Toelichting bij COM(2024)144 - DE LA COMMISSION AU PARLEMENT EUROPÉEN, AU CONSEIL, AU COMITÉ ÉCONOMIQUE ET SOCIAL EUROPÉEN ET AU COMITÉ DES RÉGIONS Un schéma directeur pour un diplôme européen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

Onderwijs is van fundamenteel belang voor de toekomst van de EU. Het vormt de basis voor persoonlijke ontplooiing, inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, succes en actief en verantwoordelijk burgerschap. Door kwalitatief hoogwaardig onderwijs aan te bieden, zijn universiteiten1 bakens van onze Europese levenswijze. Dit omvat het bevorderen van academische waarden en excellentie, en van democratische praktijken en grondrechten, alsook het aanmoedigen van gelijkheid, diversiteit en inclusie.

Het concurrentievermogen en de welvaart van Europa zijn afhankelijk van de toekomstbestendige vaardigheden van de huidige en volgende generaties om de groene en de digitale transitie te versnellen en in goede banen te leiden, te compenseren voor demografische veranderingen en de open strategische autonomie van Europa op belangrijke gebieden te waarborgen. Onderwijs is ook essentieel voor de economische en sociale ontwikkeling en de veerkracht van landen die willen toetreden tot de EU. Wij moeten bereid zijn het voortouw te nemen bij deze verandering en de toekomst vorm te geven.

Aangezien de belangrijkste uitdagingen van onze tijd steeds meer mondiaal van aard worden, en Europa zijn open strategische autonomie moet versterken, is transnationaal onderwijs niet langer een leuke bijkomstigheid, maar een noodzaak. Het is een voorwaarde om toekomstige generaties uit te rusten met de competenties en vaardigheden die de Europese samenlevingen nodig hebben om te gedijen in een steeds meer onderling verbonden wereld.

De EU concurreert met andere onderwijsruimten in de wereld. Haar vermogen om het beste talent aan te trekken, hangt deels af van de diploma’s die de instellingen voor hoger onderwijs in de EU kunnen aanbieden. Daarom proberen veel universiteiten in Europa hun deskundigheid te bundelen en complementaire sterke punten die niet bij één instelling beschikbaar zijn te combineren, om afgestudeerden en mensen die een leven lang leren strategische vaardigheden voor hun toekomst te bieden.

Sinds de oprichting van de Europese Onderwijsruimte in 2020 is opmerkelijke vooruitgang geboekt. Transnationale samenwerking is een drijvende kracht geweest achter hervormingen om de opkomst van innovatieve modellen te vergemakkelijken en te ondersteunen, zoals de bijna 60 allianties van Europese universiteiten2, waarbij ongeveer 500 instellingen voor hoger onderwijs uit alle delen van Europa, van hoofdsteden tot landelijke gebieden, betrokken zijn. Zij treden op als pioniers voor de gehele hogeronderwijssector.

Samenwerking tussen universiteiten over de grenzen heen kan zich op zeer uiteenlopende manieren ontwikkelen. De meest ambitieuze vormen van een gezamenlijk onderwijsaanbod tussen landen zijn programma’s die leiden tot een gezamenlijk diploma. Er bestaan echter nog steeds aanzienlijke juridische en administratieve obstakels die de uitreiking van deze diploma’s bemoeilijken. Dit belemmert de noodzakelijke transformatie in de Europese sector voor hoger onderwijs. De in 2022 goedgekeurde Europese strategie voor universiteiten3 bevat ambitieuze maatregelen om een Europese Onderwijsruimte voor hoger onderwijs tot stand te brengen, met als doel een Europees diploma te ontwikkelen. In deze mededeling wordt dit doel gerealiseerd door een duidelijke blauwdruk op te stellen voor de verwezenlijking van dit Europees diploma.

Het Europees diploma, een nieuw soort kwalificatie die in de nationale wetgeving moet worden verankerd, zou het voor universiteiten uit verschillende landen eenvoudiger maken om naadloos samen te werken en innovatieve gezamenlijke programma’s te ontwikkelen die tot een gezamenlijk diploma leiden, met volledige inachtneming van hun institutionele autonomie en de bevoegdheden van de nationale of regionale overheden. Een dergelijk Europees diploma zou ook bijdragen aan de ontwikkeling van een gemeenschappelijke Europese identiteit en een sterker Europees gevoel van verbondenheid.

Het zou gebaseerd zijn op gezamenlijk overeengekomen Europese criteria die de relevantie van de leerervaring, de gehechtheid aan gemeenschappelijke waarden en de excellentie van de samenwerkingsovereenkomsten tussen universiteiten weerspiegelen. Verder zou het bijdragen tot een gedeeld inzicht in de behoeften van de EU op het gebied van academische en vaardigheidsvereisten, naar het voorbeeld van de Europese strategie voor universiteiten. Het kan een stimulans zijn om bestaande ongelijkheden die momenteel het vermogen van universiteiten om samen te werken in Europa beperken, te bestuderen en aan te pakken.

Het Europees diploma zou gezamenlijke inspanningen, interdisciplinaire benaderingen en internationale perspectieven omvatten, die alle onderstrepen dat Europa bereid is een hoger opgeleide, flexibele en mondiaal concurrerende Europese beroepsbevolking te ondersteunen en te ontwikkelen. Gezamenlijke onderwijsprogramma’s die tot een Europees diploma leiden, hebben het potentieel om studenten uit de hele wereld aan te trekken en te helpen de talenten te vinden die onze economie nodig heeft, wat met name belangrijk is op kritieke technologiegebieden die cruciaal zijn voor ons concurrentievermogen en onze technologische soevereiniteit. Tegelijkertijd zou de mogelijkheid van een Europees diploma ook de leermobiliteit binnen de EU stimuleren, tegemoetkomen aan de behoeften van regio’s die kampen met lacunes bij de ontwikkeling van talent4, en helpen om te voldoen aan de vraag op de arbeidsmarkt naar afgestudeerden met een blik op Europa en op de wereld.

Deze mededeling vormt samen met twee voorstellen voor aanbevelingen van de Raad, één over een Europees systeem voor kwaliteitsborging en erkenning in het hoger onderwijs en één over aantrekkelijke en duurzame loopbanen in het hoger onderwijs, een grote stap naar de totstandbrenging van de Europese Onderwijsruimte.

Hoewel de voorstellen voor beide aanbevelingen van de Raad verder gaan dan de ambitie om een Europees diploma te ontwikkelen, en relevant zijn voor alle soorten hogeronderwijsinstellingen en voor het onderwijs dat zij bieden, zijn zij nauw met elkaar verbonden. Een systeem voor kwaliteitsborging en erkenning is essentieel om vertrouwen in gezamenlijke onderwijsprogramma’s op te bouwen. Hooggekwalificeerde en gemotiveerde academische professionals zijn van wezenlijk belang om hoogwaardig onderwijs en onderzoek aan onze universiteiten aan te bieden. Gezamenlijke programma’s worden vaak niet beschouwd als onderdeel van de kernactiviteiten van academisch personeel en kunnen daarom een bijkomende last betekenen, waardoor er behoefte is aan aanvullende erkenning en stimulansen.

2. Een Europees diploma: een cruciale factor om de Europese Onderwijsruimte tot stand te brengen en het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van Europa te stimuleren

Een Europees diploma zou dienen als een strategisch instrument voor de verwezenlijking van de Europese Onderwijsruimte, een gemeenschappelijke en inclusieve ruimte voor hoogwaardig onderwijs en grensoverschrijdende leermobiliteit voor iedereen, met nauw met elkaar verbonden onderwijs- en opleidingsstelsels. Het zou het concurrentievermogen en de aantrekkelijkheid van het hoger onderwijs in de EU verbeteren, voortbouwend op jarenlange ervaring met samenwerking via EU-programma’s.


1. Grotere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en relevantie van vaardigheden

Werkgevers, met inbegrip van multinationale ondernemingen en kmo’s, zijn op zoek naar personen met een mix van transversale vaardigheden (culturele intelligentie, kritisch denken, probleemoplossende vaardigheden, creativiteit en aanpassingsvermogen), allemaal vaardigheden waar vermoedelijk vraag naar zal zijn om de EU-doelstellingen voor de groene transitie te halen, overeenkomstig de “Skills Outlook 2023” van de OESO. Het vergroten van de capaciteit van hogeronderwijsinstellingen om meer mensen met deze vaardigheden toe te rusten, zou helpen om aan deze vraag te voldoen.

Het Europees diploma zou de ontwikkeling ondersteunen van meer gezamenlijke programma’s die beantwoorden aan de behoeften van een kenniseconomie. De onderliggende gezamenlijk overeengekomen Europese criteria zouden erop gericht zijn de inzetbaarheid van afgestudeerden te vergroten door hen toe te rusten met toekomstbestendige competenties en vaardigheden waar werkgevers specifiek naar op zoek zijn.

