Toelichting bij COM(2023)253 - Ondertekening en voorlopige toepassing van het Protocol tot uitvoering van de visserijovereenkomst met Kiribati (2023‐2028)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Partnerschapsovereenkomst inzake visserij (“POV”)1 tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Kiribati, anderzijds werd op 28 april 2008 ondertekend en trad op 30 april 2008 in werking voor een periode van zes jaar2. Tenzij de overeenkomst door een van de partijen wordt opgezegd, wordt zij stilzwijgend met perioden van telkens zes jaar verlengd3. Aangezien geen van de partijen kennis heeft gegeven van zijn voornemen om de POV op te zeggen, is deze nog steeds van kracht. Het eerste protocol tot uitvoering van de POV4 liep af op 15 september 2012. Het tweede uitvoeringsprotocol5 liep af op 15 september 2015.

Op 26 januari 2015 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om onderhandelingen te openen over een nieuw protocol bij de POV tussen de Europese Unie en de Republiek Kiribati (“Kiribati”) (“het nieuwe protocol”)6.

Op basis van de desbetreffende onderhandelingsrichtsnoeren heeft de Commissie met Kiribati onderhandelingen gevoerd7 met het oog op het sluiten, namens de Unie, van een nieuw protocol. Na afloop van deze onderhandelingen hebben de onderhandelaars op 18 december 2022 het nieuwe protocol geparafeerd. Het nieuwe protocol heeft een looptijd van vijf jaar, die ingaat op de in artikel 22 van het protocol bedoelde datum van voorlopige toepassing, d.i. de datum van ondertekening van het nieuwe protocol door beide partijen.

Dit voorstel heeft tot doel van de Raad machtiging te krijgen voor het ondertekenen van het nieuwe protocol, overeenkomstig artikel 218, lid 5, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Het doel van het nieuwe protocol is om overeenkomstig het wetenschappelijke advies en de aanbevelingen van de Commissie voor de visserij in de westelijke en centrale Stille Oceaan (WCPFC) vangstmogelijkheden in de visserijgebieden in de wateren van Kiribati toe te kennen aan vaartuigen van de Unie. Voorts wordt beoogd om in het belang van beide partijen de samenwerking tussen de Unie en Kiribati te versterken en aldus uitvoering te geven aan het partnerschapskader van de POV voor de ontwikkeling van een duurzaam visserijbeleid en een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de wateren van Kiribati.

1.

Het nieuwe protocol biedt vaartuigen van de Unie de mogelijkheid om in de wateren van Kiribati op tonijnsoorten te vissen en voorziet in de volgende vangstmogelijkheden:


– vier vaartuigen voor de tonijnvisserij met de ringzegen krijgen gedurende 160 dagen per jaar toegang tot de wateren van Kiribati;

– op verzoek kunnen aan de vaartuigen van de Unie extra dagen per jaar ter beschikking worden gesteld.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Overeenkomstig de doelstellingen van artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad8 voorziet het nieuwe protocol in vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Unie in de wateren van Kiribati, op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en met inachtneming van de aanbevelingen van de WCPFC. De instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden (met inbegrip van tropische tonijn) in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan vallen onder de bevoegdheid van de WCPFC. Het doel van de WCPFC is via doeltreffend beheer te zorgen voor de instandhouding op lange termijn en het duurzame gebruik van over grote afstanden trekkende visbestanden in de oceaan, in overeenstemming met het Verdrag van 1982 en de overeenkomst (Unclos). Met het oog op de instandhouding en het beheer van de over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan stellen de leden van de WCPFC instandhoudings- en beheersmaatregelen (CMM’s) vast om de duurzaamheid op lange termijn van over grote afstanden trekkende visbestanden in het WCPFC-verdragsgebied te waarborgen en te garanderen dat deze bestanden optimaal worden benut. Deze CMM’s zijn bindend voor alle leden en samenwerkende niet-leden van de WCPFC en voor alle daaraan deelnemende gebieden. Besluiten van de WCPFC worden over het algemeen bij consensus genomen. Als lid van de WCPFC is de Unie gebonden door de CMM’s die de WCPFC vaststelt.

Met name voor grootoogtonijn, geelvintonijn en gestreepte tonijn in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan heeft de WCPFC CMM 2021-01 vastgesteld met betrekking tot de toewijzing van de totale toegestane vangst of de totale visserijinspanning voor elk lid van de WCPFC en voor elke visserij (ringzegen, beug, hengel en andere commerciële visserijen), alsmede technische maatregelen om de duurzame exploitatie van de tropische tonijnbestanden te waarborgen.

