Toelichting bij COM(2023)206 - Verbetering van het aanbod van digitale vaardigheden in onderwijs en opleiding

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

In haar toespraak over de Staat van de Unie 2022 heeft de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, het tekort aan vaardigheden benadrukt als een grote uitdaging, en voorgesteld om 2023 uit te roepen tot het Europees Jaar van de Vaardigheden1.

Hoewel de digitale transformatie alomtegenwoordig is en technologie een steeds groter deel uitmaakt van het dagelijks leven, beschikken veel mensen nog steeds niet over de digitale vaardigheden die in de huidige samenleving en economie nodig zijn2. Uit de COVID-19-crisis is gebleken dat er een risico bestaat dat de ongelijkheden nog groter worden door een ontoereikend niveau aan digitale vaardigheden3. Ook is gebleken dat technologie die niet verstandig wordt gebruikt, negatieve gevolgen kan hebben voor het persoonlijk welzijn en de geestelijke gezondheid4. Het baanbrekende potentieel van sommige opkomende technologieën, zoals generatieve artificiële intelligentie (AI), heeft duidelijk gemaakt dat digitale vaardigheden van cruciaal belang zijn om de door deze tools geboden kansen te benutten en tegelijkertijd mogelijke risico’s aan te pakken. De vraag naar digitale basisvaardigheden neemt toe, er ontstaan nieuwe gespecialiseerde digitale vaardigheden in alle sectoren en beroepen5 en er is een gebrek aan ICT-specialisten.

Het digitaal kompas6 en het actieplan7 voor de Europese pijler van sociale rechten bevatten ambitieuze doelstellingen om de lidstaten te ondersteunen bij hun digitale transformatie. Het streven is dat 80 % van de volwassenen ten minste over digitale basisvaardigheden beschikt en dat er 20 miljoen ICT-specialisten in de EU werken, met een grotere participatie van vrouwen. Deze doelstellingen zijn weerspiegeld in het besluit tot vaststelling van het beleidsprogramma voor het digitale decennium tot 20308 en worden aangevuld met een in de Europese Onderwijsruimte9 vastgestelde doelstelling om het percentage personen die zwak presteren in computer- en informatievaardigheden terug te dringen tot minder dan 15 %.

Zoals vermeld in de verklaring over digitale rechten en beginselen10, is het verwerven van digitale vaardigheden een recht11. Digitale vaardigheden worden als sleutelcompetentie voor een leven lang leren erkend12; het houdt in dat mensen zelfverzekerd, kritisch en verantwoord omgaan met digitale technologieën om te leren, werken en deel te nemen aan het maatschappelijke leven13. Dit geldt ook voor de persoonlijke financiën, waar door de toegenomen digitalisering van financiële producten en diensten digitale vaardigheden essentieel zijn om toegang te krijgen tot financiële diensten en geïnformeerde beslissingen te kunnen nemen. Digitale vaardigheden dragen ook bij tot de veerkracht van de economie van de Unie.

De ontwikkeling van digitale vaardigheden is een van de prioriteiten van het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027, waarin de langetermijnaanpak van de Commissie voor de digitale transformatie14 in onderwijs en opleiding wordt uiteengezet. Deze visie is door de Raad onderschreven in zijn conclusies over digitaal onderwijs in de kennismaatschappijen van Europa15, waarin de lidstaten de Commissie verzochten een reflectie op gang te brengen over de digitale transformatie van onderwijs- en opleidingsstelsels. In de toespraak over de Staat van de Unie 2021 heeft voorzitter Von der Leyen benadrukt dat digitaal onderwijs en digitale vaardigheden de aandacht van de leiders vereisen, en heeft zij een gestructureerde dialoog gelanceerd om de lidstaten te ondersteunen met een geïntegreerde, coherente en ambitieuzere aanpak16. In de conclusies van de Europese Raad van februari 2023 staat dat ambitieuzere maatregelen moeten worden genomen om de vaardigheden die nodig zijn voor de groene en digitale transitie verder te ontwikkelen17.

