Toelichting bij COM(2023)612 - Hervormingsprogramma 2023 en stabiliteitsprogramma 2023 van Italië

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Italië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid1, en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden2, en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

1.

Overwegende hetgeen volgt:


Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad3, waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de EU. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt zij bij tot economisch en sociaal herstel en de uitvoering van duurzame hervormingen en investeringen, met name om de groene en de digitale transitie te stimuleren en de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de EU te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 20234 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid 2023. De Europese Raad heeft op 23 maart 2023 zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de analyse rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid. Op 22 november 2022 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 aangenomen, waarin zij Italië heeft genoemd als een van de lidstaten die door onevenwichtigheden geraakt kan zijn of het risico loopt daardoor geraakt te worden, en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op 14 december 2022 heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het ontwerpbegrotingsplan 2023 van Italië. Op 22 november 2022 heeft de Commissie ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, die de Raad op 16 mei 2023 heeft aangenomen, alsook het voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd, dat de Raad op 13 maart 2023 heeft aangenomen.

Hoewel de economieën in de EU blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. Aangezien de EU resoluut achter Oekraïne staat, is de economische en sociale beleidsagenda van de EU erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de EU.

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk5 om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de EU te versterken en de snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het plan vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de capaciteit van de EU om de nettonultechnologieën en -producten te fabriceren die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de EU te halen, en de toegang tot relevante kritieke grondstoffen te waarborgen, onder meer door de aanvoer te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het plan is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingskader, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie ook een mededeling gepubliceerd met de titel Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 20306, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen 2019, 2020 en 2022 blijven ook relevant voor herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

De REPowerEU-verordening7, die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de EU van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de EU en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Deze plannen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de EU zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie niet-terugbetaalbare financiële steun ingevoerd die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld voor de financiering van nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen.

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024. Die is erop gericht de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken8. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-2024 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt. De lidstaten is verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, geleidelijk af te schaffen, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege de hernieuwde druk van de energieprijzen, de lidstaten dergelijke maatregelen veel beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven dan in het verleden. De Commissie heeft voorgesteld de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren, te differentiëren en te formuleren op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance9. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 een op een tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedure in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een ingrijpende hervorming van de EU-regels inzake economische governance door te voeren. De voorstellen moeten vooral de overheidsschuld houdbaarder maken en tegelijkertijd duurzame en inclusieve groei bevorderen in alle lidstaten via hervormingen en investering. De voorstellen geven de lidstaten meer controle wat het ontwerpen van hun middellangetermijnplannen betreft, en tuigen tegelijkertijd een strengere handhavingsregeling op. Die moet ervoor zorgen dat de lidstaten de verbintenissen, aangegaan in hun begrotingsplannen voor de middellange termijn, ook daadwerkelijk nakomen. De doelstelling is de wetgevingswerkzaamheden in 2023 af te ronden.

Op 30 april 2021 heeft Italië zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn besluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Italië aangenomen10. De vrijgave van tranches is afhankelijk van een besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 houdende dat Italië de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft bereikt. “In voldoende mate gehaald” betekent ook dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

Op 2 mei 2023 heeft Italië zijn nationaal hervormingsprogramma 2023 en zijn stabiliteitsprogramma 2023 ingediend, overeenkomstig artikel 4, lid 1 van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Italië over de vorderingen bij de uitvoering van zijn herstel- en veerkrachtplan.

De Commissie heeft het landverslag 2023 voor Italië11 op 24 mei 2023 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Italië heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft vastgesteld en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Italië van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van deze analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Italië heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de EU inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

