Toelichting bij COM(2023)364 - Eurobankbiljetten en -munten als wettig betaalmiddel

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De komst van de euro als gemeenschappelijke Europese munt was een belangrijke stap vooruit bij de Europese integratie. Eurocontanten zijn een belangrijk betaalmiddel1, aangezien burgers en detailhandelaren bij hun dagelijkse transacties eurocontanten gebruiken om betalingen te verrichten of wisselgeld te geven in de eurozone. Contanten zijn het enige betaalmiddel dat rechtstreekse betalingen in persoon mogelijk maakt, met onmiddellijk afwikkeling en zonder tussenkomst van een derde of gebruik van elektronische apparatuur.

De toename van het aantal elektronische betalingen, een trend die door COVID-19 is versneld, heeft tot een algemene daling van het aantal contante betalingen geleid en door de afbouw van de netwerken van geldautomaten in een aantal lidstaten is de toegang tot contanten in het gedrang gekomen. De reikwijdte en betekenis van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van contant geld is daardoor hoger op de beleidsagenda van de EU komen te staan, zoals beschreven in de strategie voor retailbetalingen van de Commissie en in het licht van het recente arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie ter zake2.

Dit arrest is van belang omdat het de belangrijkste aspecten van het begrip wettig betaalmiddel in de jurisprudentie van het Hof verankert, waar die aspecten tot nu toe alleen te vinden waren in de aanbeveling van de Commissie van 22 maart 2010 betreffende de draagwijdte en de gevolgen van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van eurobankbiljetten en -munten3. Hoewel het Unierecht eurobankbiljetten en -munten rechtstreeks de hoedanigheid van wettig betaalmiddel toekent, is het begrip wettig betaalmiddel noch in het primaire, noch in het secundaire Unierecht gedefinieerd. In zijn arrest in de zaken betreffende wettige betaalmiddelen heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat het in artikel 128, lid 1, VWEU gebezigde begrip “wettig betaalmiddel” voor eurobankbiljetten een Unierechtelijk begrip is dat in de gehele Unie autonoom en uniform moet worden uitgelegd. Het begrip wettig betaalmiddel zoals uitgelegd door het Hof houdt voor eurobankbiljetten het volgende in: i) verplichte aanvaarding, ii) tegen volledige nominale waarde en iii) de mogelijkheid om zich van betalingsverplichtingen te kwijten4, zoals uiteengezet in punt 1 van de aanbeveling van de Commissie van 2010.

Om de doeltreffendheid van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel in de praktijk te bewaren, is het van cruciaal belang de vlotte toegang tot eurocontanten te verzekeren, want als burgers geen toegang hebben tot contanten, zullen zij er ook niet mee kunnen betalen en wordt de effectieve hoedanigheid van wettig betaalmiddel ondermijnd.

Dit voorstel zorgt er dan ook voor dat de fysieke vorm van centralebankgeld, eurocontanten, aanwezig blijft, beschikbaar blijft en verder wordt aanvaard door alle ingezetenen en ondernemingen van de eurozone.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Naast de relevante bepalingen van de Verdragen (artikel 3, lid 1, punt c), VWEU en de artikelen 127 tot en met 133 VWEU), artikel 11 van Verordening 974/98 over de invoering van de euro, waarbij euromunten de hoedanigheid van wettig betaalmiddel wordt verleend5, de aanbeveling van de Commissie van 2010 en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vaststelling van de digitale euro (dat naast het onderhavige voorstel wordt aangenomen)6, bestaan er geen beleidsbepalingen op het desbetreffende beleidsdomein, te weten het monetaire recht als onderdeel van het monetair beleid van de eurozone.

Het onderhavige voorstel strookt met deze bepalingen van primair recht. De verordening strookkt met name met de aanbeveling van de Commissie van 2010, waarin een gemeenschappelijke definitie van het begrip wettig betaalmiddel is gegeven. Om de samenhang tussen de twee vormen van centralebankgeld (digitale euro en eurocontanten) te verzekeren, zal de digitale euro in samenhang met contanten als wettig betaalmiddel worden gereguleerd, onverminderd de verschillen tussen deze vormen van de euro. Het voorstel vormt een aanvulling op het voorstel voor een verordening betreffende de vaststelling van de digitale euro, aangezien de digitale euro een aanvulling moet vormen op contanten en deze niet hoort te vervangen. Daarom doet de Commissie een wetgevingsvoorstel om de aanvaarding en beschikbaarheid van contanten te waarborgen.

