Toelichting bij COM(2023)381 - Beschikbaarstelling van middelen uit het Solidariteitsfonds van de EU voor bijstand aan Roemenië en Italië in verband met natuurrampen in 2022 en aan Turkije in verband met de aardbevingen in februari 2023

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

Dit besluit heeft betrekking op de beschikbaarstelling, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad1 (hierna “de verordening” genoemd), van een bedrag van 454 835 030 EUR uit het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (hierna “het SFEU” genoemd) voor het verlenen van steun aan Roemenië en Italië naar aanleiding van natuurrampen die zich in 2022 in die landen hebben voorgedaan en aan Turkije naar aanleiding van de aardbevingen in februari 2023.

Deze beschikbaarstelling gaat vergezeld van Besluit nr. 10/2023, waarin wordt voorgesteld een bedrag van 446 836 375 EUR van de reservelijn van de reserve voor solidariteit en noodhulp (hierna de “SEAR” genoemd) naar het operationele begrotingsonderdeel van het SFEU over te dragen, in de vorm van zowel vastleggingen als betalingen. In aanvulling op de overgedragen kredieten uit de reservelijn van de SEAR zal deze beschikbaarstelling worden gefinancierd door gebruik te maken van het bedrag van 7 998 655 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten dat reeds overeenkomstig artikel 4 bis, lid 4, van de SFEU-verordening in de algemene begroting 2023 is opgenomen.

2. Informatie en voorwaarden

2.1 Roemenië – grote ramp: droogte

Tussen maart en augustus 2022 werd Roemenië getroffen door een ernstige en uitgebreide droogte met drie grote pieken, respectievelijk eind maart, medio april en juli-augustus.

Hierop heeft Roemenië financiële steun uit het SFEU aangevraagd.

Op 6 september 2022 heeft Roemenië een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties na de droogte in de zomer van 2022.

Roemenië heeft een bijdrage uit het SFEU aangevraagd binnen de termijn van twaalf weken vanaf de datum waarop de overheidsinstanties de eerste officiële maatregelen tegen de gevolgen van de ramp hebben genomen, namelijk 16 juni 2022. De aanvraag bevat alle informatie die door artikel 4 van de verordening wordt voorgeschreven.

De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.

De Roemeense autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp op 1,31 miljard EUR. Dit bedrag overschrijdt de drempel van 0,6 % van het bruto nationaal inkomen (bni) voor Roemenië voor een “grote natuurramp”, namelijk 1 290,495 miljoen EUR in 2022. Derhalve kan de ramp worden aangemerkt als een “grote natuurramp” in de zin van artikel 2, lid 2, van de verordening.

De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de verordening.

Roemenië heeft niet verzocht om betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 4 bis van de verordening.

Sinds maart 2022 heeft ernstige droogte het zuidoosten van Roemenië bijzonder hard getroffen. De teelt van gewassen ondervond negatieve gevolgen van de droogte en twee opeenvolgende hittegolven van eind juni - begin juli 2022. Neerslag kwam te laat om de stress bij de vegetatie en de gewassen te compenseren en te verlichten. Als gevolg nattere en koelere weersomstandigheden eind augustus en begin september namen de warmte en de droogte in het najaar af. Roemenië was ook een van de landen die het zwaarst getroffen werden door bosbranden in 2022. Uit gegevens van het Europees Bosbrandinformatiesysteem (EFFIS) blijkt dat ongeveer 163 536 hectare in vlammen is opgegaan. In 2022 waren de bosbranden in Roemenië voornamelijk geconcentreerd in twee regio’s: de westelijke gebieden van het land waar de meest getroffen vegetatietypen bossen en kreupelbos in overgangsgebied waren en de Donaudelta in het oosten van het land, waar een aanzienlijk aantal grote branden plaatsvonden.

De Roemeense autoriteiten verzochten niet om bijstand via het Uniemechanisme voor civiele bescherming.

Roemenië heeft de kosten voor nood- en herstelactiviteiten die volgens artikel 3, lid 2, van de verordening subsidiabel zijn, op 34,69 miljoen EUR geraamd. Het heeft ook een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten van noodacties (meer dan 22,35 miljoen EUR) heeft betrekking op reddingsdiensten, waaronder brandbestrijding, watervoorziening aan de bevolking en de getroffen landbouwgebieden. Het op één na grootste deel van de kosten heeft betrekking op reinigingswerkzaamheden in de geteisterde gebieden inclusief natuurgebieden en bedraagt 9,73 miljoen EUR. Het op twee na grootste deel van de kosten betreft het herstel van de werking van de infrastructuur op het gebied van watervoorziening en afvalwaterbeheer, en vervoer en bedraagt 2,6 miljoen EUR.