De herstel- en veerkrachtfaciliteit, die deel uitmaakt van de respons van de EU op de COVID-19-pandemie, is ontworpen als een belangrijk instrument om de digitale transitie te versnellen. De door de lidstaten ingediende nationale plannen omvatten een breed scala aan hervormingen en investeringen op het gebied van digitale vaardigheden, zoals hervormingen van de leerplannen en bij- en omscholingsmogelijkheden voor leerkrachten, opleiders en werknemers18. Tegelijkertijd bevestigde de gestructureerde dialoog het politieke belang dat regeringen hechten aan de noodzaak om gecoördineerde maatregelen te nemen. Wat digitale vaardigheden betreft, zijn drie onderwerpen uitgebreid aan bod gekomen in de besprekingen in de lidstaten: 1) hervormingen in formele onderwijsomgevingen; 2) nieuwe grootschalige initiatieven buiten het formele onderwijs; 3) lopende inspanningen ter verbetering van de monitoring, de evaluatie en de beoordeling. Er was een algemene vraag naar meer begeleiding en ondersteuning op het vlak van digitale vaardigheden op EU-niveau.

Dit voorstel voor een aanbeveling van de Raad is erop gericht om lidstaten te ondersteunen bij de aanpak van uitdagingen in verband met de ontwikkeling van digitale vaardigheden en de capaciteit van de onderwijs- en opleidingsstelsels om het aanbod daarvan te ondersteunen19. Het voorstel erkent het belang van digitale vaardigheden voor iedereen, houdt rekening met alle onderwijs- en opleidingsniveaus en roept op tot betrokkenheid van verschillende belanghebbenden. De uitvoering van het voorstel zal de verwezenlijking van de doelstellingen op EU-niveau inzake digitale vaardigheden ondersteunen, onder meer door de sociale en territoriale dimensie van de bestaande vaardigheidskloven aan te pakken. Het voorstel is afgestemd op de resultaten van het verslag van de Conferentie over de toekomst van Europa20.

Dit initiatief vormt een aanvulling op het voorstel voor een aanbeveling van de Raad over de succesfactoren voor digitaal onderwijs en digitale opleiding van het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027.

Met deze voorgestelde aanbeveling van de Raad aan te pakken uitdagingen

Het lage niveau van digitale basisvaardigheden en de toenemende behoefte aan zowel geavanceerde als gespecialiseerde digitale vaardigheden vormen een groot probleem in de lidstaten.

Slechts 54 % van de mensen (tussen 16 en 74 jaar) beschikt minstens over elementaire digitale vaardigheden21 — tegenover een streefcijfer van 80 % op EU-niveau. Er zijn grote verschillen tussen de lidstaten en binnen landen als gevolg van een kloof tussen plattelandsgebieden en steden en de grote impact die leeftijd, sociaal-economische achtergrond en onderwijs hebben op het niveau van digitale vaardigheden22.

Meer dan een derde van de beroepsbevolking in de EU beschikt niet over de digitale vaardigheden die in de meeste banen vereist zijn23, ondanks een stijgende vraag in alle beroepen, met name in niet-technologische sectoren24.

Het niveau van digitale vaardigheden van Europese jongeren (16-24 jaar) is hoger dan dat van de totale bevolking (54 %). Toch beschikken slechts minder dan vier op de vijf jongeren (71 %) minstens over elementaire digitale vaardigheden25. In 2018 werd in de lidstaten die deelnamen aan de International Computer and Information Literacy Study (ICILS) gemiddeld ongeveer 34 % van de studenten beoordeeld als ondermaats presterend26 op het gebied van digitale vaardigheden (het streefcijfer is slechts 15 %), met grote verschillen naargelang het geslacht27 en sociaal-economische, migranten- of Roma-achtergrond28.

Het aantal werkzame ICT-specialisten (9 miljoen in 2021) is niet voldoende om aan de behoeften van de arbeidsmarkt te voldoen en ligt ver onder de EU-doelstelling van 20 miljoen. Het benutten van kanalen voor legale migratie en het erkennen van in derde landen verworven vaardigheden en kwalificaties kan helpen om meer talent aan te trekken naar de EU29. De sector heeft ook te kampen met een bijzonder scheve man-vrouwverhouding: 81 % van de werkzame ICT-specialisten is man30. Het is cruciaal om meer vrouwen aan te moedigen om op dit gebied te werken om seksesegregatie en personeelstekorten aan te pakken.