De Commissie heeft uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 een diepgaande evaluatie uitgevoerd voor Italië en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 202312. Daarin concludeerde zij dat Italië met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Hoewel er enige verbeteringen zijn opgetreden, blijven er met name kwetsbaarheden bestaan in verband met de hoge overheidsschuld en de zwakke productiviteitsgroei, in een context van een kwetsbare arbeidsmarkt en enkele zwakke punten op de financiële markten, die van grensoverschrijdend belang zijn. De langdurige kwetsbaarheden van Italië zijn de afgelopen jaren enigszins afgenomen, maar blijven aanzienlijk en zullen naar verwachting niet snel verdwijnen. De aanhoudend lage stijging van de productiviteit is een belangrijke factor achter de aanhoudend zwakke economische groei in Italië, die de schuldafbouw van de overheid vertraagt, de werkgelegenheidskansen aantast en de balansen van de banken aantast. De overheidsschuldquote daalde verder in 2022 samen met het economisch herstel. Het blijft echter hoog en vormt een aanzienlijke uitdaging voor de budgettaire houdbaarheid. Verwacht wordt dat de overheidsschuldquote tegen 2024 verder zal dalen, maar op middellange termijn zal toenemen indien geen consolidatiemaatregelen worden genomen. De overheid heeft verdere maatregelen genomen om de veerkracht van de financiële sector te ondersteunen en de niet-renderende leningen zijn aanzienlijk afgenomen, banken zijn echter nog steeds sterk blootgesteld aan soevereine risico's. Er is enige vooruitgang geboekt met beleid om onevenwichtigheden aan te pakken, maar aanhoudende inspanningen zijn gerechtvaardigd en de implementatie van het herstel- en veerkrachtplan blijft de belangrijkste beleidsprioriteit, aangezien dit uitgebreide hervormingen en aanzienlijke investeringen omvat. Om de hoge overheidsschuld op een stabiel neerwaarts traject te brengen, in een context van stijgende kosten van schuldendiensten en toenemende leeftijdsgebonden kosten, is een veelzijdige aanpak nodig die berust op een prudent begrotingsbeleid met toereikende primaire begrotingsoverschotten, groeibevorderende investeringen en hervormingen, een betere naleving van de belastingwetgeving en een efficiënt gebruik van nationale en Europese middelen. Italië staat voor uitdagingen die, naast een voortgezette krachtige implementatie van het herstel- en veerkrachtplan, baat zouden hebben bij extra beleidsinspanningen, met name op het gebied van belastingen, begrotingskader en pensioenstelsels, alsook op het gebied van demografie, arbeidsmarkt en energie.

Volgens door Eurostat gevalideerde gegevens13 is het overheidstekort van Italië gedaald van 9,0 % van het bbp in 2021 tot 8,0 % in 2022, terwijl de overheidsschuld is gedaald van 149,9 % van het bbp eind 2021 tot 144,4 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag uitgebracht op grond van artikel 126, lid 3, VWEU14; in dit verslag wordt de begrotingssituatie van Italië besproken, aangezien het overheidstekort in 2022 de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp overschreed, terwijl de overheidsschuld de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 60 % van het bbp overschreed en niet aan de schuldreductiebenchmark voldeed. In het verslag werd geconcludeerd dat niet aan de tekort- en schuldcriteria was voldaan. De Commissie heeft, in overeenstemming met de Mededeling van 8 maart 2023,15 niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigtekortprocedures in te stellen; de Commissie heeft evenwel verklaard dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 op basis van de resultaatgegevens voor 2023 buitensporigtekortprocedures in te stellen. Italië moet hiermee rekening houden bij de uitvoering van zijn begroting voor 2023 en bij de opstelling van het ontwerpbegrotingsplan voor 2024.

(14) Het overheidssaldo is beïnvloed door de nieuwe statistische behandeling van bepaalde belastingvoordelen voor woningrenovatie, die nu worden geregistreerd als kapitaaloverdrachten en grotendeels zijn toegerekend aan 2021-202216. Het werd verder beïnvloed door de maatregelen die in het kader van het begrotingsbeleid zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. In 2022 bestonden dergelijke inkomstenverlagende maatregelen uit maatregelen om de algemene systeemkosten in de elektriciteits- en gassector te beheersen, verlaging van het btw-tarief voor gas, verlaging van de accijnzen op brandstofprijzen, verlaging van de socialezekerheidsbijdragen voor werknemers onder een bepaalde inkomensdrempel; terwijl dergelijke uitgavenverhogende maatregelen onder meer bestonden uit subsidies aan elektriciteits- en gasbedrijven, uitbreiding van de 'sociale bonus' voor elektriciteits- en gasrekeningen voor huishoudens met lage inkomens, inkomensafhankelijke uitkeringen voor werknemers, gepensioneerden en werklozen en een verhoging van de ouderdomspensioenen met 2 % in oktober 2022, vooruitlopend op de wettelijke inflatiegerelateerde indexering die normaliter in 2023 moet plaatsvinden. De kosten van deze maatregelen werden gedeeltelijk gecompenseerd door nieuwe belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers en inkomsten uit het compensatiemechanisme voor de prijs van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen en uit de toepassing van een compensatiemechanisme in de elektriciteitssector, die worden geacht de op 6 oktober 2022 aangenomen verordening van de Raad inzake een noodmaatregel tegen hoge energieprijzen ten uitvoer te leggen. De Commissie raamt de nettobegrotingskosten van deze maatregelen op 2,5 % van het bbp in 2022. Het overheidssaldo is ook beïnvloed door de budgettaire kosten van de tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne. Deze worden geraamd op 0,1 % van het bbp in 2022. Tegelijkertijd zijn de geraamde kosten van de tijdelijke noodmaatregelen van Covid-19 gedaald tot 1,1 % van het bbp in 2022, tegen 3,4 % in 2021, omdat de regering het merendeel van de in reactie op de Covid-19-crisis genomen maatregelen geleidelijk heeft afgebouwd.

