Overwegingen bij COM(2014)544 - Standpunt EU met betrekking tot voorstellen tot wijziging van de bijlagen bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Op grond van Besluit 82/461/EEG van de Raad van 24 juni 1982[2] is de Unie partij bij het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten ("het Verdrag"). De Conferentie van de Partijen is het besluitvormingsorgaan van het Verdrag, dat onder meer bevoegd is om de behoudsstatus van trekkende soorten te beoordelen en in het licht van deze beoordeling de bijlagen I en II bij het Verdrag te wijzigen, waarin de in stand te houden soorten worden opgesomd.

(2) Overeenkomstig artikel XI van het Verdrag treedt een wijziging van de bijlagen voor alle partijen in werking negentig dagen na de vergadering van de Conferentie van de Partijen waarop zij wordt goedgekeurd, behalve voor de partijen die een voorbehoud maken.

(3) De elfde vergadering van de Conferentie van de Partijen zal plaatsvinden van 4 tot en met 9 november 2014 in Quito (Ecuador).

(4) Met het oog op die vergadering heeft de Unie bij het secretariaat van het Verdrag een voorstel ingediend tot wijziging van aanhangsel I bij het Verdrag om de soort Coracias garrulus en de Mediterrane subpopulatie van de soort Ziphius cavirostrisen toe te voegen en tot wijziging van bijlage II bij het Verdrag om de soorten Alopias superciliosus, Alopias vulpinus en Alopias pelagicus toe te voegen[3].

(5) Andere partijen bij het Verdrag hebben ook voorstellen ingediend om de bijlagen I en II bij het Verdrag te wijzigen.

(6) De Unie dient alle voorstellen te steunen omdat zij wetenschappelijk verantwoord zijn en in overeenstemming zijn met de wetgeving van de Unie en met de verbintenis tot internationale samenwerking ter bescherming van de biodiversiteit die de Unie is aangegaan, overeenkomstig artikel 5 van het VN-verdrag inzake biologische diversiteit en met de in de Conferentie van de Partijen op grond van dat verdrag genomen besluiten, met name de tijdens de tiende vergadering overeengekomen algemene doelstelling dat tegen 2020 het uitsterven van bekende bedreigde diersoorten wordt voorkomen en dat hun staat van instandhouding, in het bijzonder van de soorten die het sterkst achteruitgaan, is verbeterd en wordt gehandhaafd.

(7) De walvis Ziphius cavirostris is opgenomen in bijlage IV bij Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna[4]. De toevoeging van deze soort aan bijlage I bij het Verdrag vereist geen aanpassing van het recht van de Unie.

(8) De zoogdieren Ursus maritimus, alle ondersoorten van de Panthera leo andere dan Panthera leo persica en Kobus kob komen niet voor in de EU. De toevoeging van deze soort aan bijlage I bij het Verdrag vereist geen aanpassing van het recht van de Unie.

(9) De zoogdieren Panthera leo persica en Eudorcas rufifrons komen niet voor in de EU. De toevoeging van deze soort aan bijlage I vereist geen aanpassing van het recht van de Unie.

(10) De vogel Otis tarda is opgenomen in Bijlage I bij Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand[5]. De toevoeging van deze soort aan bijlage I bij het Verdrag vereist geen aanpassing van het recht van de Unie. De Midden-Europese populatie van de Otis tarda is reeds opgenomen in bijlage I bij het Verdrag en in het memorandum van overeenstemming over de instandhouding en het beheer van de Midden-Europese populatie van de Grote Trap (Otis tarda) waarin twaalf lidstaten partij zijn. Daarnaast is de hele wereldpopulatie reeds opgenomen in bijlage II bij het Verdrag.

(11) De vogels Calidris pusilla, Calidris tenuirostris en Cardellina canadiensis komen niet voor in de EU, behalve in de overzeese gebieden die buiten de werkingssfeer van Richtlijn 2009/147/EG vallen. De toevoeging van deze soort aan de bijlagen I en II bij het Verdrag vereist geen aanpassing van het recht van de Unie.