Wat betreft de wetgevingsmaatregelen om de negatieve gevolgen van de droogte en hittegolven van 2022 te verzachten, zijn er op lokaal niveau na juni 2022 actieplannen opgezet. Wegens de droogte van 2007 is in 2008 het Nationaal Comité voor de bestrijding van droogte, bodemdegradatie en woestijnvorming opgericht. In 2010 heeft het Comité een nationale strategie ontwikkeld om de gevolgen van droogte te beperken en bodemdegradatie en woestijnvorming op korte, middellange en lange termijn te voorkomen en te bestrijden. In 2020 heeft Roemenië een nationaal rampenrisicobeheerplan goedgekeurd. Van de tien beoordeelde risico’s wordt in de periode 2020-2028 prioriteit gegeven aan vijf natuurlijke risico’s: aardbevingen, overstromingen, bosbranden, epidemieën/pandemieën en droogte.

Op het moment van de indiening van de aanvraag liepen tegen Roemenië geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.

De Roemeense autoriteiten hebben niet aangegeven dat de subsidiabele kosten door verzekeringen werden gedekt.


2.2 Italiaanse – regionale ramp: overstroming in de regio Marche

Sinds de vroege middag van 15 september 2022 zijn de centrale Italiaanse regio’s, met inbegrip van de regio Marche, getroffen door hevige regenval, die heeft geleid tot rivieroverstromingen en stortvloeden.

Hierop heeft Italië financiële steun uit het SFEU aangevraagd.

Op 8 december 2022 heeft Italië een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de overstromingen in september 2022.

Italië heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 15 september 2022 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat alle informatie die door artikel 4 van de verordening wordt voorgeschreven.

De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.

In de aanvraag werd de gebeurtenis voorgesteld als een “regionale natuurramp” overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de verordening. Dat is elke natuurramp in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat die tot directe schade van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product (bbp) van die regio leidt. De Italiaanse autoriteiten ramen de totale directe schade van de ramp op 837,56 miljoen EUR. Dit bedrag vertegenwoordigt 1,98 % van het bbp van de regio Marche en overschrijdt de toepasselijke drempel voor “regionale rampen” van 1,5% van het regionale bbp, die in 2022 neerkwam op 635,88 miljoen EUR. In het licht van het bovenstaande kan de ramp worden aangemerkt als een “regionale natuurramp”.

De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de verordening.

Italië heeft niet verzocht om betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 4 bis van de verordening.

Tussen 15 en 17 september 2022 zijn de centrale Italiaanse regio’s getroffen door hevige regenval die heeft geleid tot rivieroverstromingen en stortvloeden. Met name de stormcellen die zich aan de Umbriaanse zijde van de Apennijnen hebben ontwikkeld, hebben het berggebied van de Marche getroffen, waarbij op 15 september 2022 hevige en lokale onweersbuien zijn losgebarsten met een ongeziene neerslagdiepte. Als gevolg van de extreme meteorologische gebeurtenis hebben de provincies Pesaro-Urbino, Ancona en Macerata te maken gehad met overstromingen en erosie langs de hoofd- en secundaire rivieren, die hebben geleid tot de vernieling of beschadiging van infrastructuur, grootschalige overstromingen in het overstromingsgebied en schade aan zowel openbare als particuliere gebouwen en goederen. Drie rivieren zijn ook buiten hun oevers getreden en hebben de omliggende gebieden overstroomd. Het totale gebied dat door de extreme weersomstandigheden is getroffen, vertegenwoordigt 43 % van het totale landoppervlak van de regio Marche. De gevolgen van de gebeurtenis waren dramatisch. Naast de grote economische verliezen kwamen twaalf mensen om het leven.

De Italiaanse autoriteiten hebben geen hulp aangevraagd via het Europese Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC), maar de Italiaanse civiele bescherming heeft het ERCC op de hoogte gehouden van het verloop van de activiteiten op het gebied van rampenbeheersing.

