Toelichting bij COM(2023)590 - Derde jaarverslag over de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

INLEIDING

Dit verslag is het derde jaarverslag van de Europese Commissie over de toepassing van de verordening inzake de screening van buitenlandse directe investeringen (BDI)1 (“de Verordening screening BDI” of “de verordening”).

Het verslag heeft betrekking op het jaar 2022 en biedt transparantie over de werking van BDI-screening in de EU en over ontwikkelingen in de nationale screeningmechanismen. Het draagt bij tot de verantwoordingsplicht van de Unie op een gebied waar, gezien de veiligheidsbelangen die op het spel staan, transparantie met betrekking tot afzonderlijke transacties mogelijk noch passend is.

Het is gebaseerd op verslagen van de 27 lidstaten en andere bronnen, en bestaat uit vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 over trends en cijfers met betrekking tot BDI in de EU;

- Hoofdstuk 2 over ontwikkelingen in de wetgeving van de lidstaten;

- Hoofdstuk 3 over BDI-screeningactiviteiten van de lidstaten;

- Hoofdstuk 4 over de EU-samenwerking bij BDI-screening.

Dit jaarverslag is een belangrijk instrument voor strategische handels- en investeringscontroles om de veiligheid en de openbare orde in de Europese Unie te waarborgen.

HOOFDSTUK 1 – BUITENLANDSE DIRECTE INVESTERINGEN IN DE EUROPESE UNIE – TRENDS EN CIJFERS


1. Algemene ontwikkeling

In 2022 bedroegen de wereldwijde BDI in totaal 1,2 biljoen EUR (Figuur 1); zij lagen 34 % boven het niveau van 2020, na een robuuste groei na COVID in 20212. Toch vertoonden de investeringen op jaarbasis een daling met 14,3 % ten opzichte van 2021.

De EU27 droeg in 2022 bij aan deze wereldwijde daling, namelijk met 140 miljard EUR aan inkomende BDI, tegenover de stijging met 142 miljard EUR in 2021. Het resultaat van de EU27 is voornamelijk het gevolg van dalingen van de inkomende BDI in Luxemburg3. Naast de EU27 (-199 % ten opzichte van 2021) werden in 2022 ook dalingen van de BDI-stromen waargenomen voor andere belangrijke ontvangers, zoals de VS (-12 %) en China (-41 %).


Figuur 1: Inkomende BDI-stromen wereldwijd en in de EU274


Bron: OECD-gegevens, geëxtraheerd op 3.5.2023. De gegevens hebben betrekking op inkomende BDI-stromen.


Het gecumuleerde aantal buitenlandse transacties5 naar de EU27 vertoont echter een stijgende trend tussen 2015 en 2022 (Figuur 2). Het gemiddelde jaarlijkse aantal buitenlandse verwervingen en greenfieldinvesteringen in de EU27 bedroeg in deze periode respectievelijk ongeveer 2 200 en 3 200. De positieve trend bevestigt dat de EU-lidstaten openstaan voor buitenlandse investeringen.

Figuur 2: Jaarlijks gecumuleerd aantal buitenlandse transacties in de EU27 in 2015-2022


Bron: JRC-berekeningen op basis van gegevens van Bureau van Dijk, geëxtraheerd op 6 februari 2023 (Zephyr) en 2 februari 2023 (Orbis Grensoverschrijdende Investeringen). De gegevens voor 2015 komen overeen met de BDI-stromen in 2015, terwijl de gegevens voor de daaropvolgende jaren overeenkomen met de gecumuleerde som van de jaarlijkse stromen.

Met name in de tweede helft van 2022 daalde het aantal transacties als gevolg van de vertraging van de economie en de stijgende financieringskosten door de hogere rentetarieven, waartoe de belangrijkste centrale banken besloten hadden om de inflatie tot staan te brengen. Het afgenomen vertrouwen in de wereldmarkten had een aantal belangrijke oorzaken. Inflatietendensen, die werden verergerd door de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de daaruit voortvloeiende druk op de energie- en grondstoffenprijzen, in combinatie met wijdverspreide verstoringen van de toeleveringsketens, leidden tot een voorzichtige opstelling bij investeerders in afwachting van gunstigere omstandigheden.


2. Belangrijkste landen van herkomst van buitenlandse investeerders

Een vergelijking tussen de transactiegegevens van 2021 en 2022 per buitenlands rechtsgebied van herkomst laat verschillende patronen zien in de verhouding tussen verwervingen en greenfieldinvesteringen (Figuur 3).

Figuur 3: Aantal buitenlandse verwervingen* (links) en greenfieldinvesteringen (rechts) in 2022 en 2021 — Opgesplitst naar buitenlands rechtsgebied (top tien van investeerders in de EU27)


Bron: JRC-berekeningen op basis van gegevens van Bureau van Dijk, geëxtraheerd op 6 februari 2023 (Zephyr) en 2 februari 2023 (Orbis Grensoverschrijdende Investeringen). OFC’s: offshore financiële centra (zie voetnoot 1). RvdW: Rest van de wereld. *) Verwervingen van deelnemingen van meer dan 10 % van het kapitaal van een EU27-onderneming.

De VS bleef in 2022 de grootste buitenlandse investeerder, goed voor 32,2 % van alle buitenlandse verwervingen en 46,5 % van alle greenfieldinvesteringen, gevolgd door het Verenigd Koninkrijk met 25,1 % van de verwervingen en 19 % van de greenfieldinvesteringen. Het VK bleef de tweede bron van investeringen, ondanks een daling van zowel het aantal verwervingen (met 17,1 %) als de greenfieldinvesteringen (met 8,9 %) in 2022 ten opzichte van 2021.

Er zijn echter enkele verschillen tussen de twee soorten BDI: de greenfieldinvesteringen van de VS stegen in 2022 met 13,7 % op jaarbasis. De offshore financiële centra6 (OFC’s), het op twee na belangrijkste rechtsgebied van herkomst voor greenfieldinvesteringen, lieten in 2022 ook een stijging zien ten opzichte van 2021 (+ 8,5 %).

In 2022 hebben de OFC’s de plaats ingenomen van China als het op twee na belangrijkste rechtsgebied van herkomst van greenfieldinvesteringen. In feite namen de greenfieldinvesteringen uit China in de EU27 af en was China nummer vijf, met een aandeel van 3,9 %, tegenover 5,9 % in 2021.


3. Andere landen van herkomst van verwervingen en greenfieldinvesteringen

Andere rechtsgebieden van herkomst waar het aantal greenfieldinvesteringen tussen 2021 en 2022 is gedaald, zijn Zwitserland (-15,5 %, de op één na grootste daling van het aantal greenfieldinvesteringen na China), Japan (-11,8 %) en Canada (-2 %). Wat verwervingen betreft, was in dezelfde twee jaar een sterke daling te zien bij de OFC’s (-43,2 %) en Canada (-41,6 %). Daarentegen is het aantal greenfieldinvesteringen in 2022 toegenomen vanuit Noorwegen (6,9 %), India (9,1 %) en Zuid-Afrika (118,8 %). Voor verwervingen registreerden Japan (23,9 %) en India (107,1 %) in 2022 een sterke groei van de investeringen in de EU.


