Toelichting bij COM(2023)127 - Driving licences

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2023)127 - Driving licences.
bron COM(2023)127 EN
datum 01-03-2023
1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Het onderhavige voorstel betreft een ingrijpende herziening van de voorschriften van de Unie inzake het rijbewijs. Het is de derde herziening van deze voorschriften, die in 1980 voor het eerst werden ingevoerd bij Richtlijn 80/1263/EEG1, gevolgd door de tweede rijbewijsrichtlijn, Richtlijn 91/439/EEG2, en de derde rijbewijsrichtlijn, Richtlijn 2006/126/EG3,4.

Motivering en doel van het voorstel

De verkeersveiligheid in de EU is in de afgelopen twintig jaar aanzienlijk verbeterd. Het aantal verkeersdoden is met 61,5 % gedaald, van ongeveer 51 400 in 2001 tot ongeveer 19 800 in 2021. De verkeersveiligheid moet echter nog verder worden verbeterd. De afvlakking van de vermindering van het aantal verkeersdoden sinds 2014 heeft de ministers van Verkeer van de EU ertoe aangezet een ministeriële verklaring over verkeersveiligheid uit te geven tijdens de informele Raad Vervoer in Valletta in maart 20175, waar de lidstaten de Commissie opriepen te onderzoeken of het EU-rechtskader inzake verkeersveiligheid kan worden versterkt om ervoor te zorgen dat minder mensen omkomen bij verkeersongevallen.

In het kader van haar derde mobiliteitspakket van mei 2018 heeft de Commissie “Een strategisch actieplan inzake verkeersveiligheid”6 gepubliceerd, waarin wordt gepleit voor een nieuwe aanpak om de stagnatie van de verkeersveiligheidscijfers in de EU te doorbreken en de langetermijndoelstelling van nul verkeersdoden in de EU tegen 2050 (“Vision Zero”) te bereiken. In juni 2019 publiceerde de Commissie het EU-beleidskader voor verkeersveiligheid 2021-2030 — Volgende stappen op weg naar “Vision Zero”7. Daarin stelde de Commissie nieuwe tussentijdse doelstellingen voor, namelijk een halvering van zowel het aantal doden als zwaargewonden tussen 2020 en 2030, zoals aanbevolen in de verklaring van Valletta.

In haar strategie voor duurzame en slimme mobiliteit8 van 2020 herhaalde de Commissie de doelstelling van nul doden in alle vervoerswijzen tegen 2050 en kondigde zij de herziening van de rijbewijsrichtlijn aan, onder meer om rekening te houden met technologische innovatie, met inbegrip van het mobiele rijbewijs, in het kader van kerndomein 10 “Veiliger en beter beveiligd vervoer”. In oktober 2021 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen over het EU-beleidskader voor verkeersveiligheid 2021-20309, waarin de Commissie wordt opgeroepen de verkeersveiligheid verder te bevorderen, met name door hogere normen voor de rijopleiding.

Het onderhavige voorstel is aangekondigd onder het kopje “Een nieuwe impuls voor de Europese democratie” in bijlage II (Refit-initiatieven) bij het werkprogramma van de Commissie voor 202210 en geeft uitvoering aan de agenda voor betere regelgeving11 door ervoor te zorgen dat de bestaande wetgeving eenvoudiger en duidelijk is, geen onnodige lasten met zich meebrengt en gelijke tred houdt met de veranderende politieke, maatschappelijke en technologische ontwikkelingen.

Een van de meest geavanceerde kaders ter wereld op het gebied van rijbewijzen is van kracht in en wordt toegepast door de EU en andere EER-lidstaten. Alles bij elkaar heeft het kader betrekking op meer dan 250 miljoen bestuurders. De hoeksteen van dit kader is de rijbewijsrichtlijn, die voorziet in gemeenschappelijke wettelijke maatregelen voor de erkenning en de afgifte van rijbewijzen in de Europese Unie. De rijbewijsrichtlijn heeft tot doel de verkeersveiligheid te verbeteren en het vrije verkeer van burgers binnen de EU te bevorderen. Het vrije verkeer is mogelijk dankzij de Europese interne markt, en de EU-voorschriften betreffende het rijbewijs hebben ertoe bijgedragen dat grensoverschrijdende reizen gemakkelijker zijn geworden en dat burgers die zich in een andere lidstaat vestigen, gemakkelijker van woonplaats kunnen veranderen. Niettemin worden burgers nog steeds geconfronteerd met inconsistenties tussen nationale benaderingen, die weer gevolgen hebben voor hun rijbevoegdheid. Zij hebben ook te kampen met tekortkomingen en moeilijkheden bij de uitvoering van de richtlijn.

1.

Het onderhavige initiatief bouwt voort op Richtlijn 2006/126/EG, die tot doel had de verkeersveiligheid te verbeteren en het vrije verkeer te bevorderen door:


- de invoering van een uniform rijbewijs van Europees model dat vanaf 2033 verplicht is voor alle bestuurders, met het oog op een betere bescherming tegen fraude en vervalsing;

- de indeling van rijbewijzen op basis van het type voertuig en de minimumleeftijd voor het besturen ervan;

- de verplichte administratieve verlenging van alle nieuwe rijbewijzen om de tien jaar;

- een vereenvoudiging van de administratieve lasten voor bestuurders die naar een andere lidstaat verhuizen;

- de toepassing van gemeenschappelijke minimumnormen inzake vaardigheden, kennis en lichamelijke en geestelijke geschiktheid van bestuurders;

- geleidelijke toegang tot krachtige motorfietsen, op basis van de minimumleeftijd en eerdere ervaring met motorfietsen met een lager vermogen;

- de oprichting van een netwerk voor de uitwisseling van informatie over rijbewijzen tussen nationale autoriteiten (Resper).

