Toelichting bij COM(2023)91 - Uitvoering van de aanbeveling van de Raad betreffende de bevordering van automatische onderlinge erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Inleiding

Op 26 november 2018 werd de Aanbeveling van de Raad betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland1 door de Raad goedgekeurd, op basis van het voorstel van de Commissie van 22 mei 2018. In de aanbeveling wordt het voornemen van de Commissie bekrachtigd om binnen vier jaar verslag uit te brengen aan de Raad over de follow-up van de aanbeveling, op basis van bijdragen van de lidstaten.

Automatische wederzijdse erkenning (hierna: automatische erkenning) is cruciaal voor studenten om alle leerkansen in Europa zo goed mogelijk te kunnen benutten. Wederzijdse erkenning is een hoeksteen van de Europese onderwijsruimte, die de Commissie en de Raad uiterlijk in 2025 tot stand willen brengen (zie de mededeling van de Commissie met als titel “De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen”2 en de Resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (2021–2030))3. Zij vormt bovendien een belangrijk vlaggenschipinitiatief van de Europese strategie voor universiteiten4, die in januari 2022 werd gepresenteerd, en is bijzonder belangrijk voor de succesvolle mobiliteit van lerenden in het kader van het verbeterde Erasmus+-programma (2021–2027).

De erkenning van kwalificaties valt onder de bevoegdheden van de lidstaten. De nationale wetgeving en internationale overeenkomsten zijn hierbij leidend. Op Europees niveau is de enige bindende wetstekst het Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio5 van 1997 van Unesco6 en de Raad van Europa (hierna de “Erkenningsovereenkomst van Lissabon” genoemd), dat door 54 staten, waaronder alle lidstaten, met uitzondering van Griekenland, is geratificeerd. Bovendien is het concept van automatische erkenning met het communiqué van Boekarest van 2012 een belangrijke verbintenis geworden in het kader van de Europese hogeronderwijsruimte7 (Bolognaproces), waarbij 49 landen, waaronder alle EU-lidstaten, betrokken zijn.

Met de aanbeveling van de Raad wordt beoogd verder te gaan, door de lidstaten aan te moedigen en de mogelijkheid te bieden diepgaander en sneller samen te werken in vergelijking met wat nu mogelijk is in het kader van het Bolognaproces, voortbouwend op de transparantiebevorderende instrumenten van Bologna8.

Met de politieke toezegging, die voor het eerst in de conclusies van de Europese Raad van 20179 werd gedaan en die in de aanbeveling van de Raad verder wordt uitgewerkt, wordt voorzien in automatische erkenning in de EU-context, met een duidelijke definitie en noodzakelijke stappen om de uitvoering te versnellen, teneinde deze erkenning een realiteit te maken voor lerenden en afgestudeerden, zowel voor wie kwalificaties hebben behaald als voor wie ervaringen met leermobiliteit in de EU hebben opgedaan.

Vier jaar na de goedkeuring van de aanbeveling worden in dit verslag de geboekte vooruitgang en geleerde lessen geanalyseerd, zodat uiterlijk in 2025 alle stappen zullen zijn gezet.

Dit verslag zal dienen als bron van informatie voor het werk aan nieuwe initiatieven, zoals het nieuwe kader voor leermobiliteit, dat in het werkprogramma van de Commissie voor 2023 is gepland. De soepele erkenning van kwalificaties en leerresultaten vormt de hoeksteen van leermobiliteit. Werkzaamheden in verband met de uitvoering van de aanbeveling kunnen ook vooruitgang in verband met de erkenning van buiten de EU behaalde kwalificaties stimuleren en vergemakkelijken, zoals aangekondigd in de toespraak over de Staat van de Unie anno 2022 van voorzitter Von der Leyen10. Het verslag is bovendien belangrijk voor de werkzaamheden met het oog op een gezamenlijke Europese graad.

2. De beleidsdoelstellingen van de aanbeveling van de Raad

In de aanbeveling van de Raad wordt aanbevolen dat de lidstaten tegen 2025 de nodige stappen zetten om ervoor te zorgen dat leerlingen of studenten — ook in beroepsonderwijs en -opleiding — die in een van de lidstaten een leerervaring hebben afgerond, deze leerervaring automatisch, in de vorm van een kwalificatie of leerresultaat, in de andere lidstaten kunnen laten erkennen, zodat zij hun studie kunnen voortzetten.

Automatische erkenning wordt in deze context als volgt begrepen:

- een kwalificatie van hoger onderwijs die in één lidstaat wordt behaald, wordt in de andere lidstaten automatisch op hetzelfde niveau erkend met als doel toegang te verlenen tot vervolgstudies;
- de resultaten van een leerperiode in het buitenland in het hoger onderwijs in één lidstaat worden automatisch en volledig erkend in de andere lidstaten, zoals vooraf overeengekomen in een leerovereenkomst en bevestigd in de officiële verklaring, in overeenstemming met het Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten. Studiepunten die tijdens de studieperiode in een andere lidstaat of tijdens virtuele mobiliteit zijn verworven, worden zonder vertraging overgedragen en meegerekend voor het niveau van de studenten, zonder dat de studenten extra werk moeten doen of moeten worden beoordeeld;
- een kwalificatie van hoger secundair onderwijs die toegang geeft tot het hoger onderwijs in één lidstaat wordt automatisch erkend in de andere lidstaten met als doel toegang te verlenen tot hoger onderwijs;
- op hoger secundair niveau, het recht op erkenning van een buitenlandse leerperiode in één lidstaat in het land van oorsprong, op voorwaarde dat de leerresultaten in grote lijnen overeenstemmen met het nationale leerplan in het land van oorsprong.

De aanbeveling van de Raad doet geen afbreuk aan het recht van de andere lidstaten om de echtheid en het niveau van de kwalificatie na te gaan en te onderzoeken of de kwalificatie inderdaad toegang geeft tot hoger onderwijs in de lidstaat van afgifte. Dit onderzoek omvat echter geen afzonderlijke erkenningsprocedure. Automatische erkenning doet geen afbreuk aan het recht van hogeronderwijsinstellingen om specifieke toelatingscriteria vast te leggen voor hun specifieke programma’s.

In de aanbeveling van de Raad worden de lidstaten aangemoedigd om binnen hun onderwijsstelsels de noodzakelijke randvoorwaarden te scheppen en vertrouwen en transparantie te creëren met het oog op automatische erkenning, dat wil zeggen om:

- de nationale wetgeving, waar relevant, aan te passen om automatische erkenning, zoals hierboven gedefinieerd, voor alle EU-lidstaten in te voeren, onder de noodzakelijke voorwaarden;
- de transparantiebevorderende instrumenten voor hoger onderwijs van Europa en Bologna, die kunnen bijdragen tot erkenning — het diplomasupplement en het Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten (ECTS) — volledig uit te voeren; de belangrijkste verbintenissen van het Bolognaproces voor hoger onderwijs (drie cycli, uitvoering van de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging, volledige uitvoering van de Erkenningsovereenkomst van Lissabon) na te komen en te voldoen aan de referentiekwalificaties van het Europees kwalificatiekader;
- nationale richtsnoeren uit te werken om instellingen voor hoger en secundair onderwijs en opleiding te ondersteunen bij de doeltreffende toepassing van automatische erkenning en de capaciteit te ontwikkelen en de rol te versterken van nationale informatiecentra voor academische erkenning (NARIC’s) en deskundigen op het gebied van diplomawaardering, met name voor de verspreiding van informatie en het gebruik van online-instrumenten om de efficiëntie, transparantie en samenhang te verbeteren;
- de kennisbasis te verbeteren door gegevens over omvang en aard van erkenningsdossiers te verzamelen en te verspreiden ten behoeve van deze aanbeveling van de Raad.

