Toelichting bij COM(2023)605 - Hervormingsprogramma 2023 en stabiliteitsprogramma 2023 van Duitsland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Aanbeveling voor een

AANBEVELING VAN DE RAAD

over het nationale hervormingsprogramma 2023 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2023 van Duitsland

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid1, en met name artikel 5, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden2, en met name artikel 6, lid 1,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Werkgelegenheidscomité,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

1.

Overwegende hetgeen volgt:


Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad3, waarbij de herstel- en veerkrachtfaciliteit werd ingesteld, is op 19 februari 2021 in werking getreden. De herstel- en veerkrachtfaciliteit biedt de lidstaten financiële ondersteuning voor de uitvoering van hervormingen en investeringen, die worden gerealiseerd met budgettaire stimulansen door de EU. In overeenstemming met de prioriteiten van het Europees Semester draagt zij bij tot economisch en sociaal herstel en tot de uitvoering van duurzame hervormingen en investeringen, met name om de groene en de digitale transitie te stimuleren en de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken. Zij helpt ook de overheidsfinanciën te versterken en de groei en werkgelegenheid op middellange en lange termijn te stimuleren, de territoriale cohesie binnen de EU te verbeteren en de verdere uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten te ondersteunen. De maximale financiële bijdrage per lidstaat in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit is op 30 juni 2022 bijgewerkt, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/241.

Op 22 november 2022 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse duurzamegroeianalyse 20234 en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2023 voor coördinatie van het economisch beleid. De Europese Raad heeft op 23 maart 2023 zijn goedkeuring gehecht aan de prioriteiten van de analyse rond de vier dimensies van concurrerende duurzaamheid. Op basis van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft de Commissie op 22 november 2022 ook het waarschuwingsmechanismeverslag 2023 goedgekeurd, waarin zij Duitsland niet heeft vermeld als een van de staten die door onevenwichtigheden geraakt kunnen zijn of het risico lopen daardoor geraakt te worden en waarvoor een diepgaande evaluatie nodig zou zijn. Op dezelfde datum heeft de Commissie ook een advies goedgekeurd over het Duitse ontwerpbegrotingsplan 2023. De Commissie heeft ook een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone goedgekeurd, die de Raad op 16 mei 2023 heeft aangenomen, alsook het voorstel voor het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 waarin de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten wordt geanalyseerd, dat de Raad op 13 maart 2023 heeft aangenomen.

Hoewel de economieën in de EU blijk geven van opvallende veerkracht, blijft de geopolitieke context een negatief effect hebben. Aangezien de EU resoluut achter Oekraïne staat, is de economische en sociale beleidsagenda van de EU erop gericht om op korte termijn de negatieve gevolgen van energieschokken voor zowel kwetsbare huishoudens als bedrijven te beperken en op middellange termijn de inspanningen met het oog op de verwezenlijking van de groene en de digitale transitie, de ondersteuning van duurzame en inclusieve groei, de bewaking van de macro-economische stabiliteit en de vergroting van de veerkracht vol te houden. De agenda is ook sterk gericht op het vergroten van het concurrentievermogen en de productiviteit van de EU.

Op 1 februari 2023 heeft de Commissie een mededeling uitgebracht met de titel “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk”5 om het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de EU te versterken en de snelle transitie naar klimaatneutraliteit te bevorderen. Het plan vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal en REPowerEU. Het heeft tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de capaciteit van de EU om de nettonultechnologieën en -producten te fabriceren die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de EU te halen en de toegang tot relevante kritieke grondstoffen te waarborgen, onder meer door de aanvoer te diversifiëren, geologische hulpbronnen in de lidstaten naar behoren te exploiteren en grondstoffen zoveel mogelijk te recyclen. Het plan is gebaseerd op vier pijlers: een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingskader, versnelde toegang tot financiering, het verbeteren van vaardigheden, en open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens. Op 16 maart 2023 heeft de Commissie ook een mededeling gepubliceerd met de titel “Concurrentievermogen van de EU op lange termijn: blik op de periode na 2030”6, die is gestructureerd rond negen elkaar versterkende aanjagers, met als doel te werken aan een groeibevorderend regelgevingskader. In de mededeling worden beleidsprioriteiten vastgesteld die bedoeld zijn om actief te zorgen voor structurele verbeteringen, gerichte investeringen en regelgevingsmaatregelen voor het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten op lange termijn. Onderstaande aanbevelingen dragen bij tot de verwezenlijking van deze prioriteiten.

In 2023 blijft het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid evolueren in overeenstemming met de uitvoering van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De volledige uitvoering van de herstel- en veerkrachtplannen blijft essentieel voor de verwezenlijking van de beleidsprioriteiten in het kader van het Europees Semester, aangezien de plannen betrekking hebben op alle of een aanzienlijk deel van de relevante landspecifieke aanbevelingen die in de afgelopen jaren zijn gedaan. De landspecifieke aanbevelingen 2019, 2020 en 2022 blijven ook relevant voor herstel- en veerkrachtplannen die worden herzien, bijgewerkt of gewijzigd overeenkomstig de artikelen 14, 18 en 21 van Verordening (EU) 2021/241.

De REPowerEU-verordening7, die op 27 februari 2023 is vastgesteld, heeft tot doel de afhankelijkheid van de EU van de invoer van Russische fossiele brandstoffen snel af te bouwen. Dit zal bijdragen tot energiezekerheid en de diversificatie van de energievoorziening van de EU en tegelijkertijd het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, de opslagcapaciteit voor energie en de energie-efficiëntie vergroten. De verordening stelt de lidstaten in staat een nieuw REPowerEU-hoofdstuk toe te voegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen om belangrijke hervormingen en investeringen te financieren die de REPowerEU-doelstellingen helpen verwezenlijken. Deze plannen stimuleren ook het concurrentievermogen van de nettonulindustrie van de EU zoals uiteengezet in het industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk, en gaan in op de energiegerelateerde landspecifieke aanbevelingen die in 2022 en, indien van toepassing, in 2023 aan de lidstaten zijn gedaan. Met de REPowerEU-verordening wordt een nieuwe categorie niet-terugbetaalbare financiële steun ingevoerd die ter beschikking van de lidstaten wordt gesteld voor de financiering van nieuwe energiegerelateerde hervormingen en investeringen in het kader van hun herstel- en veerkrachtplannen.

