Toelichting bij COM(2023)763 - Wijziging van Verordening (EU) 2022/2577 tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

In 2022 zorgden de internationale spanningen als gevolg van de Russische invasie van Oekraïne, de algemene geopolitieke context en de zeer hoge energieprijzen ervoor dat de noodzaak werd vergroot om de inzet van hernieuwbare energie in de Unie te versnellen teneinde de afhankelijkheid van de EU van Russische fossiele brandstoffen af te bouwen.

Met name in de tweede helft van 2022 was de energiecrisis verergerd, waardoor er dringend actie moest worden ondernomen. Recordprijzen voor aardgas in de zomer, een verdere verstoring van de aanvoer via de North Stream I-pijpleiding, hogere inflatie en schommelingen van de elektriciteitsprijzen veroorzaakten economische en maatschappelijke problemen, waardoor de burgers en de economie zwaar werden belast. De stijgende energiekosten zorgden voor een lagere koopkracht voor burgers en een verlies aan concurrentievermogen voor bedrijven. Het tekort aan gas en elektriciteit en de relatief inelastische vraag naar energie leidden tot grote stijgingen en schommelingen van de gas- en elektriciteitsprijzen in de EU.

Een snellere inzet van hernieuwbare energiebronnen werd noodzakelijk geacht om de voorzieningszekerheid van de Unie te versterken en de energieprijzen te verlagen, omdat hierdoor de vraag naar fossiele brandstoffen in de sectoren elektriciteit, verwarming en koeling, industrie en transport onmiddellijk en structureel zal afnemen. Bovendien kunnen hernieuwbare energiebronnen dankzij de lage operationele kosten ervan een positieve invloed hebben op de energieprijzen in de hele EU.

In deze context heeft de Raad op 22 december 2022 zijn goedkeuring verleend aan Verordening (EU) 2022/2577 tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen. Deze verordening was bedoeld om de vergunningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten en voor netwerk- en infrastructuurprojecten die nodig zijn om hernieuwbare energie in het elektriciteitssysteem te integreren, te verkorten en te versnellen. Als de verordening niet wordt verlengd, is ze op 30 juni 2024 niet meer van toepassing. Dit voorstel heeft tot doel de toepassing van sommige bepalingen van Verordening (EU) 2022/2578 te verlengen met het oog op de aanhoudende risico’s voor de energievoorzieningszekerheid van de Unie en de hoge energieprijzen in de Unie, alsook met het oog op de belangrijke rol van een snellere inzet van hernieuwbare energiebronnen bij de aanpak van deze problemen.

1.1.1. Redenen om de bepalingen van de verordening in de huidige situatie te verlengen

Op de datum van goedkeuring van dit voorstel bestaan er nog steeds aanzienlijke risico’s in verband met de volatiliteit van de gas- en elektriciteitsprijzen en de voorzieningszekerheid in de Unie. Zij komen voort uit de problematische situatie op de energiemarkten, die nog verergerd wordt door het gespannen geopolitieke klimaat.

Door de aanzienlijke daling van de invoer van Russisch pijplijngas in het afgelopen jaar is de beschikbaarheid van gasleveringen aan de Unie in belangrijke mate verminderd ten opzichte van de situatie vóór de crisis. Met het huidige niveau van gasinvoer zal de Unie in 2023 naar verwachting ongeveer 20 miljard m3 via pijpleidingen uit Rusland invoeren, wat ongeveer 110 miljard m3 minder is dan in 2021.

