Overwegingen bij COM(2015)86 - Ondertekening Verdrag van de Raad van Europa inzake de manipulatie van sportwedstrijden mbt zaken die verband houden met materieel strafrecht en justitiële samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Op 10 juni 2013 heeft de Raad de Commissie machtiging verleend om namens de EU deel te nemen aan onderhandelingen over een internationaal verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen (hierna 'het Verdrag' genoemd), met uitzondering van aangelegenheden die verband houden met samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking.

(2) Op 23 september 2013 heeft de Raad een tweede machtiging voor de Commissie goedgekeurd om namens de Europese Unie deel te nemen aan onderhandelingen voor het Verdrag met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met de samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking. [20]

(3) De onderhandelingen zijn succesvol afgesloten met de aanneming van het Verdrag door het Comité van ministers van de Raad van Europa op 9 juli 2014.

(4) Artikel 15 van het Verdrag verplicht niet tot een algemene strafbaarstelling van gedragingen van manipulatie van sportwedstrijden, maar slechts van bepaalde vormen (voor zover er sprake is van corruptie, dwang of fraude). De gedraging van manipulatie van sportwedstrijden wordt slechts gedeeltelijk gedekt door de expliciet genoemde vormen van criminaliteit, in artikel 83, lid 1, VWEU, voor zover het gaat om georganiseerde criminaliteit of frauduleuze praktijken.[21]

(5) Artikel 16 van het Verdrag bepaalt dat de partijen de nodige maatregelen moeten nemen om gedragingen in verband met het witwassen van geld strafbaar te stellen, indien het basisdelict dat leidt tot opbrengsten behoort tot de feiten omschreven in de artikelen 15 en 17 van het Verdrag 'en in elk geval van afpersing, corruptie en fraude'. 'Witwassen van geld' wordt genoemd in artikel 83, lid 1, VWEU. Op Unieniveau valt het witwassen van geld onder Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad.[22]

(6) De bevoegdheid voor de artikelen 17, 18, 22 en 23 (in de hoofdstukken IV en VI) van het Verdrag houdt verband met de bevoegdheid op grond van de artikelen 15 en 16 van het Verdrag.

(7) De bepalingen van hoofdstuk V (Rechtsmacht, strafrechtelijke procedure en handhaving), en van hoofdstuk VI (Sancties en maatregelen) flankeren de bepalingen van materieel strafrecht van de artikelen 15 tot en met 18 van het Verdrag. Artikel 19 van het Verdrag (Rechtsmacht) is een bijkomende bepaling is bij de vaststelling van de strafrechtelijke bepalingen.

(8) Hoofdstuk VII betreft internationale samenwerking in justitiële en andere aangelegenheden. Opgemerkt moet worden dat het Verdrag niet voorziet in een rechtskader dat reeds geldende regelingen vervangt, en dat het daarom reeds bestaande instrumenten op het gebied van wederzijdse bijstand in strafzaken en uitlevering onverlet laat.[23] Op Europees niveau bestaat er een alomvattende reeks instrumenten met het oog op een gemakkelijkere samenwerking in strafzaken, die van toepassing zouden zijn op hetzij de verschillende werkwijzen van de manipulatie van sportwedstrijden, hetzij op de strafbaarstelling van manipulatie van sportwedstrijden als nieuw delict in de interne rechtsorde van de lidstaten.[24]

(9) Het Verdrag moet daarom namens de Europese Unie worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.