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Italië aanbevolen om in 202217 gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit om aanvullende investeringen ter ondersteuning van het herstel te financieren en tegelijk een prudent begrotingsbeleid te voeren. Bovendien moest Italië nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. De Raad heeft Italië ook aanbevolen de groei van nationaal gefinancierde lopende uitgaven te beperken.

Volgens de ramingen van de Commissie was de begrotingskoers18 in 2022 ondersteunend, op ‑3,2 % van het bbp. Zoals aanbevolen door de Raad heeft Italië het herstel verder ondersteund met investeringen die door de herstel- en veerkrachtfaciliteit worden gefinancierd. De met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven bedroegen 0,9 % van het bbp in 2022 (0,4 % van het bbp in 2021). Nationaal gefinancierde investeringen hebben een neutrale bijdrage geleverd aan de begrotingskoers19. Italië heeft daarom nationaal gefinancierde investeringen in stand gehouden, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd leverde de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe inkomstenmaatregelen) een expansieve bijdrage van 2,4 procentpunt aan de begrotingskoers. Deze aanzienlijke expansieve bijdrage omvatte het extra effect van maatregelen op het gebied van het begrotingsbeleid om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten (extra nettobegrotingskosten van 2,2 % van het bbp), alsook de kosten voor het verlenen van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,1 % van het bbp). Italië heeft daarmee de groei van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven in voldoende mate onder controle gehouden.

Het macro-economische scenario dat aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag ligt, is realistisch in 2023 en 2024. De overheid gaat ervan uit dat het reële bbp in 2023 met 1,0 % en in 2024 met 1,5 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een iets hogere reële bbp-groei van 1,2 % in 2023 en een iets lagere groei van 1,1 % in 2024, voornamelijk als gevolg van een kleinere bijdrage van de investeringen, die volgens de regering op jaarbasis met 3,4 % zullen groeien, terwijl de Commissie uitgaat van een groei van 1,8 %.

In haar stabiliteitsprogramma voor 2023 voorziet de overheid dat de algemene begrotingstekortratio zal afnemen tot 4,5 % van het bbp in 2023. De daling in 2023 weerspiegelt voornamelijk de vermindering van de kapitaaloverdrachten in verband met belastingvoordelen ter ondersteuning van particuliere investeringen in woningefficiëntie, een vermindering van de beloning van werknemers als gevolg van de verlenging met terugwerkende kracht van overheidscontracten voor de periode 2019-2021, waarvoor een aanzienlijk deel van de achterstallige betalingen in 2022 werd geboekt, een vermindering van de productiesubsidies in samenhang met lagere belastingvoordelen voor elektriciteits- en gasbedrijven en lagere rente-uitgaven die voornamelijk worden verklaard door lagere rendementen op overheidsobligaties die aan de inflatie zijn geïndexeerd. Volgens het programma zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 144,4 % aan het eind van 2022 tot 142,1 % aan het eind van 2023. In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt voor 2023 een overheidstekort van 4,5 % van het bbp voorspeld. Dit is in overeenstemming met het in het stabiliteitsprogramma voorspelde tekort. In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 140,4 % aan het eind van 2023. Het verschil is toe te schrijven aan de hogere groei van het nominale bbp in de prognose van de Commissie.

Verwacht wordt dat het overheidssaldo in 2023 verder zal worden beïnvloed door de maatregelen die zijn genomen om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten. Deze bestaan uit maatregelen die vanaf 2022 worden verlengd (met name: subsidies voor elektriciteits- en gasbedrijven, maatregelen om de algemene systeemkosten in de gassector te beheersen, verlaging van het btw-tarief voor gas en verlaging van de socialezekerheidsbijdragen voor werknemers onder een bepaalde inkomensdrempel) en nieuwe maatregelen zoals een verwarmingspremie voor alle huishoudens voor de periode oktober-december 2023. De kosten van deze maatregelen worden nog steeds ten dele gecompenseerd door de belastingen op uitzonderlijke winsten van energieproducenten en -leveranciers. Rekening houdend met deze inkomsten worden de nettobegrotingskosten van de steunmaatregelen in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie geraamd op 1,0 % van het bbp in 202320. De meeste maatregelen in 2023 zijn gericht op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven, hoewel de meeste energiesteunmaatregelen het prijssignaal om de energiebehoefte te verminderen en de energie-efficiëntie te verhogen niet volledig behouden. Bijgevolg wordt het bedrag van de gerichte begeleidende maatregelen, waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de naleving van de aanbeveling voor 2023, in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie geraamd op 0,7 % van het bbp in 2023 (tegen 1,2 % van het bbp in 2022). Tot slot zal het overheidssaldo in 2023 naar verwachting profiteren van de volledige uitfasering van de tijdelijke noodmaatregelen van Covid-19 ten bedrage van 1,1 % van het bbp.