De wereldwijde gasmarkten zijn nog steeds erg krap en dat zal naar verwachting voorlopig zo blijven. Zoals opgemerkt door het IEA,1 groeide het wereldwijde lng-aanbod in 2022 (4 %) en 2023 (3 %) slechts in beperkte mate als gevolg van “beperkte toevoegingen aan de capaciteit voor het vloeibaar maken van aardgas, uitval van belangrijke exportfaciliteiten en een afnemende aanvoer van ruwgas bij lng-installaties die gevoed worden door verouderende velden”. Vanaf 2025 komt er wereldwijd (vooral in de VS en Qatar) aanzienlijke nieuwe capaciteit voor het vloeibaar maken van lng beschikbaar, maar “het marktevenwicht blijft in de nabije toekomst precair”.2 Deze situatie heeft negatieve gevolgen voor de gasprijzen die, ondanks het feit dat ze veel lager zijn dan de piek in de zomer van 2022 (toen de prijzen tot boven de 300 EUR/MWh stegen), meer dan twee keer zo hoog blijven als vóór de crisis (tussen 40 EUR/MWh en 50 EUR/MWh aan het begin van de herfst van 2023), met onvermijdelijke gevolgen voor de koopkracht van de EU-burgers en het concurrentievermogen van Europese ondernemingen. De marktvolatiliteit is ook een gevolg van de krapte op de markt en vormt een extra risico voor de economie van de EU. In de zomer en herfst van 2023 waren er een aantal perioden van aanzienlijke volatiliteit waaruit blijkt dat gasmarkten nog steeds kwetsbaar zijn en te sterk kunnen reageren op onverwachte en plotselinge schokken in vraag en aanbod, zoals het geval was na de staking in Australische lng-fabrieken, de crisis in het Midden-Oosten en de beschadiging van de Baltische connector. Onder deze omstandigheden kan de angst voor schaarste grote reacties uitlokken met ernstige gevolgen voor de prijzen in de hele EU.

Deze ernstige moeilijkheden worden nog verergerd door een aantal extra risico’s die, als ze werkelijkheid worden, de situatie aanzienlijk zouden verslechteren. Daarbij gaat het onder meer om de volgende risico’s: een opleving van de Aziatische vraag naar lng die de beschikbaarheid van gas op de wereldwijde gasmarkt zou verminderen,34 extreme weersomstandigheden die van invloed zouden kunnen zijn op de opslag van waterkracht of de productie van kernenergie, waardoor meer gebruik zou moeten worden gemaakt van gasgestookte energieopwekking, en verdere mogelijke verstoringen van de gastoevoer, waaronder een volledige stopzetting van de invoer van gas uit Rusland, of een verstoring van de bestaande kritieke gasinfrastructuur. Bovendien worden verschillende regio’s die relevant zijn voor de energievoorziening van de EU, zoals Oekraïne, Azerbeidzjan of het Midden-Oosten, getroffen door gewapende conflicten.

Uit recente voorbeelden blijkt hoe waarschijnlijk en relevant de risico’s zijn die verband houden met de verstoring van de energie-infrastructuur. In september 2022 werd de NordStream 1-pijpleiding zodanig door sabotage beschadigd dat zij momenteel en in de nabije toekomst niet voor gasvervoer gebruikt kan worden. In oktober 2023 werd de Baltische connector, een belangrijke pijpleiding die Finland met Estland verbindt, beschadigd. Na dit incident hebben de Finse autoriteiten een alarmniveau afgekondigd dat duidt op een aanzienlijke verslechtering van de gasvoorzieningssituatie.5

Er moet ook worden opgemerkt dat de aanzienlijke daling van de vraag naar aardgas (-18 % tussen augustus 2022 en augustus 2023) bijdraagt aan het behoud van de gasbalans in de EU. Deze daling is het gevolg van economische factoren (zoals hoge prijzen) en administratieve maatregelen die de lidstaten hebben genomen krachtens Verordening (EU) 2022/1369 en de verlenging daarvan met Verordening (EU) 2023/706 inzake de gecoördineerde reductie van de gasvraag. Een mogelijke toename van de vraag, als gevolg van een opleving van het gasgebruik in de residentiële, commerciële en industriële sectoren of in het geval dat de administratieve maatregelen om de vraag te reduceren niet verder worden verlengd, vormt een extra risico dat de gasvoorzieningszekerheid van de EU kan ondermijnen.