3. Stand van zaken ten aanzien van de toepassing van automatische erkenning

In dit verslag wordt een analyse geboden van de stappen die de lidstaten vier jaar na de goedkeuring van de aanbeveling van de Raad hebben gezet. Het verslag blijft niet beperkt tot de genomen wetgevingsmaatregelen maar gaat ook de feitelijke uitvoering in de praktijk na, wanneer gegevens over erkenningspraktijken beschikbaar zijn.

Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste bevindingen van het verslag (zie de beoordeling per land in de bijlage).

Op het gebied van hoger onderwijs hebben de lidstaten weliswaar een aantal stappen gezet om binnen hun onderwijsstelsels voor de noodzakelijke randvoorwaarden, vertrouwen en transparantie te zorgen, maar moet er tegen 2025 nog meer worden gedaan:

- in twaalf lidstaten is nationale wetgeving vastgesteld voor de automatische erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs uit alle EU-lidstaten. Nog eens drie lidstaten passen momenteel hun nationale wetgeving aan. Negen andere lidstaten voorzien in automatische erkenning voor een beperkt aantal EU-landen.

- In de meeste lidstaten is voorzien in de transparantiebevorderende instrumenten van Bologna en de EU. In elf lidstaten zijn deze instrumenten echter nog steeds niet volledig ingevoerd. Dit is schadelijk voor het noodzakelijke vertrouwen tussen de lidstaten en stelsels.

- Veertien lidstaten beschikken over nationale richtsnoeren voor instellingen, naast reguliere opleidingen en het gebruik van online-instrumenten voor erkenningsbesluiten.

- Zeven lidstaten monitoren en evalueren erkenningsbesluiten met gebruik van een centrale databank op stelselniveau, waarin gegevens over erkenningsdossiers worden verzameld en verspreid, en die regelmatig wordt bijgewerkt. Een gebrek aan dergelijke gegevens in andere lidstaten belemmert de beoordeling van de feitelijke toepassing van automatische erkenning in de praktijk.

Hoewel formele wetgeving op het gebied van het hoger onderwijs een belangrijke voorwaarde voor automatische erkenning is, blijkt uit de — weliswaar beperkte — beschikbare gegevens dat het bestaan van die wetgeving een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde is:

- de besluitvorming voor automatische erkenning vindt in drie lidstaten op centraal niveau plaats, bij een bevoegd orgaan. In alle andere lidstaten is de besluitvorming inzake de erkenning van kwalificaties gedecentraliseerd en vindt deze plaats bij hogeronderwijsinstellingen. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat een dergelijke decentrale toepassing van een wettelijk kader op stelselniveau het risico op een inconsistente toepassing van automatische erkenning doet toenemen.

- De beschikbare gegevens, die zijn verzameld aan de hand van een enquête onder hogeronderwijsinstellingen, geven een gemengd beeld van de toepassing van de automatische erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs op het niveau van instellingen, met inconsistenties tussen instellingen, of zelfs binnen dezelfde instelling tussen verschillende deskundigen op het gebied van diplomawaardering. Een belangrijke reden hiervoor is de verwarring die bestaat ten aanzien van het verschil tussen erkenning en toelating, en met name met betrekking tot het feit dat automatische erkenning geen automatische toelating is. Aangezien de meeste erkenningsbesluiten door hogeronderwijsinstellingen worden genomen, is het met het oog op een deugdelijke beoordeling noodzakelijk om meer informatie te hebben over de vraag of en in welke mate de toepassing consistent is en overeenstemt met de geldende regels.

- Wat betreft de automatische erkenning van leerperioden in het buitenland zijn alleen gegevens van het Erasmus+-programma beschikbaar. Het Europees gemiddelde in 2020 was een automatische erkenning van 84,4 % van de studiepunten, met aanzienlijke verschillen tussen de landen. Het nieuwe Erasmus+-kwaliteitskader voor de periode 2021-2027 is vastgesteld om te komen tot een volledige, automatische erkenning van leerperioden in het buitenland in het kader van Erasmus+.

Ook op het gebied van hoger secundair onderwijs en opleiding zijn meer inspanningen nodig:

- de automatische erkenning van kwalificaties in hoger secundair onderwijs en opleiding (algemeen onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding) is in 15 lidstaten (plus één voor uitsluitend algemeen schoolonderwijs) vrij goed ontwikkeld, waarbij wordt voorzien in automatische erkenning of maximaal een vergelijking van de kwalificatie met een databank van erkenningsbesluiten. Nog eens zes lidstaten voorzien in automatische erkenning voor kwalificaties uit een beperkt aantal andere lidstaten (normaal gesproken aan de hand van bilaterale overeenkomsten of unilaterale besluiten); vijf lidstaten (plus één voor beroepsonderwijs en -opleiding) voorzien niet in automatische erkenning. De uitdagingen op dit gebied zijn nog steeds grotendeels dezelfde als vóór de goedkeuring van de aanbeveling.

- Wat de erkenning van resultaten van leerperioden in het buitenland voor hoger secundair onderwijs betreft, bieden acht lidstaten een vorm van automatische erkenning aan die in grote lijnen overeenstemt met de aanbeveling van de Raad (twee lidstaten op basis van gelijkwaardigheid en zes lidstaten op basis van leerresultaten). Afgezien hiervan is de situatie niet veel verbeterd. Een meerderheid van de lidstaten erkent resultaten alleen op basis van een gedecentraliseerde vorm van afstemming van leerplannen, een procedure die vaak veel tijd vergt, omslachtig is en voor de lerenden vaak extra examens en onzekerheid met zich meebrengt. Andere lidstaten bieden alleen voor zeer specifieke programma’s erkenningsprocedures aan. In tien lidstaten bestaat geen vorm van een standaardprocedure voor erkenning of zelfs geen algemene erkenningsprocedure.

Op basis van de belangrijkste bevindingen van dit verslag stelt de Commissie eens te meer vast dat er grotere inspanningen moeten worden geleverd met het oog op de uitvoering van de aanbeveling van de Raad en dat vóór 2025 aanzienlijke vooruitgang moet worden geboekt.



1. Stand van zaken voor het hoger onderwijs

De toepassing van automatische erkenning in het hoger onderwijs voor kwalificaties en voor leerperioden in het buitenland vereist zowel wetgeving als ondersteunende instrumenten. In het volgende hoofdstuk wordt besproken of deze faciliterende factoren aanwezig zijn.




1. Op nationaal niveau geboekte vooruitgang

1. Aanpassing van nationaal recht11

Nationale wetgeving ter zake is een voorwaarde voor automatische erkenning, maar betekent niet noodzakelijk dat deze erkenning in de praktijk op de juiste wijze wordt toegepast.

In 2018, toen de aanbeveling van de Raad werd goedgekeurd, hadden acht lidstaten (DE, DK, FI, FR, MT, PL, RO en SE) reeds automatische erkenning voor alle EU-landen opgenomen in hun nationale wetgeving. Vier landen (AT, HR, IT en ES) die overwogen automatische erkenning in de praktijk toe te passen of stappen wilden zetten in de richting van automatische erkenning, hebben naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad hun wetgeving aangepast. Hierbij moet worden opgemerkt dat de nieuwe wet tot invoering van automatische erkenning in Spanje voor alle EU-lidstaten geldt, met uitzondering van een subgroep van graden.

Daarnaast passen drie landen (CZ, EL en SK) momenteel hun nationale wetgeving aan.

Negen lidstaten hebben automatische erkenning voor een subgroep landen (bijvoorbeeld door regionale multilaterale overeenkomsten te sluiten of uit te breiden) of voor bepaalde kwalificaties ingevoerd:

- in 2021 werd het multilaterale Verdrag betreffende automatische erkenning ondertekend door de Baltische staten en de Benelux-landen. Tot nu toe hebben BE–Vl12, LV en EE dit verdrag geratificeerd. Met het verdrag wordt voortgebouwd op de verklaring van Reykjavik van 2004 ter bevordering van automatische erkenning van vergelijkbare kwalificaties in het hoger onderwijs tussen Noordse landen.
- Op basis van bilaterale overeenkomsten tussen PL en CZ van vóór 2018 wordt een nieuwe multilaterale overeenkomst gesloten tussen vier landen (CZ, HU, PL, SK). Slovenië heeft bilaterale overeenkomsten met zijn buurlanden gesloten.