4. Topbestemmingen van buitenlandse verwervingen en greenfieldinvesteringen

Het aantal buitenlandse transacties per doelland van de EU27 vertoont in 2022 een algemene daling ten opzichte van 2021. (Figure 4).

Duitsland bleef, met een aandeel van 17,2 % van alle verwervingen, in 2022 de eerste bestemming van buitenlandse directe investeringen. Ondanks een daling van het aantal verwervingen met 17,5 % in 2022 ten opzichte van 2021, handhaafde Spanje de tweede plaats, met een aandeel van 13,5 %. Italië, Frankrijk en Nederland volgden met respectievelijk 10,6 %, 10,2 % en 10 % van de buitenlandse transacties. In de meeste landen van bestemming is het aantal verwervingen gedaald, variërend van -3,2 % in Denemarken tot -20 % in België. De enige twee uitzonderingen waren Zweden en Portugal, met een groei van respectievelijk 1,3 % en 30,6 % in 2022.

Wat greenfieldinvesteringen betreft, was Spanje in 2022 de belangrijkste bestemming in de EU27 (goed voor een aandeel van 17,2 % van het totale aantal greenfieldinvesteringen in 2022), gevolgd door Frankrijk en Duitsland met respectievelijk 14 % en 11,4 % van de greenfieldinvesteringen in 2022.

Frankrijk kende in 2022 een stijging van het aantal ontvangen greenfieldinvesteringen ten opzichte van 2021 (+ 20,4 %), terwijl er voor Spanje en Duitsland een daling van respectievelijk 13,8 % en 6,5 % was. In Nederland en Ierland is het aantal greenfieldinvesteringen gestegen met respectievelijk 25 % en 25,7 %. In Roemenië en Polen daalden de greenfieldinvesteringen echter aanzienlijk, namelijk met -24,7 % en -15,6 % ten opzichte van 2021.


Figuur 4: Aantal buitenlandse verwervingen * (links) en greenfieldinvesteringen (rechts) in 2022 en 2021 — Opgesplitst naar lidstaat van bestemming (top tien van EU27-lidstaten van bestemming)


Bron: JRC-berekeningen op basis van gegevens van Bureau van Dijk, geëxtraheerd op 6 februari 2023 (Zephyr) en 2 februari 2023 (Orbis Grensoverschrijdende Investeringen). RvdEU staat voor de rest van de EU27. *) Verwervingen van deelnemingen van meer dan 10 % van het kapitaal van een EU27-onderneming.

5. Sectorspecifieke informatie

Een nadere beschouwing van de ontwikkeling tussen 2021 en 2022 van buitenlandse verwervingen en greenfieldinvesteringen per sector7 in de EU27 laat gemengde trends zien (Figuur 5). In de vijf belangrijkste sectoren daalde het aantal verwervingen, terwijl de greenfieldinvesteringen stegen in alle sectoren op één na, namelijk de be- en verwerkende industrie.

Figuur 5: Aantal deelnemingen* (links) en greenfieldinvesteringen (rechts) in 2022 en 2021 — Opgesplitst naar NACE Rev. 2.1 -sector (top vijf-categorieën)


Bron: JRC-berekeningen op basis van gegevens van Bureau van Dijk, geëxtraheerd op 6 februari 2023 (Zephyr) en 2 februari 2023 (Orbis Grensoverschrijdende Investeringen). VWT staat voor vrije beroepen en wetenschappelijke en technische activiteiten (Nace. Rev. 2, deel M); het omvat onder meer O&O-faciliteiten. ICT staat voor Informatie en communicatie (Nace. Rev. 2, deel J). *) Verwervingen van deelnemingen van meer dan 10 % van het kapitaal van een EU27-onderneming.

Het totale aantal verwervingen in de ICT-sector daalde in 2022 met 18,6 % ten opzichte van 2021. De ICT-sector ontving in 2022 het grootste aandeel investeringen in verwervingen (28 %). Bovendien was ICT de bestemming van 19,4 % van de nieuwe greenfieldinvesteringen in 2022, en kwam daarmee op de tweede plaats na detailhandel: in de ICT is het aantal greenfieldinvesteringen in 2022 met 17,6 % gestegen ten opzichte van 2021.

De be- en verwerkende industrie was in 2022 de op één na belangrijkste sector qua aandeel van verwervingen (24,7 %), maar kwam slechts op de vijfde plaats bij de greenfieldinvesteringen (10,4 %). In deze sector is het aantal verwervingen (-17,9 %) en greenfieldinvesteringen (-13,1 %) in 2022 gedaald ten opzichte van 2021.

De grootste stijging op jaarbasis van het aantal greenfieldinvesteringen werd waargenomen in de sectoren financiën en vrije beroepen en wetenschappelijke activiteiten, met respectievelijk 33,2 % en 26,6 % in 2022.

Meer details

Meer details over bovenstaande cijfers zijn te vinden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie, waarin meer informatie wordt verstrekt over de gevolgen per lidstaat en sector, over de herkomst van buitenlandse investeerders in de EU27 en over buitenlandse overheidsparticipatie in buitenlandse investeerders in de EU27.


HOOFDSTUK 2 – ONTWIKKELINGEN IN DE WETGEVING VAN DE LIDSTATEN IN 2022


De Verordening screening BDI en de mechanismen voor screening van BDI in de EU-lidstaten

In 2022 bleef de Europese Commissie overleggen en samenwerken met de lidstaten om ervoor te zorgen dat alle lidstaten nationale mechanismen voor de screening van BDI vaststellen, aanpassen en uitvoeren.


De Commissie verwacht van alle 27 lidstaten dat zij een alomvattend nationaal mechanisme voor de screening van BDI opzetten. Om de Unie te beschermen tegen potentieel risicovolle buitenlandse investeringen uit derde landen, is een alomvattend nationaal screeningmechanisme in alle lidstaten onontbeerlijk. Met dit instrument kunnen alle lidstaten en de Europese Commissie relevante BDI screenen en kunnen de lidstaten weloverwogen screeningbesluiten nemen. Dit zou op zijn beurt bijdragen tot de bescherming van de collectieve veiligheid van de lidstaten en de Unie, en van de veiligheid van de interne markt.