In drie opeenvolgende verslagen van december 2022, februari en juli 2023 heeft het Internationaal Energieagentschap (IEA) consequent gewezen op de risico’s voor de gasvoorzieningszekerheid in de EU en gewaarschuwd voor zelfgenoegzaamheid in het licht van de verbetering van de situatie ten opzichte van het hoogtepunt van de crisis in de zomer van 2022. In het verslag van februari 2023 staat: “De mondiale gasvoorziening zal in 2023 krap blijven en de mondiale balans is onderhevig aan een ongewoon breed scala aan onzekerheden en exogene risicofactoren. Dit omvat de mogelijkheid van een volledige stopzetting van de leveringen van Russisch pijplijngas aan de Europese Unie, evenals een herstel van de lng-invoer van China in overeenstemming met de langlopende lng-contracten van het land en een mogelijk lagere beschikbaarheid van het lng-aanbod”. Het IEA waarschuwde dat “de verbeterde vooruitzichten niet mogen afleiden van de maatregelen die nodig zijn (…) om de blootstelling van de Europese Unie aan de exogene risico’s te beperken”.6 Het IEA ontwikkelde stressscenario’s gebaseerd op een stopzetting van de Russische gasleveringen, aanhoudend krappe lng-voorraden en een door het weer veroorzaakte toename van de vraag, wat zou kunnen leiden tot een potentiële kloof tussen vraag en aanbod van 40 miljard m3 in de EU. In zijn verslag van juli 2023 benadrukte het IEA dat er “voor de komende winter van 2023/2024 op het noordelijk halfrond risico’s en onzekerheden blijven bestaan” en dat “volle opslaglocaties geen garantie zijn tegen wintervolatiliteit en het risico van hernieuwde marktspanningen”.7

Daarnaast publiceerde het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (ENTSB-G) zijn jaarlijkse wintervooruitzichten inzake levering met een zomeroverzicht, in overeenstemming met artikel 8 van Verordening (EG) 715/2009. ENTSB-G concludeerde dat, hoewel de algemene situatie van de voorzieningszekerheid in de EU aanzienlijk is verbeterd, er aanvullende maatregelen nodig kunnen zijn als het risico van een volledige onderbreking van de Russische bevoorrading werkelijkheid wordt. Bovendien moeten de opslaginstallaties tijdens de winter van 2023-2024 zorgvuldig worden beheerd, aangezien aan het begin van het vulseizoen waarschijnlijk een vulniveau van 46 % nodig is om te kunnen voldoen aan het in Verordening (EU) 2022/1032 vastgestelde streefdoel van 90 % gasopslag.

De respons van de Unie in het kader van REPowerEU en de daaropvolgende initiatieven, met inbegrip van de maatregelen in Verordening (EU) 2022/2577 met betrekking tot de versnelde inzet van hernieuwbare energiebronnen, hebben bijgedragen tot een verbetering van de situatie op het gebied van de voorzieningszekerheid en de energieprijzen. Gezien de interconnectiviteit van de elektriciteitssystemen tussen de lidstaten, kan een groter aandeel van de productie van hernieuwbare energie in de ene lidstaat helpen om een tekort in een andere lidstaat te verlichten, waardoor solidariteit tijdens deze crisis wordt bevorderd. Een versnelde inzet van capaciteit voor hernieuwbare energie heeft een belangrijke rol gespeeld in de strategie van de Unie om de energiecrisis aan te pakken, en zal dat ook blijven doen, en heeft gezorgd voor een grotere voorzieningszekerheid en heeft consumenten beschermd tegen prijsvolatiliteit door de totale gasvraag van de Unie te reduceren. Het Internationaal Energieagentschap schatte dat de gemiddelde groothandelsprijzen voor elektriciteit in alle Europese markten in 2022 8 % hoger zouden zijn geweest zonder de extra geïnstalleerde capaciteit.8 De meeste effecten van de verordening zullen in de komende maanden zichtbaar worden, waarbij de eerste beschikbare gegevens over de productie, inzet en vergunningverlening van projecten voor hernieuwbare energie en aanverwante infrastructuur voor de periode na de inwerkingtreding van de verordening wijzen op een versnelling van dergelijke projecten, althans in sommige lidstaten. Volgens Eurostat was de productie van hernieuwbare energie in de EU in de eerste helft van 2023 ongekend hoog, wat essentieel is om extra gasvolumes te blijven vervangen.9 In het verslag van de Commissie worden ook positieve ontwikkelingen belicht met betrekking tot de toename van de inzet van hernieuwbare energie in de maanden na de inwerkingtreding van Verordening 2022/2577. Volgens de eerste gegevens van de sector zijn er in de EU in de drie kwartalen van 2023 meer zonnepanelen geïnstalleerd dan in het hele jaar 2022. Ook de windenergiecapaciteit is in verschillende lidstaten aanzienlijk toegenomen. Uit de beschikbare gegevens blijkt ook dat het aantal vergunningen dat is afgegeven voor hernieuwbare-energieprojecten sinds de inwerkingtreding van de verordening in verschillende lidstaten met dubbele cijfers is gestegen. In ten minste één lidstaat worden bovendien de vergunningsprocedures versneld voor elektriciteitsnetprojecten die belangrijk zijn voor een grotere marktpenetratie van hernieuwbare energiebronnen en in totaal meer dan 2 000 km beslaan.