Zodra de voorgestelde verordening is aangenomen, zal zij in de plaats komen van de aanbeveling van de Commissie van 2010, die zonder voorwerp zal geraken. De Commissie zou vervolgens duidelijk maken dat de aanbeveling niet langer van toepassing is.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel is in overeenstemming met ander beleid dat op het niveau van de Unie wordt gevoerd. Het strookt met name met de strategie voor retailbetalingen die de Commissie in september 2020 heeft aangenomen.

Dit voorstel sluit ook aan op de Europese toegankelijkheidswet, waarin geldautomaten aan bod komen, en op de beleidsinspanningen van de Unie ter ondersteuning van sociale inclusie, onder meer in het kader van de Europese pijler van sociale rechten. Het moet ervoor zorgen dat iedereen in de eurozone voldoende, daadwerkelijke toegang heeft tot contanten. Dat is met name van belang voor kwetsbare groepen die afhankelijk zijn van contanten voor betalingen, zoals ouderen, mensen met een handicap die moeilijk toegang hebben tot digitale betalingen, mensen met beperkte digitale vaardigheden en/of een beperkt inkomen. Deze groepen hebben doorgaans een sterke voorkeur voor het gebruik van contanten om hun betalingen te verrichten, eerder dan voor elektronische betaalmiddelen. Financieel uitgesloten personen, zoals personen zonder bankrekening, asielzoekers en migranten, die mogelijk niet in staat of bereid zijn door de particuliere sector ter beschikking gestelde betaalmiddelen te gebruiken, zijn ook afhankelijk van contanten als betaalmiddel. Bovendien is gebleken dat de belangrijkste redenen waarom mensen de voorkeur geven aan contant geld is dat i) zij het idee hebben dat contant geld hen beter bewust maakt van hun uitgaven en ii) contant geld als anoniem worden gezien (en dus de privacy beschermt)7, en tegelijkertijd het unieke kenmerk heeft dat het direct betalingen met onmiddellijke afwikkeling mogelijk maakt zonder tussenkomst van derden. Wat het behoud van contanten als betalingsmogelijkheid betreft, blijkt uit de SPACE-studie van de ECB van 20228 dat 60 % van de consumenten de mogelijkheid om met contant geld te betalen nog steeds belangrijk of zeer belangrijk vindt. Dat bevestigt dat “ondanks de effecten van de pandemie en de daarmee samenhangende lockdownmaatregelen en zelfgerapporteerde voorkeuren, steeds meer consumenten in de eurozone contant geld als betalingsmogelijkheid willen”9.


2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel voor een verordening is gebaseerd op artikel 133 VWEU, betreffende de vaststelling van maatregelen, waaronder maatregelen van monetair recht, die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid. Die bepaling van het Verdrag sluit aan op de noodzaak om uniforme beginselen vast te stellen voor alle lidstaten die de euro als munt hebben, teneinde de algemene belangen van de economische en monetaire unie en van de euro als eenheidsmunt te beschermen.

Subsidiariteit

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, VEU is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen. Krachtens artikel 3, lid 1, punt c), VWEU is de Unie exclusief bevoegd op het gebied van het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben. Op dit gebied is optreden van de lidstaten van de eurozone niet mogelijk en is het subsidiariteitsbeginsel dus niet van toepassing.