In de effectbeoordeling12 werd bevestigd dat de EU-voorschriften voor het rijbewijs moeten worden geactualiseerd om steun te verlenen aan de inspanningen om het aantal verkeersdoden en zwaargewonden terug te dringen en om de administratieve lasten en de belemmeringen voor het vrije verkeer van burgers in de EU verder te verminderen. Bij veel ernstige ongevallen met overlijden, ernstig gezondheidsverlies en niet-dodelijk letsel tot gevolg spelen de vaardigheden, de kennis, het gedrag en de medische geschiktheid van de bestuurder een belangrijke rol; er zijn nog steeds te veel houders van een rijbewijs van wie de aanwezigheid op de wegen in de EU risico’s oplevert omdat zij niet geschikt zijn voor het besturen van een motorrijtuig. Uit de evaluatie achteraf13 is gebleken dat de huidige screening op basis van leeftijd niet langer als de meest relevante wordt beschouwd. Hoewel er aanwijzingen zijn voor mogelijke lichamelijke achteruitgang als gevolg van leeftijd, wordt in sommige studies geconcludeerd dat specifieke medische aandoeningen, zoals drugsmisbruik, psychische aandoeningen, epilepsie, diabetes, hartaandoeningen en slaapapneu, niet noodzakelijkerwijs verband houden met leeftijd. Het zijn echter belangrijkere factoren dan leeftijd als het gaat om de medische geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig.

De vaardigheden, de kennis, het risicobewustzijn en de ervaring van bestuurders blijven beperkt, met name bij beginnende bestuurders. Het hogere aantal ongevallen en dodelijke slachtoffers onder beginnende bestuurders wijst erop dat de eisen voor de afgifte van een rijbewijs niet volledig zijn afgestemd op de verkeersveiligheidsdoelstellingen. Bovendien zal de toenemende invoering van nieuwe technologieën zoals geavanceerde rijhulpsystemen en, in de toekomst, geautomatiseerde voertuigen aanzienlijke gevolgen hebben voor het gebruik van voertuigen. Dergelijke technologieën kunnen weliswaar de verkeersveiligheid verbeteren en bijdragen tot inclusievere mobiliteit, maar zij brengen ook nieuwe uitdagingen voor bestuurders met zich mee ten aanzien van vaardigheden en kennis van nieuwe functies, die niet onder de huidige richtlijn vallen.

Wat de belemmeringen voor het vrije verkeer van personen betreft, zijn er nog steeds onnodige of ongerechtvaardigde procedures voor het verkrijgen van het rijbewijs of voor de uitoefening of het behoud van de rijbevoegdheid in een ander EU-land wanneer bestuurders een rijbewijs behalen, gebruiken, vervangen, verlengen of inwisselen. Hierdoor wordt uiteindelijk hun vrije verkeer binnen de EU belemmerd. Volgens de evaluatie waren sommige maatregelen van de richtlijn (zoals het begrip “gewone verblijfplaats”) moeilijk toepasbaar en kunnen die maatregelen tot hoge administratieve lasten of belemmeringen voor het vrije verkeer hebben geleid. In de praktijk betekent dit dat burgers met een goed gedocumenteerde rijbevoegdheid die met dergelijke belemmeringen worden geconfronteerd, soms tot zes maanden of zelfs langer geen rijbewijs hebben. Daarnaast kan de huidige richtlijn EU-burgers in bepaalde gevallen beletten een rijbewijs te behalen in een EU-land waar hun kennis van de plaatselijke taal ontoereikend is en waar een tolk tijdens de examens niet is toegestaan. Bovendien bestaan er geen gemeenschappelijke regels voor de inwisseling van een door een derde land afgegeven rijbewijs wanneer de houder naar de Europese Unie verhuist, en kan het EU-rijbewijs dat in de ene lidstaat is verkregen door inwisseling van het rijbewijs van een derde land, zijn geldigheid verliezen wanneer deze persoon zijn of haar woonplaats naar een andere lidstaat overbrengt.

Tot slot hebben verschillende lidstaten14 een nationaal mobiel (digitaal) rijbewijs ingevoerd, of zijn zij voornemens dit in te voeren, waarbij geen fysiek document (d.w.z. een kaart) wordt afgegeven. Aangezien in de huidige richtlijn het beginsel van wederzijdse erkenning uitsluitend voor fysieke rijbewijzen is vastgelegd, blijven mobiele rijbewijzen enkel geldig op het grondgebied van de lidstaat van afgifte. Het huidige kader vormt bijgevolg een belemmering voor het benutten van de voordelen van de digitalisering van het wegverkeer op Europees niveau en voor het vrije verkeer in de EU.

Het nieuwe voorstel voor een rijbewijsrichtlijn bouwt voort op de doelstellingen van de vorige richtlijn, namelijk het verbeteren van de verkeersveiligheid en het bevorderen van het vrije verkeer, maar komt ook tegemoet aan de behoefte aan meer duurzaamheid en digitalisering van het wegverkeer. Daarnaast speelt het voorstel een belangrijke rol bij de verwezenlijking van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling15: het draagt ertoe bij dat steden en vestigingsgebieden van de mens uiterlijk in 2030 inclusief, veilig, veerkrachtig en duurzaam zijn en dat iedereen toegang heeft tot veilige, betaalbare, toegankelijke en duurzame vervoerssystemen. In het voorstel wordt bovendien bijzondere aandacht besteed aan de behoeften op het gebied van verkeersveiligheid van alle groepen van de samenleving, met name kwetsbare weggebruikers zoals voetgangers, fietsers, gebruikers van tweewielige motorvoertuigen, gebruikers van persoonlijke mobiliteitshulpmiddelen en personen met een handicap of met beperkte mobiliteit of oriëntatie16. Door nieuwe voorschriften inzake automatische transmissie op te nemen en de maximummassa van de meeste emissievrije voertuigen van categorie B te verhogen, zal het voorstel het gebruik van dergelijke voertuigen bevorderen en aldus bijdragen tot de doelstellingen van de Europese klimaatwet17 en de ambitie van de Europese Green Deal om tegen 2050 een milieu zonder schadelijke verontreiniging tot stand te brengen18.

Het nieuwe voorstel voor een rijbewijsrichtlijn is in overeenstemming met de verordening tot oprichting van één digitale toegangspoort19 die toegang biedt tot online informatie, diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en e-overheidsprocedures via de portaalsite Your Europe. De informatie waarop het voorstel betrekking heeft, is reeds opgenomen in bijlage I bij de verordening tot oprichting van één digitale toegangspoort. Om de administratieve lasten verder te verminderen, zal bijlage II bij de rijbewijsrichtlijn worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de administratieve procedure voor burgers en ingezetenen volledig online wordt aangeboden.