Door de huidige digitale transformatie moeten onderwijs- en opleidingsstelsels zich aanpassen aan en inspelen op de leerbehoeften van mensen die gebruikmaken van technologieën die snel en vaak disruptief veranderen. Uit langetermijngegevens en recente raadplegingen van belanghebbenden blijkt dat een ontoereikend aanbod van digitale vaardigheden in onderwijs en opleiding de onderliggende oorzaak is van ondermaatse prestaties.

Voor- en vroegschoolse educatie en opvang (early childhood education and care, ECEC) spelen een fundamentele rol bij het ondersteunen van kinderen om actieve burgers en lerenden te worden. Uit onderzoek blijkt dat kinderen vanaf steeds jongere leeftijd, en meestal vanuit huis, digitale technologieën gebruiken door het gedrag van volwassenen te imiteren via een methode met vallen en opstaan, die niet vrij is van risico’s31. Digitaal bekwame professionals op het niveau van ECEC kunnen kinderen en hun gezinnen helpen de vaardigheden te ontwikkelen die nodig zijn voor hun veilige interactie met technologie en tegelijkertijd gelijke kansen waarborgen.

In het formeel (basis- en middelbaar) onderwijs worden digitale vaardigheden op verschillende manieren ontwikkeld32. Veel lidstaten hebben hun leerplannen onlangs gewijzigd of zijn deze momenteel aan het herzien: terwijl de helft van de in de gestructureerde dialoog genoemde hervormingen transversaal van aard is, houdt de hervorming in ongeveer een derde van de gevallen in dat een apart vak aan het leerplan wordt toegevoegd. Een opkomende trend is gericht op de opname van leerresultaten op het gebied van informatica voor zowel het lager als het hoger secundair onderwijs.

Een vakoverschrijdend aanbod, waarbij digitale vaardigheden in de meeste vakken worden onderwezen, draagt bij tot de betrokkenheid van een groter aantal leerkrachten en studenten. De trend om digitale vaardigheden te ontwikkelen via een apart vak, zoals informatica, wordt bevestigd door recente studies, die verschillende uitvoeringsmethoden laten zien met een aanbod dat vaak op secundair niveau begint en deels facultatief is, waardoor niet alle leerlingen worden bereikt33. Sommige landen nemen aspecten van digitale vaardigheden of informatica op in een ander vak (zoals wiskunde of wetenschappen) om te voorkomen dat er een nieuw vak wordt gecreëerd en om de doeltreffendheid van hun onderwijsaanbod te verbeteren.

Een specifiek curriculum voor digitale vaardigheden (of het nu gaat om een apart vak of een onderwerp dat is ingebed in alle vakken of in een ander vak) moet worden aangevuld met een plan zodat digitaal bekwame leerkrachten het kunnen begrijpen, onderschrijven, uitvoeren, ondersteunen en beoordelen. Er doen zich uitdagingen voor bij het waarborgen van hoogwaardig onderwijs, relevante middelen, evenwichtig gebruik door beide geslachten en adequate beoordeling.

De afgelopen jaren zijn grote inspanningen geleverd om de digitale transformatie van beroepsonderwijs en -opleiding te bevorderen. Deze zullen worden voortgezet in het kader van de nationale plannen voor de uitvoering van de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding van 202034. Veel initiatieven zijn echter eerder gericht op het gebruik van technologie voor onderwijs en leren dan op het versterken van de ontwikkeling van digitale vaardigheden op zich35. Hoewel beide aspecten belangrijk zijn, worden in het beleid inzake beroepsonderwijs en -opleiding de digitalisering van de sector en acties gericht op de digitale vaardigheden van lerenden vaak samen gegroepeerd. Uit een studie uit 2020 blijkt dat digitale vaardigheden in het initieel beroepsonderwijs en de initiële beroepsopleiding doorgaans verspreid over verscheidene vakken worden geïntegreerd, in plaats van als een apart vak. Ondanks de grote vraag naar de ontwikkeling van gespecialiseerde digitale vaardigheden (waaronder aspecten van informatica), wordt de sector beroepsonderwijs en -opleiding geconfronteerd met uitdagingen om aan deze vraag te voldoen, met aanzienlijke verschillen tussen de contexten en tussen de lidstaten36.