Evenredigheid

Evenredigheid maakte integrerend deel uit van de effectbeoordeling waarvan het voorstel vergezeld gaat. Hoewel de vaststelling van de nodige maatregelen om de aanvaarding van en toegang tot contanten te verzekeren een aantal lasten kan meebrengen voor de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van de maatregelen en voor de partijen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering ervan, gaan de maatregelen niet verder dan wat nodig is om de doelstellingen van aanvaarding van en toegang tot contanten te waarborgen en laat het voorstel de lidstaten de flexibiliteit om alleen maatregelen vast te stellen waar die nodig zijn en om de maatregelen af te stemmen op hun specifieke nationale omstandigheden. Overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit voorstel voor een verordening derhalve niet verder dan wat nodig en evenredig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Een verordening van het Europees Parlement en de Raad het geschikte instrument om bij te dragen tot de totstandbrenging van één enkel rulebook, omdat zij rechtstreeks en algemeen van toepassing is, zodat die in de verschillende lidstaten niet vanwege uiteenlopende omzettingen anders zou kunnen worden toegepast. Deze keuze strookt met de doelstelling van het voorstel.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Raadpleging van belanghebbenden

1.

De raadplegingsstrategie ter ondersteuning van dit voorstel bestond uit de volgende initiatieven:


- Op 5 april 2022 is door de Commissie een gerichte raadpleging over de digitale euro gelanceerd, die op 16 juni 2022 is gesloten. Een specifiek onderdeel van die raadpleging bevatte specifieke vragen over contanten als wettig betaalmiddel. Bij de gerichte raadpleging is informatie ingewonnen bij specialisten uit de sector, betalingsdienstaanbieders (waaronder kredietinstellingen, betalingsinstellingen en instellingen voor elektronisch geld), aanbieders van betalingsinfrastructuur, ontwikkelaars van betalingsoplossingen, handelaren, handelarenverenigingen, regelgevende instanties en toezichthouders voor retailbetalingen, toezichthouders op het witwassen van geld, financiële-inlichtingeneenheden en andere relevante autoriteiten en deskundigen, alsmede consumentenorganisaties, om input te verzamelen voor de effectbeoordeling die door de Commissie is voorbereid met het oog op het voorstel voor een verordening betreffende de vaststelling van een digitale euro en dit voorstel. De belangrijkste bevindingen van de gerichte raadplegingen zijn de volgende: consumentenorganisaties, een aantal bedrijfsverenigingen en de meeste professionele respondenten die hun mening kenbaar hebben gemaakt, steunden wetgevende maatregelen op EU-niveau om de rechtszekerheid te vergroten en de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van eurocontanten in het secundaire recht te verankeren. Over het algemeen stelden de respondenten voor om praktische overwegingen mee te nemen bij het toestaan van verdere uitzonderingen op het algemene beginsel van verplichte aanvaarding. De professionele respondenten leken uiteenlopende meningen te hebben over de bepaling inzake administratieve sancties voor het niet aanvaarden van contanten, terwijl consumentenorganisaties deze bepaling steunden. De respondenten spraken hun brede steun uit voor het verbod op toeslagen voor betalingen met eurobankbiljetten en -munten in het geval er een EU-verordening zou komen. Over het algemeen, en in elke relevante groep belanghebbenden met uitzondering van die van de financiële instellingen, steunden de respondenten ook een bepaling om de beschikbaarheid van contanten te waarborgen, bijvoorbeeld in de vorm van een verplichting voor de lidstaten om regels vast te stellen om voldoende toegang tot contanten te waarborgen en deze regels bij de Commissie en de ECB aan te melden in het geval van een EU-verordening. Alle resultaten zijn geanalyseerd en in aanmerking genomen bij het opstellen van de effectbeoordeling en dit voorstel.

- De lidstaten kregen de gelegenheid hun mening te geven tijdens verschillende vergaderingen van de Euro Legal Tender Expert Group (ELTEG). De besprekingen zijn ondersteund door gerichte raadplegingen van de lidstaten, waarbij gebruik is gemaakt van vragenlijsten. De besprekingen bij de ELTEG bevestigden de rechtsonzekerheid met betrekking tot de hoedanigheid van wettige betaalmiddel van eurocontanten en de uiteenlopende toepassing van de beginselen ervan in de eurozone. De ELTEG heeft problemen vastgesteld met betrekking tot de aanvaarding en de beschikbaarheid van contanten in de praktijk, en zijn slotverslag bevat 25 beginselen inzake de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van contanten, die is meegenomen bij het opstellen van dit voorstel.