Op 12 juli 2022 heeft de Raad aanbevolen21 dat Italië in 2023 een prudent begrotingsbeleid voert, met name door de groei van nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven te beperken tot onder de potentiële outputgroei op middellange termijn22, rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen, en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Tegelijkertijd moet Italië klaar staan om lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. Italië werd ook aanbevolen de overheidsinvesteringen voor de groene en digitale transitie en voor energiezekerheid uit te breiden, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere fondsen van de Unie.

(21) In 2023 zal de begrotingskoers volgens de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie krimpend zijn (+2,6 % van het bbp), in een context van hoge inflatie. Dit volgt op een op expansie gerichte begrotingskoers in 2022 (-3,2 % van het bbp). De groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) zal in 2023 naar verwachting een krimpende bijdrage aan de begrotingskoers leveren van 0,9 % van het bbp. Daarom is de verwachte groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad. De verwachte krimpende bijdrage van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in hoofdzaak toe te schrijven aan de verminderde kosten (met 1,5 procentpunt van het bbp) van de (gerichte en niet-gerichte) steunmaatregelen aan huishoudens en bedrijven in reactie op de energieprijsstijgingen. De belangrijkste aanjagers van de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend de nieuwe inkomstenmaatregelen) zijn de stijging van de pensioenuitgaven als gevolg van de indexering aan de inflatie van het voorgaande jaar en de verdere onlangs goedgekeurde verlagingen van de loonbelastingwig voor lage en middeninkomens. De met subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven zullen in 2023 naar verwachting 1,4 % van het bbp bedragen, terwijl nationaal gefinancierde investeringen naar verwachting een expansieve bijdrage van 0,1 procentpunt aan de begrotingskoers zullen leveren23. Daarom is Italië van plan aanvullende investeringen te financieren via de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, en wordt verwacht dat nationaal gefinancierde investeringen behouden blijven. Het is voornemens om te voorzien in overheidsinvesteringen voor de groene en digitale transitie en voor energiezekerheid, zoals investeringen in het spoorwegnet, hernieuwbare energie, waterstof, elektriciteitsnetwerken en duurzame mobiliteit, de bescherming van land- en watervoorraden en investeringen in verband met de cloudinfrastructuur voor de overheid, die gedeeltelijk worden gefinancierd door de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen. In het licht van de verwoestende overstromingen die Italië in mei 2023 hebben getroffen, zullen de kosten van directe noodhulp in verband met die overstromingen in aanmerking worden genomen bij latere beoordelingen van de naleving en in beginsel worden beschouwd als eenmalige en tijdelijke maatregelen24.

Volgens het stabiliteitsprogramma zal het overheidstekort naar verwachting dalen tot 3,7 % van het bbp in 2024. De daling in 2024 is hoofdzakelijk het gevolg van een vermindering van de uitgaven voor intermediair verbruik en voor belastingvoordelen aan elektriciteits- en gasbedrijven. Het programma verwacht dat de overheidsschuldquote zal dalen tot 141,4 % aan het einde van 2024. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognoses bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 3,7 % van het bbp in 2024. Dit is in overeenstemming met het in het programma geraamde tekort, hoewel in de prognose van de Commissie geen rekening is gehouden met de geplande tekortverhogende maatregelen ten bedrage van 0,2 % van het bbp, waarvan de details nog niet bekend zijn. In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote van 140,3 % aan het eind van 2024. Het verschil is toe te schrijven aan de hogere groei van het nominale bbp in de prognose van de Commissie.

Het stabiliteitsprogramma voorziet in de uitfasering van alle energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat ook uit van de volledige uitfasering van energiesteunmaatregelen in 2024. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de energieprijzen niet opnieuw zullen stijgen.

(24) Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad roept op tot een jaarlijkse verbetering van het structureel begrotingssaldo in de richting van de middellangetermijndoelstelling met 0,5 % van het bbp als benchmark25. Rekening houdend met budgettaire houdbaarheidsoverwegingen26 en de noodzaak om het tekort terug te dringen tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp, zou een verbetering van het structurele saldo met ten minste 0,7 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke vooruitgang te waarborgen, mag de groei van de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven in 2024 niet meer dan 1,3 % bedragen, zoals in deze aanbeveling wordt aangegeven. Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (momenteel door de Commissie geraamd op 1,0 % van het bbp in 2023) worden afgebouwd, afhankelijk van de ontwikkelingen op de energiemarkt en te beginnen met de minst doelgerichte maatregelen, en moeten de daarmee samenhangende besparingen worden gebruikt om het overheidstekort te verminderen. Uitgaande van ramingen van de Commissie zou dit leiden tot een lagere groei van de netto primaire uitgaven dan aanbevolen voor 2024.