Hervormingen van de wetgeving met het oog op automatische erkenning sinds 2018

1.

Hervorming van de wetgeving met het oog op automatische erkenning voor alle landen sinds 2018

Automatische erkenning voor alle landen vóór 2018
Hervorming van de wetgeving met het oog op automatische erkenning voor sommige landen sinds 2018


Wetgeving met het oog op automatische erkenning in de planningsfase

Geen hervorming van de wetgeving met het oog op automatische erkenning sinds 2018

Bron: Europese Commissie


De ontwikkeling van dergelijke regionale overeenkomsten wordt door sommige landen gezien als een stap naar de uitvoering van automatische erkenning voor alle EU-lidstaten die de transparantiebevorderende instrumenten van Europa en Bologna toepassen. Hierbij moet worden opgemerkt dat Portugal sinds 2007 een specifieke benadering voor erkenning toepast, die inhoudt dat voor de kwalificaties die in een decreet zijn opgenomen automatische erkenning wordt toegepast.

Andere landen hebben nog geen plannen voor afstemming van de wetgeving (BG, CY en IE).

Van de twaalf landen die hun nationale wetgeving hebben aangepast met het oog op automatische erkenning vindt de besluitvorming met betrekking tot automatische erkenning in drie landen op centraal niveau plaats, bij een bevoegd orgaan. In alle andere lidstaten is de besluitvorming inzake de erkenning van kwalificaties gedecentraliseerd en vindt deze plaats bij hogeronderwijsinstellingen. Dit kan leiden tot een gebrek aan consistentie van erkenningsbesluiten; de praktijken kunnen zelfs tussen faculteiten verschillen (zie deel 3.1.1.5).

Dit doet de vraag rijzen of een besluit op stelselniveau (het recht van een persoon op toegang tot hoger onderwijs op elk niveau) door afzonderlijke hogeronderwijsinstellingen moet worden genomen of beter op stelselniveau door nationale autoriteiten kan worden genomen.




2. Uitvoering van de transparantiebevorderende instrumenten van Bologna

De systematische uitvoering van de instrumenten van Bologna is onontbeerlijk voor automatische erkenning op het gebied van hoger onderwijs. Ondanks het feit dat reeds geruime tijd afspraken zijn gemaakt, is de uitvoering in de EU nog steeds ongelijk.

- Het Europees register voor kwaliteitsborging13 (EQAR)

Vertrouwen in het systeem voor kwaliteitsborging van een land is een voorwaarde voor automatische erkenning. Wanneer een extern agentschap voor kwaliteitsborging in het Europees register voor kwaliteitsborging is ingeschreven, is dat een teken dat het agentschap voor kwaliteitsborging van het land werkt overeenkomstig de normen en richtsnoeren voor kwaliteitsborging in de Europese ruimte voor hoger onderwijs (ESG)14. Van de 27 lidstaten maken er momenteel 22 gebruik van agentschappen voor kwaliteitsborging die in het EQAR zijn geregistreerd15. De vijf overige landen doorlopen momenteel een EQAR-evaluatie (SK en EL) voor naleving van de ESG of overwegen binnenkort een aanvraag in te dienen (IT, MT en CZ).

In de databank van resultaten van externe kwaliteitsborging (Database of External Quality Assurance Results — DEQAR) kunnen instellingen met één klik informatie over evaluaties in het kader van kwaliteitsborging uploaden, zodat duplicaties van evaluaties worden vermeden, en kunnen gebruikers deze informatie eenvoudig vinden. De nationale informatiecentra voor academische erkenning (NARIC’s) van IT, FR, NL en RO integreren momenteel een automatische DEQAR-zoekopdracht in hun werkstromen voor erkenning (met steun uit het Erasmus+-programma).

- Het Europees systeem voor het overdragen en verzamelen van studiepunten (ECTS)

Het ECTS is een op studenten gericht systeem voor studiepunten op basis van de voor studenten vereiste werklast om welbepaalde leerresultaten te behalen. Als zodanig is het essentieel om de erkenning van leerresultaten van studenten tijdens perioden van studiepuntenmobiliteit16 op vergelijkbare wijze mogelijk te maken.

De doeltreffende uitvoering van het ECTS hangt sterk af van het optreden van autonome hogeronderwijsinstellingen. Het is echter belangrijk dat op nationaal niveau ook verantwoordelijkheid wordt genomen en wordt voorzien in steun en stimulansen voor het juiste gebruik van het ECTS (overeenkomstig de ECTS-gebruikershandleiding van 201517), wat niet beperkt is tot het Erasmus+-programma. Externe agentschappen voor kwaliteitsborging zijn in 22 lidstaten wettelijk verplicht om in hun evaluatie te verwijzen naar de belangrijkste beginselen van het ECTS18. In de overige vijf lidstaten (IE, LV, SE, SK, SI) is dit niet in de wetgeving opgenomen, hoewel het ECTS wel op grote schaal wordt gebruikt. De toepassing van de beginselen van de ECTS-gebruikershandleiding van 2015 wordt echter in slechts zes stelsels volledig gemonitord door het nationale agentschap voor kwaliteitsborging19.

- Diplomasupplement

Het diplomasupplement is een belangrijke belofte die in het Erasmus-handvest voor hoger onderwijs is opgenomen en waaraan hogeronderwijsinstellingen zich moeten houden om voor de voordelen van het Erasmus+-programma in aanmerking te komen. Het bevat informatie over kwalificaties aan de hand waarvan deskundigen op het gebied van diplomawaardering inzicht krijgen in het niveau en de academische rechten van de houder van de kwalificatie en het is in digitale vorm beschikbaar op het Europass-platform20. Ook buiten het Erasmus+-programma wordt het automatisch, kosteloos en in een veel gesproken taal voor alle afgestudeerden in 23 lidstaten afgegeven21. De lidstaten die het diplomasupplement niet automatisch afgeven zijn FR, ES en EL (die dit niet afgeeft aan afgestudeerden van de eerste en tweede cyclus) en IE vraagt een vergoeding voor de bijkomende administratieve werklast.




3. Ontwikkeling van nationale richtsnoeren22

Terwijl DK, RO en SE een volledig gecentraliseerd systeem voor erkenningsbesluiten hebben, nemen in alle andere lidstaten de hogeronderwijsinstellingen het besluit of delegeert de autoriteit op het hoogste niveau de verantwoordelijkheid voor de uitvoering aan hen. In al deze landen zijn nationale richtsnoeren essentieel om hogeronderwijsinstellingen bij te staan bij de doeltreffende toepassing van automatische erkenning.

In de praktijk hebben 14 lidstaten (BG, DK, EE, FI, FR, DE, EL, IT, MT, NL, PL, RO, ES, SE) voorzien in onlinediensten en richtsnoeren ter ondersteuning van gestandaardiseerde praktijken bij hogeronderwijsinstellingen.




4. Monitoring en evaluatie23

In zeven lidstaten (BG, IT, LU, NL, PT, RO, SK) is voorzien in de systematische monitoring van erkenningsbesluiten.

Het gebrek aan monitoring van erkenningsbesluiten leidt tot moeilijkheden bij het identificeren van de grootste problemen en het nemen van de passende maatregelen om deze aan te pakken.

Een gebrek aan gegevens maakt het ook lastig om te beoordelen in welke mate automatische erkenning daadwerkelijk wordt toegepast in een onderwijsstelsel.




