Overwegingen bij COM(2007)569 - Voorstel voor een interinstitutioneel akkoord betreffende het communiceren over Europa in partnerschap

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
Volgens artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie heeft eenieder recht op vrijheid van meningsuiting, en omvat dit recht de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om informatie of ideeën te ontvangen of te verstrekken zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.

De burgers verwachten objectieve informatie betreffende Europese kwesties, waarin ook afwijkende standpunten weerspiegeld worden, en zij menen dat het verstrekken van deze informatie een publieke taak is, die met name door de instellingen van de EU en de lidstaten vervuld moet worden.

Beslissingen dienen op zo transparant mogelijke wijze en zo dicht mogelijk bij de burger genomen te worden, overeenkomstig artikel 1 van het Verdrag over de Europese Unie.

De drie instellingen hechten het grootste belang aan verbetering van de communicatie over EU-thema's, teneinde de Europese burgers te helpen bij de uitoefening van hun recht te participeren in het democratisch leven van de Unie.

De drie instellingen hechten het grootste belang aan het beginsel van loyale samenwerking tussen de Gemeenschap en de lidstaten teneinde de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken.

De drie instellingen zijn van mening dat een interinstitutioneel akkoord een nuttig instrument zou zijn om de samenwerking tussen de instellingen en organen van de Gemeenschap, en met de lidstaten, te vergemakkelijken.

Het doel van een dergelijk interinstitutioneel akkoord is overeenstemming te bereiken over de voornaamste communicatieprioriteiten van de Europese Unie als geheel, de toegevoegde waarde van een EU-aanpak inzake communicatie over specifieke thema's te identificeren, synergieën tussen de instellingen te ontwikkelen bij het verrichten van activiteiten in verband met deze prioriteiten, en de lidstaten aan te moedigen tot samenwerking,

komen het volgende overeen:

I. GEMEENSCHAPPELIJKE DOELSTELLINGEN

1. De informatievoorziening en communicatie over Europese thema's dienen gericht te zijn op de volgende doelstellingen:

- iedereen toegang te verschaffen tot objectieve en diverse informatie over de Europese Unie;

- iedereen in staat te stellen om zijn of haar recht op meningsuiting en actieve deelname aan het openbare debat over Europese kwesties uit te oefenen.

Alle publieke actoren in de Europese Unie zijn verantwoordelijk voor het nastreven van deze doelstellingen, met inachtneming van de beginselen van inclusiviteit en pluralisme, participatie en inspraak, en openheid en transparantie.

2. De partijen bij dit interinstitutioneel akkoord erkennen de specifieke verantwoordelijkheden van de afzonderlijke instellingen van de EU, maar benadrukken de noodzaak en de toegevoegde waarde van betere coördinatie van de manier waarop de instellingen en organen van de EU communiceren over EU-thema's. Dit akkoord biedt een kader voor gecoördineerde actie met het oog daarop.

3. De lidstaten hebben, tezamen met de instellingen en organen van de EU, een essentiële rol te vervullen bij het verspreiden van informatie over EU-kwesties op nationaal, regionaal en lokaal niveau, om een zo groot mogelijk aantal burgers te bereiken.

II. PARTIJEN BIJ HET AKKOORD

4. Het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie komen overeen te zullen samenwerken bij de tenuitvoerlegging van bovengenoemde gemeenschappelijke doelstellingen door middel van dit interinstitutioneel akkoord. Zij nodigen de andere EU-instellingen en -organen uit om hun inspanningen te ondersteunen en actief bij te dragen tot een gecoördineerde benadering van de communicatie over EU-thema's.

5. Hoewel de deelname aan dit proces volstrekt vrijwillig is, moedigen de drie instellingen alle lidstaten aan om actief deel te nemen aan dit gemeenschappelijk streven om de communicatie over EU-thema's te verbeteren.

III. DE INTERINSTITUTIONELE GROEP VOORLICHTING

6. De drie instellingen erkennen de leidende rol van de Interinstitutionele Groep Voorlichting (Inter-Institutional Group on Information, IGI) bij het coördineren van de communicatie over EU-kwesties.

7. De drie instellingen worden in de IGI vertegenwoordigd door de voor communicatie verantwoordelijke vicevoorzitters van het Europees Parlement en de Europese Commissie en door de bevoegde vertegenwoordiger van de Raad, gewoonlijk het Voorzitterschap.

8. Het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité nemen als waarnemers deel aan de werkzaamheden van de IGI.

9. Het IGI heeft de volgende taken:

- het vaststellen van algemene richtsnoeren voor gecoördineerde communicatie over EU-aangelegenheden;

- het selecteren van de jaarlijkse communicatieprioriteiten van de EU, op basis van een voorstel van de Commissie dat de jaarlijkse beleidsstrategie (JPS) weerspiegelt;

- het goedkeuren van het jaarlijkse gemeenschappelijke werkplan van communicatieactiviteiten, gebaseerd op door de drie instellingen voorgestelde acties;

- monitoring van de tenuitvoerlegging en follow-up van het jaarlijkse gemeenschappelijke werkplan.