Uit de studies en enquêtes die in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie zijn bijeengebracht, blijkt dat afgestudeerden van transnationale gezamenlijke programma’s aangeven dat verbeterde arbeidsgerelateerde vaardigheden (zoals taal, kritisch denken, sector- of vakspecifieke, communicatie-, analytische en probleemoplossende vaardigheden) en verbeterde persoonlijke en interculturele vaardigheden, waaronder openheid voor nieuwe uitdagingen, verdraagzaamheid, vertrouwen en een groter bewustzijn van hun eigen sterke en zwakke punten, het meeste effect hebben op hun loopbaan en interculturele ervaringen.

Deze combinatie van transversale en sectorspecifieke vaardigheden en competenties verhoogt de inzetbaarheid van studenten op Europees niveau. Een Europees diploma zou afgestudeerden aantrekkelijker maken voor toekomstige werkgevers. Het zou synoniem zijn aan hoogwaardige programma’s die hoogopgeleide personen met een blik op Europa en op de wereld klaarstomen.

In het kort: Het Europees diploma zou de ontwikkeling van voor de arbeidsmarkt relevante, gezamenlijke programma’s ondersteunen. De kerncompetenties die gepaard gaan met een Europees diploma zouden afgestudeerden positioneren als gewilde professionals op de Europese en mondiale arbeidsmarkt.Daar zouden zij zich als hooggekwalificeerd onderscheiden door een combinatie van probleemoplossende kundigheid, aanpassingsvermogen, taalvaardigheden, multicultureel bewustzijn en interdisciplinaire deskundigheid die naadloos aansluit bij de veranderende behoeften van de mondiale beroepsbevolking.


2. De administratieve rompslomp verminderen met het oog op meer transparantie en zichtbaarheid van hogeronderwijsstelsels

Veel universiteiten die de transnationale samenwerking willen verdiepen, worden geconfronteerd met discrepanties in de nationale wetgeving. Dit legt beslag op middelen en leidt af van hun eigenlijke werkzaamheden. Door het werk voor universiteiten te vereenvoudigen, kunnen we kostbare middelen inzetten voor onderwijs en onderzoek.

In een Eurobarometer-enquête van 2018 heeft 92 % van de universiteiten aangegeven dat het wegwerken van wettelijke en administratieve belemmeringen voor internationale strategische institutionele partnerschappen een cruciale factor is om transnationale samenwerking te stimuleren5.

Ondanks 25 jaar samenwerking binnen het intergouvernementele Bolognaproces en de ontwikkeling van verschillende instrumenten om de transparantie van nationale stelsels voor hoger onderwijs, de kwaliteitsborging van het onderwijsaanbod en de erkenning van diploma’s te verbeteren, blijven er aanzienlijke uitdagingen bestaan. De vooruitgang binnen de Europese ruimte voor hoger onderwijs wordt gehinderd doordat de uitvoeringsgraad tussen en binnen landen uiteenloopt. De EU moet verdere en snellere stappen zetten om ervoor te zorgen dat haar universiteiten vlot en doeltreffend kunnen samenwerken.

In een recente studie6 gaf 92 % van de bevraagde nationale en regionale autoriteiten aan dat een Europees diploma de uitvoering van de bestaande Bologna-instrumenten zou kunnen verbeteren, 84 % zei dat dit de wereldwijde reputatie van het Europese hoger onderwijs zou verbeteren, en 88 % stelde dat dit zou bijdragen tot een vlottere samenwerking tussen nationale autoriteiten op het gebied van onderwijsbeleid.

Erasmus+-projecten inzake beleidsexperimenten7 uitgevoerd met 140 instellingen voor hoger onderwijs laten zien dat een Europees diploma de processen kan vereenvoudigen en de administratieve rompslomp kan verminderen door programma’s voor een gezamenlijk diploma te ontwikkelen met een duidelijk en gemeenschappelijk traject. zodat alle soorten universiteiten in Europa doeltreffend kunnen samenwerken.

In het kort: Het Europees diploma is een manier om de processen te vereenvoudigen en de administratieve rompslomp te verminderen bij het opzetten van programma’s voor een gezamenlijk diploma, zodat universiteiten in Europa doeltreffend kunnen samenwerken. Dit zal op zijn beurt de ontwikkeling van meer gezamenlijke programma’s ondersteunen, die een groter aantal studenten ten goede komen.


3. Een drijfveer voor strategische samenwerking, mondiaal concurrentievermogen en aantrekkelijkheid

Het Europees diploma zal universiteiten in staat stellen om sneller en eenvoudiger intensiever samen te werken met partners, wat hun prestaties en excellentie ten behoeve van hun aantrekkelijkheid en concurrentievermogen op mondiaal niveau zal verbeteren.

Uit de samenwerkingsindex voor hoger onderwijs van U-Multirank8 blijkt dat instellingen voor hoger onderwijs die samenwerken met andere instellingen, bedrijven, de industrie, overheden, regionale instanties, en dit over de grenzen heen, betere presteren dan instellingen die minder gericht zijn op samenwerking. Aangezien steeds meer universiteiten prioriteit geven aan samenwerking, zal samenwerking binnen de EU naar verwachting de eenvoudigste optie zijn. Momenteel verklaren bepaalde universiteiten dat het soms eenvoudiger is om programma’s voor een gezamenlijk diploma met partners van buiten de EU op te zetten.

De technologische vooruitgang blijft in een steeds hoger tempo plaatsvinden, over de traditionele grenzen tussen onderwerpen en disciplines heen. Deze interdisciplinaire benadering kan nieuwe inzichten opleveren, nieuwe oplossingen bieden voor de uitdagingen van een complexe wereld en tot de ontwikkeling van nieuwe vaardigheden leiden. Een belangrijk kenmerk van het Europees diploma zou erin bestaan de voordelen van interdisciplinaire samenwerking beter te benutten, op basis van de meest innovatieve leer- en onderzoeksbenadering in het moderne hoger onderwijs. Op basis van deze benadering zou een Europees diploma de innovatiecapaciteit en, op lange termijn, het mondiale concurrentievermogen van Europa versterken.

In het kort: Het Europees diploma zou de ontwikkeling stimuleren van veel meer programma’s voor een gezamenlijk diploma die wereldwijd concurrerend en aantrekkelijk zijn, voor zowel EU-burgers als onderdanen van niet-EU-landen, waaronder de EU-kandidaat-lidstaten, en die Europa toerusten met de talenten en vaardigheden die het nodig heeft om te gedijen, te innoveren en te groeien.

3. Een Europees diploma: belangrijkste parameters en toegevoegde waarde

1. Hoe zou een Europees diploma eruitzien?

1.

Een Europees diploma zou:


- worden uitgereikt in de vorm van een gezamenlijk diploma op nationaal, regionaal of institutioneel niveau, net als elk ander diploma, met volledige inachtneming van de beginselen van subsidiariteit, institutionele autonomie en academische vrijheid;

- op vrijwillige basis worden toegekend door universiteiten die in de hele EU samenwerken, als bewijs van de leerresultaten die werden behaald in het kader van transnationale programma’s;

- gebaseerd zijn op een aantal gemeenschappelijke criteria9 die op Europees niveau zijn overeengekomen en worden toegepast op het programma voor een gezamenlijk diploma. Deze Europese criteria zouden een gemeenschappelijk inzicht en specifieke behoeften weerspiegelen om de Europese beroepsbevolking toe te rusten met relevante competenties en vaardigheden en op die manier de innovatiecapaciteit ervan te vergroten, met name in het licht van de dubbele transitie. De inclusiecriteria zouden de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid voor studenten van alle achtergronden, waaronder kansarme studenten, vergroten;

- mogelijk worden gemaakt via relevante nationale wetgeving inzake hoger onderwijs en worden ondersteund door nationale kwalificatiekaders10 zodat instellingen die diploma’s kunnen accrediteren en toekennen, naast andere nationale diploma’s, op bachelor-, master- en doctoraatsniveau;

- bij voorkeur in een digitaal formaat worden uitgereikt11;

- automatisch worden erkend12 in de hele EU.


2. Eén Europees diploma, veel voordelen

Uit onderzoek, 40 raadplegingsrondes onder belanghebbenden, een verzoek om input en de voorlopige bevindingen van lopende Erasmus+-projecten inzake beleidsexperimenten zijn tal van voordelen en kansen in verband met de ontwikkeling van een Europees diploma naar voren gekomen.

De bevindingen tonen aan dat binnen universiteiten aanzienlijk enthousiasme bestaat om de weg vrij te maken voor meer vereenvoudiging en beter strategisch partnerschap. Studenten vragen om een bredere beschikbaarheid van gezamenlijke programma’s. Werkgevers tonen veel belangstelling voor een zichtbaar en gemakkelijk te begrijpen instrument dat toekomstige werknemers doeltreffend toerust met competenties die op de werkplek sterk worden gewaardeerd.