(12) De vogel Coracias garrulus is opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2009/147/EG. De toevoeging van deze soort aan bijlage I bij het Verdrag vereist geen aanpassing van het recht van de Unie. De instandhoudingsbehoeften zijn het meest dringend voor de Europese populatie van deze soort.

(13) De populaties van de haaien Alopias superciliosus, Alopias vulpinus, Alopias pelagicus, Carcharhinus falciformis, Sphyrna lewini en Sphyrna mokarran vallen onder het gemeenschappelijk visserijbeleid van de EU (GVB) dat de Unie de passende instrumenten biedt om bij te dragen aan het beheer van hun bescherming wanneer zij deze soorten toevoegt aan bijlage II bij het Verdrag.

(14) De zaagvissen Anoxypristis cuspidata, Pristis clavata, Pristis pectinata, Pristis zijsron, Pristis pristis en de roggen Mobula mobular, Mobula japonica, Mobula thurstoni, Mobula tarapacana, Mobula eregoodootenkee, Mobula kuhlii, Mobula hypostoma, Mobula rochebrunei en Mobula munkiana vallen onder het GVB dat de EU de passende instrumenten biedt om bij te dragen aan het beheer van hun bescherming wanneer zij deze soorten toevoegt aan de bijlagen I en II bij het Verdrag.

(15) De rog Manta alfredi valt onder het GVB dat de EU de passende instrumenten biedt om bij te dragen aan het beheer van zijn bescherming wanneer zij deze soort toevoegt aan de bijlagen I en II bij het Verdrag. De soort is geïdentificeerd als een andere soort dan de Manta birostris, kort nadat die vissoort was toegevoegd aan de bijlagen I en II bij het Verdrag in 2011.

(16) De Europese aal, Anguilla anguilla, is een vissoort die onder het GVB valt, dat de EU de passende instrumenten biedt om bij te dragen aan het beheer van zijn bescherming. Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal[6] voorziet in maatregelen ter bescherming van de Europese aal, met inbegrip van de mogelijkheid voor de lidstaten om beheersplannen voor aal te ontwikkelen gezamenlijk met landen buiten de Unie waarmee zij een habitat voor aal delen. Artikel IV van het Verdrag bevordert internationale overeenkomsten voor het nemen van beschermingsmaatregelen en bevordert daardoor ook overeenkomsten inzake gemeenschappelijke beheersplannen voor aal overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad. Artikel IV van het Verdrag kan ook nadere internationale overeenkomsten bevorderen, die voor de lidstaten van de EU niet mogen leiden tot minder bescherming dan vereist is op grond van Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad. Artikel XII, lid 3, van het Verdrag staat de partijen toe om strengere interne maatregelen aan te nemen met betrekking tot de instandhouding van trekkende soorten die zijn opgenomen in de bijlagen I en II. Bovendien zou de opneming van de Anguilla anguilla in bijlage II bij het Verdrag in overeenstemming zijn met de opneming van deze soort in bijlage II bij het Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten overeenkomstig het voorstel van de Gemeenschap in 2007 en het Besluit van 25 juni 2014 door de Commissie vastgesteld bij artikel 10, lid 1, van het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan ("OSPAR-Verdrag") om de soort te beschermen, aangezien deze wordt beschouwd als zeer kwetsbaar in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan.[7] Er is niet voorzien in een nieuwe internationale overeenkomst in het kader van het CMS voor deze soort. Instandhoudingsmaatregelen zouden veeleer bestaan uit gecoördineerde acties ten bate van de instandhouding van de soort.

(17) Aangezien het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten deels onder de bevoegdheid van de Unie en deels onder de bevoegdheid van de lidstaten valt, moeten de Commissie en de lidstaten bij de goedkeuring van de wijzigingen aan de bijlagen bij het Verdrag nauw met elkaar samenwerken met het oog op eenheid in de internationale vertegenwoordiging van de Europese Unie.