Indien Verordening (EU) 2022/2577 niet langer van toepassing zou zijn, terwijl de aanzienlijke risico’s blijven bestaan, zou dit de bereikte verbetering ondermijnen, evenals de weerbaarheid van de EU tegen mogelijke ontwikkelingen zoals een volledige stopzetting van de invoer uit Rusland.

Overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2022/2577 moet de Commissie die verordening evalueren in het licht van de ontwikkeling van de voorzieningszekerheid en de energieprijzen en de noodzaak om hernieuwbare energie sneller in te zetten. Op basis van deze evaluatie kan de Commissie voorstellen de geldigheidsduur van deze verordening te verlengen. De Commissie heeft een dergelijke evaluatie uitgevoerd en op 28 november 2023 het verslag met de resultaten ervan goedgekeurd10. In het verslag werd geconcludeerd dat de toepassing van Verordening (EU) 2022/2577 een positief effect heeft gehad op de versnelde inzet van hernieuwbare energie in de Unie en daardoor de effecten van de energiecrisis heeft helpen verzachten. Met inachtneming van bovengenoemde factoren en van het feit dat sommige bepalingen van Verordening (EU) 2022/2577 sterk lijken op die van Richtlijn (EU) 2023/2413 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001 (richtlijn hernieuwbare energie), wordt in het verslag ook geconcludeerd dat aan de voorwaarden voor verlenging van de verordening is voldaan.

Wat het toepassingsgebied van de verlenging betreft, wordt in het verslag rekening gehouden met het verband tussen Verordening (EU) 2022/2577, die een tijdelijke noodmaatregel is, en Richtlijn (EU) 2023/2413 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001, die een permanente gewone wetgevingshandeling is. Er moet met name worden nagegaan welke maatregelen van Verordening (EU) 2022/2577 niet zijn opgenomen in het permanente rechtskader voor hernieuwbare energie dat is vastgesteld in Richtlijn (EU) 2018/2001, zodat met de verlenging van sommige bepalingen van de verordening de bepalingen van de richtlijn niet worden overlapt.