10. De IGI wordt bijgestaan door een interinstitutionele technische groep die tot taak heeft de besluiten van de IGI voor te bereiden en uit te voeren en voor de follow-up te zorg te dragen.

IV. PLANNING

(i) Selectie van EU-communicatieprioriteiten

11. De Commissie zal bij het opstellen van haar jaarlijkse beleidsstrategie haar eigen communicatieprioriteiten vaststellen. Op basis daarvan zal de Commissie op IGI-niveau de andere instellingen en de lidstaten een beperkt aantal EU-communicatieprioriteiten voor het komende jaar voorstellen.

12. Naast deze EU-communicatieprioriteiten is iedere instelling vrij om haar eigen, op haar specifieke stakeholders en publiek gerichte communicatieactiviteiten te ontwikkelen.

(ii) Gemeenschappelijk werkplan

13. Zodra de EU-communicatieprioriteiten zijn vastgesteld door de IGI, stellen alle instellingen en organen van de EU de IGI op de hoogte van hun communicatieacties en de financiële middelen die zij willen reserveren voor de overeengekomen EU-communicatieprioriteiten. De Raad presenteert de overeenkomstige acties van de lidstaten en de daarvoor gereserveerde middelen.

14. Op basis daarvan stelt de Commissie jaarlijks een gemeenschappelijk werkplan op en legt het aan de andere EU-instellingen voor. Dit gemeenschappelijke jaarlijkse werkplan wordt ter informatie toegezonden aan het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

15. Nadat het gevalideerd is door de IGI, houden de afzonderlijke instellingen rekening met het gemeenschappelijke jaarlijkse werkplan bij de voorbereiding van de begroting.

16. De afzonderlijke instellingen en organen voeren het gemeenschappelijke jaarlijkse werkplan uit overeenkomstig hun eigen bevoegdheden en middelen.

V. LOKALE AANPAK

(i) Lidstaten

17. De drie instellingen erkennen de rol van de afzonderlijke lidstaten bij het communiceren over Europa op nationaal, regionaal en lokaal niveau, in hun eigen officiële taal of talen.

18. Zij moedigen de lidstaten aan om een contactpersoon op hoog niveau aan te wijzen als 'national communication director' voor kwesties in verband met het communiceren over EU-thema's, en een jaarlijks verslag in te dienen over hun eigen communicatieactiviteiten in verband met de EU.

19. De drie instellingen komen overeen om ten minste twee maal per jaar vergaderingen te organiseren van alle nationale communication directors om informatie uit te wisselen en goede praktijken te verspreiden, en aldus de actieve betrokkenheid van de lidstaten bij het communiceren over EU-thema's aan te moedigen en te ondersteunen.

20. Zij komen verder overeen het elektronische EU-informatienetwerk (EU-Infonet) verder te ontwikkelen teneinde de permanente monitoring van de communicatie over EU-thema's te vergemakkelijken.

(ii) Europese instellingen

21. De drie instellingen erkennen dat de relatie tussen de informatiebureaus van het Parlement en de vertegenwoordigingen van de Commissie in de lidstaten georganiseerd dient te worden, en dat er meer gezamenlijke communicatieactiviteiten verricht moeten worden, in nauw partnerschap met de nationale autoriteiten.

22. Zij organiseren in iedere lidstaat regelmatige vergaderingen van het hoofd van de vertegenwoordiging van de Commissie met het hoofd van het informatiebureau van het Parlement en de nationale communication director, om kwesties in verband met het communiceren over de EU te bespreken.

23. De drie instellingen komen overeen nieuwe partnerschappen met de lidstaten te zullen ontwikkelen, en bestaande partnerschappen uit te breiden, teneinde de EU-communicatieprioriteiten om te zetten in specifieke actie op nationaal, regionaal en lokaal niveau.

24. Zij komen overeen optimaal gebruik te maken van alle bestaande communicatie- instrumenten en -netwerken die als interface tussen de EU en haar burgers functioneren

VI. MONITORING, BEOORDELING EN JAARLIJKS OVERLEG

25. De drie instellingen erkennen, met inachtneming van hun autonomie, de noodzaak van efficiënte monitoring van de uitvoering van het gezamenlijk overeengekomen werkplan.

26. De IGI beoordeelt jaarlijks de resultaten van het werkplan op basis van de door de EU-instellingen ingediende verslagen.

27. De drie instellingen komen overeen een jaarlijks overleg over communicatie te organiseren om de uitvoering van het werkplan te beoordelen en de hoofdlijnen voor het komende jaar te bepalen.

28. Dit jaarlijkse debat zal in het Europees Parlement gehouden worden. De drie instellingen zullen deelnemen, in aanwezigheid van het Voorzitterschap van de Raad. De raadgevende lichamen zullen eveneens uitgenodigd worden om deel te nemen.

VII. HERZIENINGSCLAUSULE

29. De werking van dit interinstitutionele akkoord wordt opnieuw bezien aan het begin van de ambtstermijn van een nieuwe Commissie en een nieuw Parlement.