Voorts heeft de Europese Commissie de onderlinge afstemming van de nationale screeningmechanismen sterk aangemoedigd en vergemakkelijkt. De Commissie heeft de lidstaten geholpen met technische en beleidsrichtsnoeren, vergaderingen en informatie-uitwisseling, met name over beste praktijken. Ondanks deze regelmatige samenwerking en diverse belangrijke overeenkomsten bleven er echter aanzienlijke verschillen tussen de nationale screeningmechanismen bestaan, zoals blijkt uit een in 2022 gepubliceerde evaluatie van de Verordening screening BDI8. Deze discrepanties betreffen met name de inhoud van een formele screening van een BDI, termijnen, sectorale dekking en kennisgevingsvereisten.


Overzicht van de nationale screeningmechanismen van de lidstaten

De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de onzekerheden in verband met geopolitieke ontwikkelingen hebben het kritieke karakter van belangrijke sectoren zoals energie, ruimtevaart en defensie, met inbegrip van sleuteltechnologieën, nog meer onder de aandacht gebracht. Daarom hebben veel EU-lidstaten in reactie op de huidige situatie nieuwe nationale screeningmechanismen ingevoerd of bestaande screeningmechanismen geactualiseerd en uitgebreid. In 2022 heeft één lidstaat een nieuw screeningmechanisme ingevoerd en hebben acht lidstaten hun bestaande screeningmechanisme gewijzigd (zie onderstaande tabel). Eind 2022 hadden acht lidstaten al overleg- of wetgevingsprocedures ingeleid om een nationaal screeningmechanisme op te zetten. Sommigen zullen hun mechanisme weldra aannemen, of laten het in 2023 in werking treden. In 2022 bestond in twee derde van alle EU-lidstaten wetgeving inzake BDI-screening


De onderstaande kaart geeft een overzicht van de bestaande wetgeving in de EU-lidstaten.

Opgesteld in mei 2023


Ontwikkelingen in de EU-lidstaten in 2022 – BDI-screeningmechanismen


De volgende tabel geeft een overzicht van de stand en de ontwikkeling van de wetgeving van alle 27 lidstaten in 20229.

Bestaand nationaal BDI-screeningmechanisme (geen actualisering in 2022)Denemarken, Duitsland, Finland, Malta, Portugal, Slovenië, Tsjechië
Bestaand nationaal BDI-screeningmechanisme (geactualiseerd in 2022)Frankrijk, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Oostenrijk, Polen, Spanje
Overleg- of wetgevingsprocedure ingeleid die naar verwachting tot actualiseringen van een bestaand mechanisme zal leidenNederland, Roemenië
Een nieuw nationaal BDI-screeningmechanisme vastgesteldSlowakije
Overleg- of wetgevingsprocedure die naar verwachting tot de vaststelling van een nieuw mechanisme zal leidenBelgië, Cyprus, Estland, Griekenland, Ierland, Kroatië, Luxemburg, Zweden
Initiatief in uitvoeringBulgarije

De meeste ontwikkelingen in de nationale wetgeving hadden betrekking op drie hoofdthema’s: 1) het starten van een wetgevingsproces voor de invoering van een nationaal BDI-screeningmechanisme, 2) het moderniseren van de nationale screeningprocedures en het uitbreiden van de bestreken sectoren, en 3) het verlengen van de geldigheid van nationale screeningmechanismen.

Nieuwe screeningmechanismen van de lidstaten

Estland heeft de laatste hand gelegd aan het ontwerp van de wet op de betrouwbaarheidsbeoordeling van buitenlandse investeringen, dat in mei 2022 door de regering is goedgekeurd. De wetgevingsprocedure in het Estse parlement is in juni 2022 van start gegaan en de wet is in januari 2023 aangenomen. De wet zal naar verwachting op 1 september 2023 in werking treden. Ierland heeft in 2022 ontwerpwetgeving gepubliceerd om een nieuw BDI-screeningmechanisme in te voeren; het voorstel is momenteel in behandeling bij het parlement. Verwacht wordt dat het screeningmechanisme eind 2023 of begin 2024 in werking treedt. In Luxemburg werd het in 2021 door de regering goedgekeurde initiatief om een BDI-screeningmechanisme in te voeren in 2022 voor advies aan de Raad van State voorgelegd en geamendeerd. Deze amendementen zijn in 2023 goedgekeurd. De nieuwe regeling is van toepassing met ingang van 1 september 2023. In België is het ontwerp van samenwerkingsovereenkomst onderzocht door negen Belgische entiteiten (federaal parlement en parlementen van de gefedereerde entiteiten) en in 2023 aangenomen. Het nationale Belgische screeningmechanisme is op 1 juli 2023 in werking getreden.

In 2022 is in Cyprus een nieuwe wet opgesteld voor de instelling van een nationaal kader voor BDI-screening, die door het parlement van Cyprus moet worden goedgekeurd. Bulgarije heeft stappen ondernomen om een screeningmechanisme in te stellen.

Over geactualiseerde nationale mechanismen voor BDI-screening

In 2022 heeft Frankrijk de tijdelijke verplichting voor buitenlandse investeerders om investeringen te melden wanneer zij ten minste 10 % van de stemrechten van beursgenoteerde ondernemingen verwerven, met één jaar verlengd. Letland heeft naar aanleiding van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne wijzigingen aangenomen die Belarussische en Russische burgers verbieden een gekwalificeerde deelneming of beslissende invloed te verwerven in een onderneming die van belang is voor de nationale veiligheid. Italië heeft dringende maatregelen genomen om te reageren op de economische en humanitaire gevolgen van de door de Russische aanvalsoorlog veroorzaakte crisis (cyberbeveiliging, grondstoffen, landbouwproducten enz.). Polen heeft de tijdelijke voorschriften die voortvloeien uit de wet inzake de controle op bepaalde investeringen verlengd tot juni 2025, waarbij met name een lijst is toegevoegd van nieuwe sectoren die aan screening moeten worden onderworpen.

Meer gedetailleerde informatie over de ontwikkelingen in de nationale screeningwetgevingen van de lidstaten is te vinden in het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie. De Europese Commissie houdt op haar website ook een lijst van de actualiseringen van de nationale wetgevingen bij10.

HOOFDSTUK 3 – ACTIVITEITEN VAN DE LIDSTATEN OP HET GEBIED VAN BDI-SCREENING


De Verordening screening BDI voorziet in een mechanisme voor samenwerking bij de screening van BDI tussen de Europese Commissie en de EU-lidstaten en tussen de lidstaten onderling op basis van de uitwisseling van informatie over transacties die op het niveau van de lidstaten aan screening worden onderworpen. Het is altijd de lidstaat waar de investering plaatsvindt die beslist welke investeringen worden gescreend, goedgekeurd, aan voorwaarden onderworpen of geblokkeerd. Dit hoofdstuk is gebaseerd op — en aggregeert — gegevens van de lidstaten over hun screeningactiviteiten. Volgens geaggregeerde gegevens die van de lidstaten werden ontvangen, werden in 2022 in totaal 1 444 verzoeken van buitenlandse investeerders om toestemming voor verwerving 11 en ambtshalve geopende zaken afgehandeld. Niet alle verzoeken om toestemming leidden tot een besluit tot screening, aangezien dit grotendeels afhangt van de wetgeving van de lidstaten en van de wijze waarop zij de verzoeken indelen en behandelen12.