Met het oog op de conclusies van het verslag, rekening houdend met de aanhoudende ernstige moeilijkheden en risico’s voor de gasvoorzieningszekerheid van de EU en voor de volatiliteit van de energieprijzen, alsook met de positieve effecten die een versnelde inzet van hernieuwbare energie naar verwachting zal hebben op de oplossing van deze problemen, is het noodzakelijk en dringend dat de delen van Verordening (EU) 2022/2577 die verschillen van de delen die zijn opgenomen in Richtlijn (EU) 2023/2413 en die doeltreffend zijn gebleken of het potentieel hebben om de inzet van hernieuwbare energie aanzienlijk te versnellen, worden verlengd. Met dit voorstel wordt dan ook beoogd de toepassing van artikel 1, artikel 2, lid 1, artikel 3, lid 2, artikel 5, lid 1, artikel 6 en artikel 8 van Verordening (EU) 2022/2577 tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen, gedeeltelijk te verlengen. Met het oog op de uitdagingen die door sommige lidstaten naar voren zijn gebracht met betrekking tot de praktische toepassing van artikel 3, en aangezien deze uitdagingen een belangrijke belemmering vormen voor de versnelde inzet van hernieuwbare energiebronnen, zoals vermeld in het verslag, voegt dit voorstel bovendien een nieuwe bepaling toe voor het stroomlijnen van de beoordeling van de vraag of een project in aanmerking komt voor milieuafwijkingen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorgestelde instrument voorziet in tijdelijke, evenredige en buitengewone maatregelen. Het is een aanvulling op bestaande relevante EU-initiatieven en -wetgeving die ervoor zorgen dat burgers kunnen profiteren van de versnelde inzet van hernieuwbare energie en de vervanging van de vraag naar fossiele brandstoffen door schone energie. Het voorstel vormt een aanvulling op de initiatieven die de Commissie reeds heeft ontplooid om het hoofd te bieden aan de huidige crisis op de energiemarkten. Het is in overeenstemming met het REPowerEU-plan van 18 mei 2022, waarin de massale versnelling en opschaling van hernieuwbare energie voor elektriciteitsopwekking, industrie, gebouwen en transport centraal worden gesteld in de strategie om de uitfasering van Russische fossiele brandstoffen te versnellen.

Verder vormt het voorstel een aanvulling op Richtlijn (EU) 2023/2413 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001 (richtlijn hernieuwbare energie), die op 9 oktober 2023 werd goedgekeurd om permanent te voorzien in gewijzigde regels voor hernieuwbare energiebronnen. De richtlijn is op 20 november 2023 in werking getreden. Ze bevat uitgebreide bepalingen om de vergunningsprocedures voor hernieuwbare-energieprojecten op een alomvattende manier te stroomlijnen door middel van ruimtelijke planning, vereenvoudiging en verkorting van procedures. Alle vergunningsregels van Richtlijn (EU) 2023/2413, behalve die met betrekking tot gebieden voor de “versnelde uitrol van hernieuwbare energie”, moeten tegen 1 juli 2024 zijn omgezet, onmiddellijk na het verstrijken van de geldigheidsduur van de verordening van de Raad. Richtlijn (EU) 2023/2413 bevat bepalingen over hetzelfde onderwerp als Verordening 2022/2577. Voor sommige bepalingen is er echter een wezenlijk verschil met de tekst van Verordening 2022/2577. Hieronder valt met name artikel 3 van de verordening van de Raad, waarin het vermoeden van hoger openbaar belang wordt geregeld, maar dat, in tegenstelling tot Richtlijn (EU) 2023/2413, een tweede alinea bevat die de lidstaten verplicht om voorrang te geven aan de projecten die als van hoger openbaar belang worden erkend, wanneer in het individuele geval een afweging van juridische belangen vereist is. Wat de vergunningsprocedure voor de repowering van installaties voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen betreft, bevat artikel 5 van de verordening van de Raad een korte termijn van zes maanden voor alle vergunningen die van toepassing zijn op de repowering van hernieuwbare-energieprojecten, terwijl Richtlijn (EU) 2023/2413 een termijn van één jaar bevat voor de repowering van projecten buiten de gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie en een termijn van zes maanden voor projecten binnen gebieden voor de versnelde uitrol van hernieuwbare energie. Tot slot voorziet artikel 6 van de verordening in andere voorwaarden om gebruik te maken van bepaalde vrijstellingen van de milieuwetgeving dan de voorwaarden die zijn vastgesteld in Richtlijn (EU) 2023/2413.