Uitgaande van ongewijzigd beleid wordt in de voorjaarsprognose 2023 van de Commissie verwacht dat de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven in 2024 met 0,8 % zullen stijgen, wat minder is dan het aanbevolen groeipercentage. In het licht van de verwoestende overstromingen die Italië in mei 2023 hebben getroffen, zullen de kosten van directe noodhulp in verband met die overstromingen in aanmerking worden genomen bij latere beoordelingen van de naleving en in beginsel worden beschouwd als eenmalige en tijdelijke maatregelen.

Volgens het programma zullen de overheidsinvesteringen toenemen van 3,3 % van het bbp in 2023 tot 3,8 % van het bbp in 2024. De hogere investeringen weerspiegelen hogere nationaal gefinancierde investeringen en door de EU gefinancierde investeringen, inclusief via de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Het programma verwijst naar hervormingen en investeringen die naar verwachting zullen bijdragen tot houdbaarheid van de overheidsfinanciën en duurzame en inclusieve groei. Daartoe behoren de hervorming van de gedragscode voor overheidsopdrachten, die ook deel uitmaakt van het herstel- en veerkrachtplan, en het belastingstelsel dat is opgenomen in de machtigingswet van maart 2023.

Het stabiliteitsprogramma schetst een begrotingstraject voor de middellange termijn tot 2026. Volgens het programma zal het overheidstekort naar verwachting dalen tot 3,0 % van het bbp in 2025 en tot 2,5 % in 2026. Derhalve is het geplande overheidstekort in 2025 gedaald tot minder dan 3 % van het bbp. Volgens het programma zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 141,4 % aan het eind van 2024 tot 140,4 % aan het eind van 2026.

De loonbelastingwig in Italië is op alle inkomensniveaus hoog gebleven in vergelijking met andere EU-lidstaten, ondanks de verlaging van de inkomstenbelasting in 2022. Bovendien doet de uitbreiding van de forfaitaire regeling tot zelfstandigen vragen rijzen over de billijkheid en de doeltreffendheid van het belastingstelsel. Ook de invoering van een nieuwe forfaitaire regeling voor loonsverhogingen voor 2023 zorgde voor meer complexiteit. In maart 2023 heeft de overheid een nieuwe machtigingswet aangenomen voor een algemene hervorming van het belastingstelsel. Verwacht wordt dat het enkele reeds lang bestaande zwakke punten zal aanpakken, onder meer door de belasting op arbeid te verlagen en de belastinguitgaven en de vennootschapsbelasting te rationaliseren en te stroomlijnen. Bij de implementatie van deze hervorming is het van cruciaal belang de progressiviteit van het belastingstelsel te behouden, de complexiteit te verminderen, de prikkels om te werken te vergroten, de naleving van de belastingwetgeving te versterken en begrotingsneutraliteit te waarborgen. In dit verband zijn er mogelijkheden om de belastinginkomsten te verhogen uit andere bronnen die minder schadelijk zijn voor de groei, zoals onroerend goed, btw en toestemming voor het gebruik van kustbezit van de staat, teneinde de belastingdruk op arbeid op een begrotingsneutrale manier te verlagen. Er is ook ruimte voor verbetering van de opzet van milieubelastingen, die ondanks relatief hoge inkomsten de overgang naar schonere technologieën onvoldoende bevorderen, mede door het extensieve gebruik van milieuonvriendelijke subsidies. Voorts is het belangrijk om een reeds lang bestaand probleem aan te pakken dat niet in de machtigingswet is opgenomen, namelijk de grotendeels verouderde kadastrale waarden, die als basis dienen voor de berekening van de onroerendgoedbelasting.