Een Europees diploma zou de volgende voordelen opleveren:

Voor studenten:

Studenten zouden centraal staan bij het Europees diploma. Het zou hun de kans bieden om deel uit te maken van verschillende academische gemeenschappen en zo bij te dragen tot een meer diverse en onderling verbonden Europese Onderwijsruimte. In een recente enquête13 noemden 9 van de 10 studenten de onderstaande voordelen als de belangrijkste potentiële voordelen van een Europees diploma:

- meer kansen creëren om in verschillende Europese landen te studeren, met automatische erkenning van studiepunten;
- het aanbieden van innovatieve gezamenlijke opleidingsprogramma’s en een naadloze campusoverstijgende academische ervaring te vergemakkelijken; en
- vaardigheden en competenties verwerven die wereldwijd tot een grotere inzetbaarheid op de arbeidsmarkt leiden.
Voor werkgevers en de arbeidsmarkt:

Werkgevers en bedrijven zijn zeer ingenomen met het concept van een Europees diploma, dat een specifieke reeks van gewaardeerde transversale competenties zou omvatten. Vanuit hun oogpunt zou een Europees diploma leiden tot:

- een vlottere aanwerving met meer transparantie en duidelijkheid dankzij een Europees diploma dat gemakkelijk leesbaar en begrijpelijk is ten opzichte van meerdere diploma’s voor hetzelfde opleidingsprogramma;

2.

- een grotere aantrekkelijkheid van Europa als bestemming voor getalenteerde studenten om te worden toegerust met relevante vaardigheden voor de Europese arbeidsmarkt; en

- meer mogelijkheden om met universiteiten samen te werken, bijvoorbeeld door deel te nemen aan de ontwikkeling van leerplannen.
Voor academisch personeel:

Een Europees diploma zou niet alleen bepalend zijn voor het academische traject van studenten, maar ook het landschap voor academici en universiteitsmedewerkers vormgeven, en het zou academici in staat stellen in een complex, geglobaliseerd academisch landschap hun weg te vinden. Uit een analyse van het Europees register voor tertiair onderwijs van 1 500 universiteiten blijkt dat de internationalisering van academisch personeel ongelijk verloopt in verschillende soorten instellingen en landen.

3.

Voor academisch personeel zou een Europees diploma het volgende opleveren:


- meer mogelijkheden voor mobiliteit, om nieuwe onderwijsmethoden en aantrekkelijke leservaringen te testen;

4.

- minder bureaucratische rompslomp, waardoor academici zich kunnen concentreren op de inhoud en kwaliteit van de samenwerking in plaats van op administratie; en

- kennisoverdracht en verbetering van vaardigheden, bevordering van een cultuur van permanente educatie en professionele ontwikkeling via transnationale samenwerking.
Voor universiteiten:

Universiteiten dringen aan op eenvoudigere manieren om samen te werken. Door flexibiliteit te bieden en kwaliteitsnormen te handhaven, zodat een gemeenschappelijk en vereenvoudigd kader voor nieuwe samenwerking mogelijk wordt, kan een Europees diploma universiteiten in staat stellen om:

- middelen te bundelen en kansen te bieden die zij alleen niet kunnen aanreiken;
- onnodige belemmeringen voor het opzetten van een opleidingsprogramma met verschillende universiteiten weg te nemen;

5.

- leerperioden in het buitenland op te nemen in de leerplannen; en

- te zorgen voor automatische erkenning van deze kwalificaties in de hele EU.
Voor de Europese Unie en haar lidstaten:

Instellingen voor hoger onderwijs spelen een belangrijke rol bij het opbouwen van banden binnen Europa en met de wereld, en bij het wereldwijd bevorderen van de Europese waarden en levenswijze. De ontwikkeling van meer programma’s voor een gezamenlijk diploma zou ertoe bijdragen dat in Europa meer talent wordt aangetrokken en behouden blijft, terwijl ook de samenwerking met universiteiten en stelsels over de hele wereld wordt ondersteund. Een Europees diploma zou:

- het gevoel van Europese identiteit en verbondenheid versterken;
- het mondiale concurrentievermogen en de reputatie van de Europese stelsels voor hoger onderwijs versterken, zodat zij een concurrerender gezamenlijk onderwijsaanbod kunnen uitbouwen en ook talent uit niet-EU-landen kunnen aantrekken;

6.

- een evenwichtige mobiliteit van studenten en talent binnen en buiten de EU bevorderen; en

- een Europese geest van samenwerking in de Europese Onderwijsruimte bevorderen.

4. Het wegnemen van belemmeringen voor een Europees diploma — obstakels die moeten worden overwonnen

1. Een schat aan empirische gegevens

Er zijn nog steeds te veel hindernissen op weg naar naadloze en nauwere transnationale samenwerking in de Europese Onderwijsruimte, zoals in het volgende punt wordt besproken. Dit blijkt uit meer dan drie jaar van overleg met belanghebbenden in het hoger onderwijs, en met name met universiteiten die betrokken zijn bij nauwe transnationale samenwerkingen, zoals allianties van Europese universiteiten of gezamenlijke masterprogramma’s van Erasmus Mundus. Zij dringen aan op oplossingen voor de complexe materie waarmee zij worden geconfronteerd.

Veel van deze belemmeringen waren reeds vastgesteld in het kader van de aanbeveling van de Raad van 2022 over bruggen bouwen voor doeltreffende samenwerking in het hoger onderwijs14. Hernieuwde inspanningen zijn van essentieel belang om vooruitgang te boeken bij de uitvoering van deze aanbeveling van de Raad. Daarnaast worden nog steeds andere belemmeringen vastgesteld.

Hieruit blijkt dat de EU moet beschikken over een Europees diploma als een specifiek en faciliterend kader om belemmeringen uit de weg te ruimen.

Het Erasmus+-programma15 ondersteunt projecten inzake beleidsexperimenten waarbij meer dan 140 universiteiten en 60 nationale en regionale autoriteiten belast met accreditatie, kwaliteitsborging en regulering van het hoger onderwijs betrokken zijn, vanuit alle lidstaten en met deelname van bedrijven en vertegenwoordigers van studenten. Samen hebben zij meer dan 1 000 gezamenlijke programma’s in kaart gebracht, en zij hebben deze rijkdom aan kennis en deskundigheid gebruikt om het concept van een Europees diploma als een label en als een diploma te onderzoeken.

Via interviews, enquêtes onder duizenden studenten en praktijkwerkers, focusgroepen, workshops en raadplegingen werd in de projecten een denkproces van onderop over de toegevoegde waarde die een Europees diploma zou kunnen bieden, op gang gebracht. Er werd ook nagedacht over de criteria die het best aansluiten bij de aard van het Europees diploma, en tevens werden de belangrijkste obstakels die beletten dat de gezamenlijke programma’s hun volle potentieel benutten, in kaart gebracht. Deze obstakels kunnen in onderstaande groepen worden ingedeeld.


2. Uiteenlopende en complexe wet- en regelgeving die de Erasmus+-projecten inzake beleidsexperimenten aan het licht hebben gebracht

De nationale onderwijs- en opleidingsstelsels en de bijbehorende nationale wet- en regelgeving hebben zich grotendeels onafhankelijk ontwikkeld, zonder mogelijkheden voor transnationale samenwerking in aanmerking te nemen. Dit leidt tot verschillen die verhinderen dat universiteiten transnationale gezamenlijke programma’s uitvoeren en gezamenlijke diploma’s uitreiken, of die dit zeer omslachtig maken.

7.

Het gaat onder meer om de volgende obstakels:


- Specifieke nationale regels inzake de vorm van eindexamens, beoordelingsschalen en werkbelasting voor gezamenlijke programma’s verhinderen dat universiteiten werkelijk transnationale en geïntegreerde programma’s voor een gezamenlijk diploma kunnen aanbieden, en leggen studenten kunstmatige bijkomende verplichtingen op.
- Beperkingen ten aanzien van meertaligheid in programma’s voor een gezamenlijk diploma. Nu de leermobiliteit toeneemt, zouden transnationale samenwerkingsmodellen voor gezamenlijke programma’s eenvoudiger kunnen worden opgesteld indien rekening wordt gehouden met en aandacht wordt besteed aan de noodzaak om belemmeringen voor het gebruik van meerdere talen in het belang van studenten, instellingen en de arbeidsmarkt weg te werken.
- Voorschriften inzake fysieke aanwezigheid met een opgelegde minimum- of maximumduur. Deze vormen een afspiegeling van de wereld vóór de Europese integratie en de digitale transformatie, en hebben negatieve gevolgen voor de mobiliteit van studenten, waardoor de potentiële voordelen van digitale technologieën voor het bevorderen van transnationale leermogelijkheden worden beperkt.
- Het gebrek aan erkenning van blended/online leren verhindert dat het potentieel van digitale instrumenten in het onderwijs ten volle wordt benut, onder meer rekening houdend met de lessen die zijn getrokken uit de COVID‑19-pandemie. Universiteiten, hun personeel en de studenten moeten ten volle van de digitale transformatie kunnen profiteren.
- Restricties ten aanzien van de deelname van onderwijzend personeel van partneruniversiteiten die worden toegepast op transnationale gezamenlijke programma’s, beperken de toegang van een universiteit tot ervaren personeel kunstmatig en begrenzen de prestaties ervan.