5. Uitvoering op het niveau van instellingen

De automatische erkenning van kwalificaties houdt verband met de rechten van personen op toegang tot een reeks leervoorzieningen24. Hoewel een specifieke kwalificatie formele/algemene toegang tot alle programma’s op het volgende studieniveau kan bieden, waarborgt deze niet automatisch het recht op toelating tot een specifiek programma. Elke hogeronderwijsinstelling of bevoegde nationale instantie heeft het recht om specifieke toelatingscriteria vast te stellen.

Een enquête25 onder hogeronderwijsinstellingen levert een gemengd beeld op van de praktijk op het terrein in verband met de automatische erkenning van kwalificaties. Het begrip en de toepassing van automatische erkenning door hogeronderwijsinstellingen lopen ook binnen hetzelfde land uiteen.

De belangrijkste redenen voor een niet-automatische erkenning waren: een vergelijking van de werklast en leerresultaten per geval; algemene voorwaarden op stelselniveau (niveau van het Europees kwalificatiekader); toelatingscriteria.

Hieruit blijkt dat er nog steeds verwarring bestaat over de definitie van automatische erkenning en over het feit dat deze erkenning geen automatische toelating inhoudt. De verwarring vloeit ook voort uit het feit dat erkennings- en toelatingsprocessen op het niveau van instellingen vaak gecombineerd worden: 38 % van de respondenten gaf aan deze samen te behandelen. Daarnaast controleert een derde van de instellingen de kwaliteitsborgingsprocessen van de andere instelling wanneer zij een besluit nemen over de erkenning van een kwalificatie.

Hierbij moet worden opgemerkt dat slechts 53 % van de instellingen aangaf dat zij een register van erkenningsbesluiten bijhouden.


Zelfevaluatie van hogeronderwijsinstellingen die BA- en MA-graden automatisch erkennen


N = 421 Bron: ICF/3s

Erkenningsbesluiten voor leerperioden in het buitenland worden door instellingen genomen, en in de meeste gevallen op het niveau van de faculteit.

Volgens de onder hogeronderwijsinstellingen uitgevoerde enquête houdt slechts 47 % van de hogeronderwijsinstellingen een databank van erkenningsbesluiten voor leerperioden in het buitenland bij, waardoor het moeilijk is om het niveau van uitvoering van de aanbeveling van de Raad te beoordelen.

Uit studies blijkt dat de resterende knelpunten verband houden met de waargenomen bezorgdheid over de kwaliteit die sommige professoren op het niveau van de faculteit hebben. Meer dan 10 % van de mobiele studenten zijn ontevreden over het erkenningsproces van hun studiepunten en een iets hoger percentage is ontevreden over de informatie die zij ontvangen over het overdragen van cijfers en ECTS. Het ontbreken van een “mobiliteitsvenster” in studieprogramma’s doet de onzekerheid voor mobiele studenten toenemen.

In de EU vindt de meeste leermobiliteit (53 %) plaats in het kader van het Erasmus+-programma. Uit Erasmus+-gegevens over mobiliteit, op basis van de feedback van Erasmus+-studenten, blijkt dat het aandeel studenten26 wier behaalde studiepunten in 2020 volledig werden erkend gemiddeld 84,4 % was, met aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten.


Bron: Europese Commissie


Het nieuwe Erasmus+-kwaliteitskader voor de periode 2021-2027 is vastgesteld om te komen tot een volledige, automatische erkenning van leerperioden in het buitenland in de gehele EU in het kader van Erasmus+.




6. Conclusies

Erkenningsbesluiten worden meestal overgelaten aan de hogeronderwijsinstellingen zelf, wat leidt tot inconsistenties bij de toepassing van automatische erkenning. Omdat de praktijken binnen die instellingen verschillen, valt het vaak moeilijk vast te stellen of de erkenning in de praktijk binnen een land volledig automatisch is, zelfs wanneer de nationale wetgeving voorziet in automatische erkenning. Een van de problemen ligt aan het feit dat de erkennings- en toelatingsprocessen op het niveau van de instellingen vaak worden gecombineerd. Dit heeft geleid tot verwarring over de gevolgen van automatische erkenning en levert problemen op wanneer moet worden gewaarborgd dat een coherente (automatische) benadering wordt toegepast in alle hogeronderwijsinstellingen.

In meer fundamentele zin doet dit de vraag rijzen of het logisch is dat een besluit op stelselniveau door afzonderlijke hogeronderwijsinstellingen wordt genomen. Het hogeronderwijslandschap, de governancestructuren en het voor erkenning verantwoordelijke personeel veranderen voortdurend. Bovendien wordt het opsporen van inconsistenties bemoeilijkt doordat centrale richtsnoeren ontbreken en erkenningsbesluiten niet worden gemonitord.

Bij het aanpassen van de nationale wetgeving kunnen de lidstaten overwegen de consistentie van de uitvoering te waarborgen door de bevoegdheid voor automatische-erkenningsbesluiten toe te kennen aan een speciaal orgaan (bijvoorbeeld een NARIC), terwijl hogeronderwijsinstellingen hun autonomie bij het selecteren en toelaten van studenten tot hun programma’s zouden behouden. Het verschil tussen erkenning en toelating zou zo in de praktijk duidelijker worden.

De lidstaten kunnen hogeronderwijsinstellingen ook aanmoedigen om erkenningsprocessen te integreren in hun interne kwaliteitsborgingsprocedures, met inbegrip van de volledige uitvoering van de ECTS-gebruikershandleiding van 2015. Op die manier zouden de transparantie en consistentie van erkenningspraktijken binnen instellingen voor leerperioden in het buitenland worden verbeterd.

Digitale oplossingen, zoals databanken, zouden kunnen bijdragen tot een consistente besluitvorming. Een systematische benadering voor de monitoring en evaluatie van erkenningsbesluiten voor kwalificaties en individuele leermobiliteit zou de transparantie verbeteren en bijdragen tot een empirisch onderbouwde besluitvorming.



2. Steun van de Commissie sinds 2018

De Commissie verleent steun en heeft instrumenten ontwikkeld ter versterking van de inspanningen van de lidstaten om automatische erkenning toe te passen.




1. Bevorderen van wederzijds vertrouwen en intercollegiaal leren onder lidstaten en instellingen

De Commissie heeft de regelmatige uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten vergemakkelijkt, als onderdeel van de werkgroepen van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020)27 en het daaropvolgende strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de EEA en verder (strategisch kader van de EEA voor de periode 2021-2030).

Sinds 2018 werd automatische erkenning tijdens elke werkgroepvergadering besproken en stond dit thema ook regelmatig op de agenda van vergaderingen van de directeurs-generaal voor hoger onderwijs. Daarnaast vond in 2019 een peer learning seminar plaats over de toepassing van automatische erkenning, dat door de Commissie samen met de Noorse regering werd georganiseerd.

Het portaal van de Europese onderwijsruimte28 dient als informatiecentrum over de aanbeveling van de Raad en verleent steun voor de uitvoering hiervan.




2. Het Erasmus-handvest voor hoger onderwijs (ECHE)

Elke hogeronderwijsinstelling die gebruik wenst te maken van middelen uit het Erasmus+-programma moet beschikken over een ECHE-accreditatie29. Tot nu toe hebben 5 206 hogeronderwijsinstellingen een ECHE-accreditatie voor de periode 2021-2027. Dit betekent dat ongeveer 95 % van de studenten in de EU studeert aan een universiteit die deelneemt aan het Erasmus+-programma.

In het nieuwe ECHE voor het nieuwe Erasmus+-programma (2021-2027) beloven de houders van een ECHE-accreditatie een volledige, automatische erkenning, overeenkomstig de definitie van de aanbeveling van de Raad, te waarborgen van alle studiepunten die zijn behaald voor leerresultaten die met een voldoende zijn afgerond tijdens een studie-/opleidingsperiode in het buitenland. Het juiste gebruik van ECTS en de automatische afgifte van het diplomasupplement zijn ook belangrijke toezeggingen die door ECHE-houders worden gedaan. De uitvoering wordt gemonitord door nationale Erasmus+-agentschappen.