Figuur 6 — Activiteiten van de lidstaten op het gebied van BDI-screening13


Bron: verslaglegging door de lidstaten.

Er is een duidelijke tendens om meer zaken formeel te screenen. Van de 1 563 aanvragen om toestemming en ambtshalve geopende zaken werd namelijk ongeveer 55 % formeel gescreend. Dit betekent een aanzienlijke toename van het aantal formeel gescreende zaken ten opzichte van 202114. Ongeveer 45 %15 van de aanvragen werd geacht niet onder de regeling te vallen of hoefde niet formeel te worden gescreend.

Het aantal aanvragen om toestemming is ongelijk verdeeld over de lidstaten. Er is echter een diversificatie van de screening tussen de EU-lidstaten waar te nemen, aangezien de vier grootste lidstaten goed waren voor 66 % van alle aanvragen om toestemming in 2022; dit was een daling ten opzichte van de 70 % in 2021 en de bijna 87 % in het eerste verslag.

Van de gevallen die in 2022 formeel zijn gescreend en waarvoor de lidstaten een besluit hebben gemeld16, werd de overgrote meerderheid (86 %) zonder voorwaarden goedgekeurd.

Bij 9 % van de besluiten ging het echter om een goedkeuring met voorwaarden of risicobeperkende maatregelen (in 2021 betrof 23 % van de gevallen goedkeuring met voorwaarden of risicobeperkende maatregelen). In die gevallen hebben de nationale screeningautoriteiten onderhandeld over bepaalde maatregelen, garanties en toezeggingen van de investeerders – of deze opgelegd, afhankelijk van de lidstaat – alvorens de geplande buitenlandse directe investering toe te staan.

Tot slot blokkeerden de nationale autoriteiten de transacties uiteindelijk in 1 % van alle afgehandelde zaken, terwijl de transactie in nog eens 4 % door de partijen werd ingetrokken.

Figuur 7 — Aangemelde besluiten over BDI-zaken


Bron: verslaglegging door de lidstaten.


Samengevat geven deze bevindingen aanleiding tot de volgende opmerkingen:

- In vergelijking met 2021 hebben de lidstaten in 2022 meer aanvragen om toestemmingen als gevoelig aangemerkt, aangezien het percentage formeel gescreende zaken aanzienlijk is toegenomen.

- In 2022 werd 86 % van de transacties waarvoor een besluit aan de Commissie was gemeld, door de betrokken lidstaat zonder voorwaarden goedgekeurd; in 2021 werd slechts 73 % van de transacties zonder voorwaarden goedgekeurd.

- Bij 9 % van de transacties hebben de lidstaten risicobeperkende maatregelen opgelegd als voorwaarde voor toestemming voor de transacties. In 2021 lag het cijfer hoger (23 %).

- Slechts 1 % van de transacties werd door de lidstaten geblokkeerd (hetzelfde als in het voorgaande jaar). Dit bevestigt dat de Europese Unie open blijft staan voor buitenlandse directe investeringen en dat de lidstaten alleen transacties weigeren die een zeer ernstige bedreiging voor de veiligheid en de openbare orde vormen.

HOOFDSTUK 4 – EU-MECHANISME VOOR SAMENWERKING BIJ DE SCREENING VAN BDI

1. Kennisgevingen en andere maatregelen in het kader van de Verordening screening BDI

1.

a) Overzicht van de activiteiten in 2022


In 2022 hebben 17 lidstaten in totaal 423 kennisgevingen overeenkomstig artikel 6 van de Verordening screening BDI ingediend17, tegenover 13 lidstaten in 202118. Zes lidstaten (Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Italië, Oostenrijk en Spanje) waren verantwoordelijk voor meer dan 90 % van die kennisgevingen. De aangemelde transacties varieerden sterk wat onder meer de sectoren van de doelonderneming, de transactiewaarde en de herkomst van de uiteindelijke investeerders betreft.

Onderstaande kaart toont de kennisgevingen aan het EU-samenwerkingsmechanisme in 2022


Bovenstaande kaart toont het aantal kennisgevingen dat is ontvangen in het kader van het EU-samenwerkingsmechanisme voor BDI-screening. In 2022 hebben van de achttien lidstaten met een nationaal screeningmechanisme tien lidstaten tussen 0-4 kennisgevingen ingediend, twee lidstaten 5-9 en zes lidstaten meer dan 10.

2.

b) Belangrijkste sectoren van BDI in de EU (in fase 1)


De vier sectoren met het hoogste aantal transacties in 2022 waren de be- en verwerkende industrie19, ICT20, vrije beroepen21, groot- en detailhandel22; zij volgden aldus dezelfde tendens als in 202123. De eerste twee sectoren waren dezelfde als die in het tweede jaarverslag, maar in omgekeerde volgorde. De sector vrije beroepen stond op de derde plaats (voorheen was dit financiële activiteiten24), gevolgd door groothandel en detailhandel.

Figuur 8 — Belangrijkste doelsectoren in 202225


Bron: kennisgevingen van de lidstaten.

3.

c) Gemiddelde waarde van BDI in de EU


Wat de waarde van de transacties betreft, had bijna de helft (49 %) daarvan een waarde26 van minder dan 500 miljoen EUR (62 % in het vorige verslag). Bij 42 % van de transacties ging het om een waarde van 100 miljoen EUR of meer (55 % in het vorige verslag).

Figuur 9 — Respectieve waarde per aangemelde BDI-transactie in 202227


Bron: kennisgevingen van de lidstaten.

De transacties waarvan is kennisgegeven, vertonen een breed scala qua waarde, met een minimumwaarde van minder dan 1 EUR en een maximum van ongeveer 25 miljard EUR.

4.

d) Procedure en snelheid bij het afsluiten van BDI-zaken


Overeenkomstig de Verordening screening BDI worden door de lidstaten aangemelde BDI-transacties in twee mogelijke fasen door de Europese Commissie beoordeeld:

Alle transacties waarvan kennis is gegeven, worden beoordeeld in fase 1, waarna slechts een klein aantal doorgaat naar fase 2. Fase 2 impliceert een meer gedetailleerde beoordeling van gevallen die gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid of de openbare orde in meer dan één lidstaat, of die risico’s kunnen opleveren voor projecten of programma’s van Uniebelang. Zaken in fase 2 kunnen worden afgesloten met een advies van de Europese Commissie.