Italië heeft de kosten voor nood- en herstelactiviteiten die volgens artikel 3, lid 2, van de verordening subsidiabel zijn, op 169,07 miljoen EUR geraamd. Het heeft ook een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten van de noodacties (meer dan 67,57 miljoen EUR) betreft voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten. Het op één na grootste deel van de kosten betreft het herstel van de werking van de infrastructuur en de installaties op het gebied van energie- en watervoorzieningen, afvalwatersystemen, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs en bedraagt 59,85 miljoen EUR. Het op twee na grootste deel van de kosten heeft betrekking op reinigingswerkzaamheden in het geteisterde gebied en bedraagt 23,66 miljoen EUR. Het op drie na grootste deel van de kosten heeft betrekking op de veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op bescherming van het culturele erfgoed gerichte maatregelen en bedraagt 17,99 miljoen EUR.

Italië heeft Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 omgezet bij wetsbesluit nr. 49 van 23 februari 2010 betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2007/60/EG over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s. In wetsbesluit nr. 49/2010 is bepaald dat overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten moeten worden vastgesteld voor gebieden die op grond van dezelfde wetgeving zijn afgebakend. Bovendien moest vóór 22 december 2015 een overstromingsrisicobeheersplan, verdeeld in stroomgebiedsdistricten, worden goedgekeurd.

Op de datum waarop de aanvraag werd ingediend, liepen tegen Italië geen inbreukprocedures op het vlak van de Uniewetgeving in verband met de aard van de ramp.

De Italiaanse autoriteiten hebben niet aangegeven dat de subsidiabele kosten door verzekeringen werden gedekt.


2.3 Turkije – grote ramp: aardbevingen

Op 6 februari 2023 is de regio van Kahramanmaraş (dicht bij de grens met het noorden van Syrië) in het zuiden van Turkije getroffen door twee grote aardbevingen met een kracht van respectievelijk 7,8 Mw en 7,5 M w2). Op 20 februari vond nogmaals een zware aardbeving plaats van 6,3 Mw waarbij de regio van Hatay werd getroffen.

Hierop heeft Turkije financiële steun uit het SFEU aangevraagd.

Op 20 april 2023 heeft Turkije een aanvraag ingediend voor een financiële bijdrage uit het SFEU ter financiering van nood- en herstelacties naar aanleiding van de aardbevingen in februari 2023. Turkije is een land dat betrokken is bij toetredingsonderhandelingen met de Unie en komt daarom overeenkomstig artikel 2, lid 1, van de SFEU-verordening in aanmerking voor steun uit het SFEU.

Turkije heeft de aanvraag voor een bijdrage uit het SFEU ingediend binnen de termijn van twaalf weken na de eerste schade die door de ramp op 6 februari 2023 werd veroorzaakt. De aanvraag bevat alle informatie die door artikel 4 van de verordening wordt voorgeschreven.

De ramp heeft een natuurlijke oorzaak en valt derhalve onder het toepassingsgebied van het SFEU.

De Turkse autoriteiten ramen de totale directe schade veroorzaakt door de ramp op 81,7 miljard EUR. De Commissie heeft 78,8 miljard euro als plausibele totale directe schade aanvaard. Dit bedrag overschrijdt de voor Turkije geldende drempel voor “grote natuurramp” van 3 000 miljoen EUR in prijzen van 2011, wat overeenkomt met 3 804,725 miljoen EUR in lopende prijzen in 2023. Derhalve kan de ramp worden aangemerkt als een “grote natuurramp” in de zin van artikel 2, lid 2, van de verordening.

De totale directe schade vormt de basis voor de berekening van de financiële bijdrage uit het SFEU. De financiële bijdrage mag enkel worden gebruikt voor noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel als gedefinieerd in artikel 3 van de verordening.

Turkije is een land dat betrokken is bij toetredingsonderhandelingen met de Unie en dus geen EU-lidstaat, en komt derhalve niet in aanmerking voor de betaling van een voorschot overeenkomstig artikel 4 bis van de verordening.

De twee grote aardbevingen van 6 februari 2023 hebben grootschalige schade veroorzaakt en tienduizenden mensen het leven gekost. In de drie daaropvolgende weken waren er meer dan 10 000 naschokken. Op 20 februari vond nogmaals een aardbeving plaats van 6,3 Mw waarbij de regio van Hatay werd getroffen. De seismische sequentie was het resultaat van ondiepe zijschuiving. De aardbeving met een kracht van 7,8Mw van 6 februari 2023 is de zwaarste aardbeving in Turkije sinds de aardbeving van 1939 in Erzincan van dezelfde magnitude en samen deze aardbeving van 1939 de op één na zwaarste aardbeving ooit gemeten in Turkije, na de aardbeving in Noord-Anatolië van 1668.