2. Stand van zaken voor het hoger secundair onderwijs

1. Op nationaal niveau geboekte vooruitgang

1. Stand van zaken ten aanzien van de erkenning van kwalificaties van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding die toegang geven tot hoger onderwijs

In de aanbeveling van de Raad wordt verzocht om aanzienlijke vooruitgang op het gebied van automatische wederzijdse erkenning, zodat kwalificaties van hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding die toegang geven tot het hoger onderwijs automatisch ook in andere lidstaten worden erkend.

Ongeveer de helft van de lidstaten beschikt over systemen waarmee deze doelstelling wordt behaald; vijf lidstaten beschikken niet over enige vorm van automatische erkenning. Een van de positieve voorbeelden is PL, waar de beoordeling/verklaring van vergelijkbaarheid automatisch wordt gegenereerd via Kwalifikator, het online-instrument van het NARIC (voor het algemeen onderwijs, maar niet voor beroepsonderwijs en -opleiding). FR biedt daarnaast rechtstreekse online-inschrijvingen bij universiteiten aan, zonder dat een verder erkenningsproces nodig is. In een paar lidstaten is een vorm van automatische erkenning, die vereist is op grond van de wet of die in de praktijk wordt toegepast, gebaseerd op bilaterale of multilaterale overeenkomsten met andere lidstaten (bv. AT, CZ voor SK, SK voor CZ en EE/LT/LV voor elkaar), of op unilaterale besluiten (SI voor HR).

In veel lidstaten zijn hogeronderwijsinstellingen verantwoordelijk voor de erkenning, waarbij de praktijken binnen de lidstaat uiteenlopen. Sommige NARIC’s bieden online- (en offline-)diensten en richtsnoeren inzake de beoordeling van gelijkwaardigheid aan (AT, BE-Fr30), DE, EE, ES, IE, IT, NL, PL, PT en SI), die in sommige lidstaten de vorm van een (openbare) onlinedatabank hebben (bv. DE en IT). In SE en ES beschikken hogeronderwijsinstellingen over deskundigen voor specifieke landen, die het besluitvormingsproces ondersteunen.

Sommige lidstaten ontwikkelen procedures om de convergentie van leerplannen te beoordelen, waarbij studieprogramma’s per geval worden vergeleken. Sommige vereisten aanvullende examens (CZ, HU en SK). Verschillende lidstaten die werken aan erkenning (bv. CZ, ES, EL en LT) nemen het hoger secundair onderwijs en de hogere secundaire opleiding echter niet op in voorgestelde wetswijzigingen, maar richten hun initiatieven op kwalificaties van hoger onderwijs31.

In sommige landen is sprake van verschillen tussen het algemeen hoger secundair onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding. In PL is bijvoorbeeld voorzien in automatische erkenning voor kwalificaties van het algemeen hoger secundair onderwijs, maar niet voor kwalificaties van beroepsonderwijs en -opleiding.

Samenvattend kan worden gezegd dat sommige initiatieven, zoals centrale databanken, waaronder databanken met openbare toegang, goede voorbeelden zijn van vooruitgang op weg naar automatische erkenning. Veel van die databanken waren echter reeds opgestart voordat de aanbeveling werd goedgekeurd. De beperkte recente vooruitgang is vaak het gevolg van een gebrek aan initiatief van hogeronderwijsinstellingen en niet van het centrale stelsel waarin door de lidstaten wordt voorzien. De uitdagingen op dit gebied zijn nog steeds grotendeels dezelfde als die van vóór de goedkeuring van de aanbeveling.




2. Erkenning van leerperioden in het buitenland

In de aanbeveling van de Raad wordt erop gewezen dat moet worden voorzien in automatische erkenning “op voorwaarde dat de leerresultaten in grote lijnen overeenstemmen met het nationale leerplan in het land van oorsprong”.

Voor korte leerperioden in het buitenland, waarmee gewoonlijk perioden van enkele dagen tot drie maanden worden bedoeld, is erkenning meestal niet nodig als voorwaarde om een leerling te herintegreren op de uitzendende school, vanwege de korte duur en de rechtstreekse betrokkenheid van de scholen.

Voor langdurige leerperioden in het buitenland, die gewoonlijk tussen drie maanden en een volledig schooljaar duren, zijn er overeenkomstig de aanbeveling van de Raad drie benaderingen die als automatische erkenning kunnen worden beschreven:

- erkenning op basis van gelijkwaardigheid

De periode in het buitenland wordt beschouwd als gelijkwaardig aan dezelfde periode in het thuisland, ongeacht eventuele verschillen in de leerplannen tussen de uitzendende school en de gastschool, en de leerling wordt weer toegelaten tot de overeenkomstige graad of mag beginnen aan de volgende graad, mits aan een beperkt aantal beginselen en criteria wordt voldaan.

- In AT is erkenning gebaseerd op schoolbezoek gedurende een periode van minimaal vijf maanden en maximaal één jaar.

- In PT worden leerperioden in het buitenland van een jaar automatisch erkend op basis van de succesvolle afronding van het schooljaar.

- Erkenning op basis van leerresultaten waarvan is vastgesteld dat zij in grote lijnen overeenstemmen met het leerplan van de uitzendende instelling

De lidstaten hebben een officiële procedure op stelselniveau vastgesteld aan de hand waarvan de resultaten van een leerperiode in het buitenland worden geïdentificeerd en wordt bepaald of deze in grote lijnen overeenstemmen met die van het nationale leerplan van het land van oorsprong. Dit is het geval in BG, DK, FI, FR voor beroepsonderwijs en -opleiding, IT en RO, met uiteenlopende praktijken in elk van de lidstaten.

- Erkenning op basis van een ondertekende leerovereenkomst

Voordat de leerperiode in het buitenland van start gaat, bespreken de uitzendende school, de gastschool en de lerende samen welke leerdoelstellingen moeten worden behaald om in beide onderwijsstelsels te voldoen aan de leervereisten. Na terugkomst van de lerende worden de behaalde leerresultaten vergeleken met de leerovereenkomst en, wanneer zij hiermee in overeenstemming zijn, automatisch erkend. Deze benadering is in de geest van de aanbeveling van de Raad en wordt breed toegepast in het Erasmus+-programma, maar wordt niet veel gebruikt in het kader van leermobiliteit buiten het Erasmus+-programma.

In de meeste lidstaten is de erkenning echter nog steeds niet automatisch:

- bijna de helft van de lidstaten heeft een officiële procedure op basis van de afstemming van leerplannen, die door verschillende actoren wordt toegepast (scholen, individuele leerkrachten, lokale autoriteiten), en waarvoor gewoonlijk een beoordeling is vereist van de vakken die niet in het buitenland zijn gevolgd; dit geldt voor een derde van de lidstaten (BE-Fr, CY, CZ, DE, HR, HU, IE, LT, LV, PT voor leerperioden van minder dan één schooljaar, SI, SK en ES).

- In sommige lidstaten voeren zowel de uitzendende school als de gastschool een beoordeling uit als onderdeel van een partnerschap tussen twee scholen om in dit geval een formele erkenningsprocedure te omzeilen (bv. FR voor schoolonderwijs).

- Veel lidstaten (bv. BE-De, BE-Vl, EE, EL, LU, MT, NL, PL en SE) hebben geen uniforme erkenningsprocedure of richtsnoeren ingevoerd. Een netwerk van deskundigen dat door de Commissie werd opgericht als onderdeel van een voorbereidende actie op initiatief van het Europees Parlement, heeft ook vastgesteld dat scholen in veel lidstaten niet over de noodzakelijke vaardigheden beschikken om leerperioden in het buitenland binnen hun schoolsysteem en leerplan te erkennen vanwege het gebrek aan procedures op stelselniveau32.