Deze obstakels vormen een uitdaging voor alle transnationale partnerschappen. Veel daarvan druisen in tegen het idee van een Europese Onderwijsruimte, waarin lerenden zich vrij kunnen bewegen en naadloos toegang hebben tot hoogwaardig inclusief onderwijs.

Voor de toekenning en uitreiking van graden en diploma’s aan studenten gelden ook restrictieve regels, wat dit zeer complex maakt. Het gaat onder meer om beperkingen ten aanzien van taal, geautoriseerde handtekeningen, (digitale of fysieke) handtekeningformaten, goedgekeurde logo’s en specifieke papiervereisten (bv. afmetingen, dikte, aangewezen afdruklocaties). Het proces voor het toekennen van een gezamenlijk diploma aan een student kan jaren in beslag nemen, als het al mogelijk is.

Uit de voorlopige resultaten van de Erasmus+-projecten inzake beleidsexperimenten blijkt duidelijk dat een Europees diploma een manier kan zijn om deze belemmeringen weg te nemen.


3. Ongelijke en trage uitvoering van de instrumenten van het Bolognaproces

Het intergouvernementele Bolognaproces, dat in 1999 buiten het EU-kader werd opgestart, heeft tot doel de hogeronderwijsstelsels in 49 landen, waaronder de 27 EU-landen, coherenter te maken. Hierbij werd de Europese ruimte voor hoger onderwijs opgericht om de mobiliteit van studenten en personeel te bevorderen, het hoger onderwijs inclusiever en toegankelijker te maken en het wereldwijd aantrekkelijker en concurrerender te maken. Het Bolognaproces is van cruciaal belang om het vertrouwen op te bouwen dat nodig is voor succesvolle leermobiliteit, grensoverschrijdende academische samenwerking en de wederzijdse erkenning van studieperioden en in het buitenland verdiende kwalificaties.

Hoewel in het Bolognaproces wordt gewezen op het belang van gezamenlijke diploma’s, verloopt de vooruitgang traag, deels vanwege het ruime geografische toepassingsgebied en de diversiteit van de stelsels, tradities en politieke en economische contexten die het omvat. Daardoor hebben niet alle lidstaten de nodige hervormingen doorgevoerd, wat heeft geleid tot inefficiënties in de samenwerking tussen de 49 landen.

Ondanks de ontwikkeling van de Europese aanpak voor kwaliteitsborging van gezamenlijke programma’s — een pan-Europees instrument dat een eenmalige evaluatie van gezamenlijke programma’s mogelijk maakt — werd in de afgelopen negen jaar slechts bij enkele programma’s van dit instrument gebruik gemaakt.

Sommige Bologna-instrumenten, met name op het gebied van kwaliteitsborging en erkenning, hebben nog niet de gewenste resultaten opgeleverd. Binnen de EU kunnen bestaande mechanismen voor besluitvorming en uitvoering van transnationale samenwerking de verwezenlijking van een Europese Onderwijsruimte verder bevorderen met doeltreffende oplossingen waardoor universiteiten efficiënt kunnen samenwerken met behulp van betrouwbare en hooggewaardeerde diploma’s.


4. De systemen voor kwaliteitsborging en erkenning in het hoger onderwijs moeten verder worden verbeterd

Elk programma, al dan niet gezamenlijk, moet worden geaccrediteerd door middel van een robuust kwaliteitsborgingsproces teneinde een diploma te kunnen uitreiken. Dit is belangrijk om het nodige vertrouwen in de kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen.

Veel hogeronderwijsinstellingen in Europa geven aan dat de kwaliteitsborgingsprocessen voor transnationale programma’s te lang en te duur zijn. Hoe meer universiteiten uit verschillende landen bij een gezamenlijk programma betrokken zijn, hoe complexer het proces is. Het verkrijgen van accreditatie kan soms tot twee jaar in beslag nemen. Door de lange procedures zijn universiteiten niet in staat zich aan te passen aan de veranderende realiteit en snel in te spelen op opkomende politieke, economische of maatschappelijke behoeften.

De erkenning van kwalificaties en leerperioden in het buitenland verloopt nog niet in alle landen automatisch, vooral wanneer het besluit op het niveau van de instellingen voor hoger onderwijs wordt genomen. Dit bezorgt universitair afgestudeerden een aanzienlijke bijkomende last en beperkt hun mogelijkheden om vrij te reizen voor leer- en beroepsdoeleinden.

Hoewel kwaliteitsborging essentieel is om het vertrouwen in het onderwijsstelsels te waarborgen, zijn veel van de verschillen achterhaald en ongeschikt voor het beoogde doel, wat voor onnodige administratieve rompslomp zorgt.


5. Negatieve prikkels voor personeel om deel te nemen aan transnationale samenwerking en gezamenlijke diploma’s

De ontwikkeling van een kwaliteitsvol programma voor een gezamenlijk diploma vergt tijd en inspanningen van het academisch personeel. Om bij nieuwe transnationale projecten het voortouw te nemen, is toegewijd personeel met specifieke vaardigheden nodig en dat komt gezien de specifieke problemen en belemmeringen doorgaans neer op een voltijdse baan. De ervaring met transnationale programma’s leert echter dat er een risico op de loer ligt: transnationale samenwerking kost de deelnemers iets, want zij krijgen voor hun werk niet altijd de waardering die zij verdienen. Bovendien is permanente professionele ontwikkeling van het personeel nodig om de hoge kwaliteit van deze transdisciplinaire pedagogische programma’s te handhaven.

In een specifieke enquête16 was 66 % van de respondenten uit het hoger onderwijs het ermee eens dat transnationale samenwerking deel uitmaakt van hun institutionele strategie voor hoger onderwijs, maar slechts 39 % is het ermee eens dat in loopbaantrajecten voor academisch personeel transnationale samenwerkingsactiviteiten ook daadwerkelijk worden mogelijk gemaakt, ondersteund en aangemoedigd. Dit is in overeenstemming met de uitdagingen die in eerdere enquêtes aan het licht zijn gekomen, waaronder de “hoeveelheid extra werk boven op de gebruikelijke activiteiten” (80 % van de respondenten) en “de inzet van academisch personeel verkrijgen en behouden” (72 %).

5. Hoe deze obstakels uit de weg te ruimen — specifieke stappen op weg naar een Europees diploma

Met het Europees diploma zouden deze belemmeringen vlot uit de weg kunnen worden geruimd, en wel door de nationale stelsels voor hoger onderwijs in de EU de middelen te verschaffen om gezamenlijke diploma’s te ontwikkelen, te beoordelen en uit te reiken op basis van gezamenlijk overeengekomen Europese criteria die de nationale of regionale grenzen overschrijden. Het zou een alomvattende oplossing bieden om de naadloze en nauwere transnationale samenwerking in de Europese Onderwijsruimte te verbeteren en het tekort aan strategische vaardigheden in de EU te helpen aanpakken.

De twee voorstellen voor aanbevelingen van de Raad die deze mededeling vergezellen, zullen er ook voor zorgen dat een Europees diploma kan steunen op passende systemen voor kwaliteitsborging en erkenning, met aantrekkelijke loopbaanvooruitzichten voor de betrokken academici. Bij elke stap zal het succes van dit diploma afhangen van de paraatheid en betrokkenheid van de lidstaten en, in voorkomend geval van regionale overheden.


1. Europa omvormen tot een talentenbasis voor innovatie en concurrentievermogen

1. Bepalen van gemeenschappelijke Europese criteria voor een Europees diploma

Instellingen voor hoger onderwijs kunnen het Europees diploma toekennen op basis van een beoordeling door de bevoegde bestaande nationale structuren, die nagaan of het gezamenlijke programma voldoet aan duidelijk omschreven en gezamenlijk overeengekomen Europese criteria. De inhoud van deze criteria zou de basis vormen van het Europees diploma en zou het ambitieniveau ervan bepalen, waarbij wordt aangegeven wat het inhoudt en waarin het verschilt van diploma’s die in andere delen van de wereld worden toegekend.

De voorgestelde Europese criteria zijn opgenomen in bijlage II bij het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende een Europees systeem voor kwaliteitsborging en erkenning in het hoger onderwijs.

8.