- Op 7 november 2022 organiseerde de Commissie een conferentie op hoog niveau over de digitale euro, waaraan vertegenwoordigers van nationale en EU-autoriteiten, leden van het Europees Parlement, vertegenwoordigers van de particuliere sector, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en de academische wereld deelnamen. De gevolgen van de digitale euro voor eurocontanten zijn meermaals ter sprake gebracht tijdens de besprekingen, waarbij vooral is benadrukt dat de digitale euro een aanvulling zou vormen op contanten.

- Gedurende het hele proces is de ECB nauw betrokken geweest bij besprekingen op technisch niveau.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

2.

Bij de voorbereiding van dit initiatief is gebruikgemaakt van een aantal bronnen van informatie en expertise, waaronder:


- bewijsmateriaal dat in het kader van de verschillende bovengenoemde raadplegingen is aangeleverd,

- het slotverslag van ELTEG III10;

- het verslag van de Euro Retail Payments Board (ERPB) van 2022;

- enquêtes en werkdocumenten, werkdocumenten van de diensten en statistieken van de ECB;

- onderzoek door de Commissie.

Effectbeoordeling

Dit voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordeling, die op 14 oktober 2022 aan de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) is voorgelegd. De RSB heeft op 18 november 2022 een negatief advies uitgebracht. De effectbeoordeling is opnieuw aan de RSB voorgelegd op 23 maart 2023 en is op 25 april 2023 goedgekeurd. Naar aanleiding van de opmerkingen van de RSB wordt in de effectbeoordeling verduidelijkt wat het verband is tussen het initiatief over de digitale euro en dat over contanten als wettig betaalmiddel. Ook worden de specifieke aspecten van het initiatief over contanten als wettig betaalmiddel en in het bijzonder over de toegang tot contanten uiteengezet en wordt het belang van de kosten voor de banken van mogelijke EU-maatregelen, zoals het opnieuw invoeren van geldautomaten, geïllustreerd.

De hoedanigheid van wettige betaalmiddel van contanten behelst twee belangrijke aspecten: de aanvaarding van, en de toegang tot contanten. Zonder maatregelen op EU-niveau zullen de mate waarin contanten door ondernemingen worden aanvaard en het vermogen van burgers en ondernemingen om voldoende toegang tot contanten te krijgen, suboptimaal en variabel blijven in de eurozone, doordat het begrip wettig betaalmiddel niet uniform wordt geïnterpreteerd en toegepast.

De aanvaarding van contanten komt aan bod in de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie en de aspecten met betrekking tot de aanvaarding van contanten die in het arrest van het HvJ-EU worden aangestipt, worden in dit voorstel gecodificeerd en verduidelijkt. Het gaat hierbij om: de in beginsel verplichte aanvaarding, tegen volledige nominale waarde, met de mogelijkheid tot kwijting van betalingsverplichtingen. In de effectbeoordeling is ook voorgesteld om te overwegen de betekenis van het begrip wettig betaalmiddel in het wetgevingsvoorstel nader te verduidelijken om de toegevoegde waarde en de rechtszekerheid te waarborgen, met inachtneming van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Voorts wordt in de effectbeoordeling geconcludeerd dat de aanvaardingsniveaus van contanten, met inbegrip van de prevalentie van eenzijdige uitsluitingen vooraf van contanten, moeten worden gemonitord en dat er maatregelen moeten worden genomen indien de aanvaarding van contanten niet gewaarborgd is.

Aangezien deze kwesties betrekking hebben op het toepassingsgebied en de gevolgen van en de uitzonderingen op de belangrijkste aspecten van het begrip wettig betaalmiddel die in de jurisprudentie van het Hof aan bod komen, is wetgeving op dit gebied grotendeels een kwestie van verduidelijking en codificatie met het oog op samenhang en betere wetgeving, met weinig ruimte voor beleidskeuzes.