Op 8 maart 2023 heeft de Commissie een mededeling aangenomen met richtsnoeren voor het begrotingsbeleid voor 2024, die erop gericht is de voorbereiding van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van de lidstaten te ondersteunen en aldus de beleidscoördinatie te versterken8. De Commissie heeft eraan herinnerd dat de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact eind 2023 wordt gedeactiveerd. Zij heeft verzocht om een begrotingsbeleid in 2023-24 dat de houdbaarheid van de schuld op middellange termijn waarborgt en de potentiële groei op duurzame wijze verhoogt. De lidstaten is verzocht in hun stabiliteits- en convergentieprogramma’s 2023 uiteen te zetten hoe hun begrotingsplannen ervoor zullen zorgen dat de tekortreferentiewaarde van 3 % van het bbp wordt nageleefd en de schuld voortdurend op plausibele wijze wordt teruggedrongen, of dat de schuld op middellange termijn op een prudent niveau wordt gehouden. De Commissie heeft de lidstaten verzocht de nationale begrotingsmaatregelen die zijn ingevoerd om huishoudens en bedrijven te beschermen tegen de energieprijsschok, uit te faseren, te beginnen met de minst gerichte maatregelen. Zij heeft erop gewezen dat indien de steunmaatregelen zouden moeten worden verlengd vanwege de hernieuwde energieprijsdruk, de lidstaten dergelijke maatregelen veel beter moeten richten op kwetsbare huishoudens en bedrijven dan in het verleden. De Commissie heeft voorgesteld de begrotingsaanbevelingen te kwantificeren, te differentiëren en te formuleren op basis van de netto primaire uitgaven, zoals voorgesteld in haar mededeling over een leidraad voor een hervorming van het EU-kader voor economische governance9. Zij heeft aanbevolen dat alle lidstaten nationaal gefinancierde investeringen blijven beschermen en zorgen voor een doeltreffend gebruik van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name in het licht van de doelstellingen met betrekking tot de groene en de digitale transitie en veerkracht. De Commissie heeft aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 een op een tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedure in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023, in overeenstemming met de bestaande wettelijke bepalingen.

Op 26 april 2023 heeft de Commissie wetgevingsvoorstellen ingediend om een omvattende hervorming van de regels voor economische governance van de EU uit te voeren. De voorstellen moeten vooral de overheidsschuld houdbaarder maken en tegelijkertijd duurzame en inclusieve groei bevorderen in alle lidstaten via hervormingen en investeringen. De voorstellen moeten de lidstaten meer controle geven wat het ontwerpen van hun middellangetermijnplannen betreft, maar tuigen ook een strengere handhavingsregeling op. Die moet ervoor zorgen dat de lidstaten de verbintenissen die zij in hun begrotingsplannen voor de middellange termijn aangaan, ook daadwerkelijk nakomen. Het doel is de wetgevende werkzaamheden in 2023 af te ronden.

Op 28 april 2021 heeft Duitsland zijn nationale herstel- en veerkrachtplan bij de Commissie ingediend, overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) 2021/241. Krachtens artikel 19 van Verordening (EU) 2021/241 heeft de Commissie de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie en samenhang van het herstel- en veerkrachtplan beoordeeld overeenkomstig de beoordelingsrichtsnoeren van bijlage V bij die verordening. Op 13 juli 2021 heeft de Raad zijn besluit betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Duitsland aangenomen10. De vrijgave van tranches is afhankelijk van een besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2021/241 houdende dat Duitsland de desbetreffende mijlpalen en streefdoelen die in het uitvoeringsbesluit van de Raad zijn vastgelegd, op bevredigende wijze heeft verwezenlijkt. Onder bevredigende verwezenlijking wordt begrepen dat de verwezenlijking van eerdere mijlpalen en streefdoelen niet is teruggedraaid.

Duitsland heeft op 24 april 2023 zijn nationaal hervormingsprogramma 2023 ingediend en op 26 april 2023 zijn stabiliteitsprogramma 2023, overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze samen geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/241 weerspiegelt het nationale hervormingsprogramma 2023 ook de halfjaarlijkse verslaglegging van Duitsland over de vorderingen bij het behalen van zijn herstel- en veerkrachtplan.

De Commissie heeft11 op 24 mei 2023 het landverslag 2023 voor Duitsland gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Duitsland heeft geboekt bij de uitvoering van de desbetreffende landspecifieke aanbevelingen die de Raad tussen 2019 en 2022 heeft vastgesteld en werd de balans opgemaakt van de uitvoering door Duitsland van het herstel- en veerkrachtplan. Op basis van deze analyse werden in het landverslag lacunes vastgesteld met betrekking tot de uitdagingen die niet of slechts gedeeltelijk worden aangepakt in het herstel- en veerkrachtplan, alsook nieuwe en opkomende uitdagingen. Ook werd de vooruitgang beoordeeld die Duitsland heeft geboekt bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en bij de verwezenlijking van de kerndoelen van de EU inzake werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding, alsook bij de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN.

(12) De Commissie heeft op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 met betrekking tot Duitsland een diepgaande evaluatie verricht en de resultaten ervan bekendgemaakt op 24 mei 202312. Daarin concludeerde zij dat Duitsland met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Met name het aanhoudend groot overschot op de lopende rekening, dat het gevolg is van getemperde investeringen in vergelijking met de besparingen en grensoverschrijdende relevantie heeft, werd geleidelijk verminderd, recent nog in volle energiecrisis, maar er wordt een uitgesproken stijging verwacht. Het huidige overschot op de lopende rekening liep tot 2019 langzaam terug, met een lichtjes stijgende binnenlandse investeringsratio en een dalende handelsbalans, en stond sindsdien in het teken van ongewone economische omstandigheden. Het overschot daalde uitgesproken in 2022 door de hogere prijzen voor energie-import, samen met een inkrimping van het niet-energiegebonden handelsoverschot en een herstel in de toerisme-import. In 2022 bleef het overschot boven het peil dat bleek uit de fundamenten van het land en verwacht wordt dat het uitgesproken zal terugveren in 2023 en bijna onveranderd zal blijven in 2024. Volgens de prognoses zal het onder de PMO-drempel blijven. De prognoses gaan uit van een sterke stijging van de lonen, waardoor de binnenlandse vraag wordt ondersteund, terwijl de loonkosten per eenheid product mogelijk sneller zullen groeien dan in de rest van de eurozone. Niettemin worden consumptie en investeringen tijdelijk getemperd door de hoge inflatie. De afgelopen jaren zijn de woningprijzen sterk gestegen, al is de vastgoedmarkt sinds midden 2022 ietwat afgekoeld. Omdat er te weinig wordt geïnvesteerd in woningbouw kan het woningaanbod de vraag niet volgen, en dat zou de voortdurende risico’s van overwaardering wel eens kunnen vergroten. De tijdige en effectieve uitvoering van de initiatieven rond overheidsinvesteringen en het wegnemen van obstakels voor investeringen zou een verdere vermindering van de kwetsbaarheden ten goede komen.