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt (b) en criterium 2.2 van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/241 bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan van Italië is in gang gezet, maar met toenemend risico op vertragingen. Italië heeft 3 betalingsaanvragen ingediend, overeenkomend met 151 mijlpalen en doelstellingen in het programma en resulterend in een totale uitbetaling van EUR 42 miljard (het bedrag heeft betrekking op de eerste twee betalingsverzoeken, terwijl het derde nog wordt beoordeeld). Gezien de tijdelijke aard van de herstel- en veerkrachtfaciliteit die tot 2026 van kracht is, is het van essentieel belang dat snel wordt begonnen met de uitvoering van het programma en de onderhandelingen over het amendement. Het is belangrijk dat Italië de administratieve capaciteit versterkt, met name op subnationaal niveau, om de verplichtingen van het plan na te komen, terwijl een doeltreffend en volledig operationeel bestuurskader essentieel blijft voor een vlotte en tijdige uitvoering van het plan. Het blijft van cruciaal belang om mogelijke vertragingen en uitvoeringsproblemen in een vroeg stadium te onderkennen en tijdig actie te ondernemen om deze aan te pakken. Overeenkomstig artikel 14, lid 6, van Verordening (EU) nr. 2021/241 heeft Italië op 31 maart 2023 het voornemen kenbaar gemaakt om aanvullende steun in de vorm van leningen in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit aan te vragen. De onderhandelingen over het addendum en het REPowerEU-hoofdstuk zijn gaande, hoewel Italië geen officieel voorstel heeft ingediend.De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Italië op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en effectieve betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan het plan, om te zorgen voor een breed draagvlak voor de algehele beleidsagenda.

De Commissie heeft de meeste programmeringsdocumenten voor het cohesiebeleid van Italië in 2022 goedgekeurd en sommige in 2023. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma's in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Italië tot stand te brengen.

Naast de economische en sociale uitdagingen die in het herstel- en veerkrachtplan aan de orde komen, staat Italië voor een aantal bijkomende uitdagingen in verband met het energiebeleid en de groene transitie, met name wat betreft het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, gastransport, energie-efficiëntie, het beschikbaar maken en de acquisitie van groene vaardigheden en duurzame mobiliteit.

De capaciteit voor hernieuwbare energie is het afgelopen jaar zeer langzaam gegroeid en het aandeel van fossiele brandstoffen in de energiemix blijft aanzienlijk. Om meer vaart te zetten achter het gebruik van hernieuwbare energiebronnen heeft Italië een aantal wijzigingen aangebracht in het bestaande kader dat het vergunnings- en machtigingsproces voor hernieuwbare energiebronnen regelt. Verdere inspanningen zijn nodig om te zorgen voor consistentie tussen het administratieve en wetgevingskader op zowel nationaal als regionaal niveau en hun relevantie voor ultramoderne energietechnologie. Alle verwante normen zouden bijvoorbeeld kunnen worden geconsolideerd in één unieke tekst (Testo unico); tegelijkertijd moeten de richtsnoeren die subnationale autoriteiten volgen voor de evaluatie van projecten worden bijgewerkt. Tot slot zijn verdere investeringen nodig om het nationale elektriciteitsnet te verbeteren en interconnecties aan te leggen tussen het vasteland, Sicilië en Sardinië om de verwachte grotere opwekkingscapaciteit mogelijk te maken en de daarmee samenhangende toename van de hernieuwbare productie op te nemen.

Knelpunten in het gasnetwerk blijven bestaan. Italië voert besprekingen met partners in Noord-Afrika over investeringen om de invoercapaciteit van bestaande pijpleidingen en gasinterconnectoren te vergroten. Dit zou de invoer helpen diversifiëren en zo de voorzieningszekerheid versterken. Er zijn echter verdere investeringen nodig om de knelpunten weg te werken in het bestaande binnenlandse netwerk, dat niet over de transmissiecapaciteit beschikt om nieuwe gasaanvoer vanuit het zuiden naar het noorden van het land te distribueren. Investeringen in infrastructuur voor fossiele brandstoffen moeten worden beperkt tot het strikt noodzakelijke en toekomstbestendig zijn, om te voorkomen dat men vastzit aan technologieën die niet stroken met de klimaatdoelstellingen of de kosten van de energietransitie verhogen.

Het verbruik van aardgas in Italië is in de periode tussen augustus 2022 en maart 2023 met 19 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde gasverbruik in dezelfde periode in de voorgaande 5 jaar, waarmee de doelstelling van 15 % reductie is overtroffen.Italië kan zijn inspanningen blijven opvoeren om de vraag naar gas tijdelijk te verminderen tot 31 maart 202427. Maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie van gebouwen moeten doelgericht zijn. Het gebouwenbestand van Italië heeft een aanzienlijk potentieel voor energie-efficiëntie, met name wat betreft het grote aandeel oude en energie-intensieve gebouwen. Bestaande maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan kunnen worden aangevuld met maatregelen zoals gerichte stimuleringsregelingen om de energie-efficiëntie te verhogen in de slechtst presterende gebouwen, waaronder commerciële gebouwen en publieke huisvesting, waarbij ervoor wordt gezorgd dat kwetsbare huishoudens worden bereikt en regressieve effecten worden vermeden. Deze maatregelen zouden met name ten goede komen aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen die vaak niet over de technische en financiële capaciteit beschikken om hun energie-efficiëntie te verbeteren. Dezelfde maatregelen zouden ook bijdragen tot de vermindering van energiearmoede, die verder kan worden aangepakt door andere maatregelen, bijvoorbeeld via one-stop-shops met gepersonaliseerde diensten voor energiebesparing. Een grotere energie-efficiëntie zou ook baat hebben bij meer markttoezicht op het gebied van ecologisch ontwerp en etikettering van het energieverbruik.