Het leeraanbod in het hoger onderwijs moet zowel algemeen als sectorspecifiek zijn37. Op universitair niveau worden digitale vaardigheden voornamelijk ontwikkeld via programma’s voor ICT-specialisten, hoewel zij voor alle beroepen belangrijk zijn. In 2019 heeft minder dan 5 % van de jongeren ervoor gekozen zich in te schrijven voor ICT-gerelateerde programma’s, met een lage deelname van vrouwen38. Tijdens de gestructureerde dialoog werd de aandacht gevestigd op de bezorgdheid van de lidstaten, maar ook op de inspanningen om digitale vaardigheden te ontwikkelen in een breed scala aan cursussen in het hoger onderwijs en om het aantal studenten, met name vrouwen, dat geavanceerde digitale vaardigheden verwerft. te verhogen. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat de EU te kampen heeft met een gebrek aan deskundigheid op het vlak van het onderwijzen van geavanceerde digitale technologieën39. De wederzijdse erkenning van kwalificaties tussen de lidstaten heeft te lijden onder verschillen met betrekking tot de relevantie en inhoud van onderwijs en opleiding voor ICT-specialisten, waardoor de mobiliteit van ICT-talenten wordt belemmerd. In dit verband bevorderen instanties zoals de ENIC-NARIC-netwerken40 of agentschappen voor kwaliteitsborging de samenwerking op het gebied van academische erkenning van kwalificaties.

Volwasseneneducatie is de sector die voor de meest uiteenlopende uitdagingen staat. Ondanks het belang van bij- en omscholing blijft het aanbod van digitale vaardigheden voor volwassenen versnipperd. Zelfs bij een overvloed aan mogelijkheden is er vaak geen regionaal of nationaal overzicht van de aangeboden cursussen. Bovendien leiden de uitdagingen in verband met de toegankelijkheid tot verdere ongelijkheden41. Dit geldt voor de volwasseneneducatie in het algemeen, niet alleen voor digitale vaardigheden. In dit verband bieden korte cursussen die tot microcredentials leiden flexibele leermogelijkheden voor volwassenen42.

De gestructureerde dialoog heeft een trend van nieuwe grootschalige initiatieven op het gebied van digitale vaardigheden voor kansarme groepen en werklozen aan het licht gebracht43. De meeste lidstaten wezen op grote moeilijkheden bij het verbeteren van de digitale vaardigheden van volwassenen als gevolg van een gebrek aan financiering, maar ook van motivatie en voorlichting. Sommigen gaven ook aan dat bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), niet over de nodige financiële en personele middelen beschikken om hun personeel op te leiden en bij te scholen. In sommige gevallen wezen de lidstaten op de behoefte aan meer EU-steun om deelname te vergroten, kwetsbare groepen te bereiken, kleine of proefinitiatieven op te schalen en de deelnamepercentages en resultaten te monitoren. Ondanks het kerndoel van de EU van 60 % blijft de deelname van volwassenen aan onderwijs, ook op het gebied van digitale vaardigheden, in de meeste lidstaten beperkt44.

Naast sectorspecifieke problemen worden alle onderwijs- en opleidingsniveaus met algemene uitdagingen geconfronteerd:

- Gespecialiseerde leerkrachten: het is moeilijk om leerkrachten aan te werven, te behouden en op te leiden, in het bijzonder op het gebied van informatica en andere specifieke of geavanceerde digitale gebieden. Er zijn verschillende factoren die ontwikkelingen in de weg staan: weinig mensen specialiseren zich in deze domeinen en degenen die dat wel doen, worden veeleer aangetrokken door meer concurrerende aanbiedingen in de particuliere sector. Bij- en omscholingsprogramma’s en bestaande ondersteunende maatregelen zijn ontoereikend om in de behoeften van leerkrachten te voorzien, met name wanneer het gaat om specifieke of geavanceerde digitale gebieden.