(13) Op basis van gegevens die gevalideerd zijn door Eurostat13 daalde het overheidstekort van Duitsland van 3,7 % van het bbp in 2021 naar 2,6 % in 2022, terwijl de overheidsschuld daalde van 69,3 % van het bbp eind 2021 naar 66,3 % eind 2022. Op 24 mei 2023 heeft de Commissie een verslag gepubliceerd op grond van artikel 126, lid 3, VWEU14; in dit verslag wordt de begrotingssituatie van Duitsland besproken, aangezien er plannen bestaan om het tekort van het land in 2023 de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3 % van het bbp te laten overschrijden. In het verslag wordt geconcludeerd dat niet aan het tekortcriterium was voldaan. Overeenkomstig de mededeling van 8 maart 202315 heeft de Commissie niet voorgesteld om in het voorjaar van 2023 nieuwe buitensporigetekortprocedures in te stellen; de Commissie heeft op haar beurt aangegeven dat zij de Raad zal voorstellen om in het voorjaar van 2024 een op een tekort gebaseerde buitensporigtekortprocedure in te stellen op basis van de begrotingsresultaten voor 2023. Duitsland moet hier bij de uitvoering van zijn begroting van 2023 en bij de voorbereiding van het ontwerpbegrotingsplan voor 2024 rekening mee houden.

Het overheidssaldo wordt beïnvloed door de maatregelen van het begrotingsbeleid die zijn aangenomen om de economische en sociale gevolgen van de stijgende energieprijzen te verzachten. In 2022 omvatten dergelijke inkomstenverlagende maatregelen een verlaging van de energiebelasting op brandstoffen en een verlaging van de belasting over de toegevoegde waarde op gas en districtsverwarming; terwijl dergelijke uitgavenverhogende maatregelen een forfaitaire energiebonus en de overname van de rekening van december voor particuliere gasconsumenten omvatten. De Commissie raamt de nettobegrotingkosten van deze maatregelen op 1,2 % van het bbp in 2022. Ook het overheidssaldo ondervond de gevolgen van de begrotingsuitgaven voor de tijdelijke bescherming van ontheemden uit Oekraïne, die wordt geraamd op 0,1 % van het bbp in 2022. Tegelijkertijd daalden de geraamde kosten van de COVID-19-gerelateerde tijdelijke noodmaatregelen in 2022 naar 0,8 % van het bbp, tegenover 4,2 % in 2021.

Op 18 juni 2021 heeft de Raad Duitsland 16 aanbevolen om in 2022 een ondersteunende begrotingskoers aan te houden, onder meer met behulp van de impuls die uitgaat van de herstel- en veerkrachtfaciliteit, en om nationaal gefinancierde investeringen in stand te houden.

Volgens ramingen van de Commissie was de begrotingskoers17 in 2022, -2,7 % van het bbp, ondersteunend, zoals aanbevolen door de Raad. Zoals aanbevolen door de Raad is Duitsland het herstel blijven steunen met investeringen die worden gefinancierd uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Uitgaven die werden gefinancierd uit subsidies van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen bedroegen 0,2 % van het bbp in 2022 (0,3 % van het bbp in 2021). Nationaal gefinancierde investeringen zorgden voor een neutrale bijdrage tot de begrotingskoers18. Daarom houdt Duitsland nationaal gefinancierde investeringen in stand, zoals aanbevolen door de Raad. Tegelijkertijd heeft de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend nieuwe maatregelen aan de ontvangstenzijde) een expansieve bijdrage aan de begrotingskoers van 2,4 procentpunten geleverd. Die aanzienlijke expansieve bijdrage omvatte het aanvullende effect van maatregelen van het begrotingsbeleid om de economische en sociale gevolgen van de stijging van de energieprijzen te verzachten (bijkomende netto begrotingskosten van 1,2 % van het bbp) plus de kosten voor het bieden van tijdelijke bescherming aan ontheemden uit Oekraïne (0,1 % van het bbp). Tegelijkertijd daalden door de belastingverlagingen in de inkomstenbelasting de overheidsinkomsten en droegen ze ook bij (0,1 % van het bbp) tot de groei van de netto primaire lopende uitgaven. De aanzienlijke expansieve bijdrage van nationaal gefinancierde lopende uitgaven was slechts deels het gevolg van de maatregelen om de economische en sociale gevolgen van de stijgende energieprijzen aan te pakken en van de kosten om tijdelijke bescherming te bieden aan ontheemden uit Oekraïne. Duitsland heeft de toename van de nationaal gefinancierde lopende uitgaven dan ook niet voldoende onder controle gehouden.

Het aan de begrotingsprognoses van het stabiliteitsprogramma ten grondslag liggende macro-economische scenario is realistisch. De regering verwacht dat het reële bbp in 2023 met 0,2 % en in 2024 met 1,8 % zal groeien. Ter vergelijking: in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een groei van het vergelijkbaar reële bbp van 0,2 % in 2023 en 1,4 % in 2024.

De regering verwacht in zijn stabiliteitsprogramma 2023 dat het overheidstekort in 2023 zal stijgen tot 4,25 % van het bbp. De stijging in 2023 is voornamelijk het gevolg van de bijkomende uitgaven voor de rem op de energieprijzen betreffende gas en elektriciteit. Volgens het programma zal de overheidsschuldquote naar verwachting stijgen van 66,3 % eind 2022 tot 67,75 % eind 2023. In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt voor 2023 uitgegaan van een overheidstekort van 2,3 % van het bbp. Dit is lager dan het tekort dat werd voorspeld in het stabiliteitsprogramma en is voornamelijk het gevolg van de lagere uitgaven voor de rem op de energieprijzen waarvan wordt uitgegaan. In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote, namelijk 65,2 % eind 2023. Het verschil is te wijten aan het kleinere tekort.