Tekorten in de infrastructuur en milieuschadelijke subsidies, waaronder voor het wegvervoer, blijven aanzienlijk en ontmoedigen de overgang naar duurzamere transportoplossingen. Het gemiddelde aantal oplaadpunten blijft bijvoorbeeld onder het EU-gemiddelde. Tot de subsidies die schadelijk zijn voor het milieu behoren de forfaitaire belastingheffing op bedrijfswagens die beschikbaar zijn voor privé-gebruik en de terugbetaling van accijnzen op diesel voor vrachtvervoer. Om de markt voor emissievrije voertuigen te consolideren, is het van essentieel belang dat de inspanningen om laadstations uit te rollen en die subsidies af te schaffen, worden voortgezet.

Tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in voor de groene transitie cruciale sectoren en beroepen, waaronder de productie, de inzet en het onderhoud van nettonultechnologieën, zorgen voor knelpunten bij de overgang naar een nettonuleconomie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten deze maatregelen toegankelijk zijn, met name voor personen en in de sectoren en regio's waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. In Italië worden zowel hoog- als laaggeschoolde beroepen die essentieel zijn voor de groene transitie getroffen door tekorten. Tegelijkertijd bereikt opleidingssteun vaak niet de werknemers die het meest door de groene transitie kunnen worden getroffen. Het ontbreken van groene vaardigheden in de publieke sector, met name op lokaal niveau, staat ook groene investeringen in de weg. Italië wordt geconfronteerd met grote regionale verschillen die nog groter dreigen te worden als de lokale arbeidsmarkten de kansen van de groene transitie niet weten te benutten. Bovendien zou het stimuleren van groene vaardigheden, ook voor duurzaam bodembeheer, essentieel zijn voor het bestrijden van de gevolgen van klimaatverandering, met name de toename van overstromingen en aanhoudende droogte.

In het licht van deze beoordeling van de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht en zijn advies28 daarover is in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(38) Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, gerichtere begrotingsmaatregelen te nemen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk die uitgaat van de energieprijzen afneemt; ii) hoge overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegengaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, gericht is op levensvatbare bedrijven en stimulansen voor de groene transitie handhaaft; en v) de macro‑financiële stabiliteit in stand te houden en risico's te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Italië dragen de aanbevelingen (1), (2) en (3) bij tot de uitvoering van de eerste, tweede, derde en vierde aanbevelingen voor de eurozone.

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. Het in aanbeveling (1) genoemde beleid draagt bij tot het aanpakken van kwetsbaarheden die verband houden met een hoge overheidsschuld en met een lage productiviteitsgroei. Aanbeveling (2) draagt bij tot het aanpakken van aanbeveling (1). De in aanbeveling (1) bedoelde beleidsmaatregelen dragen bij tot zowel het aanpakken van onevenwichtigheden als het uitvoeren van de aanbevelingen voor het eurogebied, overeenkomstig overweging 38.

2.

BEVEELT AAN dat Italië in 2023 en 2024 de volgende actie onderneemt:


1. De geldende steunmaatregelen voor energie afbouwen tegen eind 2023 en de daarmee gepaard gaande besparingen gebruiken om het overheidstekort te verminderen. Mochten nieuwe energieprijsstijgingen steunmaatregelen noodzakelijk maken, zorgen dat deze gericht zijn op de bescherming van kwetsbare huishoudens en bedrijven, die fiscaal betaalbaar zijn, en stimuleringsmaatregelen voor energiebesparing in stand houden.

Toezien op een prudente budgettaire beleidsvorming, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot maximaal 1,3 %.

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor een effectieve absorptie van investeringssubsidies uit het herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name om de groene en digitale transitie te bevorderen.

Voor de periode na 2024 een begrotingsstrategie op middellange termijn blijven voortzetten van geleidelijke en duurzame consolidatie, gecombineerd met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor verbeterde productiviteit en een hogere duurzame groei, teneinde een prudente begrotingssituatie op middellange termijn te bereiken.

De belastingen op arbeid verder verlagen en het belastingstelsel efficiënter maken door de machtigingswet inzake belastinghervorming aan te nemen en naar behoren uit te voeren, met behoud van de progressiviteit van het belastingstelsel en verbetering van de billijkheid, met name door de belastinguitgaven, waaronder btw en subsidies die schadelijk zijn voor het milieu, te stroomlijnen en te verminderen, en door de belastingwetgeving minder ingewikkeld te maken. De kadastrale waarden in overeenstemming brengen met de huidige marktwaarden.