Niet alleen de erkenningsprocedures, ook de status van mobiele lerenden tijdens een periode van mobiliteit blijft een probleem. In verschillende schoolsystemen zijn leerlingen die voor langdurige mobiliteit naar het buitenland gaan niet langer ingeschreven in een school in hun land van oorsprong en hebben zij ook geen duidelijke status op hun gastschool, zodat het lastig is om leerresultaten te registreren of te beoordelen.

Samenvattend kan worden gezegd dat er vooruitgang is geboekt voor de automatische erkenning van resultaten van leerperioden in het buitenland in het hoger secundair onderwijs, maar dat deze vooruitgang beperkter was dan die ten aanzien van kwalificaties. In totaal beschikken zeven lidstaten (AT, BG, DK, FI, IT, PT voor perioden van een jaar en RO) over een systeem dat of een procedure die kan worden aangemerkt als automatische erkenning overeenkomstig de aanbeveling van de Raad. In de meeste lidstaten is erkenning afhankelijk van besluiten van lokale autoriteiten of afzonderlijke onderwijs- en opleidingsinstellingen op basis van de afstemming van leerplannen of is erkenning zelfs onmogelijk. De uitdagingen zijn nog steeds grotendeels dezelfde als de uitdagingen die aanleiding vormden voor de goedkeuring van de aanbeveling van de Raad. De vergelijking van leerplannen, verschillen tussen erkenningsprocedures (vaak zelfs het ontbreken van gestandaardiseerde procedures op nationaal niveau) en het gebrek aan een status of kader voor mobiele lerenden moeten nog steeds worden aangepakt.

Lidstaten die recentelijk geen vooruitgang hebben geboekt, kunnen worden geïnspireerd door wetgeving in lidstaten die de mobiliteit van leerlingen ondersteunen en die deze mobiliteit aanmoedigen door middel van automatische erkenning, onder meer aan de hand van bepalingen in binationale of multinationale overeenkomsten.

Wanneer de lidstaten verder blijven werken aan de ontwikkeling van hun leerplannen in hoger secundair onderwijs en opleiding met betrekking tot de principes van leerresultaten (kennis, vaardigheden en attitudes) kan dit eveneens dienstig zijn voor erkenning.




2. Steun van de Europese Commissie sinds 2018

1. Oprichting van een online-informatiedienst op EU-niveau

De nieuwe Q-Entry-databank33, die in 2018 in het kader van het Erasmus+-programma werd opgericht en die door NARIC-centra wordt beheerd, biedt belanghebbenden en het algemene publiek actuele en gestandaardiseerde informatie over de kwalificaties die leerlingen op het einde van hun schoolopleiding moeten behalen om toegang te krijgen tot het hoger onderwijs in hun eigen land. In de databank zijn die kwalificaties voor 55 landen (27 EU-lidstaten en 28 niet-EU-landen) opgenomen.




2. Steun voor de erkenning van de resultaten van leerperioden in het buitenland

- Wederzijds vertrouwen en intercollegiaal leren tussen lidstaten en tussen instellingen bevorderen: als vervolg op een voorbereidende actie op initiatief van het Europees Parlement heeft de Commissie een netwerk van deskundigen opgericht met 25 leden uit 16 lidstaten, die een voorstel hebben opgesteld voor een Europees kader voor de erkenning van de resultaten van leerperioden in het buitenland34, waarin op basis van een analyse van de situatie in de lidstaten35 de kernbeginselen worden uiteengezet voor automatische wederzijdse erkenning van leerresultaten van studieperioden in het buitenland voor leerlingen in het algemeen hoger secundair onderwijs. Dit voorstel aan de Commissie zal worden gebruikt als uitgangspunt voor de verdere ontwikkeling van het initiatief met de lidstaten.

- In de Aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en ‐opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht36, die in 2020 werd goedgekeurd, werd opnieuw gewezen op het belang van leermobiliteit, ook door een streefcijfer op Europees niveau vast te stellen37, en van de erkenning van de verworven kennis, vaardigheden en competenties. Daarnaast heeft de Commissie het concept van Europese beroepskernprofielen onderzocht, met het oog op het faciliteren van mobiliteit voor lerenden en werkenden en de bevordering van de transparantie en erkenning van kwalificaties. In beroepsonderwijs en -opleiding heeft Cedefop methoden ter ondersteuning van de vergelijking van kwalificaties38 ontwikkeld samen met de bijbehorende onderwijs- en opleidingsprogramma’s en leerplannen. Op basis van de in 2021 door het ReferNet-netwerk voor het mobiliteitsscorebord van Cedefop verzamelde gegevens heeft Cedefop een briefing gegeven over de erkenning van de leerresultaten die lerenden in het kader van een initiële beroepsopleiding in het buitenland hebben behaald39. In de publicatie over “Enablers and disablers of cross-border long-term mobility of apprentices”40 wordt voor een paar casestudy’s ook verwezen naar erkenningspraktijken gericht op leerlingen in beroepsonderwijs en -opleiding.

- Het Erasmus+-programma is bedoeld om de mobiliteitskansen van leerlingen te vergroten, zodat verandering wordt teweeggebracht in het landschap van langdurige leerlingenmobiliteit in Europa, die tot nu toe voornamelijk werd bevorderd door organisaties buiten het programma. Dit zal worden bereikt door de uitbreiding van het aandeel aan mobiliteit dat rechtstreeks tussen scholen wordt beheerd en door de naleving van de kwaliteitsnormen van Erasmus+. Bovendien zullen de leerresultaten van deelnemers aan mobiliteitsactiviteiten in het buitenland door hun uitzendende organisatie worden erkend dankzij een nieuwe accreditatieregeling41. Geaccrediteerde organisaties, en meer in het bijzonder geaccrediteerde consortia, moeten de ontwikkeling van mobiliteit in het kader van beroepsonderwijs en -opleiding ondersteunen aan de hand van de erkenning van de leerresultaten door de uitzendende organisatie.



3. Een ecosysteem ter bevordering van automatische erkenning

Automatische erkenning kan maar worden toegepast onder de juiste voorwaarden voor vertrouwen en transparantie tussen onderwijsstelsels. Daartoe moeten de nationale erkenningsinstanties ook beschikken over voldoende capaciteiten om de noodzakelijke instrumenten voor automatische erkenning te ontwikkelen en instellingen te steunen bij het toepassen van automatische erkenning. In het volgende hoofdstuk worden de elementen belicht die onmisbaar zijn voor zowel het hoger onderwijs als voor hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding.



1. Het Europees kwalificatiekader (EKK)

Het Europees kwalificatiekader (EKK)42 heeft tot doel de transparantie, de vergelijkbaarheid en de overdraagbaarheid van kwalificaties van de verschillende nationale stelsels te bevorderen. Door de nationale kwalificatiekaders te relateren aan het EKK kunnen alle kwalificatiesoorten en -niveaus van de nationale stelsels worden vergeleken. Momenteel hebben 26 EU-lidstaten hun nationale kwalificatiekaders gerelateerd aan het EKK. ES is hiermee nog bezig. Van de 27 lidstaten hebben er 21 (alle lidstaten, behalve BG, ES, FI, HR, IT en LU) EKK-niveaus aangegeven in nationale kwalificatiedatabanken en -registers. Dit maakt het voor onderwijs- en opleidingsinstellingen eenvoudiger om te controleren of de kandidaat het juiste kwalificatieniveau heeft (bijvoorbeeld of diens diploma inderdaad op bachelorniveau is wanneer de kandidaat zich wil inschrijven voor een masterstudie) in het geval van automatische erkenning.

Daarnaast delen 16 lidstaten gegevens over kwalificaties via het Europass-platform, door nationale kwalificatiedatabanken of -registers43 aan dat platform te koppelen. Een bijzonder probleem houdt verband met de erkenning tussen niveau 5 (bv. korte tertiaire onderwijsprogramma’s) en 6 (bachelor of vergelijkbaar niveau). Kwalificaties van niveau 5 kunnen behoren tot hogeronderwijsstelsels of postsecundaire stelsels, of zelfs tot beide44.