De voorgestelde criteria voor een Europees diploma zijn:


- excellentie in de organisatie en het beheer van transnationale programma’s: gezamenlijke programma’s worden gebaseerd op Bologna- en EU-instrumenten en -normen en worden gezamenlijk ontworpen en uitgevoerd, op basis van gezamenlijke kwaliteitsborgingsregelingen;

- relevantie van de leerervaring: gezamenlijke programma’s zijn studentgericht en omvatten kansen die relevant zijn voor de arbeidsmarkt, interdisciplinaire elementen, studentenmobiliteit en de verwerving van horizontale en digitale vaardigheden;

- eerbiediging van de Europese waarden: gezamenlijke programma’s bevorderen democratie, meertaligheid, inclusiviteit en ecologische duurzaamheid.
Deze criteria zijn erop gericht de ontwikkeling van meer gezamenlijke programma’s te bevorderen in overeenstemming met de visie die is uiteengezet in de Europese strategie voor universiteiten, met name om ervoor te zorgen dat lerenden zich kunnen ontwikkelen tot creatieve en kritische denkers, probleemoplossers en actieve en verantwoordelijke burgers, die optreden als actoren van verandering in hun gemeenschap om de samenleving om hen heen positief te beïnvloeden.

Doordat in de Europese criteria strenge normen worden vastgelegd, vormen zij de basis voor de excellentie van de transnationale samenwerking tussen instellingen, het aanbieden van een transnationale leerervaring, studentgericht onderwijzen en leren (met inbegrip van interdisciplinariteit, mobiliteit en studentgerichte benaderingen), de relevantie voor de arbeidsmarkt en maatschappelijke behoeften (samenwerking met het bedrijfsleven, de overheidssector en het maatschappelijk middenveld, het aanbieden van transversale, groene en digitale vaardigheden) en de eerbiediging van gemeenschappelijke waarden (meertaligheid, inclusiviteit, democratische waarden). Aangezien er geen uniforme oplossing bestaat, zijn de Europese criteria flexibel genoeg om ervoor te zorgen dat het Europees diploma toegankelijk is voor alle soorten universiteiten, alle vakgebieden en disciplines en op alle niveaus, met inachtneming van de diversiteit van de academische tradities en stelsels.

De voorgestelde Europese criteria bouwen voort op het gebruik van bestaande instrumenten die in de EU en het Bolognaproces zijn ontwikkeld en zorgen ervoor dat het Europees diploma voldoet aan de hoogste normen op het gebied van samenwerking in het hoger onderwijs. Zij bieden universiteiten een kader om samen te werken en op die manier tekorten aan strategische vaardigheden op de Europese arbeidsmarkt aan te pakken. Zij waarborgen eerbiediging van de subsidiariteit, institutionele autonomie en academische vrijheid.

Aangezien Europa een divers hogeronderwijslandschap heeft, met uiteenlopende historische achtergronden en tradities, zijn gemeenschappelijke denkprocessen en collectieve inspanningen nodig om tot een gemeenschappelijk inzicht in de essentie van een Europees diploma te komen.

Dit denkproces is van start gegaan net na de aanneming van de conclusies van de Raad van april 2022 over een Europese strategie om met het oog op de toekomst van Europa de positie van instellingen voor hoger onderwijs te versterken17. Samen met nationale en regionale autoriteiten, instellingen voor hoger onderwijs, instanties voor accreditatie en kwaliteitsborging, studentenorganisaties en vertegenwoordigers van de publieke en particuliere sector is een voorontwerp van criteria opgesteld.

Eenmaal vastgesteld, werden zij getest in het kader van 6 Erasmus+-projecten inzake beleidsexperimenten. Bij de tests waren meer dan 140 instellingen voor hoger onderwijs in alle lidstaten betrokken, 60 nationale en regionale autoriteiten, met onder meer 17 ministeries en 20 nationale instanties voor kwaliteitsborging, studentenorganisaties en economische en sociale partners. Als gevolg daarvan werd in de proefprojecten een herziening van de criteria voorgesteld. De voorgestelde Europese criteria die zijn opgenomen in bijlage II bij het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende een Europees systeem voor kwaliteitsborging en erkenning in het hoger onderwijs vormen het resultaat van deze herziening.

Als volgende stap wordt de Raad van de EU geacht voort te gaan met dit voorstel.

De geteste criteria zullen de basis vormen voor grondige besprekingen en dialoog met de lidstaten, de sector hoger onderwijs en de economische en sociale partners, om verdere stappen te zetten naar de ontwikkeling van een Europees diploma en verdere richtsnoeren te verstrekken voor de uitvoering ervan.

Acties:

De Commissie verzoekt de Raad van de EU voort te gaan met het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende een Europees systeem voor kwaliteitsborging en erkenning in het hoger onderwijs, met inbegrip van bijlage II, waarin de Europese criteria voor een Europees diploma zijn opgenomen.

De Commissie zal de dialoog met de lidstaten, de sector hoger onderwijs en de economische en sociale partners ondersteunen om verdere stappen te zetten naar de ontwikkeling van een Europees diploma, en om het proces van samenwerking met de lidstaten en belanghebbenden bij de uitvoering ervan te begeleiden.



2. De lidstaten kiezen op welk niveau zij toetreden tot het traject naar een Europees diploma

Gezien de respectieve uitgangsposities, standpunten en tradities van de lidstaten, die onvermijdelijk verschillen, kan de ontwikkeling van het Europees diploma niet van de ene dag op de andere plaatsvinden. Evenmin kan dit worden verwezenlijkt via een uniforme aanpak.

In deze mededeling worden een geleidelijke aanpak en het uiteindelijke ambitieniveau beschreven voor de lidstaten die ervoor kiezen de weg naar het Europees diploma in te slaan. Met deze aanpak wordt de diversiteit tussen de lidstaten en hun instellingen voor hoger onderwijs omarmd, en kunnen zij in hun eigen tempo naar de totstandkoming van het Europees diploma toewerken. De lidstaten zouden stapsgewijs vooruitgang kunnen boeken in de richting van een gemeenschappelijk vastgesteld doel met twee toegangspunten: een Europees diploma en een voorbereidend Europees label waaruit blijkt dat aan de Europese criteria is voldaan.

Elk consortium van instellingen voor hoger onderwijs zou desgewenst het juiste startpunt kunnen vinden en in de loop der tijd naar een steeds meer geïntegreerd traject kunnen overgaan.

Er kunnen twee verschillende toegangspunten worden gebruikt met het oog op een Europees diploma:

Toegangspunt: een voorbereidend Europees label

Programma’s voor een gezamenlijk diploma die aan de Europese criteria voldoen, kunnen een Europees label ontvangen van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de accreditatie en/of kwaliteitsborging van programma’s voor hoger onderwijs (universiteiten die aan zelfaccreditatie doen, accreditatie-instanties, instanties voor kwaliteitsborging). Hoewel het label een krachtig instrument vormt voor branding, biedt het geen oplossing voor de belemmeringen die universiteiten ervaren bij het opzetten en uitvoeren van programma’s voor een gezamenlijk diploma. Deze weg zou openstaan voor universiteiten nadat zij de voorgestelde Europese criteria hebben goedgekeurd en richtsnoeren hebben ontwikkeld om deze uit te voeren.


Toegangspunt: een Europees diploma

Een diploma zou gezamenlijk worden toegekend door meerdere universiteiten uit verschillende landen (bv. een alliantie van Europese universiteiten). Het Europees diploma zou als een nieuw soort kwalificatie in de nationale wetgeving worden opgenomen. Dit zou een aanzienlijke vereenvoudiging betekenen voor universiteiten en studenten doordat de verschillen tussen de nationale regels verdwijnen, en de universiteiten in de EU over een gemeenschappelijk en duidelijk kader zullen beschikken om programma’s voor een gezamenlijk diploma te ontwikkelen. Net als bij elk diploma zou het Europees diploma overeenkomstig de nationale wetgeving en nationale kwalificatiekaders door de bevoegde autoriteiten op institutioneel, regionaal of nationaal niveau worden geaccrediteerd.

Een Europees diploma kan ook worden toegekend door een rechtspersoon die is opgericht door meerdere universiteiten uit verschillende landen (bv. een alliantie van Europese universiteiten met een juridische status). Sommige allianties van universiteiten hebben al dergelijke rechtspersonen opgericht, en onderzoeken het gebruik van bestaande Europese rechtsinstrumenten, zoals de Europese groeperingen voor territoriale samenwerking (EGTS). Dit zou voor universiteiten de eenvoudigste en meest efficiënte weg zijn, wat de bijbehorende kosten en de benodigde middelen betreft.