Het overheidssaldo in 2023 zal naar verwachting de gevolgen blijven ondervinden van de maatregelen van het begrotingsbeleid die zijn aangenomen om de economische en sociale gevolgen van de stijgende energieprijzen te verzachten. Ze bestaan uit nieuwe maatregelen vergeleken met 2022, met name de rem op de energieprijzen voor gas en elektriciteit. De kosten van deze maatregelen worden deels gecompenseerd door belastingen op uitzonderlijke winsten van energieleveranciers, namelijk een heffing op buitengewone winsten. Rekening houdend met deze inkomsten wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie uitgegaan van netto begrotingskosten van 2,0 % van het bbp in 202319. De meeste maatregelen in 2023 lijken niet gericht te zijn op de meest kwetsbare huishoudens of bedrijven, hoewel veel ervan niet ten volle het prijssignaal in stand houden om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te vergroten. Als gevolg daarvan wordt de hoeveelheid gerichte steunmaatregelen, waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van de naleving van de aanbeveling voor 2023, in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie geraamd op 0,5 % van het bbp in 2023 (vergeleken met 0,3 % van het bbp in 2022). Volgens de prognoses zullen de begrotingskosten van tijdelijke bescherming voor ontheemden uit Oekraïne stabiel blijven vergeleken met 2022. Ten slotte wordt verwacht dat het overheidssaldo 2023 zal profiteren van de uitfasering van de COVID-19-gerelateerde tijdelijke noodmaatregelen van 0,8 % van het bbp.

Op 12 juli 2022 heeft de Raad20 Duitsland aanbevolen actie te ondernemen om er in 2023 voor te zorgen dat de groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven in overeenstemming is met een algemeen neutrale beleidskoers21, rekening houdend met de aanhoudende tijdelijke en gerichte steun aan huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen en aan mensen die Oekraïne ontvluchten. Duitsland moet klaarstaan om de lopende uitgaven aan te passen aan de veranderende situatie. De Raad heeft Duitsland ook aanbevolen te voorzien in meer overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid, met inachtneming van het REPowerEU-initiatief, onder meer door gebruik te maken van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen.

Voor 2023 wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie uitgegaan van een contractieve begrotingskoers (+0,5 % van het bbp) in een context van hoge inflatie. Dit volgt uit een expansieve begrotingskoers in 2022 (-2,7 % van het bbp). De groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde) zal in 2023 naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,3 % van het bbp aan de begrotingskoers leveren. Dit omvat de gestegen kostprijs van de gerichte steunmaatregelen aan huishoudens en bedrijven die het meest kwetsbaar zijn voor stijgingen van de energieprijzen met 0,2 % van het bbp. Samengevat: de voorspelde groei van de nationaal gefinancierde primaire lopende uitgaven is in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad. Voorspeld wordt dat de met subsidies van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen gefinancierde uitgaven in 2023 goed zullen zijn voor 0,2 % van het bbp, en dat nationaal gefinancierde investeringen een neutrale bijdrage tot de begrotingskoers zullen leveren22. Daarom is Duitsland van plan bijkomende investeringen te financieren via de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen en volgens de prognoses zal het land nationaal gefinancierde investeringen in stand houden. Duitsland is van plan overheidsinvesteringen voor de groene en de digitale transitie en voor energiezekerheid te financieren, zoals energiezekerheid, de energetische renovatie van gebouwen, de verbetering van de laadinfrastructuur voor elektrische auto’s en het uitrusten van scholen voor het digitale tijdperk, die deels worden gefinancierd door de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen.

Volgens het stabiliteitsprogramma zal het overheidstekort naar verwachting dalen tot 1,75 % van het bbp in 2024. De daling in 2024 is vooral te danken aan de uitfasering van de rem op de energieprijzen. Volgens de prognoses van het programma zal de overheidsschuldquote eind 2024 dalen tot 66,5 %. Op basis van de op de afsluitdatum van de prognoses bekende beleidsmaatregelen wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 1,2 % van het bbp in 2024. Dit is lager dan het tekort dat werd voorspeld in het programma en is voornamelijk het gevolg van de lagere uitgaven voor de energiesteunmaatregelen waarvan wordt uitgegaan. In de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een lagere overheidsschuldquote, namelijk 64,1 % eind 2024, voornamelijk te wijten aan het lagere tekort.

Het stabiliteitsprogramma beoogt de uitfasering van de meeste energiesteunmaatregelen in 2024. De Commissie gaat er momenteel van uit dat de nettobegrotingkosten van deze maatregelen 0,3 % van het bbp in 2024 zullen bedragen. Bij deze ramingen wordt ervan uitgegaan dat de energieprijzen niet opnieuw zullen gaan stijgen. De meeste energiesteunmaatregelen waarvan momenteel wordt verwacht dat ze van kracht zullen blijven in 2024 lijken niet gericht te zijn op kwetsbare huishoudens of bedrijven. Bijna allemaal houden ze het prijssignaal in stand om de vraag naar energie te verminderen en de energie-efficiëntie te vergroten.

In Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad wordt opgeroepen tot een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo richting een tussentijdse doelstelling, met 0,5 % van het bbp als benchmark23. Rekening houdend met overwegingen inzake houdbaarheid van de begroting24 zou een verbetering in het structurele saldo van ten minste 0,3 % van het bbp voor 2024 passend zijn. Om een dergelijke verbetering te verzekeren, mag de groei van de netto nationaal gefinancierde primaire uitgaven25 in 2024 niet meer bedragen dan 2,5 %, zoals weergegeven in deze aanbeveling.

Tegelijkertijd moeten de resterende energiesteunmaatregelen (die momenteel door de Commissie worden geraamd op 2,0 % van het bbp in 2023) worden uitgefaseerd, afhankelijk van de ontwikkelingen op de energiemarkt en te beginnen vanaf de minst gerichte. De besparingen die dit oplevert, kunnen dan worden gebruikt om het overheidstekort af te bouwen. Op basis van ramingen van de Commissie zou dit leiden tot een groei in de netto primaire uitgaven tot onder het aanbevolen groeipercentage voor 2024.

In de veronderstelling dat het beleid ongewijzigd blijft, wordt in de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie uitgegaan van een groei van de netto nationaal gefinancierde uitgaven met 2,4 % in 2024, wat lager is dan het aanbevolen groeipercentage. De aanpassing waarvan in de prognoses van de Commissie wordt uitgegaan, valt lager uit dan de besparingen door de volledige uitfasering van de energiesteunmaatregelen. Dat is te wijten aan het feit dat enkele van die maatregelen in 2024 van kracht blijven en aan inkomstenverlagende discretionaire maatregelen zoals verscheidene verminderingen van de inkomstenbelasting.

Volgens het programma zullen de overheidsinvesteringen naar verwachting stabiel blijven op 2,5 % van het bbp in 2023 en in 2024. Het programma verwijst naar hervormingen en investeringen, waarvan wordt verwacht dat ze zullen bijdragen tot de houdbaarheid van de begroting en tot een duurzame en inclusieve groei. Daarin zitten verscheidene hervormingen van het stelsel van inkomstenbelastingen en van het pensioenstelsel.