Wat de toegang tot contanten betreft, is er ruimte voor beleidskeuzes met betrekking tot de aard en de vorm van de te nemen maatregelen; deze aspecten worden daarom geanalyseerd in kaders in de gehele effectbeoordeling. Opdat contanten als doeltreffend betaalmiddel zouden kunnen worden gebruikt, moet de toegang tot diverse cashdiensten worden verzekerd, met name de toegang tot opnames van contanten en kasstortingen op betaalrekeningen van kredietinstellingen. Deze diensten maken het mogelijk dat contanten circuleren tussen verschillende partijen in de samenleving.

In de effectbeoordeling is gewezen op het feit dat (tussen 2016 en 2019) steeds meer burgers hun bezorgdheid uitten over de toegang tot geldautomaten en op de heterogene en soms problematische situatie met betrekking tot de toegang tot contanten in de lidstaten. Het risico bestaat dus dat het niet mogelijk zal zijn te verzekeren dat iedereen in de eurozone tegen redelijke voorwaarden toegang heeft tot basiscashdiensten, met name wat prijs en afstand betreft. Dat zou kunnen leiden tot uitsluiting van kwetsbare groepen die afhankelijk zijn van contante betalingen, en tot de uitholling en het geleidelijk verlies aan doeltreffendheid van contanten als wettig betaalmiddel, maar ook als mogelijke noodbetaalmethode in crisissituaties. Bovendien zij erop gewezen dat contanten door velen worden gezien als een betaalmethode met sociale voordelen, die een duidelijk overzicht geeft van de uitgaven, bijzonder gebruiksvriendelijk, snel en veilig is en een hoge mate van anonimiteit/privacy biedt op financieel gebied.

Er zijn twee opties vastgesteld met betrekking tot de toegang tot contanten: 1) zachte wetgeving (bv. een aanbeveling van de Commissie); of 2) een juridisch bindende verplichting voor de lidstaten in de voorgestelde verordening betreffende contanten als wettig betaalmiddel die door de lidstaten moet worden uitgevoerd. De eerste optie zou geen uniforme interpretatie van de grondbeginselen van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van contanten mogelijk maken. Deze optie zou slechts gedeeltelijk tegemoetkomen aan de doelstelling om voldoende toegang tot contanten te waarborgen, en onvoldoende toegang in delen van de eurozone tolereren zou de doeltreffendheid van de eenheidsmunt als wettig betaalmiddel kunnen uithollen. In de effectbeoordeling wordt geconcludeerd dat de voorkeursoptie ten aanzien van de toegang tot contanten de tweede optie is, die de samenhang in de regelgevende behandeling van de twee vormen van de euro zou waarborgen. De lidstaten moeten een of meer nationale bevoegde autoriteiten aanwijzen die toezichts- en regelgevingsbevoegdheden krijgen met betrekking tot de marktactiviteiten van de sector voor contanten en die de toegang tot contanten en de daarmee verband houdende cashdiensten moeten monitoren. De lidstaten krijgen de verantwoordelijkheid om grondig te beoordelen wat voldoende en effectieve toegang in hun landspecifieke context betekent (ook rekening houdend met de vraag naar toegang tot contanten) en welke maatregelen moeten worden getroffen om die toegang te waarborgen. De Commissie zou kunnen analyseren of de genomen maatregelen strookten met de gemeenschappelijke aanpak uit de verordening en met de beoordeling door de lidstaten van de behoeften op hun grondgebied. Onderdeel van haar analyse is het raadplegen van de Europese Centrale Bank. Deze optie zou er dan ook voor zorgen dat de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van eurocontanten in de hele eurozone doeltreffend en samenhangend zou worden beschermd.

Aangezien de lidstaten hun maatregelen om de toegang tot contanten te waarborgen, nader zouden moeten specificeren, de nodige geografische normen voor de toegangsvereisten voor geldautomaten zouden moeten vaststellen overeenkomstig de behoeften van hun bevolking en specifieke kenmerken van het dienstverleningsniveau en zouden moeten beoordelen voor welke betalingsdienstaanbieders de toegangsvereisten en aanbevelingen gelden, zouden de mogelijke gevolgen voor de kosten worden bepaald aan de hand van de behoeften ter plaatse en de overeenkomstige besluiten van de lidstaten. Indien de toegang tot contanten in een lidstaat voldoende blijft, zouden in die lidstaat geen maatregelen nodig zijn, waardoor er geen extra kosten voor de banken zouden zijn. In lidstaten waar de toegang tot contanten al aanzienlijk is verslechterd, zouden er kosten voor de banken kunnen zijn in verband met het herstel van voldoende toegang tot contanten, maar de hoogte van die kosten zou afhangen van de besluiten van de nationale autoriteiten over de voldoende en effectieve mate van toegang, ook indien de Commissie een uitvoeringshandeling zou vaststellen. De EU-verordening als zodanig zou niet rechtstreeks kosten met zich brengen voor de banken of de detailhandelaren.