3. Kwaliteitsborgingssystemen die geschikt zijn voor het beoogde doel

Kwaliteitsborgingssystemen zijn een noodzakelijke voorwaarde met het oog op de verantwoordingsplicht en om de prestaties van universiteiten te verbeteren. Zij leggen de grondslag voor het vertrouwen in de kwaliteit van het hoger onderwijs dat studenten krijgen aangeboden. Een Europees diploma zou nog meer dan elk ander soort diploma afhankelijk zijn van wederzijds vertrouwen en geloofwaardige kwaliteitsborgingssystemen. Daarom is het opzetten van geschikte systemen voor kwaliteitsborging een belangrijke voorwaarde voor het uitreiken van een Europees diploma, terwijl dit ook voordelen oplevert voor alle programma’s, met inbegrip van de programma’s die tot microcredentials leiden, en de automatische erkenning van kwalificaties verder mogelijk maakt. Daartoe moeten de lidstaten:

- sterkere, effectievere en eenvoudigere kwaliteitsborgingsprocessen voor alle soorten programma’s formuleren;
- een nieuw Europees kader opzetten voor een externe multi-institutionele benadering van kwaliteitsborging waardoor duurzame allianties van instellingen voor hoger onderwijs zelf hun programma’s voor een gezamenlijk diploma en gezamenlijke microcredentials kunnen accrediteren, voortbouwend op de resultaten van de Erasmus+-projecten QA-FIT18 en IMINQA19; en
- passende kwaliteitsborgingsprocessen hanteren om instellingen voor hoger onderwijs te begeleiden bij de automatische erkenning van kwalificaties en leerperioden in het buitenland.

Acties: De Commissie stelt samen met deze mededeling een aanbeveling van de Raad betreffende een Europees systeem voor kwaliteitsborging en erkenning in het hoger onderwijs voor. De Commissie verzoekt de Raad van de EU voort te gaan met het voorstel en is van plan om de toekomstige uitvoering ervan te ondersteunen door middel van de in punt 5.2.4 beschreven gerichte acties.



4. Aantrekkelijkere academische loopbanen in het hoger onderwijs

In de mondiale kenniseconomie zal de toekomst van Europa worden bepaald door de prestaties van zijn onderwijsstelsels en concurrentievermogen in de wereldwijde wedloop om talent. Of deze ambitieuze visie op een Europees diploma wordt verwezenlijkt, zal afhangen van excellente academici die afgestudeerden de juiste vaardigheden aanleren en bijbrengen. We kunnen geen excellente transnationale programma’s opzetten zonder excellente mensen stimulansen te bieden om hieraan deel te nemen. Daarom is het aantrekkelijker maken van academische loopbanen in het hoger onderwijs een cruciale factor voor een Europees diploma. Daartoe moeten de lidstaten:

- het werk van academici die een nauwe transnationale samenwerking tot stand brengen, zoals de ontwikkeling van programma’s voor een gezamenlijk diploma, beter bevorderen, erkennen en waarderen;

9.

- de diverse academische rollen en taken, met inbegrip van innovatief en doeltreffend onderwijs, beter bevorderen, erkennen en waarderen; en

- concurrerende, veilige, eerlijke en niet-discriminerende arbeidsvoorwaarden bevorderen om personeel aan te trekken en te behouden.

Acties: De Commissie stelt samen met deze mededeling een aanbeveling van de Raad betreffende aantrekkelijke en duurzame loopbanen in het hoger onderwijs voor, die een aanvulling vormt op de aanbeveling van de Raad tot vaststelling van een Europees kader voor het aantrekken en behouden van onderzoeks-, innovatie- en ondernemingstalenten in Europa20. De Commissie verzoekt de Raad van de EU voort te gaan met het voorstel en is van plan om de toekomstige uitvoering ervan te ondersteunen door middel van de in punt 5.2.5 beschreven gerichte acties.


2. De Commissie zal optreden als facilitator en medestander

Deze mededeling bouwt voort op een brede empirische basis en heeft tot doel een visie te geven op mogelijke manieren om het Europees diploma te verwezenlijken. Zij is ook bedoeld als input voor een open dialoog met de lidstaten, belanghebbenden in het hoger onderwijs en economische en sociale partners over de verdere stappen. De Commissie zal de lidstaten bij de onderstaande acties faciliteren en ondersteunen.



1. Faciliteren van een dialoog over de resultaten en aanbevelingen van de beleidsexperimenten van Erasmus+ over een label voor een Europees diploma en de juridische status voor allianties van instellingen voor hoger onderwijs

De Commissie zal in het najaar van 2024 een verslag publiceren over de eindresultaten van de Erasmus+-projecten inzake beleidsexperimenten.

Naar aanleiding hiervan is zij van plan in 2025 een “beleidslab voor een Europees diploma” op te zetten. Er zal een reeks specifieke diepgaande besprekingen en gerichte sessies worden opgestart, met deskundigen uit de lidstaten, instellingen voor hoger onderwijs, instanties voor kwaliteitsborging en accreditatie, studentenvertegenwoordigers en economische en sociale partners, met als doel de actie en eventuele noodzakelijke nationale hervormingen te versnellen en uitvoeringsrichtsnoeren en actieplannen te ontwikkelen. Het doel ervan is intercollegiaal leren te bevorderen en richtsnoeren te bieden op weg naar een Europees diploma.

Actie: De Commissie is van plan de samenwerking te bevorderen door middel van een beleidslab voor een Europees diploma, dat in 2025 zal worden opgezet, om de lidstaten en de bredere gemeenschap voor hoger onderwijs te betrekken bij de ontwikkeling en uitvoering van richtsnoeren op weg naar een Europees diploma.



2. Europese financiële prikkels

Het Erasmus+-programma zal steun blijven bieden aan allianties van Europese universiteiten, gezamenlijke masteropleidingen van Erasmus Mundus, gezamenlijke doctoraatsprogramma’s van Marie Skłodowska-Curie (MSCA), en programma’s met het label van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) die optreden als pioniers bij de uitvoering van Europese diploma’s. Daarnaast zal Erasmus+ via specifieke ondersteuning helpen Europese diploma’s te ontwerpen en in te voeren, voortbouwend op het succesvolle voorbeeld van de Erasmus Mundus-ontwerpmaatregelen.

De Commissie is van plan in 2025 projecten voor Europese diplomatrajecten op te starten in het kader van de actie inzake toekomstgerichte samenwerkingsprojecten binnen Erasmus+. Dit vormt een financiële stimulans voor de lidstaten, samen met hun instanties voor accreditatie en kwaliteitsborging, universiteiten, studenten, economische en sociale partners, om zich in te zetten voor het traject naar een Europees diploma.

Het instrument voor technische ondersteuning21 kan ook technische deskundigheid verschaffen om de nodige hervormingen uit te werken en door te voeren. Het biedt begeleiding en ondersteuning om de wettelijke en administratieve kaders te verbeteren, de samenwerking tussen universiteiten, de onderzoekswereld en het bedrijfsleven te bevorderen, mechanismen voor kwaliteitsborging te verbeteren en loopbanen in het hoger onderwijs aantrekkelijker te maken.

Acties:

De Commissie is van plan om vanaf 2025 Europese financiële stimulansen beschikbaar te stellen via programma’s zoals Erasmus+, om de ontwikkeling van Europese diploma’s te ondersteunen. De Commissie is ook van plan “projecten voor Europese diplomatrajecten” op te starten om de betrokkenheid van alle actoren te stimuleren.

De Commissie verzoekt universiteiten en de gemeenschap van het hoger onderwijs de financieringsmogelijkheden van de EU, zoals die van de programma’s Erasmus+ of Digitaal Europa optimaal te benutten, om universiteiten en personeel te ondersteunen bij het ontwerpen en aanbieden van Europese diploma’s, in volledige samenwerking met nationale en regionale autoriteiten en economische en sociale partners.



3. De uitvoering van de aanbeveling van de Raad over bruggen bouwen voor doeltreffende Europese samenwerking in het hoger onderwijs ondersteunen en versnellen

De volledige toepassing van de aanbeveling van de Raad over bruggen bouwen voor doeltreffende Europese samenwerking in het hoger onderwijs, die in april 2022 is vastgesteld, zou de weg naar een Europees diploma aanzienlijk vergemakkelijken. Medio 2024 moet een verslag over de uitvoering van de aanbeveling worden gepubliceerd en een samenvatting van dit verslag is opgenomen in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie. Het verslag laat zien hoe divers het Europese hogeronderwijslandschap is als het gaat om de maatregelen die nauwere transnationale samenwerking mogelijk maken, en dat op dit gebied ongelijke vooruitgang wordt geboekt. Sommige lidstaten lijken de verschillende beginselen van de aanbeveling toe te passen en zijn reeds begonnen met het doorvoeren van hervormingen, terwijl andere landen melding maken van tragere vooruitgang.