Figuur 10 — In fase 1 en fase 2 afgesloten zaken en aanhangige zaken


Bron: kennisgevingen van de lidstaten.

Van de 423 zaken waarvan in 2022 in het kader van het samenwerkingsmechanisme kennis is gegeven, werd 81 % door de Europese Commissie afgesloten in fase 1. 11 % ging door naar fase 2, waarbij de kennisgevende lidstaat om aanvullende informatie werd verzocht. 8 % van die zaken liep nog op de afsluitingsdatum van dit verslag, d.w.z. dat zij nog niet waren afgesloten in fase 1 of 228.

Bij de opening van fase 2 verzoekt de Europese Commissie om aanvullende informatie, die varieert naargelang van de transactie en de gedetailleerdheid van de informatie die bij de kennisgeving is verstrekt29. De gevraagde informatie kan een of meer elementen omvatten, zoals: gegevens over producten en/of diensten van de doelonderneming; mogelijke classificatie van de betrokken producten als producten voor tweeërlei gebruik; afnemers, alternatieve leveranciers en marktaandelen; invloed van de investeerder op de doelonderneming na de transactie; intellectuele rechten en O&O-activiteiten van de doelonderneming; aanvullende definiërende kenmerken van de investeerder en zijn strategie. Deze informatie wordt gevraagd om het kritieke karakter van de doelonderneming en/of de mogelijkerwijs van de investeerder uitgaande dreiging beter te kunnen beoordelen.

5.

e) Belangrijkste sectoren van BDI in de EU (in fase 2)


De belangrijkste sectoren voor de onderzoeken in fase 2 waren de be- en verwerkende industrie en ICT. Samen waren zij goed voor 82 % van alle zaken in fase 2. Het aandeel van de industriesector steeg drastisch van 44 % in 2021 (in het vorige verslag) tot 59 % in 2022. Ook in vergelijking met 2021 is vervoer en opslag nu de op twee na meest door de Commissie onderzochte sector (in het vorige verslag was dit nog financiële activiteiten), vóór groothandel en detailhandel. De categorie “overige” omvat verschillende sectoren die minder dan 4 % van de gevallen vertegenwoordigden.

Figuur 11 — Belangrijkste doelsectoren in fase 2 in 202230


Bron: kennisgevingen van de lidstaten.

De topsector, be- en verwerkende industrie, omvat kritieke infrastructuur en/of technologieën. Nader bekeken (figuur 12) zijn er aanzienlijke veranderingen in de subsectoren, met name energie en lucht- en ruimtevaart (beide 16 %, daling ten opzichte van respectievelijk 21 % en 20 % in 2021), defensie (13 %, daling ten opzichte van 25 % in 2021), halfgeleiders (9 %, daling ten opzichte van 18 % in 2021) en gezondheid (6 %, hetzelfde als in 2021). Daarnaast waren er in 2022 meer sectoren met meer dan 5 %: gegevensverwerking en -opslag, evenals communicatie (beide 10 %), vervoer (7 %) en cyberbeveiliging (6 %). Dit wijst op een grotere verscheidenheid aan (sub)sectoren waarop BDI gericht waren.

Figuur 12 — Subsectoren van de be- en verwerkende industrie in fase 2 in 202231


Bron: kennisgevingen van de lidstaten

In 2022 waren in totaal 11 lidstaten goed voor 56 zaken in fase 232. Voor alle fase 2-zaken was de gemiddelde tijdspanne die de lidstaten nodig hadden om de gevraagde informatie te verstrekken 24 kalenderdagen (tegenover 22 kalenderdagen in 2021), met uitersten van 1 tot 126 dagen (tegenover 3 tot 101 kalenderdagen in 2021). De BDI-verordening stelt geen precieze termijnen vast waarbinnen de lidstaten moeten reageren, maar de termijn in het kader van de verordening wordt opgeschort totdat volledige informatie is ontvangen.

6.

f) Herkomst van de uiteindelijke investeerders


Van de 423 in 2022 gemelde gevallen waren de zes belangrijkste landen van herkomst de VS, het Verenigd Koninkrijk, China, Japan, de Kaaimaneilanden en Canada. In vergelijking met 2021 daalde het percentage van uiteindelijke investeerders uit de VS en het Verenigd Koninkrijk van respectievelijk 40 % naar 32 % en van 10 % naar 7,6 %. Ook het aandeel van investeerders uit China daalde van 7 % tot 5,4 %. Het aandeel van investeerders uit Japan is gestegen van 3 % in 2021 tot 5 % in 2022.

Ongeveer 40 %33 van de gemelde gevallen was afkomstig uit andere landen dan de top zes, terwijl het aandeel in 2021 slechts 29 % bedroeg. Dit wijst op een duidelijke toename van de diversificatie van de herkomst van de uiteindelijke investeerders. Dit komt ook tot uiting in het feit dat de uiteindelijke investeerders in 2022 uit 52 verschillende landen afkomstig waren (tegenover 43 in 2021).


Figuur 13 — Herkomst van uiteindelijke investeerders in 2022


Bron: kennisgevingen van de lidstaten.

7.

g) Multi-jurisdictionele BDI-transacties en hun belangrijkste sector


Van alle gevallen waarvan in 2022 is kennisgegeven, betrof 20 % (tegenover 28 % in het tweede verslag en 29 % in het eerste verslag) multi-jurisdictionele BDI-transacties, die betrekking hadden op (en werden gemeld door) verschillende lidstaten34.

De belangrijkste sectoren waarop dergelijke kennisgevingen betrekking hadden, waren: be- en verwerkende industrie (een stijging ten opzicht van de 20 % in het vorige verslag), ICT (een daling ten opzichte van 39 % in het vorige verslag), vrije beroepen (nieuw), groothandel en detailhandel (hetzelfde percentage als in het vorige verslag) en vervoer (nieuw).

Tabel — Multi-jurisdictionele BDI-transacties en belangrijkste sectoren

Be- en verwerkende industrie 31 %
ICT 20 %
Vrije beroepen 14 %
Groot- en detailhandel 11 %
Vervoer 8 %
Overige 16 %


Bron: kennisgevingen van de lidstaten


h) Aanvullende bevindingen

Naast de analyse van door de lidstaten overeenkomstig artikel 6 van de verordening in 2022 gemelde gevallen, heeft de Europese Commissie in 2022 ook gebruik gemaakt van artikel 7 van de verordening. Artikel 7 biedt de Europese Commissie de mogelijkheid om een investering in een lidstaat ambtshalve te screenen, ongeacht of die lidstaat een eigen screeningmechanisme heeft of niet. Zoals beschreven in artikel 7, lid 5, van de verordening, kan een lidstaat of de Europese Commissie, wanneer die van oordeel is dat een BDI die niet aan een screening wordt onderworpen gevolgen kan hebben voor de veiligheid of de openbare orde, informatie opvragen bij de lidstaat waar die BDI wordt gepland of is voltooid. Op basis van deze informatie kunnen andere lidstaten opmerkingen maken en/of kan de Europese Commissie advies uitbrengen.

