Toelichting bij COM(2023)195 - Standpunt in het gemengd comité EU-Japan inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart, in verband met de vaststelling van het reglement van orde van het gemengd comité

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Achtergrond van het voorstel

1.1. Motivering en doel van het voorstel

Op 22 juni 2020 hebben de Europese Unie en Japan een overeenkomst inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart (“de overeenkomst”) ondertekend om de bilaterale samenwerking op het gebied van de veiligheid van de burgerluchtvaart te bevorderen en de handel en investeringen in luchtvaartproducten tussen de Unie en Japan te vergemakkelijken. De overeenkomst is op 1 juni 2021 in werking getreden.

In artikel 11, leden 1 en 3, van de overeenkomst is bepaald dat een gemengd comité van de partijen wordt opgericht voor de goede werking van de overeenkomst en dat dit comité zijn reglement van orde opstelt en vaststelt. Dit voorstel heeft betrekking op dat reglement van orde.

De Unie kan het reglement van orde alleen in het gemengd comité vaststellen op basis van een besluit van de Raad waarbij de Commissie (die de Unie vertegenwoordigt in de vergaderingen van het gemengd comité) wordt gemachtigd om het reglement van orde namens de Unie vast te stellen in het gemengd comité.

1.2. Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De samenwerking tussen de EU en Japan op het gebied van luchtvaartveiligheid maakt deel uit van de luchtvaartstrategie voor Europa. Het voorgestelde ontwerpreglement van orde is vergelijkbaar met dat van de gemengde comités van andere bilaterale overeenkomsten inzake luchtvaartveiligheid tussen de EU en derde landen.

1.3. Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De overeenkomst dient ook een fundamentele doelstelling van het externe luchtvaartbeleid van de Unie omdat ze de veiligheid van de burgerluchtvaart ten goede komt en de handel en investeringen in luchtvaartproducten faciliteert.

2. Rechtsgrondslag, subsidiariteit en evenredigheid

2.1. Rechtsgrondslag

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9.

2.2. Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Niet van toepassing.

2.3. Evenredigheid

Niet van toepassing.

2.4. Keuze van instrument

Niet van toepassing.

3. Resultaten van de evaluaties achteraf, de raadpleging van belanghebbenden en de effectbeoordelingen

3.1. Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

3.2. Raadpleging van belanghebbenden

Niet van toepassing.

3.3. Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

3.4. Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

3.5. Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

3.6. Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Geen gevolgen voor de EU-begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

5.1. Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In het bij artikel 11 van de overeenkomst opgerichte gemengd comité wordt de Unie vertegenwoordigd door de Europese Commissie, bijgestaan door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (“EASA”) en vergezeld door de luchtvaartautoriteiten van de lidstaten.

5.2. Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

5.3. Artikelsgewijze toelichting

Het ontwerpreglement van orde bestaat uit tien punten.

Punt 1 bevat definities van de term “partij”.

In punt 2 is bepaald dat het gemengd comité gezamenlijk wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Europese Unie en een vertegenwoordiger van de regering van Japan. In dit punt is ook bepaald dat de Europese Unie in het gemengd comité wordt vertegenwoordigd door de Europese Commissie, die wordt bijgestaan door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) en begeleid door de luchtvaartautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie. Ten slotte is in punt 2 bepaald dat Japan in het gemengd comité wordt vertegenwoordigd door het ministerie van Buitenlandse Zaken en/of de Missie van Japan bij de Europese Unie en wordt begeleid door het ministerie van Land, Infrastructuur, Vervoer en Toerisme.

In punt 3 is bepaald dat het gemengd comité regelmatig bijeenkomt en dat de vergaderingen in de mate van het mogelijke afwisselend in Brussel en Tokio plaatsvinden. Bij wijze van alternatief kunnen besprekingen via videoconferentie worden georganiseerd, waarbij besluiten en aanbevelingen die tijdens videoconferenties worden vastgesteld, dezelfde waarde hebben als die welke tijdens fysieke vergaderingen worden vastgesteld. De vergaderingen van het gemengd comité zijn niet openbaar, tenzij de voorzitters anders overeenkomen. Indien de voorzitters daarmee instemmen, kan na de vergadering een persmededeling worden uitgegeven. De taal voor de vergaderingen en documenten is het Engels. De kosten van vertolking of vertaling in een andere taal komen ten laste van de partij die daarom verzoekt.