Dit voorstel zal naar verwachting geen milieueffecten hebben en is in overeenstemming met de Europese klimaatwet. Zoals hierboven beschreven, zal het voorstel naar verwachting een positief sociaal effect hebben doordat het de sociale inclusie verbetert van kwetsbare groepen die doorgaans sterker afhankelijk zijn van contanten of van het gebruik van elektronische betaalmiddelen zijn uitgesloten.


Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het onderhavige initiatief is geen Refit-initiatief. Het is niet gebaseerd op een evaluatie van een bestaande verordening.

Dit initiatief zal grotendeels neutraal zijn vanuit het oogpunt van het beginsel “one in, one out”. Er is momenteel geen EU-wetgeving over de hoedanigheid van wettige betaalmiddel van contanten, en er zijn dus ook geen bestaande administratieve kosten waarop kan worden bespaard op dit gebied.

Dit initiatief brengt geen nieuwe en aanzienlijke administratieve kosten met zich mee, zoals specifieke etiketterings-, rapportage- of registratievereisten, die zouden moeten worden gecompenseerd door kostenbesparingen elders.

Grondrechten

Het initiatief is in overeenstemming met de grondrechten. Het eerbiedigt de grondrechten op vrijheid van ondernemerschap (zoals verankerd in artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie) en het grondrecht op consumentenbescherming (artikel 38).

Wat andere relevante grondrechten betreft, zijn de mogelijke beperkingen die uit deze verordening voortvloeien, gerechtvaardigd door doelstellingen van algemeen belang, eerbiedigen zij de essentie van de grondrechten en voldoen zij aan het evenredigheidsbeginsel.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Deze verordening heeft geen gevolgen voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het voorstel omvat een algemeen plan voor de monitoring en evaluatie van het effect van de verordening. De Commissie zal een evaluatie moeten uitvoeren van de werking en effecten van deze verordening en een verslag moeten indienen bij het Europees Parlement en de Raad, conform de richtsnoeren van de Commissie voor betere regelgeving. De lidstaten moeten de Commissie de nodige gegevens verstrekken voor het opstellen van dat verslag.

Artikelsgewijze toelichting

Onderwerp en toepassingsgebied (artikelen 1 en 2)

Het voorstel bevat gedetailleerde regels voor de draagwijdte en de gevolgen van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van contanten en voor de toegang tot eurobankbiljetten en -munten. De regels betreffen de vereffening van geldschulden voor zover deze in contanten moeten worden voldaan, wanneer er een betalingsverplichting bestaat. Het voorstel bevat ook regels inzake toelaatbare uitzonderingen, regels voor het toezicht op de aanvaarding van contanten en met name de prevalentie van eenzijdige uitsluitingen vooraf van contanten in de eurozone, en een bepaling om de effectieve toegang tot contanten te waarborgen.

Definitie van wettig betaalmiddel en uitzonderingen (artikelen 4, 5 en 6)

Het voorstel bevat, voor het eerst in secundaire wetgeving, een definitie van en regeling voor de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van contanten. Voorlopig is het begrip “wettig betaalmiddel” alleen gedefinieerd in de aanbeveling van de Commissie van 2010 en in de jurisprudentie van het Hof van Justitie in de gevoegde zaken C-422/19 en C-423/19, waarin het begrip wettig betaalmiddel in artikel 128, lid 1, VWEU wordt uitgelegd voor eurobankbiljetten. In overeenstemming met die jurisprudentie wordt de hoedanigheid van wettig betaalmiddel van contanten in artikel 4 aldus gedefinieerd dat zij een verplichte aanvaarding, tegen volledige nominale waarde, inhoudt, met de mogelijkheid tot kwijting van betalingsverplichtingen. Begunstigden mogen eurocontanten die als betaling worden aangeboden, niet weigeren, tenzij de partijen een ander betaalmiddel zijn overeengekomen of een uitzondering van toepassing is.