Het stabiliteitsprogramma stippelt een fiscaal pad op middellange termijn tot 2026 uit. Volgens het programma zal het overheidstekort naar verwachting geleidelijk dalen tot 0,75 % van het bbp in 2025 en 2026. Verwacht wordt derhalve dat het overheidstekort in 2024 onder de 3 % van het bbp zal zakken. Volgens het programma zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen van 66,5 % eind 2024 naar 65,5 % tegen eind 2026.

(28) Hoewel de werkgelegenheidsprestatie solide blijft terwijl de bevolking snel vergrijst, zullen de tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden naar verwachting verder blijven toenemen. De bevolking in de werkende leeftijd zal in de jaren 2020 naar verwachting met 3,7 miljoen mensen afnemen doordat de babyboomgeneratie met pensioen gaat. Hierdoor zullen de financieringsbehoeften van het verplichte omslagstelsel (de eerste pensioenpijler) aanzienlijk toenemen en mogelijk een uitdaging vormen voor de toereikendheid van pensioenen. Een nettomigratiebalans van ongeveer 400 000 mensen per jaar zou nodig zijn om een dalend niveau van potentiële arbeidskrachten te compenseren. De wettelijke pensioenleeftijd zal geleidelijk toenemen tot 67 jaar in 2031. Hoewel de werkgelegenheidsgraad van werknemers tussen 55 en 64 jaar tot de hoogste van de EU behoort, is de stijging van de effectieve pensioenleeftijd de voorbije jaren vertraagd en loopt de werkgelegenheid bij de 65-plussers achter op de toppresteerders binnen de EU. Dit is ook te wijten aan mogelijkheden om vervroegd met pensioen te gaan, wat een bijkomende druk legt op de houdbaarheid van het pensioenstelsel. Mensen die ten minste 35 jaar hebben gewerkt, kunnen vervroegd met pensioen, met een relatief kleine vermindering van de pensioenuitkering. Wie ten minste 45 jaar heeft gewerkt, kan met pensioen zonder pensioenrechten te verliezen (Rente nach 45 Beitragsjahren). De door de staat gesubsidieerde private pensioenregelingen (persoonlijke pensioenregeling van de derde pijler – Riester Rente) zijn tot nu toe onvoldoende benut. Ondanks inspanningen om het gebruik van bedrijfspensioenen (tweede pijler) te doen toenemen, blijft de dekking op ongeveer 56 %.

De belastingmix in Duitsland blijft sterk leunen op belastinginkomsten uit arbeid, terwijl belastinggrondslagen die inclusieve en duurzame groei kunnen ondersteunen, onderbenut blijven. De loonwig in Duitsland is een van de grootste in de EU, en de wisselwerking tussen het belasting- en transferstelsel leidt tot zwakke stimulansen om meer uren te werken voor mensen met een laag inkomen en tweede verdieners, vaak vrouwen. Dat weegt op het arbeidsaanbod en verergert het tekort aan arbeidskrachten. Het aandeel milieubelastingen in Duitsland ligt lager dan het EU-gemiddelde voor zowel energie- als vervoerbelasting. De voertuigbelasting vormt geen stimulans voor milieuvriendelijker vervoer. Subsidies die schadelijk zijn voor het milieu, zoals subsidies voor fossiele brandstoffen (waaronder belastingvrijstellingen en -verminderingen), blijven aanzienlijk en remmen de groene transitie af.

Overeenkomstig artikel 19, lid 3, punt b), van en criterium 2.2 van bijlage V bij Verordening (EU) 2021/241 bevat het herstel- en veerkrachtplan een uitgebreide reeks elkaar versterkende hervormingen en investeringen die uiterlijk in 2026 moeten zijn uitgevoerd. Gezien de tijdelijke aard van de herstel- en veerkrachtfaciliteit die tot 2026 loopt, is het van essentieel belang dat er snel wordt begonnen met de uitvoering van het plan. Hoewel het Duitse herstel- en veerkrachtplan wordt uitgevoerd, blijven er nog aanzienlijke vertragingen. Beperkte middelen die worden toegekend aan de uitvoering van het plan en onvoldoende prioritering hebben ertoe geleid dat Duitsland achterop hinkt bij het uitvoeringsproces. Duitsland moet zijn operationele overeenkomsten nog ondertekenen en zijn eerste betalingsaanvraag nog indienen. Het Duitse herstel- en veerkrachtplan werd al een keer herzien op 14 februari 2023, waarbij twee investeringsmaatregelen werden aangepast die niet volledig konden worden uitgevoerd door objectieve omstandigheden26. Het plan zal naar verwachting in 2023 opnieuw worden herzien met nog een addendum, zodat het REPowerEU-hoofdstuk kan worden toegevoegd en de toename van niet-terugbetaalbare steun kan worden opgenomen. Er wordt evenwel nog onderhandeld over het REPowerEU-hoofdstuk en over het opnemen van de toename van niet-terugbetaalbare steun. De snelle opname van het nieuwe REPowerEU-hoofdstuk in het herstel- en veerkrachtplan maakt de financiering mogelijk van aanvullende hervormingen en investeringen ter ondersteuning van de strategische doelstellingen van Duitsland op het gebied van energie en de groene transitie. De systematische en doeltreffende betrokkenheid van lokale en regionale autoriteiten, sociale partners en andere relevante belanghebbenden blijft belangrijk voor de succesvolle uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, alsook ander economisch en werkgelegenheidsbeleid dat verder gaat dan het plan, om te zorgen voor een breed draagvlak voor de algehele beleidsagenda.

De Commissie heeft alle programmeringsdocumenten van het Duitse cohesiebeleid in 2022 goedgekeurd. Het is van cruciaal belang om de cohesiebeleidsprogramma’s in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, snel uit te voeren om de groene en de digitale transitie te verwezenlijken, de economische en sociale veerkracht te vergroten en te komen tot een evenwichtige territoriale ontwikkeling in Duitsland.

Naast de economische en sociale uitdagingen die het herstel- en veerkrachtplan aanpakt, staat Duitsland voor een aantal extra uitdagingen in verband met digitalisering, energiebeleid en de groene transitie.