Op basis van de resultaten van het verslag stelt de Commissie voor om vanaf het najaar van 2024 een aantal intercollegiale leeractiviteitentussen de lidstaten te organiseren om de discussie over het aanpakken van administratieve belemmeringen te verdiepen en sneller vooruitgang te boeken bij de uitvoering van de aanbeveling.

Acties:

De Commissie zal de toepassing van de aanbevelingen van de Raad ondersteunen, onder meer de aanbeveling over bruggen bouwen voor doeltreffende Europese samenwerking in het hoger onderwijs. Vanaf het najaar van 2024 kunnen intercollegiale leeractiviteiten worden georganiseerd om de resterende belemmeringen weg te werken.

De Commissie verzoekt de lidstaten na te denken over de huidige en toekomstige aanbevelingen van de Raad op het gebied van hoger onderwijs om belemmeringen voor transnationale samenwerking verder weg te nemen en de weg vrij te maken voor een Europees diploma.



4. De uitvoering van de toekomstige aanbeveling van de Raad inzake kwaliteitsborging en erkenning ondersteunen

Een Europees diploma invoeren kan alleen op vrijwillige basis, waarbij alle hogeronderwijsstelsels de kans krijgen dit traject te starten, ongeacht hun eigen startpunt. Dit vereist ook actieve betrokkenheid van studenten en institutionele leiders om voor universiteiten een gunstig klimaat te scheppen om Europese diploma’s te ontwikkelen, waarbij ervoor wordt gezorgd dat deze diploma’s studentgericht en strategisch gestuurd zijn en afgestemd op de beste praktijken binnen de Europese Onderwijsruimte. In haar voorstel voor een aanbeveling van de Raad over een Europees systeem inzake kwaliteitsborging en erkenning in het hoger onderwijs stelt de Commissie het volgende voor:

- het opzetten van een beleidslab voor een Europees diploma: naast het verstrekken van richtsnoeren en concrete actieplannen om te komen tot een Europees diploma (zie punt 5.2.1), zouden er ook richtsnoeren worden ontwikkeld voor de invoering van een instellingsoverstijgend kwaliteitsborgingskader van allianties van instellingen voor hoger onderwijs;
- het opzetten van een “forum voor Europese diploma’s” als een jaarlijks evenement, dat door de Commissie in samenwerking met het voorzitterschap van de Raad wordt georganiseerd, waar alle belanghebbenden bijeen kunnen komen en de balans kunnen opmaken van de algemene vooruitgang die is geboekt op weg naar een Europees diploma, onder meer via het beleidslab voor een Europees diploma. Het forum zou bestaan uit vertegenwoordigers op hoog niveau van de lidstaten en de regio’s, de meeste representatieve organisaties van belanghebbenden op het gebied van kwaliteitsborging (bv. ENQA, EQAR), het netwerk van nationale informatiecentra voor academische erkenning (NARIC), nationale kwalificatiekaders, sociale partners op onderwijsgebied en vertegenwoordigers van economische en sociale partners;
- verdere ontwikkeling van de database van de resultaten van externe kwaliteitsborging (DEQAR)22 om deze gebruiksvriendelijker te maken en rechtstreeks te koppelen aan de automatische erkenning van kwalificaties;
- de uitvoering van het Europese systeem voor het volgen van afgestudeerden23 verder ondersteunen om de kwaliteit en de relevantie van het hoger onderwijs te verbeteren door feedback te verstrekken over de resultaten van afgestudeerden, en door de vergelijking en benchmarking over landen en instellingen heen te verbeteren.

Acties:

De Commissie is van plan in 2025 een forum voor Europese diploma’s op te richten om de vorderingen op weg naar een Europees diploma te monitoren.

De Commissie is van plan de ontwikkeling van een Europees systeem voor het volgen van afgestudeerden verder te ondersteunen.

De Commissie verzoekt de lidstaten, universiteiten, het hoger onderwijs en economische en sociale partners om gezamenlijk uitvoeringsrichtsnoeren en actieplannen voor een Europees diploma op te stellen door deel te nemen aan het forum voor Europese diploma’s en actief betrokken te zijn bij de werkzaamheden van het toekomstige beleidslab voor een Europees diploma. Zij worden ook verzocht deze kans aan te grijpen om actief samen te werken en studenten werkelijk transnationale leerervaringen te bieden die een gekwalificeerde beroepsbevolking klaarstomen om uitdagingen op Europees en mondiaal niveau aan te gaan.



5. De uitvoering van de aanbeveling van de Raad over aantrekkelijke en duurzame loopbanen in het hoger onderwijs ondersteunen

Doeltreffende en innovatieve transnationale samenwerking in het hoger onderwijs vereist de inzet van hooggekwalificeerd academisch personeel dat langdurige partnerschappen met collega’s van andere instellingen kan aangaan. In haar voorstel voor een aanbeveling van de Raad over aantrekkelijke en duurzame loopbanen in het hoger onderwijs stelt de Commissie voor om:

- richtsnoeren op te stellen inzake goede praktijken op het gebied van loopbanen en personeelsbeleid in het hoger onderwijs, alsook een competentiekader voor academisch personeel, voortbouwend op bestaande relevante competentiekaders op Unieniveau, zoals het Europees competentiekader voor onderzoekers;

- de organisatie van een specifieke sociale dialoog te ondersteunen;

- de belangrijkste elementen van de aanbeveling te monitoren via de Europese waarnemingspost voor de hogeronderwijssector24;

- synergieën te bevorderen met de aanbeveling van de Raad tot vaststelling van een Europees kader voor het aantrekken en behouden van onderzoeks-, innovatie- en ondernemerstalenten in Europa, dat werd ontwikkeld in het kader van de Europese Onderzoeksruimte en van toepassing is op onderzoeksloopbanen in alle sectoren, met inbegrip van de academische wereld;

- intercollegiaal leren tussen de lidstaten, instellingen voor hoger onderwijs, Erasmus Mundus-praktijkwerkers en allianties van Europese universiteiten te bevorderen over de passende erkenning van academisch personeel dat betrokken is bij transnationale samenwerking en onderwijs; te voorzien in duurzame loopbaanperspectieven; en maatregelen inzake talentbeheer te nemen voor personeel dat betrokken is bij de coördinatie en ontwikkeling van duurzame allianties, zoals allianties van Europese universiteiten.

Actie: De Commissie is van plan de toepassing van de aanbeveling van de Raad over aantrekkelijke en duurzame loopbanen in het hoger onderwijs te ondersteunen door middel van steun, intercollegiaal leren en monitoring.



6. Synergieën met andere verwante acties

De Commissie zet zich in om synergieën tot stand te brengen met andere relevante acties en beleidsmaatregelen om een soepel en succesvol traject naar een Europees diploma te ondersteunen. Om dat te bereiken is het de bedoeling dat:

- de uitvoering van de instrumenten van het Bolognaproces en het netwerk van nationale informatiecentra voor academische erkenning (NARIC) verder worden ondersteund via “acceleratieondersteuningsteams”, gefinancierd door het programma Erasmus+, om te zorgen voor snellere vooruitgang op het gebied van de automatische erkenning van kwalificaties;

- het mogelijke gebruik van de leerprogramma’s, -inhoud en -materialen die door de Europese academies voor nettonultechnologie voor gezamenlijke diploma’s worden ontwikkeld, verder wordt uitgebouwd, met als doel de tekorten aan vaardigheden voor de sectoren van de groene transitie en de nettonultechnologie weg te nemen;

- synergieën en verbanden worden onderzocht tussen de richtlijn waarin een EU-kader voor de erkenning van kwalificaties voor toegang tot gereglementeerde beroepen wordt vastgesteld25 en het Europees diploma; en

- wordt gezorgd voor samenhang en synergieën tussen het Europees diploma en verdere werkzaamheden in verband met het Europees kwalificatiekader26, het meertalige Europass-platform27, de Europese digitale credentials voor leerprestaties28 en de Europese classificatie van vaardigheden en beroepen (ESCO)29.

Acties:

De Commissie zal haar steun voor de uitvoering van de instrumenten van het Bolognaproces voortzetten via de oproep tot het indienen van voorstellen voor de Europese ruimte voor hoger onderwijs van Erasmus + in 2024.

Zij is van plan verbanden te onderzoeken tussen een Europees diploma en de richtlijn beroepskwalificaties en te zorgen voor samenhang met het Europees kwalificatiekader, Europass, de Europese digitale credentials voor leerprestaties en de Europese classificatie van vaardigheden en beroepen (ESCO).



7. In nauwe samenwerking met de lidstaten en belanghebbenden de balans opmaken van de vorderingen

Op basis van de geboekte vooruitgang en de beoordeling van de geschiktheid van de twee toegangspunten voor een Europees diploma, is de Commissie van plan verdere toekomstgerichte werkzaamheden te starten, waaronder:

- de vooruitgang in de lidstaten in de richting van een Europees diploma evalueren, samen met het beleidslab voor een Europees diploma en het forum voor Europese diploma’s;
- samen met de lidstaten werken aan verdere stappen om een juridische status voor allianties van instellingen voor hoger onderwijs30 vast te stellen.