Artikel 5 bevat de voorwaarden waaronder een weigering om eurocontanten te aanvaarden tot de wettelijk toegestane mogelijkheden behoort; een dergelijke weigering moet te goeder trouw gebeuren, gebaseerd zijn op legitieme gronden en in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel gelet op de concrete omstandigheden waarin een betaling wordt verricht. De bewijslast dat te goeder trouw aan deze voorwaarden van op de omstandigheden gebaseerde uitzonderingen is voldaan, ligt bij de begunstigde. Artikel 5 bevat twee legitieme gronden om eurocontanten op basis daarvan te weigeren, in een niet-uitputtende lijst, te weten het aanbieden van bankbiljetten waarvan de waarde kennelijk niet in verhouding staat tot de waarde van het af te wikkelen bedrag en in uitzonderlijke gevallen waarin de onderneming op het desbetreffende tijdstip niet over wisselgeld beschikt of door de betaling over onvoldoende wisselgeld zou beschikken om haar normale transacties uit te voeren.

Bij artikel 6 wordt de Commissie gemachtigd om, middels gedelegeerde handelingen, aanvullende uitzonderingen van monetairrechtelijke aard op het beginsel van verplichte aanvaarding vast te stellen. Die uitzonderingen moeten gerechtvaardigd en evenredig zijn, mogen de doeltreffendheid van eurocontanten als wettig betaalmiddel niet ondermijnen en mogen alleen worden toegestaan als er andere manieren beschikbaar zijn om monetaire schulden te vereffenen.

Aanvaarding van betalingen in contanten (artikel 7)

Artikel 7 beoogt dat het in het kader van de hoedanigheid van wettig betaalmiddel fundamentele beginsel van verplichte aanvaarding niet wordt ondermijnd door wijdverbreide niet-aanvaarding van contanten via de eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten door ondernemingen.

De lidstaten zouden verplicht zijn om toezicht te houden op de mate van eenzijdige uitsluitingen vooraf van betalingen in contanten en om de aanvaarding van contante betalingen te waarborgen teneinde te voldoen aan het beginsel van verplichte aanvaarding overeenkomstig artikel 4. De lidstaten zouden hun beoordeling jaarlijks aan de Commissie en aan de Europese Centrale Bank moeten melden. Indien de mate van niet-aanvaarding van contanten geacht wordt de verplichte aanvaarding van eurobankbiljetten en -munten te ondermijnen, zouden de lidstaten corrigerende maatregelen moeten nemen.

Toegang tot contanten (artikel 8)

Krachtens artikel 8 worden de lidstaten ertoe verplicht voldoende en effectieve toegang tot contanten te verzekeren op hun grondgebied, in al hun regio’s, met inbegrip van zowel stedelijke als niet-stedelijke gebieden. Dit is nodig om de doeltreffendheid van eurocontanten als wettig betaalmiddel in de praktijk te handhaven.

De lidstaten zouden verplicht zijn toezicht te houden op de toegang tot contanten. Zij zouden ook jaarlijks de situatie op hun grondgebied moeten beoordelen en hun beoordeling aan de Commissie en de Europese Centrale Bank moeten melden. Indien onvoldoende effectieve toegang tot contanten wordt gewaarborgd, zouden de lidstaten corrigerende maatregelen moeten treffen.

Procedurele aspecten (artikel 9)

Dit artikel heeft tot doel de procedurele aspecten vast te stellen, teneinde de verplichtingen van de artikelen 7 en 8 op doeltreffende wijze uit te voeren. In dat verband moeten alle lidstaten een of meer nationale bevoegde autoriteiten aanwijzen die over de nodige administratieve en regelgevende bevoegdheden beschikken met betrekking tot de aanvaarding van betalingen in contanten en de toegang tot contanten.