Hoewel Duitsland aanzienlijke inspanningen heeft geleverd om de digitalisering van overheidsdiensten te verbeteren, blijft de uitvoering beperkt. Slechts een paar doelstellingen van de wet online toegang, die de continue digitalisering van de front office van alle administratieve diensten verplicht maakt, werden tegen de streefdatum (eind 2022) gehaald. Uit de benchmark voor e-overheid van de Commissie blijkt dat het land ook ondermaats presteert bij de digitalisering van de back office, die cruciaal is voor doeltreffende dienstverlening die verder gaat dan het toepassingsgebied van de wet online toegang. In verband hiermee werd de modernisering van registers als onderdeel van de wet modernisering van registers voor de uitvoering van het “eenmaligheidsbeginsel” van de EU – waarbij personen en ondernemingen standaardinformatie slechts één keer aan de autoriteiten moeten verstrekken – als prioriteit aangemerkt. Er is evenwel weinig vooruitgang geboekt sinds de wet in 2021 in werking is getreden. Bovendien is er een lage benuttingsgraad van diensten die zijn gedigitaliseerd: Duitsland scoort slechter dan het EU-gemiddelde wat betreft het aandeel mensen dat e-overheidsdiensten gebruikt. Duitsland presteert ook onder het EU-gemiddelde op diverse aspecten van de indicatoren van de benchmark voor e-overheid zoals transparantie, het bestaan van belangrijke aanjagers en de toegankelijkheid van digitale openbare diensten voor mensen vanuit het buitenland. De nationale raad voor regelgevingscontrole acht de uitvoering van de wet online toegang inadequaat en heeft verwachte tekorten aan arbeidskrachten aangemerkt als een groot risico als er geen efficiëntiewinsten door digitalisering worden geboekt. De knelpunten die bij de digitalisering van openbare diensten zijn vastgesteld, gelden ook voor overeenstemmende maatregelen in het Duitse herstel- en veerkrachtplan.

Voor de digitale transitie is het cruciaal dat de digitale vaardigheden worden verbeterd om de tekorten aan geschoold personeel aan te pakken en de productiviteit te vergroten. In 2021 had 49 % van de 16- tot 74-jarigen in Duitsland ten minste digitale basisvaardigheden, wat lager is dan het EU-gemiddelde van 54 %. Dit staat de digitale transitie in de weg. Van alle 16- tot 19-jarigen had slechts 50 % in 2021 ten minste digitale basisvaardigheden; dat is 19 procentpunten lager dan het EU-gemiddelde. Hoewel Duitsland boven het EU-gemiddelde scoort voor het percentage ICT-specialisten dat aan het werk is en gelijke tred houdt met het EU-gemiddelde voor vrouwelijke ICT-specialisten, zijn er veel openstaande vacatures, wat op bijkomende behoeften wijst. Extra inspanningen om lerarentekorten aan te pakken en leerkrachten beter op te leiden in digitalisering op alle onderwijsniveaus, zouden cruciaal zijn om de digitale vaardigheden te verbeteren. De integratie van digitale technologieën in zakelijke activiteiten ligt slechts rond het EU-gemiddelde, met inbegrip van het aandeel kleine en middelgrote ondernemingen met ten minste een basisniveau van digitale intensiteit en de benutting door ondernemingen van geavanceerde technologieën zoals cloud, big data en artificiële intelligentie. Het Duitse herstel- en veerkrachtplan bevat verschillende maatregelen die digitale vaardigheden, en met name digitaal onderwijs, ondersteunen, zoals investeringen in digitale toestellen voor leerkrachten, een onderwijsplatform en kenniscentra voor onderwijs. Bovendien voert Duitsland maatregelen uit om zijn werknemers te helpen bij- en omscholen. Dit omvat het toespitsen op de digitalisering van ondernemingen (bv. Europese digitale-innovatiehubs of de regeling voor investeringssteun Digitaal Nu (Digital Jetzt)).

(35) Algemeen heeft slechts 19,3 % van de huishoudens toegang tot een glasvezelbreedbandverbinding, waardoor Duitsland behoort tot de lidstaten met de laagste glasvezeldekking (het op één na laagst genoteerde land in de EU, terwijl de landen in de top vijf van de EU een glasvezeldekking van ten minste 85 % hebben). Het gebrek aan glasvezelverbindingen en netwerken met zeer hoge capaciteit in het algemeen is met name uitgesproken in plattelandsgebieden. Dit remt de productiviteitsgroei af, vooral bij kleine en middelgrote ondernemingen. Het streefcijfer om 50 % van de huishoudens en ondernemingen tegen 2025 aan te sluiten op het glasvezelnetwerk (en 100 % tegen 2030), dreigt te worden vertraagd. Het verbeteren van randvoorwaarden, bijvoorbeeld door de plannings- en uitvoeringscapaciteit in de overheidssector te vergroten, is cruciaal om de glasvezeldekking te versnellen. Om te voldoen aan de netwerkstreefcijfers, zijn er ook verbeteringen nodig van de administratieve procedures voor de aanvraag en toewijzing van vergunningen, en van de standaardisering van alternatieve, minder tijdrovende installatiemethoden.

Duitsland is erin geslaagd zijn sterke afhankelijkheid van Russisch gas en Russische olie doeltreffend te verminderen ten opzichte van 2021 (van 65 % tot bijna nul voor gas, en van 34 % tot minder dan 25 % voor olie). Duitsland heeft plannen voor en is begonnen met de bouw van aardgasinfrastructuur die de invoer van Russisch gas op de middellange termijn volledig zou vervangen. Vorige winter heeft Duitsland voldaan aan zijn gasopslagverplichtingen: tegen 31 december 2022 was 90,1 % van de opslagcapaciteit gevuld. Dankzij geïnterconnecteerde gasmarkten zou door Duitsland ingevoerd vloeibaar aardgas (lng) ook zijn weg kunnen vinden naar andere Europese landen en bijdragen tot de leveringszekerheid in Europa, op voorwaarde dat de passende infrastructuur zonder verdere vertragingen wordt uitgevoerd. Tegelijkertijd is het land nog steeds afhankelijk van ingevoerde fossiele brandstoffen. Het Duitse aardgasverbruik is tussen augustus 2022 en maart 2023 met 16 % gedaald ten opzichte van het gemiddelde aardgasverbruik in dezelfde periode van de voorgaande vijf jaar, en meer dan de doelstelling voor 15 % vermindering. Duitsland wordt aangemoedigd er tot 31 maart 2024 naar te blijven streven de vraag naar aardgas tijdelijk te verlagen27.

