Toelichting bij COM(2023)351 - Standpunt EU in werkgroepen die opgericht zijn bij, of later opgericht zijn krachtens, de Handels- en samenwerkingsovereenkomst met het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de vaststelling van hun reglement van orde

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1.Onderwerp van het voorstel

De Commissie stelt voor dat de Raad het standpunt vaststelt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in werkgroepen die opgericht zijn bij, of later opgericht zijn krachtens, de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (hierna “de Handels- en samenwerkingsovereenkomst” genoemd), met betrekking tot de vaststelling van hun reglement van orde.

1.

Achtergrond van het voorstel



2.1.De Handels- en samenwerkingsovereenkomst

De Handels- en samenwerkingsovereenkomst legt de grondslag voor uitgebreide betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk. De overeenkomst is op 1 mei 2021 in werking getreden en wordt sinds 1 januari 2021 voorlopig toegepast.

2.2.Werkgroepen

De Handels- en samenwerkingsovereenkomst stelt een institutioneel kader in, waaronder een Partnerschapsraad (artikel 7), 19 comités (artikel 8) en 4 werkgroepen (artikel 9).

Artikel 9, lid 1, stelt de Werkgroep organische producten in, onder toezicht van het Gespecialiseerd Handelscomité voor technische handelsbelemmeringen; de Werkgroep motorvoertuigen en onderdelen, onder toezicht van het Gespecialiseerd Handelscomité voor technische handelsbelemmeringen; de Werkgroep geneesmiddelen, onder toezicht van het Gespecialiseerd Handelscomité voor technische handelsbelemmeringen; en de Werkgroep coördinatie van de sociale zekerheid, onder toezicht van het Gespecialiseerd Comité voor coördinatie van de sociale zekerheid.

In artikel 8, lid 2, punt h), is bepaald dat het Comité voor het handelspartnerschap bevoegd is om werkgroepen op te richten, te superviseren, te coördineren en op te heffen, of het toezicht erop te delegeren aan een gespecialiseerd handelscomité. Evenzo is in artikel 8, lid 4, punt f), bepaald dat gespecialiseerde comités bevoegd zijn om werkgroepen op te richten, te superviseren, te coördineren en op te heffen 1 .

Artikel 9, lid 2, bepaalt dat werkgroepen, die onder toezicht staan van comités, de comités bijstaan in de uitvoering van hun taken, en in het bijzonder de werkzaamheden van de comités voorbereiden en alle taken uitvoeren die hun door de comités worden opgedragen. Krachtens artikel 9, lid 3, bestaan de werkgroepen uit vertegenwoordigers van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk en worden ze gezamenlijk voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Unie en een vertegenwoordiger van het Verenigd Koninkrijk. Artikel 9, lid 4, bepaalt dat de werkgroepen hun reglement van orde en hun vergaderrooster en -agenda in onderlinge overeenstemming vaststellen.

2.3.Het beoogde besluit van de werkgroepen

Op grond van artikel 9, lid 4, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst stellen de werkgroepen in onderlinge overeenstemming hun eigen reglement van orde vast.

Het beoogde besluit waarvoor het standpunt van de Unie moet worden vastgesteld, heeft tot doel de werkgroepen in staat te stellen hun reglement van orde vast te stellen aan de hand van een modelreglement van orde dat in de bijlage van het beoogde besluit is opgenomen.

3.Namens de Unie in te nemen standpunt

Voor de goede werking van de werkgroepen is een reglement van orde nodig met betrekking tot onder meer de aanstelling van de medevoorzitters, de samenstelling van het secretariaat, de uitwisseling van informatie over de samenstelling van de delegaties, de plaats waar de vergaderingen moeten plaatsvinden, de behandeling van documenten en correspondentie, de opstelling van de agenda en de notulen, de vertrouwelijkheid en de werktaal van de vergaderingen, alsmede de kosten voor rekening van de delegaties.

Gezien het doel en de samenstelling van de werkgroepen en hun rol bij de uitvoering van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst, moeten deze reglementen, voor zover mogelijk, gebaseerd worden op het reglement van orde opgenomen in bijlage I bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst dat ertoe dient de werkzaamheden van de Partnerschapsraad en de comités te reguleren die zijn ingesteld bij respectievelijk artikel 7 en artikel 8 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst. Het modelreglement moet rekening houden met het doel van de werkgroepen, in het bijzonder met het feit dat zij de werkzaamheden voorbereiden van comités, onder toezicht waarvan zij staan, en zij geen besluiten of aanbevelingen aannemen in het kader van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Het standpunt van de Unie moet derhalve erin bestaan de vaststelling van een reglement van orde door de werkgroepen overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst te steunen, overeenkomstig het reglement van orde opgenomen in bijlage I bij dit voorstel.

Indien een werkgroep het aan dit voorstel gehechte reglement van orde wenst aan te passen, moeten deze aanpassingen door de Raad worden goedgekeurd op basis van door de Commissie in te dienen standpuntnota’s. De procedure hiervoor is uiteengezet in bijlage II bij dit voorstel 2 .

Rechtsgrondslag



4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.”

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Werkgroepen zijn organen die zijn ingesteld krachtens een overeenkomst, namelijk de Handels- en samenwerkingsovereenkomst, of later door de comités zijn opgericht in het kader van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst, overeenkomstig artikel 8, lid 2, punt h), en artikel 8, lid 4, punt f), van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 9, lid 4, bepaalt dat de werkgroepen hun reglement van orde en hun vergaderrooster en -agenda in onderlinge overeenstemming vaststellen.

Het is niet de bedoeling dat werkgroepen handelingen of maatregelen met rechtsgevolgen vaststellen, met uitzondering van de vaststelling van hun reglement van orde.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Indien de beoogde handeling van organisatorische aard is, moet de materiële rechtsgrondslag voor het besluit uit hoofde van artikel 218, lid 9, VWEU normaliter de materiële rechtsgrondslag zijn van het besluit van de Raad tot sluiting van de overeenkomst waarbij het orgaan is opgericht.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

Artikel 9 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt de oprichting van vier werkgroepen. Overeenkomstig artikel 8 van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst kunnen verdere werkgroepen worden opgericht door het Comité voor het handelspartnerschap en elk van de gespecialiseerde comités. Werkgroepen staan de comités bij in de uitvoering van hun taken en werken onder hun toezicht. De vaststelling van het reglement van orde voor werkgroepen die in het kader van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst zijn opgericht, is van organisatorische aard. De comités zijn opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst die is gesloten op grond van artikel 217 VWEU.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 217 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 217, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5.Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de werkgroepen die ingesteld zijn bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst, hun eigen reglement van orde vaststellen aan de hand van het modelreglement van orde dat opgenomen is in de bijlage bij het beoogde besluit, moet dit na de vaststelling van het beoogde besluit bekendgemaakt worden in het Publicatieblad van de Europese Unie.