Toelichting bij COM(2023)548 - Standpunt EU in de werkgroep douanevraagstukken in verband met het vervoer ten aanzien van het voorstel tot wijziging van het mandaat van de werkgroep

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de werkgroep douanevraagstukken in verband met het vervoer (WP.30) ten aanzien van de voorgenomen vaststelling van verscheidene wijzigingen van het mandaat van de werkgroep.

Inhoudsopgave

1.

Achtergrond van het voorstel



2.

2.1.Het mandaat van de werkgroep


Het mandaat van de werkgroep (“WP.30 ToR”) heeft tot doel de doelstellingen, het toepassingsgebied en de werking van de werkgroep te bepalen. Het mandaat is in oktober 2017 van kracht geworden 1 .

3.

2.2.De werkgroep douanevraagstukken in verband met het vervoer


De werkgroep douanevraagstukken in verband met het vervoer (WP.30) treedt op binnen het kader van de beleidsterreinen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (ECE) en valt onder het algemene toezicht van het Comité voor binnenlands vervoer (ITC).

Meer bepaald initieert en voert de WP.30-maatregelen uit die gericht zijn op de harmonisatie en de vereenvoudiging van regelgeving, regels en documentatie voor grensprocedures voor vervoer over land in het kader van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties.

Daarnaast beheert en monitort de WP.30 de uitvoering van de verdragen en overeenkomsten inzake douane en het faciliteren van grensoverschrijdingen onder haar auspiciën 2 . Zij bevordert ook mogelijke uitbreidingen van deze rechtsinstrumenten tot andere regio’s en stimuleert de toetreding van nieuwe landen. Ten slotte werkt zij samen met de Commissies van Beheer voor de TIR-overeenkomst (AC.2), van de Internationale Overeenkomst inzake de harmonisatie van de goederencontroles aan de grenzen (AC.3) en van de Overeenkomst inzake de douaneregeling voor containers die in het internationaal vervoer in poolverband worden gebruikt (AC.4).

De deelnemers aan de werkgroep zijn de lidstaten van de ECE en derde landen die overeenkomstsluitende partij zijn bij het rechtsinstrument onder auspiciën van de WP.30. Iedere deelnemer heeft één stem en besluiten over een van kracht zijnd rechtsinstrument worden slechts genomen in aanwezigheid van ten minste een derde van de overeenkomstsluitende partijen. Besluiten worden normaliter bij consensus genomen. Indien er geen consensus is, worden besluiten genomen met een meerderheid van de aanwezige deelnemers die hun stem uitbrengen.

De Unie is exclusief bevoegd op douanegebied. Als douane-unie en economische unie heeft de Unie echter geen stemrecht, naast dat van haar lidstaten. Alle lidstaten van de Unie zijn partij met stemrecht bij de overeenkomst.


4.

2.3.Het voorgenomen besluit van de werkgroep douanevraagstukken in verband met het vervoer


In oktober 2023 zal de werkgroep douanevraagstukken in verband met het vervoer tijdens haar 164e of een volgende zitting verscheidene wijzigingen aannemen met betrekking tot haar mandaat.

Doel van de nieuwe WP.30 ToR is de formulering ervan af te stemmen op het nieuwe mandaat van het Comité voor binnenlands vervoer (ITC ToR) 3 , dat door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (Ecosoc) 4 is goedgekeurd.

De WP.30 ToR is van toepassing vanaf het moment dat die door de WP.30 wordt vastgesteld.

5.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt


De Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN/ECE) is een regionale organisatie van de Verenigde Naties, maar sommige van haar activiteiten zijn van mondiaal belang.

Op 21 februari 2017 heeft het ITC een door commissaris Violeta Bulc ondertekende ministeriële resolutie aangenomen over het omarmen van het nieuwe tijdperk voor duurzaam vervoer en duurzame mobiliteit over land, waarin de rol van het ITC als een alomvattend regionaal en mondiaal platform voor de bestudering van alle aspecten van de ontwikkeling en samenwerking op het gebied van vervoer over land wordt benadrukt. De ministers riepen het ITC en haar ondersteunende organen met name op om te werken aan een betere regionale en intercontinentale connectiviteit, met bijzondere aandacht voor vervoersverbindingsprojecten tussen Europa en Azië, alsook aan deelname aan het “One Belt and One Road”-initiatief door middel van beleidscoördinatie, en aan het faciliteren van naadloos vervoer.

Om de mondiale rol van het ITC en haar ondersteunende orgaan in acht te nemen, zijn het mandaat en het reglement van orde van het ITC gewijzigd om de zogenaamde hybride benadering voor lidmaatschap te hanteren, wat betekent dat niet-ECE-lidstaten, met inbegrip van niet-leden van de Verenigde Naties, als volwaardig lid kunnen deelnemen aan onderdelen van de ITC-zittingen die betrekking hebben op rechtsinstrumenten waarbij zij partij zijn, en in andere delen in een adviserende capaciteit blijven.

Bijgevolg heeft de WP.30, als ondersteunend orgaan van het ITC, wijzigingen van haar mandaat voorbereid.

De Unie steunt het wijzigingsvoorstel.

De Unie is het er met name mee eens dat de titel van de groep wordt omgezet in “Wereldforum inzake douanevraagstukken in verband met het vervoer, met inbegrip van het faciliteren van grensoverschrijdingen”. Deze nieuwe naam onderkent de algemene reikwijdte van de werkzaamheden van de werkgroep douanevraagstukken en benadrukt de rol ervan voor de douane en het faciliteren van grensoverschrijdingen.

Daarnaast aanvaardt de Unie de opname van de verwijzing naar het Comité voor binnenlands vervoer in het nieuwe mandaat, zodat de niet-leden van de Verenigde Naties aan het toekomstige Wereldforum kunnen deelnemen. Deze nieuwe verwijzing vervangt de verwijzing naar het mandaat van de Economische Commissie voor Europa (ECE), op grond waarvan uitsluitend de leden van de Verenigde Naties, leden van de ECE of verdragsluitende partijen bij een verdrag onder auspiciën van de werkgroep aan vergaderingen konden deel deelnemen.

Tot slot steunt de Unie verscheidene redactionele wijzigingsvoorstellen om de rol, de taken en de betrekkingen van het toekomstige Wereldforum met andere intergouvernementele en niet-gouvernementele organisaties te verduidelijken.

De ontwerphandeling, met inbegrip van de voorgestelde wijzigingen, is aan de bijlage bij het voorstel voor een besluit van de Raad gehecht.

Rechtsgrondslag



6.

4.1.Procedurele rechtsgrondslag


7.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 5 .

8.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De werkgroep douanevraagstukken in verband met het vervoer is een door het Comité voor binnenlands vervoer van de Economische Commissie voor Europa opgericht orgaan, dat overeenkomstig een besluit van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties is opgericht 6 .

De door de werkgroep douanevraagstukken in verband met het vervoer vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling heeft beslissende invloed op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten: douane, vervoer en het faciliteren van grensoverschrijdingen. Dit komt doordat de EU-lidstaten, en soms de Europese Unie, partij zijn bij de meeste verdragen van de Verenigde Naties onder auspiciën van de WP.30.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de EER-overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

9.

4.2.Materiële rechtsgrondslag


10.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

11.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

12.

4.3.Conclusie


De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.