Toelichting bij COM(2024)100 - Wijziging van Verordeningen (EU) 2021/522, (EU) 2021/1057, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/1139, (EU) 2021/1229, en (EU) 2021/1755 wat betreft de bedragen voor bepaalde programma’s en fondsen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel



Op 20 juni 2023 heeft de Commissie een voorstel voor de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader1 (MFK) aangenomen. Doel is de langetermijnbegroting van de EU versterken, zodat een veerkrachtiger Unie een grotere leidende rol op het gebied van de meest dringende prioriteiten en behoeften kan opnemen, en de steun van de EU voor Oekraïne te versterken.

Op 29 februari 2024 heeft de Raad met instemming van het Europees Parlement een wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/20932 aangenomen voor de tussentijdse herziening van het MFK.

De herziening van het MFK omvat verhogingen van de middelen voor verschillende EU-programma’s. Om de gevolgen van de herziening van het MFK voor de nationale begrotingen te verzachten, zullen deze verhogingen gedeeltelijk worden gecompenseerd door herschikkingen en herprioriteringen binnen de EU-begroting. Netto wordt de financiering voor nieuwe prioriteiten tot het einde van dit MFK verhoogd met 21 miljard EUR.

Dit vereist een wijziging van de uitgavenmaxima en, in sommige gevallen, van de begrotingsbepalingen in de wetgevingshandelingen tot vaststelling van de betrokken programma’s of instrumenten, overeenkomstig het bepaalde in punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 20203 wat betreft de opneming van financiële bepalingen in wetgevingshandelingen.

De volgende verordeningen moeten worden gewijzigd omdat de aangewezen verlagingen van de financiële middelen van de programma’s verder gaan dan de toegestane flexibiliteit volgens het Interinstitutioneel Akkoord:

- Verordening (EU) 2021/522 van het Europees Parlement en de Raad4;

- Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad5;

- Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad6;

- Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad7;

- Verordening (EU) 2021/1229 van het Europees Parlement en de Raad8;

- Verordening (EU) 2021/1755 van het Europees Parlement en de Raad9.

Voorts is er een parallelle wijziging tot verhoging van de financiële middelen van het instrument voor grensbeheer en visa (BMVI), die vanwege de verschillende stemregels niet in dit voorstel is opgenomen.

Het is dringend nodig dat de Unie van passende financiering wordt voorzien en dat rechtszekerheid wordt geboden met het oog op de voorbereiding van de ontwerpbegroting van de Unie voor het begrotingsjaar 2025 en de financiële programmering voor de jaren 2026 en 2027. De Commissie roept het Europees Parlement en de Raad dan ook op te zorgen voor een snelle goedkeuring door middel van een spoedprocedure.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 43, lid 2, artikel 164, artikel 168, lid 5, artikel 175 en artikel 177 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), die de relevante rechtsgrondslagen zijn voor de specifieke bepalingen van de te wijzigen verordeningen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien het alleen van invloed is op de begrotingsbepalingen van de te wijzigen verordeningen, en niet op het toepassingsgebied, de doelstelling of de uitvoeringsvorm ervan.

Evenredigheid

Dit voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien het beperkt is tot wijzigingen die strikt noodzakelijk zijn om uitvoering te geven aan de wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093.

Keuze van het instrument

De bovengenoemde verordeningen moeten worden gewijzigd door middel van een verordening om uitvoering te geven aan de wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad. De opname van alle noodzakelijke wijzigingen (met uitzondering van die van het instrument voor grensbeheer en visa) in één wetgevingsvoorstel moet voor een coherent onderhandelingsproces zorgen en de vaststelling met spoed door de wetgever vergemakkelijken.

3. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 omvat de versterking van verschillende programma’s en prioriteiten, waarvan de gevolgen voor de nationale begrotingen worden beperkt door de herschikking van middelen uit een aantal EU-programma’s. Dit voorstel heeft tot doel deze herschikking uit te voeren.

Voor rubriek 2a zal dit voorstel leiden tot een verlaging van de middelen voor interregionale innovatie-investeringen met 75 000 000 EUR in lopende prijzen (64 020 145 EUR in prijzen van 2018), het Stedelijk Europa-initiatief met 55 000 000 EUR in lopende prijzen (46 929 686 EUR in prijzen van 2018) en transnationale samenwerking in het kader van ESF+ met 65 000 000 EUR in lopende prijzen (55 473 996 EUR in prijzen van 2018). Ook het bedrag dat op initiatief van de Commissie als technische bijstand wordt gebruikt, kan worden verlaagd; de verlaging wordt geraamd op 210 000 000 EUR in lopende prijzen (178 656 655 EUR in prijzen van 2018) voor de periode 2025-2027.

Voor rubriek 2b wordt voorgesteld het bedrag voor EU4Health van 1 000 000 000 EUR in lopende prijzen (845 000 000 EUR in prijzen van 2018) voor de periode 2025-2027 te verlagen van de programmaspecifieke aanpassing als bedoeld in artikel 5 en bijlage II van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad1.