De Europese Commissie heeft krachtens de verordening de mogelijkheid om advies uit te brengen over door de lidstaten aangemelde BDI-transacties. Dergelijke adviezen blijven echter vertrouwelijk overeenkomstig artikel 10 van de verordening, en in dit verslag wordt geen informatie verstrekt over individuele adviezen. In minder dan 3 % van de gevallen die de lidstaten in het kader van het samenwerkingsmechanisme van de EU hebben gemeld, zijn adviezen uitgebracht; deze adviezen worden enkel uitgebracht wanneer en indien dit is vereist door de omstandigheden van een zaak, meer bepaald het risicoprofiel van de investeerder en het kritieke karakter van een doelonderneming. Wanneer een advies wordt uitgebracht, zijn aanbevolen risicobeperkende maatregelen evenredig en specifiek voor de risico’s en het kritieke karakter die zijn vastgesteld. De adviezen van de Europese Commissie kunnen ook bestaan in het delen van relevante informatie met een screenende lidstaat en kunnen ook mogelijke risicobeperkende maatregelen voorstellen om de vastgestelde risico’s aan te pakken. Uiteindelijk is het aan de lidstaat waar de investering plaatsvindt, om een besluit te nemen over de transactie, waarbij hij terdege rekening houdt met eventuele adviezen van de Europese Commissie. Adviezen met betrekking tot projecten en programma’s van Uniebelang worden gedeeld met alle lidstaten.

De lidstaten hebben actief deelgenomen aan het samenwerkingsmechanisme van de EU door opmerkingen te sturen naar de kennisgevende lidstaten: negen lidstaten hebben opmerkingen ingediend over ongeveer 7 % van de gemelde gevallen.

Bovenstaande gegevens leiden tot soortgelijke, maar ook andere hoofdconclusies als die welke in het vorige verslag voor 2021 zijn getrokken.

8.

a) Soortgelijke bevindingen


Ten eerste blijft de behandeling van zaken via het EU-samenwerkingsmechanisme zeer goed functioneren. Van de 423 zaken waarvan in 2022 is kennisgegeven, werd de overgrote meerderheid (81 %35) afgesloten in fase 1, dus zeer snel, waarbij slechts 11 % van die zaken in fase 2 werd afgesloten (net als in het vorige verslag), en minder dan 3 % van de zaken resulteerde in adviezen van de Europese Commissie.

Ten tweede is er een voortdurende tendens naar een grotere diversificatie van de screening tussen de lidstaten. Sommige lidstaten dragen bij met meer gevallen: d.w.z. vier lidstaten waren goed voor 66 % van alle aanvragen die in 2022 in het kader van het EU-samenwerkingsmechanisme werden ontvangen (dit was 70 % in het tweede jaarverslag en 86,5 % in het eerste).

Ten derde blijkt dat, hoewel de meeste zaken in fase 1 snel (binnen de voorgeschreven 15 kalenderdagen) worden beoordeeld, de tijd voor de behandeling van de zaken in fase 2 aanzienlijk varieert, gezien de tijd die de lidstaten nodig hebben om te antwoorden op een verzoek van de Commissie om aanvullende informatie, daar zij voor de gevraagde informatie vaak afhankelijk zijn van de investeerder.

9.

b) Afwijkende bevindingen


Ten vierde is de rangorde van de belangrijkste doelsectoren voor buitenlandse investeerders (be- en verwerkende industrie, ICT, vrije beroepen, groothandel en detailhandel, financiële activiteiten, vervoer) enigszins veranderd: de be- en verwerkende industrie kwam nu op de eerste plaats (in plaats van ICT in 2021) en professionele activiteiten op de derde (voorheen financiële activiteiten). In 2022 waren de BDI in de categorie be- en verwerkende industrie echter op meer (sub-)sectoren gericht.

Ten vijfde blijft de herkomst van de uiteindelijke investeerders (VS, Verenigd Koninkrijk, China, Japan, Kaaimaneilanden, Canada) die betrokken zijn bij zaken die op grond van de verordening zijn aangemeld, nagenoeg stabiel, hoewel het aandeel van de VS, het Verenigd Koninkrijk en China in 2022 enigszins is gedaald ten opzichte van 2021, terwijl het aandeel van Japanse investeerders is toegenomen. Verder waren de uiteindelijke investeerders in 2022 afkomstig uit 52 verschillende landen, tegenover 43 in 2021. Dit zou een aanwijzing kunnen zijn dat de EU haar openheid voor investeerders uit meer diverse landen verder heeft vergroot.

Ten zesde zijn er minder zaken met multi-jurisdictionele BDI-transacties behandeld: 20 % in 2022 tegenover 28 % in 2021.

6. Buitenlandse directe investeringen uit Rusland en Belarus in het kader van de Russische invasie van Oekraïne

Zoals reeds vermeld en uiteengezet in het vorige jaarverslag, heeft de Europese Commissie in april 2022 richtsnoeren36 voor de lidstaten inzake buitenlandse directe investeringen uit Rusland en Belarus vastgesteld om ervoor te zorgen dat bijzondere aandacht wordt besteed aan investeringen in kritieke EU-activa door entiteiten of personen die op een of andere manier banden hebben met de Russische of Belarussische overheid. In 2022 was Rusland goed voor minder dan 1,4 % van de gevallen die bij de Europese Commissie zijn aangemeld, en Belarus voor 0,2 %.

7. Sinds 1 januari 2022 genomen maatregelen en vooruitzichten

Dit derde verslag markeert de verdere versterking van een Europees beleid dat essentieel is voor de bescherming van de veiligheid en de openbare orde in de Unie. In 2022 stonden meer lidstaten op het punt een nationaal mechanisme voor de screening van BDI in te stellen, terwijl andere hun kaders verbeterden. Dankzij de BDI-samenwerking met partnerlanden, met name de VS via de werkgroep inzake BDI van de Handels- en Technologieraad, kon de EU het EU-screeningsysteem verder consolideren. Bijna drie jaar na de inwerkingtreding van de verordening is de EU nu een gevestigde actieve speler op het gebied van BDI-screening.

Dit verslag bevestigt verder de toegevoegde waarde van de BDI-verordening en van het samenwerkingsmechanisme van de EU, dat waardevol en efficiënt is gebleken.

In 2022 waren er geen meldingen van lekken over kennisgevingen, adviezen of andere maatregelen in het kader van de BDI-verordening. Een passende behandeling en bescherming van informatie die voor de toepassing van de artikelen 6, 7 en 8 van de verordening wordt ingediend, is van vitaal belang voor het waarborgen van het vereiste vertrouwen tussen alle betrokken partijen (partijen bij een transactie, de kennisgevende lidstaat, de 26 andere lidstaten en de Europese Commissie).