- Opeenvolging van programma’s45: hoewel de meeste lidstaten strategieën voor digitale vaardigheden hebben ontwikkeld, volgen slechts enkele lidstaten een alomvattende aanpak om te zorgen voor een doelgerichte opeenvolging van programma’s op alle onderwijs- en opleidingsniveaus. Er bestaan uitdagingen om te zorgen voor een consistente uitvoering van het beleid inzake digitale vaardigheden op alle niveaus en in alle onderwijs- en opleidingssectoren.

De lidstaten wijzen op de noodzaak van EU-steun voor intercollegiaal leren en uitwisselingen over de ontwikkeling en beoordeling van digitale vaardigheden binnen en buiten formeel onderwijs en formele opleiding. Zij roepen ook op tot uitwisselingen over de coördinatie van de inspanningen om de kloof op het gebied van digitale vaardigheden aan te pakken en zien een rol voor de Commissie in de financiering van verder onderzoek en het verlenen van technische ondersteuning.

De doelstellingen van de voorgestelde aanbeveling van de Raad

1.

Met het voorstel wordt beoogd:


- een hoogwaardige, inclusieve en consistente aanpak van de ontwikkeling van digitale vaardigheden op alle onderwijs- en opleidingsniveaus te bevorderen met de steun van alle sectoren van de samenleving en de economie;

- samenwerking tussen de lidstaten mogelijk te maken bij de bevordering en verstrekking van kwaliteitsonderwijs op het gebied van informatica op school;

- het hoger onderwijs te ondersteunen bij de ontwikkeling van digitale vaardigheden in alle disciplines, tegemoet te komen aan de behoefte aan gespecialiseerde en geavanceerde digitale vaardigheden en deskundigheid te bevorderen bij het ontwikkelen van multidisciplinaire cursussen op het gebied van geavanceerde technologieën;

- het aanbod van digitale vaardigheden in beroepsonderwijs en -opleiding en voor volwassenen te ondersteunen en de toegankelijkheid ervan te verbeteren;

- maatregelen in verband met de certificering van digitale vaardigheden en wederzijdse erkenning te bevorderen;

- de aanwerving, de opleiding en het behoud van gespecialiseerde leerkrachten en opleiders te ondersteunen.

Internationale dimensie

Het voorstel is gebaseerd en vormt een aanvulling op werkzaamheden op internationaal niveau. Het draagt bij tot de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) van de VN voor 203046, met name SDG 4 en gedeeltelijk de SDG’s 5, 8 en 10.

Het initiatief is in overeenstemming met de lopende werkzaamheden in het kader van de routekaart voor digitale samenwerking van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en sluit aan bij de oproep tot actie inzake digitaal onderwijs van de wereldtop voor de hervorming van het onderwijs.

Het voorstel draagt ook bij tot de doelstellingen van de strategie “Global Gateway” van de EU om duurzame en betrouwbare verbindingen tot stand te brengen die werken voor de mens en de planeet.

Bij het opstellen van het voorstel is rekening gehouden met de resultaten van het Programme for International Student Assessment (PISA) en de Skills Toolkit en Skills Outlook van de OESO. De EU-doelstelling in verband met laag presterende leerlingen is gebaseerd op de studie ICILS, die internationale vergelijkbaarheid mogelijk maakt.

Instrumenten om de uitvoering te ondersteunen

De Commissie is voornemens een groep op hoog niveau inzake digitaal onderwijs en digitale vaardigheden op te richten om de informele coördinatie tussen de nationale coördinatoren in het kader van de gestructureerde dialoog formeel verder te zetten. Hierdoor wordt expertise uit de onderwijs- en de digitale wereld bijeengebracht die kan worden gebruikt om richtsnoeren of andere instrumenten te ontwikkelen om de verdere evolutie van digitaal onderwijs te faciliteren. 

2.