De meeste landen die hun nationale kwalificatiekader aan het EKK hebben gerelateerd, hebben dit gedaan in de vorm van één enkel verslag waarin de zelfcertificering voor het kwalificatiekader van de Europese ruimte voor hoger onderwijs is opgenomen. Dit is gebeurd in alle lidstaten, met uitzondering van CZ, EL, NL en SK45.



2. De nationale informatiecentra voor academische erkenning (NARIC’s)

NARIC’s hebben tot doel de toegang tot nauwkeurige informatie over onderwijsstelsels en kwalificaties te vergemakkelijken voor EU- en niet-EU-onderdanen. Hun competenties lopen uiteen op grond van de nationale wetgeving. Sommige NARIC’s geven alleen advies of doen aanbevelingen over erkenning (EE, IT, IE, SI en DE), terwijl andere voorzien in wettelijk bindende erkenningsbesluiten (BG, BE-Vl, DK, MT, HU, SK, LT en RO). Zij zijn cruciaal voor de controle of een kwalificatie echt en van het juiste niveau is.

Het netwerk van NARIC’s krijgt steun uit het Erasmus+-programma en heeft een aantal richtsnoeren46 gepubliceerd om de toepassing van automatische erkenning door deskundigen op het gebied van diplomawaardering te vergemakkelijken. Sinds de goedkeuring van de aanbeveling van de Raad heeft twee derde47 van de centra de erkenningsprocessen vereenvoudigd en hebben vier centra (MT, DK, NO, EE) een afname van de erkenningsverzoeken gemeld dankzij de aanbeveling van de Raad.


NARIC-competenties voor hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs

Hoger onderwijs
Secundair onderwijs
Gegevens niet beschikbaar
Bron: Europese Commissie

In de aanbeveling van de Raad wordt ervoor gepleit om de rol van NARIC’s te versterken aan de hand van aanvullende nationale middelen. Een uitbreiding van de rol van NARIC’s naar hoger secundair onderwijs en hogere secundaire opleiding (algemeen onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding) zou leiden tot een groter bewustzijn van de erkenning van kwalificaties van hoger secundair onderwijs en zou de erkenning van resultaten van leerperioden in het buitenland ondersteunen.

De Commissie steun het NARIC-netwerk48 door de uitwisseling van beste praktijken te vergemakkelijken. De Erasmus+-begroting voor de ontwikkeling van de capaciteit en de versterking van de rol van NARIC’s werd verhoogd van 1,2 miljoen EUR in 2018 tot 3 miljoen EUR in 2022. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van ondersteunende instrumenten49, richtsnoeren50 en opleiding voor wie credentials waarderen (“deskundigen op het gebied van diplomawaardering”) bij hogeronderwijsinstellingen. Sinds 2020 wordt uit het Erasmus+-programma een “technisch ondersteuningsteam” gefinancierd om de ambities van het netwerk te helpen verwezenlijken. Met de toename van beschikbare middelen kwamen aanzienlijke verschillen in de capaciteit van NARIC’s aan het licht, waarbij slechts drie centra (IT, NL, LV) meer dan één Erasmus+-project coördineerden.

Verdere werkzaamheden in verband met digitale instrumenten, zoals Q-Entry en andere kwalificatiedatabanken, kunnen de erkenningsprocessen verder vergemakkelijken, ook voor instellingen. Dankzij de ontwikkeling van Europese interoperabiliteit van nationale databanken en de afgifte van persoonlijke verklaringen inzake automatische erkenning (op basis van beste praktijken, zoals in het geval van de Poolse Kwalifikator-databank) zouden de administratieve lasten voor aanvragers en instellingen verder kunnen worden teruggedrongen.

Door ook niet-Europese kwalificaties op te nemen, zouden deze interoperabele databanken een snelle, eerlijke en transparante erkenning van kwalificaties uit derde landen (wat buiten het toepassingsgebied van de aanbeveling van de Raad valt) kunnen vereenvoudigen. Dit wordt ondersteund en gefaciliteerd door de Commissie en strookt met de ambities van de toespraak over de Staat van de Unie anno 2022, waarin om vooruitgang op dit gebied werd verzocht.



3. Europese digitale instrumenten voor erkenning

Automatische erkenning vereist dat kwalificaties eenvoudig kunnen worden geverifieerd (geldigheid, formaat en accreditatie). Het gebruik van Europese digitale instrumenten voor het afgeven, opslaan, delen en verifiëren van credentials vergemakkelijkt de automatische erkenning van individuele kwalificaties en resultaten van leerperioden in het buitenland en vermindert de kosten en administratieve lasten voor alle partijen.

Het nieuwe Europass-platform51, dat in juli 2020 van start ging, vereenvoudigt de automatische erkenning door te voorzien in gevalideerde informatie over kwalificaties, kwalificatiekaders en leerresultaten van mobiliteit aan de hand van onvervalsbare Europass-documenten52. Tegen september 2022 had Europass 4,3 miljoen gebruikers en elke maand wordt het platform door gemiddeld twee miljoen mensen bezocht.

In samenwerking met DEQAR53 wordt in het nieuwe Europass-instrument een proefproject uitgevoerd met Europese digitale leercredentials, een accreditatiefunctie54. Wanneer het diplomasupplement (voor hoger onderwijs) wordt bekeken en gedeeld, tonen de Europese digitale leercredentials onmiddellijk de hieraan gerelateerde accreditatiegegevens. Hierdoor zullen de authenticatiecontroles automatisch plaatsvinden.

Dankzij de digitalisering van het document Europass Mobiliteit, dat momenteel wordt ontwikkeld, zal de erkenning van de resultaten van perioden van leermobiliteit in het buitenland op verschillende onderwijsniveaus, waaronder stages en vrijwilligerswerk, worden ondersteund.

4. Steun voor verdere inspanningen om automatische erkenning toe te passen

Aangezien sinds de goedkeuring van de aanbeveling van de Raad weinig vooruitgang is geboekt, zal de volledige uitvoering tegen 2025 aanzienlijke aanvullende inspanningen vereisen. De Commissie stelt de volgende maatregelen voor om de uitvoering te bevorderen:


1. Het vertrouwen tussen nationale onderwijsstelsels verder blijven versterken

- Ontwikkeling van een Europees systeem voor kwaliteitsborging en erkenning

Automatische erkenning hangt nauw samen met de opbouw van wederzijds vertrouwen tussen nationale stelsels en de ontwikkeling van een echte kwaliteitscultuur bij hogeronderwijsinstellingen. Een systeem voor kwaliteitsborging en erkenning kan bijdragen tot het sterker aanhalen van de band tussen kwaliteitsborging en erkenning op Europees niveau, en de totstandkoming van een kwaliteitsborgingssysteem dat geschikt is voor diepgaandere transnationale samenwerking, zoals aangekondigd in de mededeling “De Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen” en de Europese strategie voor universiteiten. Hoewel de doelstelling van een dergelijk systeem veel breder is dan alleen automatische erkenning, zal dit bijdragen tot de verwezenlijking ervan.

De Commissie zal de lidstaten, NARIC’s en onderwijs- en opleidingsinstellingen ertoe aansporen hun inspanningen voor de toepassing van automatische erkenning aan de hand van sterkere en flexibelere kwaliteitsborgingssystemen op te voeren.

Hoewel de klemtoon van een dergelijk initiatief op de EU zal liggen, heeft het potentieel om alle landen van de Europese hogeronderwijsruimte tot vooruitgang op het gebied van automatische erkenning en kwaliteitsborging te inspireren en deze vooruitgang verder te bevorderen.