De Europese Commissie is ingenomen met het feit dat extra lidstaten op het punt staan een nationaal mechanisme voor BDI-screening in te voeren of hun bestaande mechanismen voor mogelijk risicovolle buitenlandse investeringen verder te versterken. Zij verwacht ten stelligste dat alle lidstaten in de nabije toekomst over een alomvattend nationaal mechanisme voor de screening van buitenlandse directe investeringen zullen beschikken. De Commissie moedigt de lidstaten aan doeltreffend gebruik te maken van hun screeningmechanisme. Dit zou rechtstreeks bijdragen tot de gedeelde veiligheidsdoelstelling. Zoals gesteld in de recente Mededeling over een Europese strategie voor economische veiligheid37, moeten “De lidstaten die nog geen nationaal BDI-screeningmechanisme hebben ingevoerd, [...] dit zo snel mogelijk doen.” De toename van het aantal lidstaten met een nationaal BDI-screeningmechanisme moet logischerwijze leiden tot meer gemelde gevallen en aldus tot een intensivering van het gebruik van het samenwerkingsmechanisme van de EU. Aangezien het economische klimaat onzeker blijft, is het aantal en de aard van de toekomstige kennisgevingen echter moeilijk te voorspellen.

Wat de mogelijkheden voor toekomstige ontwikkelingen betreft, is de Europese Commissie in 2021 gestart met een studie over het BDI-samenwerkingsmechanisme, die is bekendgemaakt in oktober 202238. Het doel daarvan was de samenhang tussen de screenings door de nationale autoriteiten en de Europese Commissie te beoordelen. Beoogd werd ook het identificeren van significante efficiëntie- of doeltreffendheidskwesties in het licht van de beleidsdoelstellingen van de Verordening screening BDI39. De studie droeg bij tot de reflectie van de Commissie over de noodzaak van een herziening van de Verordening screening BDI in 2023, samen met de ervaring die sinds de inwerkingtreding van dit instrument is opgedaan.

De Europese Commissie en de lidstaten hebben sinds oktober 2020 meer dan 1 000 BDI-transacties onderzocht. In dit verband is op 14 juni 2023 een openbare raadpleging gestart, die op 14 juli 2023 is afgesloten. In de mededeling over de Europese strategie voor economische veiligheid 40 van 20 juni 2023 werd aangekondigd dat de Commissie het huidige kader evalueert en vóór eind 2023 een herziening van de Verordening screening BDI zal voorstellen.

De diensten van de Commissie werken aan de voorbereiding van deze herziening.

1 Verordening (EU) 2019/452 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Unie (PB L 79I van 21.3.2019, blz. 1).

2 Pitchbook, Global M&A report 2022, januari 2023

3 OECD, FDI IN FIGURES, april 2023 – www.oecd.org/corporate/mne/statistics">https://www.oecd.org/corporate/mne/statistics

4 De hier verstrekte gegevens voor de afgelopen jaren zijn door de OESO herzien. Zij verschillen dus van de gegevens in het tweede jaarverslag over BDI-screening.

5 Buitenlandse directe investeringen kunnen twee verschillende vormen aannemen: greenfieldinvesteringen, en fusies en verwervingen. Internationale greenfieldinvesteringen bestaan doorgaans uit het oprichten van een nieuwe onderneming of het opzetten van structuren in het buitenland, terwijl het bij een internationale fusie of verwerving gaat om de eigendomsoverdracht van bestaande activa in verband met een economische activiteit aan een eigenaar in het buitenland.

6De belangrijkste offshoregebieden naar aantal fusies en verwervingen of greenfieldinvesteringen zijn (in alfabetische volgorde): Bermuda, de Britse Maagdeneilanden, de Kaaimaneilanden, de Kanaaleilanden en Mauritius. Zie voor de volledige lijst van offshore financiële centra bv. het werkdocument van de diensten van de Commissie — Follow-up van de mededeling van de Commissie “Buitenlandse directe investeringen verwelkomen, maar vitale belangen beschermen” — SWD(2019) 108 final van 13 maart 2019.

7De verdeling van de sectoren in categorieën is ontleend aan de NACE (nomenclatuur van economische activiteiten) Rev. 2.1, zie: https://showvoc.op.europa.eu/#/datasets/ESTAT_Statistical_Classification_of_Economic_Activities_in_the_European_Community_Rev._2.1._%28NACE_2.1%29/data.

8 OESO-studie — Framework for Screening Foreign Direct Investment into the EU – assessing effectiveness and efficiency – 10.11.2022 - www.oecd.org/investment/investment-policy">https://www.oecd.org/investment/investment-policy


9Zie voor meer informatie het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie over BDI-screening.

10 De lijst van door de lidstaten aangemelde screeningmechanismen (laatstelijk bijgewerkt op 17 augustus 2023) is beschikbaar op

https://circabc.europa.eu/rest/download/7e72cdb4-65d4-4eb1-910b-bed119c45d47


11 Sommige lidstaten hebben geen melding gemaakt van enige onder hun screeningwetgeving vallende zaak. Sommige lidstaten hebben ook melding gemaakt van “overleg” over de vraag of gevallen onder de regeling vallen; die zijn in dit cijfer opgenomen.

12 De lidstaten hebben verschillende screeningprocedures. De gemelde gevallen zijn dus afhankelijk van de binnenlandse procedures (reikwijdte, voorafgaande of latere controle van de toepasselijkheid van de regeling, enz.). Zo verklaarden sommige lidstaten reeds voordat een formele screeningprocedure werd uitgevoerd dat gevallen niet onder de regeling vielen, terwijl andere de zaken eerst formeel screenden en pas daarna verklaarden dat zij er niet onder vielen. De grafieken en cijfers in dit hoofdstuk zijn bedoeld om de door de lidstaten gerapporteerde screeningactiviteiten nauwkeurig weer te geven, ongeacht hun nationale systeem.

13 Van het totale aantal gemelde gevallen dat door de lidstaten formeel is gescreend, werden de door één lidstaat ontvangen gevallen afgetrokken om tot de in figuur 6 weergegeven gegevens te komen. De reden hiervoor is dat die lidstaat gedeeltelijke informatie heeft verstrekt over ontvangen zaken en geen informatie heeft verstrekt over alle mogelijke uitkomsten van gemelde zaken.

14 Dit was 29 % in het tweede jaarverslag voor het hele jaar 2021 en 20 % in het eerste jaarverslag voor 2020.

15 In het vorige jaarverslag was dit 71 %.

16 Eén lidstaat meldde ook een algemeen cijfer over het aantal aanvragen om toestemming en twee (onvolledige) cijfers over de resultaten. Deze gevallen werden daarom afgetrokken om tot de gegevens in figuur 7 te komen. Bovendien werden sommige zaken verder behandeld in 2023 en was het resultaat ervan in 2022 onbekend, zodat deze ook zijn afgetrokken.