Verordening (EU) 2022/2577 en het huidige voorstel zijn in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Green Deal, met name de ontwikkeling van een energiesector die grotendeels gebaseerd is op hernieuwbare bronnen, de integratie daarvan in het energiesysteem en de snellere uitrol van hernieuwbare-energieprojecten als instrument om de broeikasgasemissies van de EU terug te dringen met het oog op de langetermijnstrategie om tegen 2050 koolstofneutraal te zijn.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Verordening (EU) 2022/2577 en dit voorstel zijn in lijn met een breder pakket initiatieven om de veerkracht van de Unie op energiegebied te vergroten en de gevolgen van de hoge energieprijzen en mogelijke verstoringen van de energievoorziening te verzachten. Het voorstel doet geen afbreuk aan de werking van de interne markt, noch aan de maatregelen tegen een onderbreking van de energievoorziening. Het voorstel is in overeenstemming met de milieudoelstellingen, aangezien een versnelde inzet van hernieuwbare energie van cruciaal belang is ter beperking van de gevolgen van klimaatverandering en verontreiniging, die het verlies aan biodiversiteit in de hand werken en een bedreiging voor de volksgezondheid en de veiligheid vormen. Het voorstel is ook in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese klimaatwetgeving (Verordening (EU) 2021/1119).

Het voorstel is conform de aanbevelingen aan de lidstaten in het kader van het Europees Semester 2022 om de vergunningverlening voor hernieuwbare-energieprojecten te stroomlijnen. Het zal naar verwachting ook de investeringen in hernieuwbare energie op grond van de herstel- en veerkrachtfaciliteit versnellen, met inbegrip van de REPowerEU-hoofdstukken die in de nationale herstel- en veerkrachtplannen moeten worden opgenomen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit instrument is artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Voorwaarde voor de toepassing van deze bepaling is dat de maatregel “voor de economische situatie passend” is, wat met name het geval is als zich “bij de voorziening van bepaalde producten [...] ernstige moeilijkheden” voordoen. De maatregelen moeten ook worden genomen in een “geest van solidariteit” en moeten volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie tijdelijk en proportioneel zijn.

Het huidige en aanhoudende tekort aan gasleveringen vormt een ernstige moeilijkheid bij de voorziening van een energieproduct in de zin van artikel 122 VWEU. Zoals uiteengezet in afdeling 1 (“Motivering en doel van het voorstel”), is er nog steeds sprake van ernstige moeilijkheden en risico’s voor de gasvoorzieningszekerheid van de EU en de volatiliteit van de energieprijzen.

De versnelling van de inzet van capaciteit voor hernieuwbare energie heeft een belangrijke rol gespeeld in de EU-strategie ter bestrijding van de energiecrisis en heeft bijgedragen aan een grotere voorzieningszekerheid en het in toom houden van de energieprijzen. De belangrijkste reden hiervoor was de vervanging van aardgas door hernieuwbare energiebronnen, met name in de elektriciteitssector, wat vervolgens van invloed was op de totale vraag naar gas.

Indien bepaalde maatregelen van Verordening (EU) 2022/2577, die het grootste potentieel hebben voor de versnelling van de inzet van hernieuwbare energiebronnen en die verschillen van de maatregelen in Richtlijn (EU) 2023/2413, niet langer van toepassing zouden zijn, zou een belangrijk instrument om de inzet van capaciteit voor hernieuwbare energie te versnellen niet langer beschikbaar zijn voor de lidstaten, in een tijd waarin de energievoorzieningssituatie in de Unie nog steeds moeilijk is.

Daarom zijn er ook na juni 2024 specifieke bepalingen van de verordening nodig om de ernstige moeilijkheden en de potentiële risico’s voor de prijzen aan te pakken die kunnen ontstaan door de huidige fragiele balans in het gassysteem van de EU. De versnelling van de uitrol van hernieuwbare energiebronnen heeft bewezen de risico’s voor de voorzieningszekerheid van de Unie te kunnen verminderen, met name voor gas en elektriciteit, en heeft bijgedragen tot lagere energieprijzen voor EU-burgers en ondernemingen. De lidstaten moeten gedurende een beperkte periode na juni 2024 sommige bepalingen van Verordening (EU) 2022/2577 kunnen blijven toepassen om de uitrol van hernieuwbare-energieprojecten in een geest van solidariteit te vergemakkelijken, ervan uitgaande dat in een geïntegreerde energiemarkt elke toename van de uitrol van hernieuwbare energie in een lidstaat ook andere lidstaten ten goede kan komen.