Voor rubriek 3 wordt voorgesteld de aan de leenfaciliteit voor de publieke sector toegewezen middelen met 150 000 000 EUR te verlagen. De middelen voor direct en indirect beheer van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) voor de periode 2025-2027 zullen met 105 000 000 EUR worden verlaagd.

Wat de speciale instrumenten betreft, wordt voorgesteld de voorlopig aan de reserve voor aanpassing aan de brexit toegewezen middelen met 584 264 090 EUR te verlagen.

Deze verlagingen zijn uitgedrukt in lopende prijzen en beperken de bedragen aan vastleggingskredieten die moeten worden opgenomen in de jaarlijkse begrotingen voor de jaren 2025, 2026 en 2027.

4. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De voorgestelde wijzigingen geven uitvoering aan de tussentijdse herziening van het MFK en hebben niet tot doel de monitoring- en rapportageverplichtingen van de te wijzigen verordeningen aan te passen.

Artikelsgewijze toelichting

Het voorstel beperkt zich tot de invoering van gerichte wijzigingen van bestaande verordeningen. Het geeft uitvoering aan de tussentijdse herziening van het MFK, in aanvulling op Verordening (EU, Euratom) 2020/2093.

1.

De volgende wijzigingen worden voorgesteld :


2.

Wijziging van Verordening (EU) 2021/522 om de aanvullende toewijzing aan het EU4Health-programma te verlagen met 1 000 000 000 EUR in lopende prijzen, en met name:


- In artikel 5, lid 2, wordt de programmaspecifieke aanpassing als bedoeld in artikel 5 van de MFK-verordening, uitgedrukt in prijzen van 2018, verlaagd van 2 900 000 000 EUR tot 2 055 000 000 EUR.

Wijziging van Verordening (EU) 2021/1057 om de financiële middelen van het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) voor transnationale samenwerkingsprogramma’s te verlagen met 65 000 000 EUR in lopende prijzen (55 473 996 EUR in prijzen van 2018), en met name:

- In artikel 5, lid 2, wordt de oorspronkelijke toewijzing van 175 000 000 EUR in prijzen van 2018 voor het onderdeel transnationale samenwerking van het ESF+ verlaagd met 55 473 996 EUR in prijzen van 2018.

Wijziging van Verordening (EU) 2021/1060 ter verlaging van de financiële middelen voor interregionale innovatie-investeringen (I3) met 75 000 000 EUR in lopende prijzen (64 020 145 EUR in prijzen van 2018), het Stedelijk Europa-initiatief met 55 000 000 EUR in lopende prijzen (46 929 686 EUR in prijzen van 2018) en transnationale samenwerking in het kader van ESF+ met 65 000 000 EUR in lopende prijzen (55 473 996 EUR in prijzen van 2018) en ter aanpassing van het bijbehorende percentage voor technische bijstand. Met name:

- In artikel 109 wordt lid 3 gewijzigd om de toewijzing voor technische bijstand op initiatief van de Commissie vast te stellen op ten hoogste 0,35 % van de middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang, zodat kan worden bezuinigd op technische bijstand op initiatief van de Commissie.

- In artikel 110 wordt lid 1, punt f), gewijzigd om de toewijzing voor interregionale innovatie-investeringen te verlagen met 75 000 000 EUR in lopende prijzen, wordt lid 4 gewijzigd om de toewijzing voor het Stedelijk Europa-initiatief te verlagen met 55 000 000 EUR in lopende prijzen, en wordt lid 5 gewijzigd om de toewijzing voor transnationale samenwerking in het kader van het ESF+ te verlagen met 65 000 000 EUR in lopende prijzen.

3.

Wijziging van Verordening (EU) 2021/1139 om de direct en indirect beheerde financiële middelen van het EFMZVA te verlagen met 105 000 000 EUR in lopende prijzen, met name:


- In artikel 7 wordt lid 1 gewijzigd om de direct en indirect beheerde financiële middelen van het EFMZVA vast te stellen op 692 000 000 EUR in lopende prijzen.

Wijziging van Verordening (EU) 2021/1229 om de middelen uit de begroting van de Unie voor de leenfaciliteit voor de publieke sector met 150 000 000 EUR in lopende prijzen te verlagen en de beschikbare middelen voor 2025-2027 op nul vast te stellen, met name:

- Artikel 5, lid 1, punt a), wordt gewijzigd om de middelen uit de begroting van de Unie te verlagen van 250 000 000 EUR tot 100 000 000 EUR in lopende prijzen.

Wijziging van Verordening (EU) 2021/1755 om de resterende voorlopige toewijzing die in 2025 beschikbaar komt, met 584 264 090 EUR in lopende prijzen te verminderen, en met name: 

- In artikel 4 wordt lid 2 gewijzigd om de maximale middelen met 584 264 090 te verlagen. Lid 3, eerste alinea, punt b), wordt gewijzigd om die verlaging weer te geven.