17 In 2022 werden er echter zaken uit 19 lidstaten behandeld: de Commissie heeft ambtshalve zaken geopend, met name met betrekking tot lidstaten zonder nationaal screeningmechanisme.

18 Zie https://ec.europa.eu/transparency/documents-register/detail?ref=COM(2022)433&lang=nl

19“Be- en verwerkende industrie” betreft activiteiten van ondernemingen die materialen omzetten in nieuwe producten. Dit omvat bijvoorbeeld de vervaardiging van elektrische apparatuur en motoren, van industriële machines en uitrusting, van wapens en munitie, van farmaceutische producten enz.

20 ICT staat voor informatie- en communicatietechnologieën. Dit omvat activiteiten van bedrijven die essentiële infrastructuur en instrumenten ter beschikking stellen voor het creëren, delen en verspreiden van kennis. Het betreft bijvoorbeeld computerprogrammering, het uitgeven van software, gegevensverwerking en -hosting en draadloze telecommunicatieactiviteiten.

21 Vrije beroepen omvatten activiteiten van advocaten- en accountantskantoren, alsmede advies- en ingenieursactiviteiten. Hiertoe behoren bijvoorbeeld activiteiten van hoofdkantoren, markt- en opinieonderzoekbureaus, consultancy, onderzoek & experimentele ontwikkeling op het gebied van biotechnologie.

22 Groot- en detailhandel omvat activiteiten in verband met geneesmiddelen, chemische producten, elektronische en telecommunicatieapparatuur en benodigdheden, computers, randapparatuur en software voor computers, metalen en metaalertsen enz.

23 In het eerste jaarverslag ging het om de be- en verwerkende industrie, ICT en groot- en detailhandel, ingedeeld onder respectievelijk de NACE-codes C, J en G. In het tweede jaarverslag ging het om ICT, be- en verwerkende industrie, en financiële activiteiten, ingedeeld onder respectievelijk de NACE-codes C, J en M.

24 Financiële activiteiten omvatten activiteiten van houdstermaatschappijen, fondsen of soortgelijke actoren in de financiële sector die het verwerven van een specifiek (aandelen-)belang in of zeggenschap over een doelonderneming tot doel hebben. Hiertoe behoren bijvoorbeeld fondsbeheeractiviteiten, activiteiten van holdings, financiële diensten en verzekeringsactiviteiten.

25 Aangezien zaken betrekking kunnen hebben op verschillende sectoren (d.w.z. NACE-codes), is het totaal in de grafiek hoger dan het totale aantal zaken waarvan in 2022 is kennisgegeven. De categorie “overige” omvat alle andere sectoren onder de 4 %, met name: energie, water, mijnbouw, vastgoed, bouwnijverheid, gezondheid enz.

26 De waarde, indien beschikbaar, heeft betrekking op de doelonderneming, die een in de EU gevestigde dochteronderneming van een groter bedrijfsdoelwit kan zijn. Het betreft de totale waarde van de transactie.

27 Nvt omvat blanco’s, niet beschikbaar/niet bekendgemaakt en niet van toepassing.

28 Van deze zaken werd 72 % afgesloten in fase 1. Zo werd in totaal 87 % van de zaken van 2022 afgesloten in fase 1.

29Het kennisgevingsformulier – een verzoek om informatie van een investeerder met het oog op kennisgevingen overeenkomstig artikel 6 van de verordening, en het document met veelgestelde vragen, dienen om een zekere mate van uniformiteit en een minimumniveau van informatie over de transactie, de investeerder en de doelonderneming te waarborgen dat in de kennisgeving uit hoofde van de verordening wordt verstrekt. Beide documenten zijn beschikbaar ophttps://policy.trade.ec.europa.eu/enforcement-and-protection/investment-screening_nl

30 Zoals vermeld in voetnoot 25, kan één zaak betrekking hebben op verschillende sectoren, zodat het totaal in de grafiek hoger is dan het totale aantal gemelde gevallen in 2022.

31 Zie vorige voetnoot.

32 Het waren negen lidstaten in het tweede verslag voor 47 zaken in fase 2, en zes lidstaten voor 36 zaken in fase 2 in het eerste verslag.

33 De andere landen van herkomst kunnen als volgt worden verdeeld: UAE (3,2 %), SGP (2,6 %), JEY (2 %) AUS (1,8 %), CHE (1,6 %); de resterende 28,8 % is verspreid over de hele wereld.

34“Multi-jurisdictionele BDI-transacties” zijn in dit verband BDI-transacties waarbij de doelonderneming een groep ondernemingen is die aanwezig is in meer dan één lidstaat (en mogelijk ook derde landen), bv. via dochterondernemingen in meer dan één lidstaat. Afhankelijk van de omstandigheden en van de bijzonderheden van het screeningmechanisme van de betrokken lidstaten wordt van dergelijke overeenkomsten kennisgegeven door meer dan één lidstaat, zij het zelden op gecoördineerde en gesynchroniseerde wijze.

35 Zie voetnoot 28.

36Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor de lidstaten met betrekking tot buitenlandse directe investeringen uit

Rusland en Belarus met het oog op de militaire agressie tegen Oekraïne en de beperkende maatregelen die zijn vastgesteld in recente verordeningen van de Raad betreffende sancties (PB C 151 I van 6.4.2022, blz. 1).

37 Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad betreffende een “Strategie voor economische veiligheid van de EU” — 20.6.2023 — JOIN(2023) 20 final https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52023JC0020

38 OESO-studie “Framework for Screening Foreign Direct Investment in the EU — Assessing effectiveness and efficiency” - https://www.oecd.org/investment/investment-policy

39 De specifieke doelstellingen van de studie zijn i) een overzicht te geven van de bestaande wetgeving van de lidstaten die momenteel over een screeningmechanisme beschikken; ii) na te gaan hoe de nationale wetgevingen en de Verordening screening BDI de interactie tussen nationale autoriteiten en met de Europese Commissie regelen in het kader van het samenwerkingsmechanisme dat is ingesteld bij de Verordening screening BDI; iii) vast te stellen of er in het huidige systeem van nationale wetgeving en de Verordening screening BDI significante problemen zijn die kunnen leiden tot minder effectieve en/of minder efficiënte resultaten in het licht van de beleidsdoelstellingen van de Verordening screening BDI, en iv) de noodzaak om de administratieve lasten voor investeerders en andere belanghebbenden in verhouding te houden tot de beleidsdoelstellingen en relevante overwegingen inzake veiligheid of openbare orde.

40 Zie voetnoot 37.

NL NL