2. Zorgen voor effectief bestuur en versterken van de bestuurlijke capaciteit, met name op subnationaal niveau, teneinde een verdere snelle en gestage uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan mogelijk te maken.Het REPowerEU-hoofdstuk onverwijld afronden zodat snel met de uitvoering ervan kan worden begonnen. Doorgaan met de snelle uitvoering van programma's in het kader van het cohesiebeleid, in nauwe samenhang en synergie met het herstel- en veerkrachtplan.

3. De afhankelijkheid van fossiele brandstoffen verminderen. De vergunningsprocedures stroomlijnen om de productie van additionele hernieuwbare energie te versnellen en elektriciteitsinterconnecties te ontwikkelen om deze op te nemen. De capaciteit voor intern gastransport vergroten om de energie-invoer te diversifiëren en de voorzieningszekerheid te versterken. De energie-efficiëntie in de woon- en bedrijfssector verhogen, onder meer door beter gerichte stimuleringsregelingen, met name gericht op de meest kwetsbare huishoudens en de slechtst presterende gebouwen. Duurzame mobiliteit bevorderen, onder meer door milieuonvriendelijke subsidies af te schaffen en de uitrol van oplaadstations te bespoedigen. De beleidsinspanningen opvoeren die gericht zijn op het voorzien in en verwerven van de vaardigheden die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

1PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

2PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

3Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

4COM(2022) 780 final.

5COM(2023) 62 final.

6COM(2023) 168 final.

7Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

8COM(2023) 141 final.

9COM(2022) 583 final.

10Uitvoeringsbesluit van de Raad van 13 juli 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Italië (ST 10160/21; doc. ST 10160/21 ADD 1; doc. ST 10160/21 ADD 1 REV 1; doc. ST 10160/21 ADD 1 REV 2; doc. ST 10160/21 ADD 1 REV 2 COR 1).

11SWD(2023) 612 final.

12SWD(2023) 634 final.

13Eurostat-Euro Indicatoren, 47/2023, 21.4.2023

14COM(2023) 631 final, 24.5.2023.

15COM(2023) 141 final, 8.3.2023.

16De nieuwe statistische behandeling impliceert een opwaartse herziening van het tekort met 1,8 procentpunt van het bbp in 2021. In 2022 hebben de belastingvoordelen van de nieuwe statistische behandeling naar schatting een tekortverhogend effect gehad van 2,6 procentpunten van het bbp.

17Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Italië, PB C 304 van 29.7.2021, blz. 53.

18De begrotingskoers wordt afgemeten aan de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van Covid-19-gerelateerde tijdelijke noodmaatregelen, maar met inbegrip van uitgaven gefinancierd met niet-terugvorderbare steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Zie voor meer details Box 1 in de statistische begrotingstabellen.

19Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een expansieve bijdrage van 0,3 procentpunt van het bbp leveren. Dit wordt verklaard door de toename van de uitgaven in verband met belastingvoordelen voor de renovatie van gebouwen, die als kapitaaloverdracht wordt geboekt.

20De cijfers geven het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van die maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en – indien relevant – kapitaaluitgaven.

21Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma van Italië en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Italië, PB C 334 van 1.9.2022, blz. 96.

22Op basis van de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt de potentiële productiegroei van Italië op middellange termijn (tienjarig gemiddelde) geraamd op 6,4 % in nominale termen.

23Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een krimpende bijdrage van 2,3 procentpunt van het bbp leveren. Dit is te verklaren door de verwachte afname van de uitgaven in verband met belastingvoordelen voor de renovatie van gebouwen.

24Zie voor de definitie van een eenmalige maatregel het Verslag over de openbare financiën 2015.

25Zie artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad, dat ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp voorschrijft voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp of met meer uitgesproken risico's voor de houdbaarheid van de schuldpositie.

26De Commissie heeft geraamd dat Italië een gemiddelde jaarlijkse stijging van het structurele primaire begrotingssaldo als percentage van het bbp van 0,85 procentpunt nodig heeft om een plausibele schuldvermindering te realiseren of ervoor te zorgen dat de overheidsschuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. Deze raming was gebaseerd op de najaarsprognose 2022 van de Commissie. Het uitgangspunt voor deze raming was het geraamde overheidstekort en de overheidsschuld voor 2024, waarbij ervan werd uitgegaan dat de steunmaatregelen voor energie in 2024 zouden worden ingetrokken.

27Verordening (EU) nr. 2022/1369 van de Raad en Verordening (EU) 2023/706 van de Raad.

28Op grond van artikel 5, lid 2, en artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.

NL NL