Toelichting bij COM(2024)5 - Standpunt EU in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst met Centraal-Afrika met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van het protocol bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds, met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van het protocol bij de overeenkomst betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. De tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds

De tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds (de “overeenkomst”), is ondertekend door Kameroen op 15 januari 2009 in Yaoundé en door de Europese Unie op 22 januari 2009 in Brussel1 en wordt door Kameroen voorlopig toegepast sinds 4 augustus 2014. De Republiek Kameroen is het enige ondertekenende land van Centraal-Afrika. De overeenkomst staat open voor andere landen uit de Centraal-Afrikaanse regio die interesse hebben om toe te treden.

De overeenkomst heeft tot doel a) Centraal-Afrika in staat te stellen profijt te trekken van de betere markttoegang die de EU biedt; b) de duurzame economische ontwikkeling in Centraal-Afrika en de geleidelijke integratie van het land in de wereldeconomie te bevorderen; c) een vrijhandelszone tussen de Europese Unie en Centraal-Afrika tot stand te brengen die berust op gemeenschappelijke belangen, en deze doelstelling te vervullen door de geleidelijke liberalisering van de handel op een wijze die in overeenstemming is met de toepasselijke regels van de Wereldhandelsorganisatie en het beginsel van asymmetrie, met inachtneming van, wat het niveau van en het tijdschema voor verbintenissen betreft, de specifieke behoeften en de capaciteitsbeperkingen van Centraal-Afrika; d) passende regelingen voor de beslechting van geschillen vast te stellen; en e) passende institutionele regelingen vast te stellen.

2.2. Het EPO-comité

Het EPO-comité is een orgaan dat overeenkomstig artikel 92 van de overeenkomst is opgericht. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de EU en van Centraal-Afrika (“de partijen”). Het wordt gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van elk van de partijen. Het EPO-comité stelt zijn reglement van orde vast.

Het EPO-comité is verantwoordelijk voor het beheer van alle door de overeenkomst bestreken gebieden en voor de uitvoering van alle in de overeenkomst genoemde taken.

Het EPO-comité behandelt alle aangelegenheden die voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst noodzakelijk zijn, met inbegrip van ontwikkelingssamenwerking. Bij de uitoefening van zijn taken kan het EPO-comité a) alle speciale, voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst noodzakelijke comités en organen oprichten en daar toezicht op houden; b) op elk door de partijen overeengekomen tijdstip bijeenkomen; c) alle onder deze overeenkomst vallende onderwerpen behandelen en passende maatregelen nemen ter uitvoering van zijn taken; d) besluiten nemen of aanbevelingen doen in gevallen waarin hierin door de overeenkomst wordt voorzien; en e) wijzigingen van deze overeenkomst goedkeuren.

2.3. De beoogde handeling van het comité

Tijdens de volgende in 2024 te houden vergadering of via de schriftelijke procedure zal het EPO-comité een besluit nemen over de vaststelling van het protocol betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking, zoals de partijen in juli 2023 zijn overeengekomen (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling strekt ertoe een wederkerige gemeenschappelijke regeling voor de oorsprongsregels vast te stellen.

De overeenkomst is zonder een wederkerige gemeenschappelijke regeling voor de oorsprongsregels in werking getreden. Overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de overeenkomst stellen de partijen “een wederkerige gemeenschappelijke regeling inzake de oorsprongsregels” vast, die “door het EPO-comité aan deze overeenkomst [wordt] gehecht”. De nieuwe regeling zal bij besluit van het EPO-comité aan de overeenkomst worden gehecht.

Bij gebrek aan een dergelijke regeling gelden voor de uitvoer uit Centraal-Afrika naar de EU de oorsprongsregels in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/10762 van 8 juni 2016 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (“de markttoegangsverordening”). Op de uitvoer uit de EU naar Kameroen zijn de oorsprongsregels van het door Kameroen aangenomen decreet nr. 2016/367 van 3 augustus 2016 van toepassing.

Het protocol vervangt de in de vorige alinea vermelde toepasselijke oorsprongsregels door een gunstiger en wederkerige regeling. Overeenkomstig artikel 13, lid 2, en artikel 108 van de overeenkomst, zal het protocol als bijlage aan de overeenkomst worden gehecht en er integrerend deel van uitmaken.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De partijen hebben de onderhandelingen over het protocol betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking afgerond in juni 2022 tijdens de zesde vergadering van het EPO-comité en de definitieve tekst van het protocol in juli 2023 tijdens de zevende vergadering van het EPO-comité bevestigd. Het overeengekomen protocol houdt rekening met de jongste ontwikkelingen in de oorsprongsregels, waaronder de wijzigingen die zijn opgenomen in de meest recente oorsprongsprotocollen bij EPO’s met landen die lid zijn van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS). De oorsprongsregels die sinds de inwerkingtreding van de overeenkomst worden toegepast, weerspiegelen niet de meest recente ontwikkelingen op het gebied van de oorsprongsregels, waardoor geen gebruik kan worden gemaakt van de preferentiële en wederkerige behandeling waarin de overeenkomst voorziet. De nieuwe, gunstigere en wederkerige regeling zal leiden tot vereenvoudiging en enige flexibiliteit om te voldoen aan de vereisten en procedures in verband met de oorsprongsregels. Met deze vereenvoudiging wordt de handel gemakkelijker en kunnen marktdeelnemers de preferentiële behandeling optimaal benutten. Bovendien zullen de nieuwe oorsprongsregels in het protocol de regionale integratie en de economische ontwikkeling in de Centraal-Afrikaanse staten bevorderen door de naleving van de oorsprongsregels door de marktdeelnemers te vergemakkelijken.

Het is noodzakelijk het protocol bij de overeenkomst vast te stellen, dat in bijlage II de posten en beschrijvingen van goederen bevat, in overeenstemming is met de GS-nomenclatuur en in overeenstemming is met het geharmoniseerd systeem (GS) van de Werelddouaneorganisatie (WDO).

Het voorgestelde besluit zal de EU in staat stellen te voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van de bepalingen van de overeenkomst. Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité, aangezien het besluit voor de Unie bindend zal zijn.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de EU worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”3.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

Het EPO-comité is een lichaam dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds.

De door het EPO-comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is daarom artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 3, en lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 3, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Publicatie van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het EPO-comité leidt tot de vaststelling van een protocol betreffende de definitie van het begrip “producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds en Centraal-Afrika, anderzijds, is het passend deze handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.