De aangewezen bevoegde nationale autoriteiten zouden mogen beoordelen of het beginsel van verplichte aanvaarding van contanten niet wordt ondermijnd door wijdverbreide niet-aanvaarding van contanten door de eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten door ondernemingen, en of de toegang tot contanten op het grondgebied van de lidstaten voldoende en effectief is. De beoordeling wordt gebaseerd op gemeenschappelijke indicatoren die middels uitvoeringshandelingen door de Commissie zijn vastgesteld. Deze beoordeling zou aan de Commissie worden gemeld overeenkomstig artikel 13. Indien de lidstaten corrigerende maatregelen zouden treffen ten aanzien van hun verplichtingen uit hoofde van de artikelen 7 en 8, zouden die corrigerende maatregelen in het jaarverslag moeten worden vermeld. De lidstaten zouden niet verplicht zijn om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen als uit hun beoordeling blijkt dat het beginsel van verplichte aanvaarding van contanten niet wordt ondermijnd door wijdverbreide niet-aanvaarding van contanten door de eenzijdige uitsluiting vooraf van contanten door ondernemingen en indien op hun grondgebied een voldoende en effectieve toegang tot contanten wordt gewaarborgd.

Wanneer de maatregelen van een lidstaat echter onvoldoende lijken, of de Commissie van oordeel is dat de aanvaarding van contante betalingen en/of de voldoende en effectieve toegang tot contanten in een lidstaat ondanks de bevindingen in het jaarverslag niet strookt met de verplichtingen van de artikelen 7 en 8, is de Commissie gemachtigd uitvoeringshandelingen vast te stellen, houdende door de betrokken lidstaat te treffen passende en evenredige maatregelen.

Gedelegeerde en uitvoeringshandelingen (artikelen 10 en 11)

De Commissie wordt gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen. Artikel 10 verduidelijkt de in artikel 6 vastgelegde procedure die moet worden gevolgd bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen.

In artikel 11 is vermeld dat de Commissie wordt bijgestaan door een comité in verband met de in artikel 9 beschreven procedure voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen.

Sancties (artikel 12)

Om te verzekeren dat de verordening wordt gehandhaafd en om de lidstaten tegelijkertijd een zekere mate van flexibiliteit te bieden met betrekking tot de aard van de toepasselijke sancties, is in artikel 12 bepaald dat de lidstaten regels moeten vaststellen inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de verordening.

Rapportage (artikel 13)

In artikel 13 is bepaald dat elke lidstaat een jaarverslag indient bij de Commissie en de ECB over de uitzonderingen op de verplichte aanvaarding en de toepassing van die uitzonderingen, over gedetailleerde gegevens en een analyse van de situatie in de lidstaat met betrekking tot de toegang tot contanten en de aanvaarding van contanten en de overeenkomstig de artikelen 7 en 8 genomen corrigerende maatregelen, en over de toegepaste sancties.

Rechtsmiddelen (artikel 14)

Artikel 14 schrijft voor dat de lidstaten natuurlijke personen en ondernemingen moeten informeren over de kanalen en rechtsmiddelen waarover zij beschikken om bij de bevoegde autoriteiten een klacht in te dienen over gevallen van onrechtmatige weigering om contanten te aanvaarden en van onvoldoende toegang tot contanten.

Wisselwerking tussen eurobankbiljetten en -munten en de digitale euro (artikel 15)

Artikel 15 regelt de onderlinge convertibiliteit a pari van contanten en de digitale euro, en om twijfel te voorkomen krijgt de betaler het recht om te kiezen voor een betaling in contanten dan wel in digitale euro wanneer beide verplicht worden aanvaard overeenkomstig deze verordening, met name de bepalingen inzake verplichte aanvaarding (artikelen 4, 5, 6 en 7), en overeenkomstig de verordening betreffende de vaststelling van de digitale euro.

Evaluatie (artikel 16)

In artikel 16 is bepaald dat de Commissie vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening een evaluatie uitvoert en verslag uitbrengt aan het Parlement en de Raad. De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dat verslag.

Inwerkingtreding (artikel 17)

De verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.