Toelichting bij COM(2023)527 - Standpunt EU in het Gespecialiseerd Comité voor de deelname aan programma’s van de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité voor deelname aan programma’s van de Unie (“het Gespecialiseerd Comité”) in verband met de beoogde wijziging van bijlage 47 “Tenuitvoerlegging van de financiële voorwaarden” (“bijlage 47”) bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de overeenkomst”) en de vaststelling van ontwerpprotocol I “Programma’s en activiteiten waaraan het Verenigd Koninkrijk deelneemt” (“protocol I”) en ontwerpprotocol II “Toegang van het Verenigd Koninkrijk tot in het kader van bepaalde programma’s en activiteiten ingestelde diensten waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt” (“protocol II”).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds

De handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (“het Verenigd Koninkrijk”), anderzijds (“de overeenkomst”), is op 1 januari 2021 in werking getreden1. In deel V “DEELNAME AAN PROGRAMMA’S VAN DE UNIE, GOED FINANCIEEL BEHEER EN FINANCIËLE BEPALINGEN” worden de regels vastgesteld voor de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan programma’s, activiteiten en diensten van de Unie.

In artikel 710, lid 1, van de overeenkomst is bepaald dat het Verenigd Koninkrijk deelneemt en bijdraagt aan de programma’s, activiteiten of, in uitzonderlijke gevallen, het onderdeel van programma’s of activiteiten van de Unie, waaraan het kan deelnemen, en die in protocol I zijn vermeld.

In artikel 731, lid 1, van de overeenkomst is bepaald dat ingeval het Verenigd Koninkrijk niet aan een programma of activiteit deelneemt, het niettemin toegang kan hebben tot diensten die in het kader van programma’s en activiteiten van de Unie worden verleend, onder de voorwaarden van de overeenkomst, de basishandelingen en andere regels met betrekking tot de uitvoering van programma’s en activiteiten van de Unie. Voorts wordt in artikel 731, lid 2, bepaald dat de diensten waaraan en de voorwaarden waaronder het Verenigd Koninkrijk deelneemt, moeten worden vastgesteld in protocol II.

De protocollen konden echter niet als onderdeel van de overeenkomst worden gesloten, aangezien de deelname aan de programma’s en activiteiten afhankelijk was van de voorafgaande inwerkingtreding van de niet vastgestelde basisbesluiten. Bijgevolg hebben de partijen een gezamenlijke verklaring uitgebracht over deelname aan programma’s van de Unie en toegang tot programmadiensten (“de gezamenlijke verklaring”).

Teneinde het Verenigd Koninkrijk vanaf begin 2024 bij bepaalde programma’s van de Unie te betrekken, is in artikel 1 van protocol I bepaald dat het Verenigd Koninkrijk [vanaf 1 januari 2024] deelneemt en bijdraagt aan de programma’s en activiteiten van de Unie, of onderdelen daarvan, die zijn vastgesteld bij de volgende basishandelingen:

- Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit 541/2014/EU, in zoverre die betrekking heeft op de regels die van toepassing zijn op de in artikel 3, lid 1, punt c), van die verordening bedoelde component (“Copernicus”);

- Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013, in zoverre die betrekking heeft op de regels die van toepassing zijn op de in artikel 1, lid 2, punten a) en b), van die verordening bedoelde componenten;

- Besluit (EU) 2021/764 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Besluit 2013/743/EU.

Artikel 1 van protocol II bepaalt voorts dat het Verenigd Koninkrijk toegang heeft tot de volgende diensten, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de overeenkomst, de basisbesluiten en alle andere regels met betrekking tot de uitvoering van de desbetreffende programma’s en activiteiten van de Unie:

- ruimtebewaking- en -trackingdiensten (SST) als gedefinieerd in artikel 55 van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie en het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU.

De protocollen I en II zijn van toepassing vanaf het vierde jaar van het meerjarig financieel kader 2021-2027 van de Unie. Het Verenigd Koninkrijk zal in de jaren 2021-2023 niet betrokken zijn bij bovengenoemde programma’s van de Unie. Daarom zijn wijzigingen in bijlage 47 noodzakelijk.

Het Gespecialiseerd Comité voor de deelname aan programma’s van de Unie is ingesteld bij artikel 8, lid 1, punt s), van de overeenkomst.

In artikel 714, lid 11, van de overeenkomst is bepaald dat het Gespecialiseerd Comité voor de deelname aan programma’s van de Unie bijlage 47 kan wijzigen. In artikel 710, lid 2, en artikel 731, lid 3, van de overeenkomst is ook bepaald dat het Gespecialiseerd Comité voor de deelname aan programma’s van de Unie protocol I en protocol II moet vaststellen.

2.2. De beoogde handelingen van het Gespecialiseerd Comité inzake de deelname aan programma’s van de Unie

Het Gespecialiseerd Comité moet bijlage 47 wijzigen en de protocollen I en II (“de beoogde handelingen”) vaststellen.

Het doel van de beoogde handelingen is de deelname van het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk aan programma’s van de Unie en toegang tot programmadiensten mogelijk te maken, zoals hierboven uiteengezet.

De beoogde handelingen zullen als onderdeel van de overeenkomst voor de partijen bindend worden overeenkomstig artikel 778, lid 1, van de overeenkomst, waarin is bepaald dat de protocollen, bijlagen, aanhangsels en voetnoten van en bij deze overeenkomst integrerend deel van deze overeenkomst uitmaken. Overeenkomstig artikel 9 juncto regel 13, punt 1, van bijlage 1 bij de overeenkomst moet in besluiten van het Gespecialiseerd Comité de datum worden vermeld waarop zij van kracht worden.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Voorgesteld wordt in te stemmen met de vaststelling van de protocollen I en II en met de wijziging van bijlage 47 bij de overeenkomst wat betreft de deelname van het Verenigd Koninkrijk en entiteiten van het Verenigd Koninkrijk aan programma’s van de Unie.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt”1.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

Het Gespecialiseerd Comité voor de deelname aan programma’s van de Unie is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de overeenkomst.

De door het Gespecialiseerd Comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 778, lid 1, van de overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component2.

Wanneer een beoogde handeling tegelijkertijd meerdere onlosmakelijk met elkaar verbonden doelstellingen of componenten heeft, zonder dat de ene ondergeschikt is aan de andere, moet een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit bij wijze van uitzondering de verschillende desbetreffende rechtsgrondslagen als materiële rechtsgrondslag hebben.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De beoogde handeling heeft doelstellingen en componenten op het gebied van onderzoek, technische ontwikkeling en ruimtevaart. Deze elementen van de beoogde handeling zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zonder dat het ene ondergeschikt is aan het andere.

Het voorgestelde besluit heeft derhalve de volgende artikelen als materiële rechtsgrondslag: het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3, artikel 182, leden 1 en 4, artikel 183, artikel 188, tweede alinea en artikel 189, lid 2.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 173, lid 3, artikel 182, leden 1 en 4, artikel 183, artikel 188, tweede alinea, en artikel 189, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien het door het Gespecialiseerd Comité voor de deelname aan programma’s van de Unie te nemen besluit tot wijziging van bijlage 47 en tot vaststelling van de protocollen I en II rechtsgevolgen heeft, is het passend het besluit van het Gespecialiseerd Comité voor de deelname aan programma’s van de Unie na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.