De noodprocedure van artikel 122, lid 1, VWEU is van toepassing onverminderd andere procedures waarin de Verdragen voorzien. De verwijzing naar andere procedures waarin de Verdragen voorzien, onderstreept de uitzonderlijke en tijdelijke aard van de maatregelen die op grond van artikel 122, lid 1, VWEU kunnen worden genomen. De urgente en nog steeds onstabiele situatie op de energiemarkt en de dringende noodzaak om de inzet van hernieuwbare energiebronnen onmiddellijk te versnellen als instrument om de bestaande risico’s voor de energievoorzieningszekerheid en de volatiliteit van de energieprijzen te beperken, vragen om dergelijke tijdelijke noodmaatregelen. Bovendien zorgden het naderende einde van het mandaat van het Europees Parlement en de tijd die doorgaans nodig is om wetgeving vast te stellen volgens de gewone wetgevingsprocedure ervoor dat een dergelijke procedure geen geschikte optie was om de tijdelijke maatregelen op tijd van kracht te laten worden, ook rekening houdend met de behoefte aan voorspelbaarheid en rechtszekerheid voor lidstaten en projectontwikkelaars met betrekking tot het toepasselijke rechtskader. Daarom is het gerechtvaardigd het voorgestelde instrument op artikel 122, lid 1, VWEU te baseren.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

Een snelle en grootschalige uitrol van hernieuwbare energie kan niet door de lidstaten alleen worden bereikt. Rekening houdend met de verschillen in energiebeleid tussen de lidstaten, is het waarschijnlijker dat actie op EU-niveau, in plaats van alleen nationale of lokale actie, de afhankelijkheid van de EU van Russische fossiele brandstoffen zal helpen afbouwen en de energieprijzen zal doen dalen, en dat de EU-doelstellingen voor klimaat en energie 2030, de langetermijndoelstellingen van de EU van klimaatneutraliteit en nulvervuiling, zullen worden gehaald.

Er is een gecoördineerde Europese aanpak nodig om de vergunningsprocedures en de administratieve procedures te bekorten en te vereenvoudigen om de noodzakelijke inzet van hernieuwbare energie te versnellen. Rekening houdend met de verschillende procedures van de lidstaten en gezien de dringende noodzaak om de inzet van hernieuwbare energie in alle lidstaten te versnellen, is het waarschijnlijker dat de vereiste doelstellingen worden bereikt met maatregelen op EU-niveau dan met louter nationale of lokale maatregelen.

Ten slotte introduceert de voorgestelde verordening gerichte wijzigingen van bestaande Uniewetgeving. Deze interventie, waarmee bepaalde vergunningsprocedures verder worden gestroomlijnd, rechtvaardigt de noodzaak van maatregelen op Unieniveau.

Evenredigheid

Dit voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De maatregel staat in verhouding tot de omvang en de aard van de vastgestelde problemen en de verwezenlijking van de gestelde doelen.

Gezien de ongekende geopolitieke situatie die de Russische invasie van Oekraïne heeft gecreëerd, de voortdurend zeer volatiele energieprijzen en de noodzaak om de energievoorzieningszekerheid van Europa voor het komende winterseizoen en volgend jaar te waarborgen, is er duidelijk behoefte aan gecoördineerde en dringende maatregelen.

De bepalingen van dit voorstel zijn erop gericht kortere en snellere procedures te waarborgen voor de goedkeuring van hernieuwbare-energieprojecten door korte termijnen vast te stellen en de beoordeling die deze projecten krachtens de EU-wetgeving moeten ondergaan te vereenvoudigen, terwijl een evenredig niveau van milieuwaarborgen met betrekking tot de bescherming van soorten gehandhaafd blijft.