Het initiatief heeft dus tot doel de verkeersveiligheid te verbeteren, het vrije verkeer van personen in de Europese Unie te bevorderen en bij te dragen tot duurzaam wegverkeer en de digitalisering daarvan door:

- de rijvaardigheid, kennis en ervaring te verbeteren en gevaarlijk gedrag tegen te gaan en te bestraffen. De voorschriften voor de opleiding, de examinering en de proeftijd van bestuurders zullen waarborgen dat met name jonge en beginnende bestuurders de vereiste vaardigheden, kennis en ervaring opdoen en het benodigde risicobewustzijn verwerven om veilig te kunnen rijden. Ook moeten alle bestuurders profiteren van betere vaardigheden en kennis met betrekking tot geavanceerde technologieën, waarbij het veiligheids- en milieupotentieel van innovatie ten volle wordt benut, maar ook ten aanzien van de wijze waarop gemotoriseerd verkeer en actieve vervoerswijzen veilig naast elkaar kunnen bestaan. In alle lidstaten moeten bestuurders verantwoordelijk worden gehouden voor hun gevaarlijke rijgedrag, om een gunstig klimaat te scheppen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid;

- te zorgen voor adequate lichamelijke en geestelijke geschiktheid van bestuurders in de hele EU. De voorschriften inzake de lichamelijke en geestelijke geschiktheid om een motorrijtuig te besturen voor niet-professionele bestuurders zullen worden verbeterd en aan de recentste technologische ontwikkelingen worden aangepast volgens het op mensenrechten gebaseerde model van handicaps20. Daarnaast zal de medische keuring in de hele EU worden verbeterd om beter bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen voor verkeersveiligheid;

- onpraktische of onnodige belemmeringen voor aanvragers en houders van een rijbewijs weg te nemen. Er bestaan nog steeds enkele belemmeringen voor de toegang van bestuurders tot een rijbewijs en de erkenning van hun rijbevoegdheid, die op hun beurt een belemmering vormen voor het vrije verkeer in de EU: problemen met de rijexamens als gevolg van een gebrekkige beheersing van de taal, uiteenlopende regels om de gewone verblijfplaats van de inwoners van de EU vast te stellen of het ontbreken van continuïteit van bepaalde rijbevoegdheden bij reizen en bij een verhuizing in de EU. Verwacht wordt dat het wegnemen van deze belemmeringen ook zal bijdragen tot het oplossen van het huidige tekort aan bestuurders, met name vrachtwagenchauffeurs, zonder de verkeersveiligheid in het gedrang te brengen. Daarnaast moet voor verdere harmonisatie van de geldigheidsduur van het rijbewijs worden gezorgd en moet een mobiel rijbewijs worden ingevoerd.

Meer gedetailleerde informatie over de wijze waarop de bovengenoemde doelstellingen en de daarmee samenhangende problemen in het initiatief worden aangepakt, is te vinden in hoofdstuk 3 van deze toelichting.

Om te zorgen voor een consistente aanpak op het gebied van verkeersveiligheid wat de grensoverschrijdende handhaving van verkeersregels betreft, wordt een onderhandelingspakket vastgesteld dat bestaat uit drie initiatieven: naast het onderhavige voorstel bevat het ook een voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen (de “richtlijn grensoverschrijdende uitwisseling”)21,22 en een voorstel voor een richtlijn betreffende de gevolgen voor de hele Unie van bepaalde ontzeggingen van de rijbevoegdheid23.


Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het onderhavige voorstel is in overeenstemming met andere EU-wetgeving inzake verkeersveiligheid: Richtlijn (EU) 2022/2561 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen24,25; Richtlijn (EU) 2015/41326; en de zogenoemde “verordening algemene veiligheid”27,28. Het is ook in overeenstemming met het EU-beleidskader voor verkeersveiligheid 2021-2030 — Volgende stappen op weg naar “Vision Zero”29.

Het initiatief is eveneens afgestemd op de richtlijn grensoverschrijdende uitwisseling. In het kader van de wederzijdse bijstand (artikel 15) voorziet de rijbewijsrichtlijn ook in een netwerk voor de uitwisseling van informatie over rijbewijzen (Resper) dat kan worden gebruikt voor de uitvoering — en de controle op de naleving — van de rijbewijsrichtlijn, de richtlijn betreffende de kwalificatie en opleiding van beroepsbestuurders en de richtlijn grensoverschrijdende uitwisseling. Er bestaat momenteel rechtsonzekerheid over de vraag of Resper kan worden gebruikt voor de toepassing van de richtlijn grensoverschrijdende uitwisseling (waarin het gebruik van Eucaris wordt voorgeschreven) vanwege de formulering van artikel 15 van de rijbewijsrichtlijn en het feit dat de lidstaten er op grond van artikel 4, lid 4, van de richtlijn grensoverschrijdende uitwisseling voor moeten zorgen dat de uitwisseling van informatie in het kader van de richtlijn grensoverschrijdende uitwisseling plaatsvindt “zonder uitwisseling van gegevens uit andere databanken die niet voor de toepassing van deze richtlijn worden gebruikt”. Bijgevolg maakt het merendeel van de wetshandhavingsinstanties geen gebruik van Resper voor controledoeleinden.

De richtlijn grensoverschrijdende uitwisseling en de rijbewijsrichtlijn worden tegelijkertijd herzien, zowel om juridische redenen als vanwege de samenhang. In dit verband wordt overwogen de beperkingen op het gebruik van andere databanken op te heffen. Toegang tot Resper met het oog op handhaving zal mogelijk zijn onder de voorwaarden van de rijbewijsrichtlijn, waardoor naar verwachting meer overtredingen met succes zullen worden onderzocht. Daarnaast zal de herziening van de rijbewijsrichtlijn duidelijkheid verschaffen over alle gebruiksgevallen waarvoor toegang tot Resper nodig is in het kader van wetshandhaving, teneinde de rechtsonzekerheid volledig weg te nemen.

Voorgesteld wordt om de bepalingen inzake de gevolgen voor de hele Unie van bepaalde ontzeggingen van de rijbevoegdheid in een afzonderlijke handeling op te nemen. Die zal betrekking hebben op de grensoverschrijdende handhaving van dergelijke besluiten, terwijl de gevolgen voor de afgifte in het onderhavige initiatief aan bod zullen blijven komen.

Het voorstel maakt ook deel uit van het Europees Jaar van de Vaardigheden, dat tot doel heeft een leven lang leren te bevorderen, het concurrentievermogen van EU-bedrijven te versterken en de groene en de digitale transitie op een sociaal rechtvaardige manier te ondersteunen.


Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

2.

De rijbewijsrichtlijn regelt de rijbevoegdheid per voertuigcategorie. Bepaalde categorieën zijn gebaseerd op EU-voorschriften:


- Richtlijn 96/53/EG van de Raad houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten30, die het mogelijk maakt om de typen door alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen te identificeren.

- Verordening (EU) nr. 168/2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers31, die het mogelijk maakt om typen bromfietsen, motorfietsen, gemotoriseerde driewielers en vierwielers te identificeren.

In de richtlijn worden de minimumleeftijden voor het behalen van een rijbewijs voor toekomstige beroepsbestuurders vastgesteld, waarop Richtlijn (EU) 2022/2561 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen32 van toepassing is.

Daarnaast zijn de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens ook van toepassing op de uitwisseling van informatie in verband met rijbewijzen, met name Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (algemene verordening gegevensbescherming)33.

De Commissie heeft op 3 juni 2021 een voorstel34 aangenomen voor de herziening van Verordening (EU) nr. 910/201435 betreffende een Europees kader voor een digitale identiteit. Dit nieuwe kader biedt bouwstenen die relevant zijn voor mobiele rijbewijzen. Met name de elektronische identiteit en eventueel de digitale portemonnee kunnen worden gebruikt om een interoperabele oplossing voor mobiele EU-rijbewijzen te ontwikkelen.

Het onderhavige voorstel is in overeenstemming met en draagt bij tot de EU-doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 zoals bepaald in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad, waarin het EU-kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit is vastgesteld.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)1. In artikel 91, lid 1, punt c), VWEU is bepaald dat de Europese Unie op het gebied van vervoer bevoegd is om maatregelen vast te stellen die de veiligheid van het vervoer, met inbegrip van de veiligheid van het verkeer, kunnen verbeteren.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De Unie is op grond van Richtlijn 2006/126/EG reeds bevoegd op het gebied van rijbewijzen. Kwesties in verband met rijbewijzen omvatten transnationale aspecten die niet door de afzonderlijke lidstaten alleen kunnen worden beheerst. De rijbewijsrichtlijn is een belangrijke stap in het proces van harmonisatie van de voorschriften betreffende het rijbewijs en draagt bij tot de uitvoering van het EU-beleid, maar is tot dusver elf keer gewijzigd om gemeenschappelijke normen en eisen te harmoniseren en de voorschriften aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang die sinds 2006 is geboekt. De nieuwe voorschriften die met het onderhavige voorstel zullen worden ingevoerd, blijven binnen de bevoegdheden die krachtens artikel 91, lid 1, VWEU aan de Unie zijn toegekend en kunnen, gezien hun verband met het reeds bestaande kader voor rijbewijzen, alleen op het niveau van de Unie naar behoren worden gerealiseerd.

In het licht van de EU-doelstellingen inzake verkeersveiligheid en de verwachting dat er onvoldoende vooruitgang wordt geboekt bij het terugdringen van het aantal verkeersdoden en zwaargewonden, is verdere actie van de EU nodig om de gestelde doelstellingen te halen. Zo kan de bestrijding van gevaarlijk weggedrag alleen een optimaal resultaat opleveren als niet-ingezetenen die verkeersovertredingen begaan, gevolgen voor hun gedrag ondervinden onder dezelfde voorwaarden als ingezetenen. Deze doelstellingen kunnen niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt, gezien de grensoverschrijdende dimensie van deze kwesties.

Verdere actie op EU-niveau is ook nodig om onnodige en ongerechtvaardigde belemmeringen voor het vrije verkeer van personen weg te nemen die het gevolg zijn van suboptimale procedures voor de afgifte en verlenging van rijbewijzen. Deze problemen moeten op EU-niveau worden aangepakt, omdat zij ook een grensoverschrijdende dimensie hebben. Specifiek voor het mobiele rijbewijs geldt dat dit alleen in de hele EU wederzijds kan worden erkend als de oplossingen van de lidstaten geharmoniseerd en interoperabel zijn.

Zonder EU-optreden zou de samenwerking op het gebied van rijbewijzen tussen de lidstaten zijn voortgezet via bi- of multilaterale overeenkomsten, wat weer zou hebben geleid tot een complexer systeem voor de afgifte van rijbewijzen en een grotere administratieve last voor de rijbewijshouders en -administraties. Bestuurders die naar lidstaten2 reisden die geen partij zijn bij het Verdrag van Wenen3, hebben wellicht ook administratieve problemen ondervonden, bijvoorbeeld de verplichting om in het bezit te zijn van een internationaal rijbewijs. Ten slotte zouden houders van een EU-rijbewijs bij verandering van woonplaats in de EU een nieuw rijbewijs moeten verkrijgen in het nieuwe land van verblijf, hetzij door een administratieve inwisseling, hetzij door het afleggen van een rijexamen zoals elke andere aanvrager. Zonder EU-optreden zal de integratie van buitenlandse beroepsbestuurders in de wegvervoersector van de EU beperkt blijven vanwege de administratieve moeilijkheden die buitenlandse bestuurders ondervinden om hun rijbevoegdheid te behouden. Het wegnemen van deze belemmering kan bijdragen tot het aanpakken van het tekort aan chauffeurs in de EU, samen met andere acties naast deze maatregel, bijvoorbeeld met betrekking tot kwalificaties van bestuurders, verbetering van de arbeidsomstandigheden en structurele uitdagingen.

Evenredigheid

Het voorstel is noodzakelijk en evenredig met de doelstelling om het vrije verkeer te bevorderen door middel van geharmoniseerde aanvullende voorschriften voor het rijbewijs, aangezien de lidstaten afzonderlijk niet kunnen zorgen voor een naadloze erkenning van de rijbevoegdheid die voortvloeit uit een door een andere lidstaat afgegeven rijbewijs.

Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen, namelijk het verbeteren van de verkeersveiligheid en het bevorderen van het vrije verkeer, te verwezenlijken, aangezien de gekozen beleidsopties de lidstaten nog steeds voldoende flexibiliteit bieden. Er wordt alleen voorzien in minimale harmonisatie-eisen voor het mobiele rijbewijs; de voorschriften inzake proeftijden staan de lidstaten toe aanvullende nationale voorwaarden of beperkingen toe te passen op beginnende bestuurders, en de voorschriften inzake de inwisseling van rijbewijzen met derde landen zijn nauw omschreven.