Het voorstel zal worden ondersteund door:


- de werkgroep digitaal onderwijs: leren, onderwijzen en beoordelen;

- EU-instrumenten, zoals het instrument voor technische ondersteuning, en EU-financiering, zoals Erasmus+, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het programma Digitaal Europa, Horizon Europa en het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI) — Europa in de wereld;

- bestaande instrumenten, platforms en gemeenschappen zoals DigComp, de Europese hub voor digitaal onderwijs, de EU-programmeerweek, het platform van de coalitie voor digitale vaardigheden en banen, Europass, Epale, de Digital Education Hackathon, het pact voor vaardigheden;

- betere gegevens en analyses via het Leerlab over investeringen in kwaliteitsonderwijs en -opleiding;

- internationale beoordelingen van digitale vaardigheden, zoals ICILS, PISA en het Programme for the International Assessment of Adult Competencies (PIAAC);

- verslaglegging en monitoring in het kader van het strategisch kader voor de Europese Onderwijsruimte (met inbegrip van de Onderwijs- en opleidingsmonitor) en het digitale decennium.

Complementariteit met andere initiatieven

3.

Het voorstel vormt een aanvulling op andere EU-acties die zijn voorgesteld in het kader van:


- de mededeling inzake de Europese Onderwijsruimte47;

- het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-202748;

- de Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht49;

4.

Het voorstel zal ook bijdragen tot de uitvoering van:


- het beleidsprogramma voor het digitale decennium50.

- de Europese pijler van sociale rechten en het bijbehorende actieplan51;

- de strategieën voor een Unie van gelijkheid;

- het Europees Jaar van de Vaardigheden52.

- de Academie voor vaardigheden op het gebied van cyberbeveiliging;

- de mededeling over het benutten van talent in Europa’s regio’s53.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel is in overeenstemming met de artikelen 165 en 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Het eerbiedigt volledig de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud van onderwijs, de organisatie van onderwijsstelsels en hun culturele en taaldiversiteit en weerspiegelt tegelijkertijd de aanvullende en ondersteunende rol van de EU en de vrijwillige aard van de Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding. Het initiatief voorziet niet in een uitbreiding van de regelgevingsbevoegdheid van de EU en legt de lidstaten geen dwingende verbintenissen op. De Europese meerwaarde ligt in de capaciteit van de EU om politieke betrokkenheid in te zetten en onderwijs- en opleidingsstelsels te ondersteunen aan de hand van beleidsrichtsnoeren, gemeenschappelijke tools en instrumenten.

Evenredigheid

Dit voorstel strookt met het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 5, lid 4, VEU. Noch de inhoud noch de vorm van dit voorstel gaat verder dan wat nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. De verbintenissen die de lidstaten zullen aangaan, zijn vrijwillig van aard en elke lidstaat blijft vrij om te beslissen welke aanpak hij wil volgen.

Keuze van het instrument

Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in de artikelen 165 en 166 van het VWEU bedoelde doelstellingen, voorziet het Verdrag in de vaststelling van aanbevelingen door de Raad op voorstel van de Commissie.

Een aanbeveling van de Raad is een geschikt instrument op het gebied van onderwijs en opleiding, waarvoor de EU een ondersteunende verantwoordelijkheid draagt. Voor Europese maatregelen op deze gebieden wordt vaak gebruik gemaakt van aanbevelingen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De Commissie zal het actieplan voor digitaal onderwijs in 2024 grondig evalueren om het bereik en het effect ervan te beoordelen.

In het werkdocument van de diensten van de Commissie bij het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-202754 is een beoordeling gemaakt van de kansen en uitdagingen die de digitale transformatie voor onderwijs en opleiding met zich meebrengt.

Dit voorstel bouwt voort op die bevindingen en op de resultaten van de gestructureerde dialoog, die een forum bood om de gereedheid te bespreken van de bestaande nationale kaders en wetgeving om in te spelen op de behoeften op het vlak van digitaal onderwijs en digitale vaardigheden. Het voorstel bouwt voort op eerdere werkzaamheden in het kader van het digitale decennium, waaronder trends die zijn waargenomen in de index van de digitale economie en samenleving (DESI).

Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel is gebaseerd op de resultaten van de openbare raadpleging die in 2020 is georganiseerd voor het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-202755, de resultaten van de gestructureerde dialoog en de input die tijdens een uitgebreid raadplegingsproces is verzameld56.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

5.