Het Technisch en Nalevingscomité (TCC) is het “handhavingscomité” van de WCPFC. Elk jaar evalueert dat comité de naleving door de leden van de CMM’s en houdt het toezicht op de uitvoering van die maatregelen door de afzonderlijke landen.

Voorts zal het nieuwe protocol de Unie en Kiribati in de gelegenheid stellen nauwer samen te werken aan de bevordering van een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de wateren van Kiribati, alsmede de inspanningen van Kiribati voor de ontwikkeling van zijn visserijsector ondersteunen, zulks in het belang van beide partijen. In het kader van die samenwerking zullen fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden in de visserijsector worden bevorderd.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De uitonderhandeling van het nieuwe protocol tot uitvoering van de POV past in het externe optreden van de EU ten aanzien van de landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS-landen) en houdt met name rekening met de doelstellingen van de Unie op het gebied van de eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslagen zijn artikel 43, lid 2, VWEU, waarin het gemeenschappelijk visserijbeleid is vastgesteld, en artikel 218, lid 5, VWEU, inzake de ondertekening en de mogelijkheid van voorlopige toepassing van overeenkomsten tussen de Unie en derde landen.

Krachtens artikel 218, lid 5, VWEU stelt de Raad een besluit vast waarbij machtiging wordt verleend tot ondertekening van de overeenkomst. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie zorgt de Commissie voor de externe vertegenwoordiging van de EU, behalve in aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vallen. Bijgevolg zijn alleen de door de Commissie aangewezen ambtenaren bevoegd om een overeenkomst tussen de Unie en een derde land te ondertekenen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het voorstel valt onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), VWEU. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Het voorstel staat in verhouding tot de in artikel 31 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgelegde doelstelling om een juridisch, ecologisch, economisch en sociaal bestuurskader voor visserijactiviteiten van vaartuigen van de Unie in wateren van derde landen tot stand te brengen. Het is in overeenstemming met artikel 32 van die verordening inzake financiële bijstand aan derde landen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Vóór de onderhandelingen over het nieuwe protocol werd het protocol voor de periode 2012-2015 aan een ex-postevaluatie1 onderworpen. De evaluatie leidde tot de conclusie dat het nuttig zou zijn een nieuw protocol met Kiribati te sluiten. In de ex-ante-evaluatie werd met name geconcludeerd dat de voortzetting van de POV in het belang is van beide partijen en dat de betrokkenheid van de EU een duidelijke meerwaarde heeft in het kader van haar strategie ter bevordering van verantwoorde visserijpraktijken en ter bestrijding van IOO-visserij in de regio van de Stille Oceaan.

Raadpleging van belanghebbenden

In het kader van de evaluatie is overlegd met de lidstaten, met vertegenwoordigers van de sector en met internationale middenveldorganisaties, alsook met de visserijautoriteiten en het maatschappelijk middenveld van Kiribati. Er heeft ook overleg plaatsgevonden in het kader van de adviesraad voor de volle zee. Uit deze raadplegingen is naar voren gekomen dat het nuttig zou zijn een nieuw protocol met Kiribati te sluiten.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Overeenkomstig artikel 31, lid 10, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie voor de ex-ante-evaluatie en de ex-post-evaluatie een beroep gedaan op een onafhankelijke consultant.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Het nieuwe protocol bevat een clausule over de gevolgen van schendingen van de essentiële mensenrechtenbepalingen van artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou2 of schendingen van het overeenkomstige artikel van de vervolgovereenkomst.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

2.

De jaarlijkse financiële tegenprestatie van de Unie bedraagt 760 000 EUR, berekend op basis van:


a) een bedrag op jaarbasis voor de toegang tot de visbestanden voor de in het nieuwe protocol genoemde categorieën. Dit bedrag is voor de duur van het protocol vastgesteld op 360 000 EUR;

b) steun voor de ontwikkeling van het sectorale visserijbeleid van Kiribati ten bedrage van 400 000 EUR per jaar voor de duur van het nieuwe protocol.

Deze steun beantwoordt aan de doelstellingen van het beleid van Kiribati inzake duurzaam beheer van de maritieme visbestanden gedurende de hele looptijd van het nieuwe protocol.

Het jaarlijkse bedrag van de vastleggings- en de betalingskredieten wordt in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure vastgesteld, onder meer voor de reservelijn voor protocollen die bij het begin van het jaar nog niet in werking zijn getreden1.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De monitoringregelingen zijn vervat in de POV en het nieuwe protocol.