Daarom is een transparante, efficiënte en gecoördineerde aanpak nodig waarbij de weggebruikers op de wegen in de EU gelijk worden behandeld, met name als randvoorwaarde voor het beginsel van wederzijdse erkenning van rijbewijzen; het beoogde voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Keuze van het instrument

Een volledige herziening van de richtlijn is de meest adequate juridische oplossing om een duidelijke en coherente juridische formulering te waarborgen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluaties achteraf/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

De Europese Commissie heeft in 2022 een evaluatie achteraf1 van Richtlijn 2006/126/EG gepubliceerd, overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving. Uit de evaluatie is gebleken dat de gecombineerde actie van Richtlijn 2006/126/EG en de twee voorgangers daarvan tot een hoger veiligheidsniveau voor weggebruikers in de Unie heeft geleid en het vrije verkeer heeft bevorderd. Uit de evaluatie is ook gebleken dat de rijbewijsrichtlijn een positief effect heeft op de vermindering van fraude met rijbewijzen en rijbewijstoerisme. De administratieve lasten zijn erdoor verminderd, met name voor houders van een rijbewijs. De evaluatie heeft daarnaast aan het licht gebracht dat er nog ruimte is om het veiligheidsniveau, de efficiency en de evenredigheid van een aantal regelgevende eisen te verbeteren. In de evaluatie werd erkend dat het vervoerssysteem van de EU snel verandert door de gevolgen van de digitalisering, de steeds grotere nadruk op actieve vervoerswijzen in het stadsvervoer, de opkomst van nieuwe vormen van mobiliteit, ontwikkelingen op het gebied van connectiviteit en automatisering, de toenemende rol van artificiële intelligentie en het gebruik van emissiearme en emissievrije voertuigen. In de evaluatie werd geconcludeerd dat het huidige wetgevingskader moet worden aangepast, niet alleen om in te spelen op de huidige behoeften, maar ook om toekomstige uitdagingen aan te pakken.

In de evaluatie werd verder geconcludeerd dat digitale oplossingen, waaronder het mobiele rijbewijs en Resper, onvoldoende zijn onderzocht. Ook werd vastgesteld dat in de voorschriften inzake rijvaardigheid en kennis onvoldoende rekening wordt gehouden met nieuwe technologische oplossingen, zoals geavanceerde rijhulpsystemen, semigeautomatiseerd en geautomatiseerd rijden, het gebruik van simulatoren en het gebruik van micromobiliteitsoplossingen en emissiearme en emissievrije voertuigen met automatische versnellingsbak.

Daarnaast zijn sommige bepalingen niet optimaal wat betreft de bevordering van het vrije verkeer van personen, zoals de bepalingen betreffende de vaststelling van de gewone verblijfplaats, de erkenning van buitenlandse rijbewijzen en de geldigheidsduur. Bovendien is de richtlijn niet volledig complementair aan Richtlijn (EU) 2015/4132 wat betreft de toepassing van sancties voor dergelijke overtredingen. De richtlijn moet ook beter worden afgestemd op de verordening algemene veiligheid3.

Raadplegingen van belanghebbenden

Overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving hebben tijdens de evaluatie achteraf en de effectbeoordeling raadplegingen van belanghebbenden plaatsgevonden.

Tijdens de evaluatie achteraf is op 16 oktober 2020 een workshop voor belanghebbenden gehouden om bewijsmateriaal te verzamelen, vastgestelde bevindingen te bevestigen, feedback te vragen over nieuwe bevindingen en standpunten te verzamelen.

Tussen 28 oktober 2020 en 20 januari 2021 vond een openbare raadpleging plaats, zodat het geïnteresseerde publiek en belanghebbenden hun mening konden geven over de geldende voorschriften.

Tijdens de voorbereidende fase van de effectbeoordeling konden belanghebbenden feedback geven over de aanvangseffectbeoordeling (tweede kwartaal 2021). Daarna werden de volgende gerichte raadplegingsactiviteiten uitgevoerd:

3.

- twee gespreksronden:


- verkennende gesprekken tijdens de aanvangsfase (eerste en tweede kwartaal 2022),

- diepgaande gesprekken om informatielacunes op te vullen en de verwachte effecten van beleidsmaatregelen te beoordelen (tweede en derde kwartaal 2021);

4.

- twee enquêteronden:


- een enquête om de probleemanalyse te onderbouwen (tweede kwartaal 2022),

- een enquête om de effecten van beleidsmaatregelen te beoordelen (tweede en derde kwartaal 2022).

Tot slot vond in het derde kwartaal van 2022 een nieuwe openbare raadpleging plaats.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

5.

Tijdens de effectbeoordeling vonden drie workshops met deskundigen plaats:


- opleiding, examinering en voertuigcategorieën, eerste kwartaal 2022;

- afgifte en wederzijdse erkenning van rijbewijzen, tweede kwartaal 2022;

- gevolgen van verkeersovertredingen en medische geschiktheid, tweede kwartaal 2022.

De eigen werkzaamheden van de diensten van de Commissie met betrekking tot de effectbeoordeling werden aangevuld met een externe ondersteunende studie van het onafhankelijke consortium van COWI, Ecorys en NTUA.

Tijdens de evaluatie achteraf en de voorbereidende fase van de effectbeoordeling is het bij artikel 9 van de huidige richtlijn ingestelde comité voor het rijbewijs, dat hoofdzakelijk bestaat uit deskundigen van de lidstaten, regelmatig op de hoogte gehouden en geraadpleegd.

Effectbeoordeling

Het onderhavige voorstel voor een herziening van de rijbewijsrichtlijn gaat vergezeld van een effectbeoordeling4, waarvan op 12 oktober 2022 een ontwerp is voorgelegd aan de Raad voor regelgevingstoetsing, die op 18 november 2022 een positief advies heeft uitgebracht5. De effectbeoordeling is herzien overeenkomstig de aanbevelingen van de Raad voor regelgevingstoetsing. Ook de meer gedetailleerde technische opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing zijn hierbij verwerkt. De effectbeoordeling bevat in punt 5 een gedetailleerde beschrijving van de beleidsopties, terwijl in punt 6 een uitgebreide analyse van de effecten van alle opties is opgenomen. De geanalyseerde beleidsopties worden als volgt samengevat:

Beleidsoptie A

Beleidsoptie A omvat beleidsmaatregelen die alle drie de beleidsopties gemeen hebben. De maatregelen in het kader van beleidsoptie A zijn erop gericht de rijbewijsrichtlijn af te stemmen op de technologische, wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen in de EU, waarbij de belangrijkste bepalingen ervan worden verbeterd en wordt ingespeeld op de behoeften en kansen van de markt.

