordt overgedragen. De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om deze tijdspanne te wijzigen op basis van richtsnoeren van het Gezondheidsbeveiligingscomité of van het ECDC, dat grondig onderzoek uitvoert naar de gegevens betreffende de duur van de verworven immuniteit na herstel.

(33) Verscheidene lidstaten stellen herstelde personen nu reeds vrij van bepaalde beperkingen op het vrije verkeer binnen de Unie. Indien lidstaten op overlegging van een herstelbewijs vrijstelling verlenen van de beperkingen op het vrije verkeer die overeenkomstig het Unierecht zijn ingesteld om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, zoals voorschriften om in quarantaine/zelfisolatie te gaan of zich te laten testen op SARS-CoV-2-besmetting, moet van hen worden verlangd dat zij onder dezelfde voorwaarden geldige herstelcertificaten aanvaarden die door andere lidstaten overeenkomstig deze verordening zijn afgegeven. In samenwerking met het Gezondheidsbeveiligingscomité werkt het e-gezondheidsnetwerk ook aan richtsnoeren voor herstelcertificaten en de bijbehorende datasets.

(34) Om snel tot een gemeenschappelijk standpunt te kunnen komen, moet de Commissie het bij artikel 17 van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad 28 ingestelde Gezondheidsbeveiligingscomité kunnen verzoeken adviezen op te stellen over de beschikbare wetenschappelijke gegevens betreffende de effecten van medische voorvallen die zijn gedocumenteerd in de overeenkomstig deze verordening opgestelde certificaten, met inbegrip van de doeltreffendheid en de duur van de immuniteit die door de COVID-19-vaccins ontstaat, de mate waarin vaccins asymptomatische besmetting en overdracht van het virus voorkomen, de situatie van personen die van het virus zijn hersteld en de gevolgen van de nieuwe SARS-CoV-2-varianten voor ingeënte of reeds besmette personen.

(35) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de bij deze verordening ingestelde en op het vertrouwenskader gebaseerde certificaten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 29 .

(36) De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de technische specificaties die nodig zijn om interoperabele certificaten vast te stellen, om dwingende redenen van urgentie vereist is of wanneer nieuw wetenschappelijk bewijs beschikbaar komt.

(37) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 30 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening. Bij deze verordening wordt de rechtsgrondslag vastgesteld voor de verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 6, lid 1, punt c), en artikel 9, lid 2, punt g), van Verordening (EU) 2016/679, die nodig is voor de afgifte en verificatie van de in deze verordening bedoelde interoperabele certificaten. Deze verordening regelt niet de verwerking van persoonsgegevens in verband met de documentatie van een vaccinatie, test of herstel voor andere doeleinden, zoals de geneesmiddelenbewaking of het bijhouden van individuele persoonlijke gezondheidsdossiers. De rechtsgrondslag voor verwerking voor andere doeleinden moet worden geboden door het nationale recht, dat in overeenstemming moet zijn met de Uniewetgeving inzake gegevensbescherming.

(38) Overeenkomstig het beginsel van minimale gegevensverwerking mogen de certificaten alleen die persoonsgegevens bevatten die noodzakelijk zijn om de uitoefening van het recht van vrij verkeer binnen de Unie tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken. De specifieke categorieën persoonsgegevens en de gegevensvelden die in de certificaten moeten worden opgenomen, moeten bij deze verordening worden vastgesteld.

(39) Voor de toepassing van deze verordening mogen persoonsgegevens grensoverschrijdend worden doorgegeven/uitgewisseld met als enig doel de informatie te verkrijgen die nodig is om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te bevestigen en te verifiëren. Met name moet het mogelijk zijn de echtheid van het certificaat te verifiëren.

(40) Deze verordening vormt geen rechtsgrondslag voor het bewaren van persoonsgegevens die zijn verkregen uit het certificaat door de lidstaat van bestemming of door exploitanten van grensoverschrijdende personenvervoersdiensten die krachtens het nationale recht verplicht zijn bepaalde volksgezondheidsmaatregelen tijdens de COVID-19-pandemie uit te voeren.

(41) Met het oog op coördinatie moeten de lidstaten en de Commissie op de hoogte worden gebracht wanneer een lidstaat van houders van certificaten verlangt dat zij na binnenkomst op zijn grondgebied in quarantaine/zelfisolatie gaan of zich laten testen op besmetting met SARS-CoV-2, of wanneer de lidstaat dergelijke personen de toegang weigert.

(42) Overeenkomstig Aanbeveling (EU) 2020/1475 moeten alle beperkingen op het vrije verkeer van personen binnen de Unie die zijn ingesteld om de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken, worden opgeheven zodra de epidemiologische situatie dat toelaat. Dit geldt ook voor de verplichting om andere documenten over te leggen dan die welke vereist zijn op grond van het Unierecht en met name Richtlijn 2004/38/EG, zoals de onder deze verordening vallende certificaten. De bepalingen van de verordening betreffende het kader voor het digitale groene certificaat inzake de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten in verband met COVID-19 dienen derhalve te worden opgeschort zodra de directeur-generaal van de WHO overeenkomstig de Internationale Gezondheidsregeling het einde van de door SARS-CoV-2 veroorzaakte noodsituatie van internationaal belang op het gebied van de volksgezondheid afkondigt. Tegelijkertijd moet de toepassing ervan worden hervat indien de directeur-generaal van de WHO opnieuw een noodsituatie van internationaal belang op het gebied van de volksgezondheid afkondigt als gevolg van een uitbraak van SARS-CoV-2, een variant daarvan, of een soortgelijke infectieziekte met een epidemisch potentieel. In dat geval moeten de betrokken bepalingen opnieuw worden opgeschort zodra de noodsituatie van internationaal belang op het gebied van de volksgezondheid is geëindigd.

(43) Een jaar nadat de directeur-generaal van de WHO het einde van de door SARS-CoV-2 veroorzaakte noodsituatie van internationaal belang op het gebied van de volksgezondheid heeft afgekondigd, moet de Commissie een verslag publiceren over de lering die is getrokken uit de toepassing van deze verordening, onder meer wat betreft de gevolgen ervan voor de vergemakkelijking van het vrije verkeer en de bescherming van gegevens.

(44) Teneinde rekening te houden met de epidemiologische situatie en de vorderingen inzake de beheersing van de COVID-19-pandemie, en teneinde de interoperabiliteit met internationale normen te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot de toepassing van bepaalde artikelen van deze verordening en de lijst van persoonsgegevens die moeten worden opgenomen in de certificaten waarop deze verordening betrekking heeft. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 31 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(45) Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het vergemakkelijken van het vrije verkeer in de Unie gedurende de COVID-19-pandemie door het invoeren van interoperabele certificaten inzake de vaccinatie-, test- en herstelstatus van de houder, niet voldoende door de lidstaten alleen kan worden verwezenlijkt en derhalve, gezien de omvang en de gevolgen van de maatregelen, beter door de Unie kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(46) Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten (“het Handvest”) zijn erkend, waaronder het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, het recht op gelijkheid voor de wet en non-discriminatie, het recht van vrij verkeer en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. De lidstaten moeten bij de uitvoering van deze verordening het Handvest naleven.

(47) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 32 .