In punt 4 is bepaald dat de partijen elkaar vóór elke vergadering in kennis stellen van de geplande samenstelling van hun respectieve delegaties en hun respectieve voorzitter aanwijzen. De voorzitters kunnen op ad-hocbasis beslissen externe deelnemers uit te nodigen om de vergaderingen bij te wonen, teneinde informatie te verstrekken over bepaalde onderwerpen of als waarnemers.

In punt 5 is bepaald dat een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Japan gezamenlijk optreden als secretarissen van het gemengd comité.

In punt 6 is bepaald dat de voorzitters met wederzijdse instemming de voorlopige agenda van elke vergadering vaststellen. De voorlopige agenda en alle relevante vergaderdocumenten worden uiterlijk vijftien werkdagen vóór de datum van de vergadering naar de secretarissen gestuurd. Voorts wordt de agenda aan het begin van elke vergadering vastgesteld door het gemengd comité. Punten die niet op de voorlopige agenda staan, kunnen aan de agenda worden toegevoegd indien de partijen dit beslissen. De voorzitters kunnen ermee instemmen de in lid 1 bedoelde termijn voor de toezending van documenten, met inbegrip van de voorlopige agenda, te wijzigen om rekening te houden met de vereisten van de interne procedures van een partij of de urgentie van een bepaalde aangelegenheid.

In punt 7 is bepaald dat na elke vergadering van het gemengd comité ontwerpnotulen worden opgesteld. Daarin worden de vastgestelde besluiten en aanbevelingen alsook de conclusies vermeld. Eenmaal goedgekeurd worden de notulen door de voorzitters ondertekend; elke partij houdt één origineel exemplaar of gescande kopie bij. Elektronische ondertekening en archivering is mogelijk.

Punt 8 heeft betrekking op de vaststelling van de schriftelijke procedure om, indien nodig en gerechtvaardigd, aanbevelingen en besluiten van het gemengd comité vast te stellen. Daartoe stellen de voorzitters elkaar in kennis van de ontwerpmaatregelen waarover het advies van het gemengd comité wordt gevraagd; dit kan vervolgens worden bevestigd via briefwisseling. Elke partij mag echter vragen dat het gemengd comité wordt bijeengeroepen om de kwestie te bespreken.

In punt 9 wordt het besluitvormingsproces in het gemengd comité gespecificeerd. Het gemengd comité stelt besluiten en aanbevelingen vast in onderlinge overeenstemming tussen de partijen. Besluiten en aanbevelingen van het gemengd comité dragen respectievelijk het opschrift 'Besluit' en 'Aanbeveling', gevolgd door een volgnummer, de datum van vaststelling en een beschrijving van het onderwerp. De besluiten en aanbevelingen van het gemengd comité worden ondertekend door de voorzitters. De besluiten van het gemengd comité worden door de partijen uitgevoerd overeenkomstig hun eigen interne procedures. De besluiten van het gemengd comité kunnen door de partijen in hun officiële publicatiebladen worden bekendgemaakt. Aanbevelingen of andere door het gemengd comité vastgestelde handelingen mogen worden bekendgemaakt als de partijen daartoe besluiten. Elke partij houdt één origineel exemplaar of gescande kopie van de besluiten en aanbevelingen bij.

Punt 10 heeft betrekking op de uitgaven. De partijen zijn verantwoordelijk voor de betaling van hun eigen uitgaven voor deelname aan de vergaderingen van het gemengd comité en de vergaderingen die voortvloeien uit de besluiten en aanbevelingen van het gemengd comité, met inbegrip van personeelskosten, reis- en verblijfkosten en kosten voor post en telecommunicatie. Andere uitgaven die betrekking hebben op de materiële organisatie van vergaderingen komen ten laste van de partij die gastheer is voor de vergadering.