Wat de verkeersveiligheid betreft, wordt met deze optie het aantal te examineren onderwerpen uitgebreid. Ook worden de technische middelen (Resper) ter ondersteuning van de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in het kader van de bestrijding van fraude en vervalsing verbeterd. De voorschriften worden aangepast zodat rekening wordt gehouden met de toename van het aantal door alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen in het wagenpark van de EU. Tot slot worden ook de normen inzake de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig geactualiseerd en wordt een nieuw specifiek platform voor het delen van informatie opgericht om een ruimere verspreiding van kennis tussen autoriteiten mogelijk te maken.

Wat het vrije verkeer betreft, wordt voor alle lidstaten dezelfde administratieve geldigheidsduur van rijbewijzen voor de categorieën A en B ingevoerd, en worden de gevallen verduidelijkt waarin de geldigheidsduur kan worden beperkt of verlengd. Ook wordt voorzien in de wederzijdse erkenning van facultatieve gelijkwaardigheid6, de verduidelijking van bepaalde aspecten in verband met de toepassing van het begrip “gewone verblijfplaats” en de invoering van aanvullende gelijkwaardigheid. Tot slot wordt het mobiele EU-rijbewijs ingevoerd, evenals de mogelijkheid om een QR-code op het fysieke rijbewijs aan te brengen.

Beleidsoptie B

Beleidsoptie B staat voor meer beleidsinterventie op het gebied van verkeersveiligheid en minder administratieve lasten voor bepaalde categorieën bestuurders.

Wat verkeersveiligheid betreft, worden er naast de maatregelen van beleidsoptie A nieuwe voorschriften ingevoerd inzake opleiding en proeftijd. De voorschriften inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig worden aangevuld met niet-bindende richtsnoeren om het gezichtsvermogen van de aanvrager te controleren en met een verplichte screening op basis van een zelfbeoordeling. Er zal een opleidingsprogramma voor huisartsen worden opgezet.

Wat het vrije verkeer betreft, worden, naast de maatregelen van beleidsoptie A, de voorschriften voor afgifte vereenvoudigd met de mogelijkheid voor EU-onderdanen om hun eerste rijbewijs te behalen in het land van nationaliteit wanneer zij hindernissen ondervinden in verband met de taal van het examen. Om het tekort aan beroepschauffeurs te verminderen, worden ook de bestaande voorschriften voor bus- en vrachtwagenchauffeurs vereenvoudigd en worden voorschriften ingevoerd voor de inwisseling van door derde landen afgegeven rijbewijzen. Om mobiliteitsproblemen in afgelegen gebieden aan te pakken, krijgen de lidstaten tot slot de mogelijkheid om de rijbevoegdheid van houders van een rijbewijs van categorie B1 uit te breiden door hen toe te staan voertuigen met een hogere massa met een maximumsnelheid van 45 km/u te besturen, maar alleen op het nationale grondgebied van de betrokken lidstaat.

Beleidsoptie C

Beleidsoptie C houdt een verdere uitbreiding van de harmonisatie en het toepassingsgebied in ten opzichte van beleidsoptie B.

Wat de verkeersveiligheid betreft, worden, naast de maatregelen van de beleidsopties A en B, de categorieën voertuigen waarvoor een rijbewijs vereist is, gewijzigd om 1) nieuwe micromobiliteitsvoertuigen met een maximumsnelheid tussen 25 en 45 km/h op te nemen, 2) de wederzijdse erkenning van nationale rijbewijzen die vereist zijn voor het besturen van landbouwvoertuigen mogelijk te maken en 3) die beter af te stemmen op de kansen en behoeften van de markt met betrekking tot bussen van categorie D1. De voorschriften inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig worden strenger.

Wat het vrije verkeer betreft, wordt, naast de maatregelen van de beleidsopties A en B, de beoordeling van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig wederzijds erkend en kunnen voormalige houders van een buitenlands rijbewijs blijven rijden wanneer zij naar een andere lidstaat verhuizen, mits zij op het gebied van verkeersveiligheid een positieve staat van dienst van ten minste vijf jaar hebben.

Beoordeling van maatregelen en beleidsopties

De maatregelen in het kader van de verschillende beleidsopties zijn onderworpen aan een kwantitatieve en kwalitatieve beoordeling van de effecten op economisch en sociaal (verkeersveiligheid) gebied en op de grondrechten. Voor de beoordeling van de effecten is gekozen voor de tijdshorizon 2025-2050, overeenkomstig de basisprognoses. Wat de verkeersveiligheid betreft, zal beleidsoptie A naar verwachting niet optimaal zijn om de overeenkomstige EU-doelstellingen te halen. Bij beleidsoptie B zal de verkeersveiligheid meer worden verbeterd, terwijl beleidsoptie C een belangrijke stap verder gaat, maar de kosten-batenverhouding van beleidsoptie C zal naar verwachting lager uitvallen dan die van beleidsoptie B. Wat het vrije verkeer en de economische effecten betreft, wordt de belangrijkste bijdrage verwacht van de invoering van het digitale rijbewijs en de harmonisatie van de administratieve geldigheidsduur van het rijbewijs voor bestuurders van groep 1 tot 15 jaar (beide reeds opgenomen in beleidsoptie A). De aanvullende maatregelen van de beleidsopties B en C zullen hindernissen wegnemen die bepaalde groepen bestuurders ondervinden, maar zullen aanzienlijk minder effect sorteren. Wat de grondrechten betreft, zullen de effecten ook in de toekomst worden beheerst door een strikte toepassing van de voorschriften inzake gegevensbescherming, met name in Resper.