Als gevolg van de aardbevingen zijn meer dan vijftigduizend mensen omgekomen en is er in elf provincies aanzienlijke materiële verliezen geleden. Uit de schaderaming blijkt dat bijna 1 miljoen gebouwen schade hebben geleden, waarvan ongeveer 280 000 ingestort of zwaar beschadigd zijn. De aardbevingen hebben ernstige schade toegebracht aan wegen, spoorwegen, communicatie, energievoorzieningen, aardgasnetwerken en waterinfrastructuur. Naar schatting 14 miljoen mensen, ofwel 16 % van de Turkse bevolking, werden getroffen. Naar aanleiding van de aardbevingen zijn in de regio 271 060 hulpverleners ingezet, waaronder 35 250 hulpverleners bij de opsporings- en reddingsdiensten. Duizenden zware machines, 75 vliegtuigen en 108 helikopters zijn in de regio ingezet. In de eerste maanden werden in de getroffen regio 332 tentenkampen en 189 containerdorpen opgericht. In de door de aardbeving getroffen regio hebben bijna 1,6 miljoen mensen onderdak gekregen. In andere provincies wordt aan 329 960 door de ramp getroffen burgers onderdak verleend. Daarnaast zijn er in Turkije ongeveer 3,5 miljoen Syriërs die tijdelijke bescherming genieten, geregistreerd. De getroffen regio herbergt meer dan 1, 7 miljoen Syriërs die tijdelijke bescherming genieten.

Naast de inzet van alle beschikbare nationale strijdkrachten werd ook om internationale humanitaire en civiele bescherming verzocht. Turkije neemt deel aan het Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM). Na de activering van het Uniemechanisme voor civiele bescherming door Turkije hebben 20 EU-lidstaten samen met Albanië, Montenegro, Noorwegen en Servië teams of bijstand aangeboden in coördinatie met het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC) van de EU en de Turkse autoriteiten.

Op 20 maart 2023 hebben de Commissie en het Zweedse voorzitterschap van de Raad, in overleg met de Turkse autoriteiten, een internationale donorconferentie georganiseerd. Tijdens deze conferentie heeft de Commissie toegezegd Turkije met 1 miljard euro te steunen.

Turkije heeft de kosten voor nood- en herstelactiviteiten die volgens artikel 3, lid 2, van de verordening subsidiabel zijn, op 15,109 miljard EUR geraamd. Het heeft ook een uitsplitsing naar soort activiteiten verschaft. Het grootste deel van de kosten van de noodacties (meer dan 9,1 miljard EUR) betreft het herstel van de infrastructuurvoorzieningen op het gebied van gezondheidszorg, onderwijs, vervoer en andere werkterreinen. Het op één na grootste onderdeel van de kosten heeft betrekking op voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten en bedraagt 3,3 miljard EUR. Het op twee na grootste deel van de kosten heeft betrekking op reinigingswerkzaamheden in de geteisterde gebieden inclusief natuurgebieden en bedraagt 2 miljard EUR. Het op drie na grootste deel van de kosten heeft betrekking op veiligstelling van de preventieve infrastructuur en op bescherming van het culturele erfgoed gerichte maatregelen en bedraagt 0,6 miljard EUR.

De Turkse autoriteiten hebben de door de verzekering gedekte kosten niet opgenomen in de berekening van de in aanmerking komende kosten.


2.4 Conclusie

In het licht van de bovenstaande overwegingen en na beoordeling van de ingediende informatie concludeert de Commissie dat de in de door Roemenië, Italië en Turkije ingediende aanvragen bedoelde rampen voldoen aan de voorwaarden van de verordening voor de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU.

3. Financiering uit de SFEU-toewijzingen 2023

Krachtens Verordening (EU, Euratom) nr. 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-20273 (hierna de “MFK-verordening” genoemd), en met name artikel 9, kan de reserve voor solidariteit en noodhulp worden gebruikt ter financiering van het SFEU. In punt 10 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer4 (IIA), alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen, zijn de nadere regels vastgesteld voor de beschikbaarstelling van middelen uit het SFEU in het kader van de SEAR.

Aangezien solidariteit de belangrijkste reden voor de oprichting van het SFEU was, is de Commissie van mening dat de SFEU-steun progressief moet zijn. Het deel van de schade dat de drempel voor SFEU-steun bij een “grote natuurramp” overstijgt (0,6 % van het bni of, indien dit bedrag lager is, 3 miljard EUR in prijzen van 2011) geeft bijgevolg recht op een hogere steunintensiteit dan het deel van de schade onder de drempel. Dat betekent dat het steunbedrag voor een land dat is getroffen door een ramp die voldoet aan de voorwaarden voor een “grote natuurramp” wordt berekend door twee bedragen bij elkaar op te tellen: 2,5 % van de totale directe schade onder de drempel en 6 % voor het deel van de totale directe schade boven de drempel.