Keuze van het instrument

Rekening houdend met de omvang van de energiecrisis en de sociale, economische en financiële gevolgen ervan, zijn de bepalingen die met het huidige voorstel moeten worden verlengd, opgenomen in een verordening, die een algemene strekking heeft en rechtstreeks en onmiddellijk van toepassing is. De verlenging van de toepassingsperiode van deze bepalingen moet daarom ook gebeuren via de goedkeuring van een verordening.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Omdat het voorstel voor de verlenging van Verordening (EU) 2022/2576 dringend moest worden opgesteld, kon er geen raadpleging van belanghebbenden plaatsvinden.

Effectbeoordeling

Gezien het tijdelijke en dringende karakter van deze noodmaatregelen, kon geen effectbeoordeling worden uitgevoerd.

Grondrechten

Er zijn geen negatieve gevolgen voor de grondrechten vastgesteld. Het overkoepelende doel van dit voorstel is gelegen in een toename van het gebruik van hernieuwbare energie, hetgeen in overeenstemming is met artikel 37 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, op grond waarvan een hoog niveau van milieubescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu in het beleid van de Unie moeten worden geïntegreerd en overeenkomstig het beginsel van duurzame ontwikkeling moeten worden gewaarborgd.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit voorstel vergt geen extra middelen uit de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Artikelsgewijze toelichting

De voorgestelde wijzigingen zijn doelgericht en qua toepassingsgebied beperkt om de geldigheidsduur van artikel 1, artikel 2, lid 1, artikel 3, lid 2, eerste zin, artikel 5, lid 1, en de artikelen 6 en 8 met betrekking tot de vergunningsprocedure met twaalf maanden te verlengen.

Wat betreft artikel 3, lid 2, verwijst de tweede zin naar de bescherming van soorten, die gekoppeld is aan artikel 3, lid 1. Het voorstel voorziet niet in een verlenging van artikel 3, lid 1, aangezien hetzelfde vermoeden is opgenomen in Richtlijn (EU) 2023/2413. Daarom wordt voorgesteld om alleen de eerste zin van artikel 3, lid 2, te verlengen.

Er zijn ook wijzigingen in de artikelen 1, 5 en 8. Wat artikel 5 betreft, wordt met de wijziging beoogd dat vanaf 1 juli 2024 de termijn van zes maanden voor de vergunningsprocedure voor de repowering van projecten alleen van toepassing is op hernieuwbare-energieprojecten die zich bevinden in een specifiek voor hernieuwbare energie bestemd gebied als bedoeld in artikel 6 van de verordening. Wat de artikelen 1 en 8 betreft, wordt met de wijziging beoogd het toepassingsgebied van deze bepalingen op artikel 5, lid 1, te richten.

Er wordt een nieuw artikel 3 bis ingevoerd waarin wordt bepaald dat bij de beoordeling van alternatieven in het kader van de relevante milieubeoordelingen rekening moet worden gehouden met de alternatieven die ervoor zorgen dat dezelfde doelstellingen worden bereikt als het project in kwestie wat betreft de uitrol van capaciteit voor hernieuwbare energie met gebruikmaking van dezelfde hernieuwbare technologie, hetzelfde of een vergelijkbaar tijdsbestek en zonder aanzienlijk hogere kosten. Wat het tijdschema van de voorgestelde wijzigingen betreft, blijven de artikelen van Verordening (EU) 2022/2577 in hun huidige vorm tot eind juni 2024 van kracht. Artikel 1, artikel 2, lid 1, artikel 3, lid 2, eerste zin, artikel 5, lid 1, artikel 6 en artikel 8 blijven nog eens twaalf maanden, tot eind juni 2025, van toepassing. In het geval van artikel 3, lid 2, en artikel 5, lid 1, blijft zij gedurende deze extra periode in herziene vorm van toepassing. Het nieuwe artikel 3 bis is vanaf de inwerkingtreding van deze verordening tot 30 juni 2025 van toepassing.