(37) Hernieuwbare elektriciteit is cruciaal voor de succesvolle uitrol van de Duitse plannen voor de groene transitie, ook voor de productie van hernieuwbare waterstof, elektrische voertuigen en warmtepompen, en om energiezekerheid op de middellange termijn te bereiken. Er zou echter een verdriedubbeling van de uitrol van hernieuwbare energie (van + 67 % in de voorbije acht jaar tot + 196 % in de volgende acht jaar) nodig zijn om de nationale uitrolstreefcijfers te halen. Complexe en lange vergunningsprocedures houden de uitrol van hernieuwbare energiebronnen en aanvullende nettonultechnologieën tegen, terwijl recent vastgestelde wetgeving om de processen te versnellen, nog moet worden ingevoerd. De verlening van vergunningen wordt niet alleen verhinderd door de reeds aangepakte uitdagingen, maar ook door het gebrek aan digitalisering en verwante vaardigheden en door onderbemande instanties, waaronder rechtbanken. Er blijven knelpunten bestaan met betrekking tot flexibiliteit van het net, waaronder opslag, en de uitbreiding van hoogspanningstransmissienetten, waaronder de uitvoering van projecten van gemeenschappelijk belang. Bovendien zijn de distributienetten van Duitsland nog onvoldoende gedigitaliseerd en geüpgraded om de vele nieuwe producenten en consumenten van elektrische voertuigen, zonnepanelen en warmtepompen te kunnen bedienen, terwijl de elektriciteitsopslag zou kunnen worden uitgebreid. De inspanningen voor energie-efficiëntie, onder meer in vervoer, verwarming van huizen en industrie, en de betaalbare uitrol van warmtepompen gaan gepaard met een aantal uitdagingen inzake opschaling en tijdige uitvoering om Duitsland in staat te stellen zijn klimaat- en energiedoelstellingen te halen, zijn afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen en het concurrentievermogen en het scheppen van banen, ook in de clean tech-productiesector, te stimuleren. Om de klimaatdoelstellingen te halen, is er meer actie nodig om de vervoer- en bouwsector koolstofvrij te maken. Deze sectoren hebben hun nationale sectorspecifieke emissiedoelstellingen voor 2022 niet gehaald, ondanks de invoering van maatregelen zoals een nationale koolstofprijs om de emissies in deze twee sectoren te doen dalen. De natuurlijke koolstofput in Duitsland is sinds 2016 gedaald, wat actie voor de herstelling van bossen en veengebieden noodzakelijk maakt. Meer inspanningen voor aanpassing aan klimaatverandering, de circulaire economie en milieubescherming verminderen de risico’s van wereldwijde uitdagingen en dragen bij tot klimaatveerkracht, het veiligstellen van natuurlijke hulpbronnen en het verminderen van de afhankelijkheid van de industrie van kritieke grondstoffen.

Door tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in sectoren en banen die cruciaal zijn voor de groene transitie, waaronder de productie, de uitrol en het onderhoud van nettonultechnologieën, ontstaan er knelpunten in de transitie naar een koolstofvrije economie. Hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels die inspelen op veranderende behoeften op de arbeidsmarkt en gerichte bij- en omscholingsmaatregelen zijn van cruciaal belang om tekorten aan vaardigheden aan te pakken en arbeidsintegratie en -verschuivingen te bevorderen. Om het onbenutte arbeidsaanbod te ontsluiten, moeten deze maatregelen toegankelijk zijn, met name voor personen en in de sectoren en regio’s waarvoor de gevolgen van de groene transitie het grootst zijn. Het verbeteren van de onderwijsresultaten van kansarme groepen vormt een betere basis voor permanente scholing. Volwassenenonderwijs is essentieel om hardnekkige tekorten aan vaardigheden aan te pakken. De voorbije tien jaar is de deelname van volwassenen aan leeractiviteiten in de afgelopen vier weken ruwweg stabiel gebleven, onder het EU-gemiddelde (8,1 % in 2022; EU-gemiddelde 11,9 %), en voor laaggeschoolde werknemers was dit amper 4 %. Bovendien is de deelname aan onderwijs en opleiding van werknemers gedaald van 9,8 % in 2015 tot 7,6 % in 2021, wat lager is dan het EU-gemiddelde (8,9 %). Het bevorderen van initiële en voortgezette beroepsopleidings- en -leerprogramma’s ter ondersteuning van de groene transitie zou aansluiten bij de doelstelling van Duitsland om tegen 2030 elk jaar 65 % van de volwassenen in het onderwijs te hebben.

In het licht van de beoordeling van de Commissie heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht en zijn advies28 daarover is in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

Aangezien de economieën van de lidstaten van de eurozone in hoge mate met elkaar zijn verweven en zij collectief bijdragen aan de werking van de economische en monetaire unie, heeft de Raad de lidstaten van de eurozone aanbevolen actie te ondernemen, onder meer via hun herstel- en veerkrachtplannen, teneinde i) de houdbaarheid van de schuld in stand te houden en af te zien van generieke steun voor de geaggregeerde vraag in 2023, gerichtere begrotingsmaatregelen te nemen om de impact van de hoge energieprijzen te verlichten en na te denken over passende manieren om de steun af te bouwen naarmate de druk op de energieprijzen afneemt; ii) hoge overheidsinvesteringen te handhaven en particuliere investeringen te bevorderen om de groene en de digitale transitie te ondersteunen; iii) loonontwikkelingen te ondersteunen die het verlies aan koopkracht verzachten en tegelijkertijd tweederonde-effecten op de inflatie beperken, actief arbeidsmarktbeleid verder verbeteren en tekorten aan vaardigheden tegengaan; iv) het ondernemingsklimaat te verbeteren en ervoor te zorgen dat energiesteun aan bedrijven kosteneffectief en tijdelijk is, gericht is op levensvatbare bedrijven en stimulansen voor de groene transitie handhaaft, en v) de macrofinanciële stabiliteit in stand te houden en risico’s te monitoren en tegelijkertijd te blijven werken aan de voltooiing van de bankenunie. Voor Duitsland dragen de aanbevelingen 1, 2, 3 en 4 bij tot de uitvoering van de eerste, tweede en derde aanbevelingen voor de eurozone.

In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2023 en het stabiliteitsprogramma 2023 onderzocht. Zijn aanbevelingen op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 zijn in onderstaande aanbeveling 1 weergegeven. De beleidsmaatregelen als bedoeld in aanbeveling (1) dragen bij tot het aanpakken van kwetsbaarheden die te maken hebben met het aanhoudend groot overschot op de lopende rekening. Aanbevelingen (2), (3) en (4) dragen bij tot het aanpakken van aanbeveling (1) voor zover het gaat om een hogere investering. De beleidsmaatregelen als bedoeld in aanbeveling (1) dragen bij tot het aanpakken van onevenwichtigheden en het uitvoeren van de aanbevelingen voor de eurozone, aansluitend op overweging 40,

2.