Alle beleidsopties omvatten volledig het beginsel “standaard digitaal”, wat aansluit bij de mededeling over het digitaal kompas 20307.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het onderhavige initiatief maakt deel uit van het werkprogramma van de Commissie voor 2022 in bijlage II (Refit-initiatieven), onder het kopje “Een nieuwe impuls voor de Europese democratie”8. Het initiatief heeft een belangrijke Refit-dimensie wat betreft de vereenvoudiging en onderlinge afstemming van de procedures die door de lidstaten worden toegepast op rijbewijzen.

Een belangrijke kostenlast die Richtlijn 2006/126/EG met zich meebrengt, betreft de procedures voor afgifte en de vervaardiging van het fysieke rijbewijs, vanwege het grote aantal betrokken EU-ingezetenen. Een belangrijk onderdeel van vereenvoudiging en daarmee gepaard gaande lastenvermindering is de invoering van het mobiele EU-rijbewijs. Met name wordt het gemakkelijker om een rijbewijs te verkrijgen, te vervangen, te verlengen of in te wisselen, aangezien de volledige procedure online kan worden uitgevoerd. Bovendien leidt de harmonisatie van de administratieve geldigheidsduur van rijbewijzen voor bestuurders van voertuigen van de categorieën A, A1, A2, AM, B, B1 en BE ook tot minder interactie met de overheid, omdat het rijbewijs minder vaak hoeft te worden verlengd (om de 15 jaar in plaats van om de tien jaar voor de lidstaten die dit voorschrift momenteel toepassen).

Grondrechten

De voorschriften betreffende het rijbewijs zijn afgestemd op de toepasselijke EU-wetgeving op het gebied van de gegevensbescherming. Er wordt een duidelijkere omschrijving voorgesteld van de gevallen waarin Resper kan worden gebruikt, zodat de bestaande juridische dubbelzinnigheden die een risico voor de bescherming van de persoonsgegevens van bestuurders vormen, worden weggenomen. Het gebruik van de eIDAS-functies voor het EU-rijbewijs, met name de elektronische identiteit voor inschrijving en de EU-portemonnee voor de opslag en uitwisseling van gegevens, zal een hoog niveau van veiligheid en privacy van de verwerkte informatie waarborgen.

Verwacht wordt dat de overgang naar het digitale EU-rijbewijs er niet toe zal leiden dat bepaalde categorieën van de bevolking worden uitgesloten. Zodra standaard het digitale rijbewijs wordt afgegeven, zal iedereen immers desgewenst nog steeds een fysiek rijbewijs kunnen verkrijgen.

Wat het vrije verkeer betreft, moet de verduidelijking van het begrip “gewone verblijfplaats” een oplossing bieden voor het probleem van het bepalen van de autoriteit van afgifte vlak na de overbrenging van de verblijfplaats. Door de vereenvoudiging van de voorschriften inzake de administratieve geldigheidsduur komen de houders van een EU-rijbewijs op voet van gelijkheid te staan, ongeacht in welk land zij een rijbewijs aanvragen of de geldigheidsduur van hun rijbewijs verlengen. Dankzij de wederzijdse erkenning van facultatieve gelijkwaardigheid kunnen houders van een rijbewijs ook in andere lidstaten waar dezelfde regels gelden, rechten genieten die voortvloeien uit facultatieve gelijkwaardigheid.

De voorgestelde richtlijn zal ook een positief effect hebben op het recht op non-discriminatie, aangezien flexibiliteit wordt geboden bij de eerste afgifte van een rijbewijs in geval van beperkingen in verband met de taal, waardoor kandidaten kunnen kiezen waar zij de examens afleggen.

De voorgestelde richtlijn waarborgt de eerbiediging van de rechten van personen met een handicap, overeenkomstig het Handvest van de grondrechten en het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, waarbij de EU en alle lidstaten partij zijn.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De gevolgen voor de begroting van de Unie betreffen voornamelijk de oprichting van een informatieplatform voor autoriteiten om informatie uit te wisselen over de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig en de ontwikkeling van een (online) opleidingsprogramma voor huisartsen, en komen uit tussen 0,7 en 1,1 miljoen EUR.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Indien het voorstel wordt goedgekeurd, stellen de lidstaten de Commissie jaarlijks in kennis van het aantal afgegeven, verlengde, vervangen, ingetrokken en ingewisselde rijbewijzen voor elke categorie, met inbegrip van gegevens over de afgifte en het gebruik van mobiele rijbewijzen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Het voorstel vereist geen toelichtende stukken over de omzetting.

Grondige toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

6.

De belangrijkste bepalingen die een wezenlijke verandering van Richtlijn 2006/126/EG inhouden of waarmee nieuwe elementen worden toegevoegd, zijn de volgende:


- Artikel 1 bevat een omschrijving van het onderwerp en het toepassingsgebied van de richtlijn door de gebieden te specificeren waarvoor in de richtlijn gemeenschappelijke regels worden vastgesteld.
- Artikel 2 bevat definities om rekening te houden met nieuwe concepten die ter wille van meer juridische duidelijkheid zijn ingevoerd.
- Artikel 3 bevat de fundamentele voorschriften die van toepassing zijn op het fysieke en het mobiele rijbewijs, met name wat de wederzijdse erkenning ervan betreft. De gedetailleerde eisen zijn opgenomen in artikel 4 voor het fysieke rijbewijs en in artikel 5 voor het mobiele rijbewijs.
- De artikelen 6 en 7 vervangen het vroegere artikel 4 van Richtlijn 2006/126/EG, waarbij de voorschriften voor 1) rijbewijscategorieën en 2) minimumleeftijden in twee specifieke artikelen zijn opgesplitst.
- Artikel 8 komt overeen met het vroegere artikel 5 van Richtlijn 2006/126/EG en verduidelijkt het verband tussen Uniecodes en eventuele voorwaarden en beperkingen van de rijbevoegdheid.

7.

- Artikel 9 vervangt het vroegere artikel 6 van Richtlijn 2006/126/EG, met de volgende wijzigingen:


- schrapping van de eis om houder te zijn van een rijbewijs van categorie C of D om een rijbewijs van categorie CE of DE te kunnen verkrijgen;
- schrapping van het facultatieve karakter van de vroegere gelijkwaardigheid zoals vastgesteld op grond van het vroegere artikel 6, lid 4, punt c);
- de bevoegdheid om voertuigen van categorie D1E te besturen voor houders van een rijbewijs van de categorieën D1 en C1E of D1 en CE;

8.