Het voorstel is gebaseerd op:


- de resultaten van de gestructureerde dialoog met de lidstaten over digitaal onderwijs en digitale vaardigheden;

- de lessen die zijn getrokken uit de uitvoering van het strategisch kader voor de Europese Onderwijsruimte, de Onderwijs- en opleidingsmonitor, en boodschappen van verschillende werkgroepen, waaronder de werkgroep digitaal onderwijs: leren, onderwijzen en beoordelen;

- de analyse van de resultaten van de openbare raadpleging over het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie;

- een breed scala aan verslagen en studies over relevante onderwerpen, waaronder de impact van de COVID-19-crisis, hoogwaardige investeringen in onderwijs en opleiding en de kloof op het gebied van digitale vaardigheden. Een literatuuronderzoek en twee studies bevatten informatie over het aanbod van digitale vaardigheden voor jongeren en volwassenen in heel Europa57;

- empirisch onderbouwde kennis en advies van het Europees netwerk van economen en sociale wetenschappers inzake onderwijs (EENEE) en de deskundigengroepen die werken aan de richtsnoeren inzake het aanpakken van desinformatie en het bevorderen van digitale geletterdheid58 en inzake het ethisch gebruik van AI en data bij onderwijzen en leren59;

- bewijs en input uit de index van de digitale economie en samenleving (DESI) en de International Computer and Information Literacy Study (ICILS);

- een ad-hocanalyse van verslagen en studies van de OESO, UNESCO, de Raad van Europa, het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, Cedefop en Eurydice, alsmede projecten van het instrument voor technische ondersteuning.

Effectbeoordeling

Aangezien de maatregelen de initiatieven van de lidstaten aanvullen en de voorgestelde activiteiten op vrijwillige basis worden uitgevoerd, en gezien de reikwijdte van de verwachte effecten, is er geen effectbeoordeling uitgevoerd. Het voorstel is opgesteld op basis van eerdere studies, een openbare raadpleging en gerichte raadplegingen van belanghebbenden60.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

Dit voorstel is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd, met name het recht op bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 8, de academische vrijheid in artikel 13, het recht op onderwijs in artikel 14, het recht op non-discriminatie in artikel 21 en het recht op integratie van personen met een handicap in artikel 26. De maatregelen zullen worden uitgevoerd in overeenstemming met de EU-wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming)61.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Dit initiatief vergt geen extra middelen uit de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Om de uitvoering te ondersteunen, stelt de Commissie voor in samenwerking met de lidstaten activiteiten voor intercollegiaal leren en vaststelling van goede praktijken te ontwikkelen, alsook onderzoek, begeleidend materiaal, handboeken en andere concrete empirisch onderbouwde resultaten. De Commissie is voornemens verslag uit te brengen over het gebruik van de aanbeveling binnen het strategisch kader voor de Europese Onderwijsruimte.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Samenvatting van het voorstel voor een aanbeveling van de Raad en het werkdocument van de diensten van de Commissie

In overeenstemming met het Europees Jaar van de vaardigheden erkent het voorstel de rol die digitale vaardigheden spelen in de context van de dubbele transitie voor actieve participatie in de samenleving, sociale inclusie, gelijke kansen voor iedereen, welzijn, veiligheid en territoriale cohesie, alsook voor inzetbaarheid, innovatie, productiviteit en groei.

Het voorstel geeft vervolg aan de resultaten van de gestructureerde dialoog, rekening houdend met de doelstellingen op EU-niveau inzake digitale vaardigheden, en beoogt het aanbod van digitale vaardigheden op alle onderwijs- en opleidingsniveaus te verbeteren, onder meer door de lopende inspanningen op te voeren en te pleiten voor meer samenwerking tussen onderwijs en opleiding, de particuliere sector en het maatschappelijk middenveld.

Er worden richtsnoeren en maatregelen voorgesteld die de lidstaten kunnen nemen om alle niveaus van digitale vaardigheden (basis-, geavanceerde en specialistische vaardigheden) op het gebied van onderwijs, opleiding en een leven lang leren beter te ontwikkelen. Het bevat ook het voornemen van de Commissie om de maatregelen van de lidstaten op dit gebied te ondersteunen en aan te vullen.

In het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie worden de standpunten van belanghebbenden uiteengezet en voorbeelden gegeven van bestaand bewijsmateriaal, beleid en praktijken die ten grondslag liggen aan de voorgestelde aanbeveling van de Raad.