BEVEELT AAN dat Duitsland in 2023 en 2024 de volgende actie onderneemt:


1. De geldende energiesteunmaatregelen tegen eind 2023 afbouwt door de bijbehorende besparingen te gebruiken om het overheidstekort te verminderen. Als er als gevolg van nieuwe stijgingen van de energieprijzen steunmaatregelen nodig zijn, ervoor zorgen dat die gericht zijn op het beschermen van kwetsbare huishoudens en bedrijven, fiscaal betaalbaar zijn en prikkels voor energiebesparingen behouden.

Zorgen voor een prudent begrotingsbeleid, met name door de nominale stijging van de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven in 2024 te beperken tot niet meer dan 2,5 %.

Nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen in stand houden en zorgen voor de effectieve absorptie van subsidies uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, met name om de groene en de digitale transitie te stimuleren. Initiatieven rond overheidsinvesteringen uitvoeren zoals gepland. Voor de periode na 2024, een begrotingsstrategie op middellange termijn van geleidelijke en duurzame consolidatie blijven voeren, gecombineerd met investeringen en hervormingen die bevorderlijk zijn voor een hogere duurzame groei, om op middellange termijn tot een prudente begrotingspositie te komen.

De belastingmix verbeteren met het oog op meer inclusieve en duurzame groei, met name door middel van betere belastingprikkels om meer uren te werken. De houdbaarheid van het pensioenstelsel op de lange termijn veiligstellen.

2. De uitvoering van zijn herziene herstel- en veerkrachtplan aanzienlijk versnellen, ook door te zorgen voor voldoende middelen, en het addendum en het REPowerEU-hoofdstuk snel afronden om met de uitvoering ervan van start te kunnen gaan. De programma’s van het cohesiebeleid in aanvulling op en in synergie met het herstel- en veerkrachtplan snel uitvoeren.

3. De digitalisering van de volledige dienstenketen voor openbare diensten versnellen en de digitale vaardigheden van de mensen verbeteren. Belemmeringen voor investeringen wegnemen en investeringen in digitale communicatienetwerken met zeer hoge capaciteit stimuleren.

4. Meer inspanningen leveren om de totale afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verminderen door investeringen in elektriciteitsnetten en hernieuwbare energie te stimuleren en de uitrol ervan te versnellen door verbeterde administratieve capaciteit en gestroomlijnde processen, waaronder vergunningsprocedures. De energie-efficiëntie-inspanningen in vervoer, gebouwen en industrie opvoeren, onder meer door investeringen in verwarmingssystemen en bijkomende beleidsmaatregelen die gericht zijn op de verstrekking en verwerving van de vaardigheden die nodig zijn voor de groene transitie.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

1PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

2PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.

3Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).

4COM(2022) 780 final.

5COM(2023) 62 final.

6COM(2023) 168 final.

7Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).

8COM(2023) 141 final.

9COM(2022) 583 final.

10Uitvoeringsbesluit van de Raad van 13 juli 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Duitsland (ST 10158/21 en ST 10158/21 ADD 1).

11SWD(2023) 605 final.

12SWD(2023) 629 final.

13Eurostat-Euro Indicators, 47/2023, 21.4.2023

14COM(2023) 631 final, 24.5.2023.

15COM(2023) 141 final, 8.3.2023.

16Aanbeveling van de Raad van 18 juni 2021 met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2021 van Duitsland, PB C 304 van 29.7.2021, blz. 18.

17De begrotingskoers wordt afgemeten aan de verandering in de primaire uitgaven (ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde), met uitsluiting van COVID-19-gerelateerde tijdelijke noodmaatregelen, maar met inbegrip van uitgaven gefinancierd met niet-terugbetaalbare steun (subsidies) uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere EU-fondsen, ten opzichte van de potentiële groei op middellange termijn. Voor meer details zie vakje 1 in de fiscale statistische tabellen.


18Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven hebben een expansieve bijdrage van 0,4 procentpunten van het bbp geleverd. Deze bijdrage houdt voornamelijk verband met de nationalisering en herkapitalisatie van of groothandelsgasleveranciers in Duitsland voor het garanderen van de energiezekerheid.

19Het cijfer geeft het niveau weer van de jaarlijkse begrotingskosten van die maatregelen, waaronder lopende ontvangsten en uitgaven en — indien relevant — kapitaaluitgaven.

20Aanbeveling van de Raad van 12 juli 2022 over het nationale hervormingsprogramma 2022 van Duitsland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2022 van Duitsland, PB C 334, 1.9.2022, p. 35.

21Op basis van de voorjaarsprognoses 2023 van de Commissie wordt uitgegaan van een potentiële productiegroei (gemiddelde over 10 jaar) van Duitsland, die wordt gebruikt om de begrotingskoers te meten, van 7,1 % nominaal.

22Andere nationaal gefinancierde kapitaaluitgaven zullen naar verwachting een contractieve bijdrage van 0,3 procentpunten van het bbp leveren. Deze bijdrage houdt hoofdzakelijk verband met de stopzetting van de maatregel om groothandelsgasleveranciers in Duitsland te nationaliseren en te herkapitaliseren om de energiezekerheid van het jaar voordien te garanderen.

23Zie artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad, waarin ook een aanpassing van meer dan 0,5 % van het bbp wordt geëist voor lidstaten met een overheidsschuld van meer dan 60 % van het bbp, of met meer uitgesproken risico’s inzake de houdbaarheid van de schuld.

24De Commissie was van mening dat Duitsland een gemiddelde jaarlijkse stijging in het structurele primaire saldo als aandeel van het bbp van 0,25 procentpunten nodig zou hebben om tot een aannemelijke schuldvermindering op middellange termijn te komen. Deze raming was gebaseerd op de najaarsprognoses 2022 van de Commissie. Het uitgangspunt voor deze raming was het voorspelde overheidstekort en de voorspelde overheidsschuld voor 2024, waarbij werd uitgegaan van de intrekking van de energiesteunmaatregelen in 2024.

25De netto primaire uitgaven worden gedefinieerd als nationaal gefinancierde uitgaven ongerekend discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en met uitzondering van interestuitgaven evenals cyclische werkloosheidsuitgaven.

26Uitvoeringsbesluit van 14 februari 2023 tot wijziging van het Uitvoeringsbesluit van de Raad van 13 juli 2021 betreffende de goedkeuring van de beoordeling van het herstel- en veerkrachtplan voor Duitsland (ST 5536/23).

27Verordening (EU) 2022/1369 van de Raad en Verordening (EU) 2023/706 van de Raad.

28Op grond van artikel 5, lid 2, en artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.

NL NL