- de invoering van facultatieve gelijkwaardigheid voor het besturen van bepaalde voertuigen met een rijbewijs van categorie B1; en

- de wederzijdse erkenning van facultatieve gelijkwaardigheid.

9.

- Artikel 10 komt overeen met het vroegere artikel 7 van Richtlijn 2006/126/EG, met de volgende wijzigingen:


- de administratieve geldigheidsduur van 15 jaar wordt de algemene regel voor de groepen van de categorieën A en B;
- de Commissie en de lidstaten kunnen de administratieve geldigheidsduur van een rijbewijs in uitzonderlijke omstandigheden verlengen;
- de administratieve geldigheidsduur van een rijbewijs mag worden beperkt om deze in overeenstemming te brengen met de duur van een tijdelijke verblijfsvergunning;
- de administratieve geldigheidsduur van een rijbewijs mag pas op basis van de leeftijd van de houder worden beperkt als de houder 70 jaar of ouder is.

- Artikel 11 komt overeen met de leden 1, 2, 3 en 5 van het vroegere artikel 11 van Richtlijn 2006/126/EG.
- Artikel 12 bevat specifieke nieuwe voorschriften voor de inwisseling van rijbewijzen die door een derde land zijn afgegeven aan houders die hun gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat verwerven.
- Artikel 13 omvat het vroegere artikel 11, lid 4, van Richtlijn 2006/126/EG en bevat enkele voorschriften betreffende de gevolgen van een beperking, schorsing, intrekking of nietigverklaring van een rijbewijs door een lidstaat.
- Artikel 14 voorziet in het nieuwe beginsel van begeleid rijden voor bestuurders die tussen de 17 en 18 jaar oud zijn.
- Artikel 15 voorziet in een proeftijd van ten minste twee jaar gedurende welke beginnende bestuurders onderworpen zijn aan strenge regels met betrekking tot rijden onder invloed en eventuele aanvullende nationale voorwaarden.
- Artikel 16 komt overeen met het vroegere artikel 10 van Richtlijn 2006/126/EG.
- Artikel 17 omvat het vroegere artikel 12 van Richtlijn 2006/126/EG. Het voorziet ook in enkele afwijkingen wanneer de houder van een rijbewijs niet in staat is de vestiging van de gewone verblijfplaats aan te tonen of, in het geval van de eerste afgifte van een rijbewijs voor categorie B, wanneer EU-burgers de taal van hun lidstaat van verblijf niet beheersen.
- Artikel 18 komt overeen met het vroegere artikel 13 van Richtlijn 2006/126/EG, rekening houdend met de door de Commissie gepubliceerde informatie over rijbewijzen naar een niet-Europees standaardmodel.
- Artikel 19 stemt overeen met het vroegere artikel 15 van Richtlijn 2006/126/EG en verduidelijkt met name in welke gevallen de lidstaten elkaar wederzijdse bijstand moeten verlenen.
- Artikel 20 is gebaseerd op artikel 14 van Richtlijn 2006/126/EG en maakt het mogelijk informatie te verzamelen overeenkomstig de regels voor betere regelgeving.
- Artikel 21 bevat een standaardbepaling om de Commissie in staat te stellen gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig sommige bepalingen van de richtlijn.
- Artikel 22 komt overeen met het vroegere artikel 9 van Richtlijn 2006/126/EG, waarbij het comité voor het rijbewijs wordt ingesteld, en wordt bijgewerkt met verwijzingen naar Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren1, zodat zo nodig uitvoeringshandelingen kunnen worden vastgesteld.
- Artikel 23 voorziet in de toevoeging van punt c) aan artikel 5, lid 2, van Richtlijn (EU) 2022/2561, om begeleid rijden mogelijk te maken voor bestuurders met een rijbewijs voor de categorie C die de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt.
- Artikel 24 strekt tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad2.
- Artikel 25 bevat een bepaling over omzetting, met name rekening houdend met de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken3.
- Artikel 26 bevat een standaardbepaling waarin de voorwaarden voor de intrekking van Richtlijn 2006/126/EG worden vastgesteld.
- Artikel 27 bevat een standaardbepaling waarin de inwerkingtreding van de richtlijn wordt vastgesteld.
- Artikel 28 bevat een standaardbepaling waarin wordt vastgesteld dat de richtlijn tot de lidstaten is gericht.
- Bijlage I komt overeen met de vroegere bijlage I bij Richtlijn 2006/126/EG. De bijlage is bijgewerkt, waarbij rekening is gehouden met de eisen die zijn ingevoerd bij Verordening (EU) nr. 383/2012 van de Commissie van 4 mei 2012 tot vaststelling van de technische voorschriften betreffende rijbewijzen met een ingebouwd opslagmedium (microchip)4 (deel B), technische specificaties voor het mobiele rijbewijs (deel C) en de invoering van nieuwe Uniecodes, die nu geïndividualiseerd zijn in deel E.

10.

- Bijlage II komt overeen met de vroegere bijlage II bij Richtlijn 2006/126/EG. De bijlage is bijgewerkt zodat rekening wordt gehouden met


- het feit dat nieuwe kandidaat-bestuurders met goed gevolg een gevaarherkenningstest voor bestuurders moeten afleggen;
- de eis om een beoordeling uit te voeren van de kennis van risicofactoren in verband met micromobiliteitsmiddelen, de veiligheid van door alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen, de vaardigheden in verband met geavanceerde rijhulpsystemen en andere automatiseringsaspecten van een voertuig;
- de versoepeling van de eisen voor bestuurders die hun rijexamen met een automatische versnellingsbak hebben afgelegd wanneer zij een aanvraag indienen om de bijbehorende beperking op hun rijbewijs op te heffen.

11.

- Bijlage III komt overeen met de vroegere bijlage III bij Richtlijn 2006/126/EG. De bijlage is bijgewerkt met


- de invoering van een verplichte screening door middel van zelfbeoordeling voor bestuurders in groep 1;
- de versoepeling van de frequentie van de tests die vereist zijn wanneer de bestuurder een gezondheidsaandoening heeft die verband houdt met diabetes mellitus.

- De bijlagen IV, V en VI bevatten de tekst van de bijlagen IV, V en VI bij Richtlijn 2006/126/EG, zonder noemenswaardige wijzigingen.
- Bijlage VIII bevat de standaardinformatie met betrekking tot intrekking en omzetting.