Het percentage dat wordt toegepast voor het bepalen van de steunbedragen voor “regionale natuurrampen”, die onder de nationale drempel blijven, bedraagt 2,5 % van de totale directe schade. De bijdrage mag de geraamde totale kosten van de subsidiabele acties niet overschrijden.

De methode voor het berekenen van de steun is in het SFEU-jaarverslag 2002-2003 beschreven en door de Raad en het Europees Parlement goedgekeurd. De Commissie stelt de begrotingsautoriteit derhalve voor de volgende bedragen beschikbaar te stellen voor de aanvragen van Roemenië en Italië:

LidstatenKwalificatie van de rampTotale directe schade

(in EUR)
Drempel voor regionale natuurrampen
(in EUR)
Drempel grote ramp (in EUR)2,5 % van de totale directe schade tot de drempel voor grote rampen (in EUR)6 % van de directe schade boven maximum (in EUR)Voorgesteld totaal steunbedrag in EUR
Roemenië - droogteGroot

(art. 2, lid 2)
1 317 721 000n.v.t.1 290 495 00032 262 3751 633 56033 895 935
Italië – overstromingRegionaal

(art. 2, lid 3)
837 563 818635 880 000n.v.t.20 939 095n.v.t.20 939 095
TOTAAL54 835 030


Overeenkomstig artikel 9, lid 2, van de MFK-verordening bedraagt het totale jaarlijkse maximumbedrag voor de SEAR 1 200 000 000 EUR in prijzen van 2018 ofwel 1 324 897 000 EUR in lopende prijzen. In artikel 9, lid 4, van de MFK-verordening is bepaald dat 25 % van de totale jaarlijkse SEAR-toewijzing (331 224 250 EUR in lopende prijzen voor 2023) vanaf 1 oktober voor alle componenten van de SEAR beschikbaar komt. Overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de MFK-verordening is het maximumbedrag dat uit het SFEU beschikbaar kan worden gesteld, 50 % van de totale SEAR-toewijzing na aftrek van de bovengenoemde 25 %.

Het maximumbedrag dat door het SFEU vanuit de SEAR-toewijzing voor 2023 thans beschikbaar kan worden gesteld, bedraagt derhalve 496 836 375 EUR. Overeenkomstig artikel 4 bis, lid 4, van de SFEU-verordening is het bedrag van 50 000 000 EUR reeds opgenomen in de algemene begroting 2023 voor de betaling van mogelijke toekomstige voorschotten.

Beschikbaar bedrag in het kader van het SFEU in 2023:
Totaal jaarlijkse SEAR-toewijzing 20231 324 897 000
Jaarlijkse toewijzing uit SEAR 2023 voor SFEU 496 836 375
- Voor Roemenië en Italië beschikbaar te stellen bedrag
- 54 835 030
Nog beschikbaar te stellen bedrag (inclusief 50 miljoen EUR in de begroting overeenkomstig artikel 4 bis, lid 4, van de SFEU-verordening)442 001 345


Wat betreft de aanvraag van Turkije, is dezelfde methode voor het berekenen van de steun toegepast als die welke in het SFEU-jaarverslag 2002-2003 is beschreven en door de Raad en het Europees Parlement is goedgekeurd.

Kwalificatie van de rampTotale directe schade

(in EUR)
Drempel voor grote natuurrampen

(in EUR)
2,5 % van de totale directe schade tot de drempel voor grote rampen

(in EUR)
6 % van de directe schade boven maximum (in EUR)Potentieel steunbedrag

(in EUR)
Voorgesteld totaal steunbedrag in EUR
Turkije – aardbevingGroot

(art. 2, lid 2)
78 799 164 1823 804 725 00095 118 1254 499 666 3514 594 784 476400 000 000


De berekening van de potentiële SFEU-steun voor Turkije leidt tot een bedrag dat de beschikbare begrotingsmiddelen in dit stadium overschrijdt. De Commissie stelt voor middelen uit het SFEU beschikbaar te stellen voor Turkije in overeenstemming met het verwachte bedrag van de SFEU-steun in het kader van de toezegging van de Commissie op de internationale donorconferentie van 20 maart 2023, namelijk 400 miljoen EUR. Na deze beschikbaarstelling zal het resterende bedrag 42 001 345 EUR bedragen.