Actie:

De Commissie is voornemens om, in samenwerking met de lidstaten en de belanghebbenden, de balans op te maken van de vorderingen bij elke stap naar de totstandbrenging van een Europees diploma.

De Commissie verzoekt de lidstaten aan een Europees diploma te werken door gebruik te maken van de steun die wordt verleend via EU-instrumenten en intercollegiaal leren, om de nodige hervormingen door te voeren.



8. Monitoring en steun voor hervormingen

De Commissie levert aanzienlijke inspanningen om de lidstaten te blijven steunen bij het doorvoeren van doeltreffende hervormingen die tot een Europees diploma leiden, en moedigt hen aan om maximaal gebruik te maken van de EU-begroting, en de steun van passende en bestaande financieringsinstrumenten van de EU ten volle te benutten. Daarnaast herinnert de Commissie de lidstaten aan de hoge relevantie en het grote belang van de Onderwijs- en opleidingsmonitor en het proces van het Europees Semester om de nationale hervormingen te ondersteunen en het tempo ervan op te voeren.

Wat de toekomstige steun na 2027 betreft, herinnert de Commissie eraan dat in dit stadium niet kan worden vooruitgelopen op haar voorstel voor het volgende meerjarig financieel kader en de daarmee samenhangende uitkomst van de onderhandelingen.

Actie:

De Commissie is van plan de lidstaten te ondersteunen bij hun hervormingen op weg naar een Europees diploma, en verzoekt hun gebruik te maken van passende EU-instrumenten om de nodige hervormingen door te voeren.

6. Conclusie

Met deze mededeling over een blauwdruk voor een Europees diploma verzoekt de Commissie de lidstaten, de bevoegde regionale overheden en hun gemeenschappen voor hoger onderwijs om hun krachten te bundelen ten behoeve van studenten, werkgevers, universiteiten en de Europese Unie als geheel.

Het Europees diploma wordt beschouwd als een vrijwillige en flexibele oplossing om de bestaande belemmeringen die verhinderen dat het volledige potentieel van de Europese Onderwijsruimte kan worden benut, weg te nemen. Door de gefaseerde aanpak kunnen alle onderwijsstelsels, met volledige inachtneming van hun diversiteit, hun toegangspunt voor het traject naar een Europees diploma kiezen. De lidstaten zullen het voortouw nemen en in hun eigen tempo vooruitgang boeken, met steun van de Commissie om de dialoog en intercollegiaal leren te vergemakkelijken, stimulansen te bieden en synergieën met andere initiatieven te verkennen.

Net zoals bij Erasmus+ sprake was van overloopeffecten bij het creëren van meer uitwisselingsmogelijkheden en een flexibelere leeromgeving, zou het Europees diploma bijdragen tot een bredere verspreiding van gezamenlijke onderwijsprogramma’s voor alle instellingen voor hoger onderwijs, met volledige inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.

Door verdere stappen te zetten om een Europees diploma tot stand te brengen, en door de unieke Europese dimensie ervan te benutten, betuigen wij respect voor de inspanningen op het gebied van transnationale samenwerking die Europese instellingen voor hoger onderwijs leveren om studenten ongeëvenaarde kansen te bieden tot persoonlijke groei, academische prestaties en Europees burgerschap, zodat zij een betere kans krijgen om in de huidige wereldeconomie te slagen.

Een Europees diploma zou studenten voorbereiden om in een wereld van grenzeloze uitdagingen en kansen hun weg te vinden en daarin succesvol te zijn. Zo moeten we onze studenten klaarstomen, niet alleen om deel te nemen aan de wereldeconomie, maar ook om er het voortouw te nemen. Op die manier vergroten we niet alleen het concurrentievermogen van onze Unie, maar dragen we ook bij tot een meer welvarende en meer verbonden wereld.


1 Met de term “universiteit” wordt verwezen naar de bredere sector, die het gehele gebied van het tertiair onderwijs vertegenwoordigt en dus alle soorten instellingen voor hoger onderwijs omvat, waaronder onderzoeksuniversiteiten, hogescholen, universiteiten voor toegepaste wetenschappen, instellingen voor hoger beroepsonderwijs en -opleiding, en instellingen voor hoger kunstonderwijs.

2 Initiatief “Europese universiteiten”.

3 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over een Europese strategie voor universiteiten, 18 januari 2022, COM(2022) 16 final.

4 Inforegio — Het benutten van talent in Europa’s regio’s (europa.eu).

5 Eurobarometer-enquête 2018.

6 Europese Commissie, Directoraat-generaal Onderwijs, Jongerenzaken, Sport en Cultuur, Burneikaitė, G., Pocius, D., Potapova, E. et al., The road towards a possible joint European degree – Identifying opportunities and investigating the impact and feasibility of different approaches – Final report, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2023.

7 Tien projecten in het kader van Erasmus+ met het oog opeen label voor een gezamenlijk Europees diploma en een wettelijk statuut voor allianties van Europese universiteiten.

8 www.umultirank.org/press-media/press-releases">U-Multirank. De gebruikte indicatoren zijn strategische partnerschappen, internationale gezamenlijke diploma’s, stages, internationale copublicaties, copublicaties met industriële partners, regionale copublicaties en gezamenlijke octrooien met het bedrijfsleven.

9 In 2022 werd samen met de lidstaten en belanghebbenden in het hoger onderwijs een aantal criteria ontwikkeld. Zij werden tussen april 2023 en maart 2024 getest in het kader van zes Erasmus+-proefprojecten inzake experimenten. In de proefprojecten werden wijzigingen voorgesteld van de criteria die voortvloeien uit de lijst in bijlage 2 bij het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende kwaliteitsborging en erkenning.

10 Een nationaal kwalificatiekader (NKK) is een instrument voor de classificatie van kwalificaties volgens een set van criteria voor bepaalde bereikte leerniveaus. Het heeft tot doel nationale kwalificatiesubstructuren te integreren en te coördineren en de transparantie, toegang, voortgang en kwaliteit van de kwalificaties in verband met de arbeidsmarkt en het maatschappelijk middenveld te verbeteren.

11 Het digitale formaat moet veilig zijn en compatibel zijn met het Europees leermodel als meertalig gegevensmodel op het gebied van leren.

12 Aanbeveling van de Raad van 26 november 2018 betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland (PB C 444 van 10.12.2018, blz. 1).

13 Europese Commissie, Directoraat-generaal Onderwijs, Jongerenzaken, Sport en Cultuur, Burneikaitė, G., Pocius, D., Potapova, E. et al., The road towards a possible joint European degree – Identifying opportunities and investigating the impact and feasibility of different approaches – Final report, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2023.

14 Aanbeveling van de Raad van 5 april 2022 over bruggen bouwen voor doeltreffende Europese samenwerking in het hoger onderwijs (PB C 160 van 13.4.2022, blz. 1).

15 Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 1).

16 Zie voor de resultaten het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie, SWD(2024) 74.

17 Conclusies van de Raad over een Europese strategie om met het oog op de toekomst van Europa de positie van instellingen voor hoger onderwijs te versterken (PB C 167 van 21.4.2022, blz. 9).

18 www.enqa.eu/projects">Quality Assurance Fit for the Future (QA-FIT).

19 www.enqa.eu/projects">Implementation and Innovation in Quality Assurance through peer learning (IMINQA).

20 Aanbeveling van de Raad van 18 december 2023 betreffende een Europees kader voor het aantrekken en behouden van onderzoeks-, innovatie- en ondernemingstalenten in Europa (PB C, C/2023/1640 van 29.12.2023).

21 Instrument voor technische ondersteuning.

22 DEQAR is de database van de resultaten van externe kwaliteitsborging voor instanties voor kwaliteitsborging die zijn opgenomen in het Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (EQAR). Alle in het EQAR geregistreerde instanties kunnen hun verslagen in de database publiceren. Deelname aan DEQAR is vrijwillig (www.eqar.eu/qa-results/search/">https://www.eqar.eu/qa-results/search/).

23 Aanbeveling van de Raad van 20 november 2017 over het volgen van afgestudeerden (PB C 423 van 9.12.2017, blz. 1).

24 Jaarlijks werkprogramma “Erasmus+” voor 2024: het programma van de Unie voor onderwijs en opleiding, jeugd en sport

C(2023) 6157 van 18 september 2023.

25 Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).

26 Aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 inzake het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (PB C 189 van 15.6.2017, blz. 15).

27 Europass.

28 Europese digitale credentials voor leerprestaties.

29 Europese classificatie van vaardigheden en beroepen.

30 Zoals aangekondigd in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over een Europese strategie voor universiteiten, 18 januari 2022, COM(2022) 16 final.

NL NL