- Evaluaties van de teams voor de versnelling van automatische erkenning

De Commissie zal, met steun uit Erasmus+ en van de NARIC’s, nieuwe evaluaties opzetten van teams die de automatische erkenning moeten versnellen. Het is de bedoeling de toepassing van automatische erkenning van kwalificaties en leerperioden in het buitenland te versnellen door deskundigen uit te zenden die ter plaatse de nodige begeleiding verstrekken om erkenning op alle gebieden te faciliteren. Hierbij zal worden voortgebouwd op de deskundigheid van het NARIC-netwerk voor het organiseren van intercollegiale steun en intercollegiale begeleiding tussen landen die verder gevorderd zijn op het gebied van automatische erkenning en landen die meer ondersteuning nodig hebben.



2. Ontwikkeling van instrumenten voor automatische erkenning

- Informatieverstrekking over erkenning via onlineplatformen

De Commissie zal via het European School Education Platform meer richtsnoeren inzake erkenning verstrekken aan scholen.

- Standaardisering van leerovereenkomsten en certificaten van leerresultaten

Voortbouwend op de ervaring in de hogeronderwijssector zal de Commissie mogelijke verbanden onderzoeken tussen Erasmus+-instrumenten voor resultaten van leerperioden in het buitenland en het document Europass Mobiliteit, om te voorzien in veilige, gebruiksvriendelijke en betrouwbare documentatie in de sectoren schoolonderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding.



3. Capaciteit opbouwen in de lidstaten om de uitvoering te ondersteunen

- Financiële steun voor automatische erkenning

Zoals in de aanbeveling van de Raad wordt gevraagd, zal met oproepen van Erasmus+ die aan NARIC’s zijn gewijd verder steun worden verleend aan nationale autoriteiten met het oog op de toepassing van automatische erkenning en de transparantiebevorderende instrumenten van Bologna. De Commissie zal mogelijkheden onderzoeken om de deelname van NARIC’s uit elke lidstaat te vergroten. Deze werkzaamheden vereisen steun van de lidstaten om de inspanningen voor capaciteitsopbouw te vergroten.

Hoewel de uitvoering van de transparantiebevorderende instrumenten van Bologna sinds 2018 is verbeterd, moet daar verder aan worden gewerkt, vooral aan de registratie van nationale agentschappen voor kwaliteitsborging in het EQAR, de afgifte van het diplomasupplement en het volledige gebruik van de ECTS-gebruikershandleiding. De Commissie zal een nieuwe impuls geven aan de uitvoering met de oproep voor de Europese hogeronderwijsruimte in het kader van Erasmus+-programma.

De lidstaten kunnen ook verzoeken om technische steun voor het ontwerpen en uitvoeren van hervormingen op het gebied van automatische wederzijdse erkenning via het instrument voor technische ondersteuning. Het instrument voor technische ondersteuning is een EU-programma dat, op verzoek van de lidstaten en op bilaterale of multilaterale basis, toegesneden steun verstrekt op verschillende gebieden, onder meer op het gebied van onderwijs en opleiding. De ondersteuning is vraaggestuurd en er is geen medefinanciering van de lidstaten voor nodig.

- Bepalingen inzake opleiding en informatie

Er is een toegenomen vraag naar opleidingen die de lidstaten aanbieden aan personeel dat zich bezighoudt met automatische erkenning. Ook aan scholen en leerkrachten moeten opleidingen worden verstrekt over de beoordeling van de competenties van leerlingen na een leerperiode in het buitenland, in plaats van zich enkel op de gelijkwaardigheid van schoolvakken toe te spitsen. De Commissie zal hiervoor steun verlenen uit het Erasmus+-programma aan de hand van transnationale samenwerkingsactiviteiten en intercollegiale leeractiviteiten, en zij zal hierover online informatie verstrekken.

- De dialoog tussen de lidstaten vergemakkelijken

De diensten van de Commissie zullen de bestaande beleidsprocessen van de Commissie op het gebied van schoolonderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding onderzoeken om besprekingen te voeren, goede praktijken uit te wisselen en de mogelijkheid vast te stellen voor intercollegiaal leren tussen de lidstaten teneinde vertrouwen en transparantie op te bouwen in stelsels voor hoger secundair onderwijs.

Bijlage I — Overzicht55 van de uitvoering van de aanbeveling van de Raad


Deze tabel geeft aan de hand van een kleurenschema voor elke lidstaat weer in welke mate elk gebied van de aanbeveling is uitgevoerd, op basis van de beste beschikbare informatie. De tabel weerspiegelt het huidige verloop van de uitvoering van de aanbeveling van de Raad en geeft richtingen en trends weer.

LidstaatTransparantiebevorderende instrumenten

Steun voor instellingen en agentschappenMonitoring en evaluatieKwalificaties van hoger onderwijsKwalificaties van hoger secundair onderwijsLeerperioden in het buitenland — hoger onderwijsLeerperioden in het buitenland — secundair onderwijs
Oostenrijk
België
Bulgarije
Kroatië
Cyprus
Tsjechië
Denemarken
Estland
Finland
FrankrijkSchoolBeroepsonderwijs en -opleiding
Duitsland
Griekenland
Hongarije
Ierland
Italië
Letland
Litouwen
Luxemburg
Malta
Nederland
PolenSchoolBeroepsonderwijs en -opleiding
Portugal*
Roemenië
Slowakije
Slovenië
Spanje
Zweden

*PT: uitsluitend voor perioden van één schooljaar.


Naleving van de transparantiebevorderende instrumenten van Europa en Bologna

2.

Het land past de transparantiebevorderende instrumenten van de EU en Bologna volledig toe

Eén instrument wordt niet volledig toegepast
Twee instrumenten worden niet volledig toegepast
Drie instrumenten worden niet volledig toegepast
Vier of meer instrumenten worden niet volledig toegepast


Maatregelen voor capaciteitsopbouw en steun voor instellingen en agentschappen

De volgende maatregelen worden toegepast:

- er bestaan nationale richtsnoeren voor instellingen,
- NARIC’s verspreiden informatie en bieden opleidingen aan voor alle instellingen,
- kandidaten ontvangen via online-instrumenten een besluit inzake erkenning op stelselniveau.

3.

Twee van de bovenstaande maatregelen worden toegepast

Een van de bovenstaande maatregelen wordt toegepast
Geen van de bovenstaande maatregelen wordt toegepast


Monitoring en evaluatie

4.

Er bestaat een centrale databank op stelselniveau voor het verzamelen en verspreiden van gegevens over erkenningsdossiers, die regelmatig wordt bijgewerkt

Gegevens over erkenningsdossiers worden systematisch verzameld door een centraal orgaan bestaande uit hogeronderwijsinstellingen en instellingen van hoger secundair onderwijs
Gegevens over erkenningsdossiers zijn beschikbaar van sommige instellingen, maar de gegevens worden niet op stelselniveau verzameld en verspreid
Geen gegevens beschikbaar


Automatische erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs

5.

Automatische erkenning op stelselniveau van kwalificaties voor alle EU-lidstaten, waarbij de verantwoordelijkheid voor de besluitvorming is gedelegeerd aan een bevoegd orgaan op stelselniveau

Automatische erkenning op stelselniveau voor alle EU-lidstaten, waarbij de verantwoordelijkheid voor de besluitvorming is gedelegeerd aan hogeronderwijsinstellingen
Automatische erkenning op stelselniveau voor een subgroep EU-lidstaten, waarbij de besluitvorming plaatsvindt bij een orgaan op stelselniveau
Automatische erkenning op stelselniveau voor een subgroep EU-lidstaten, waarbij de besluitvorming is gedelegeerd aan hogeronderwijsinstellingen
Geen automatische erkenning


Automatische erkenning van kwalificaties van hoger secundair onderwijs

Kwalificaties van hoger secundair onderwijs (zowel algemeen onderwijs als beroepsonderwijs en -opleiding) worden automatisch en volledig erkend voor bijna alle andere EU-lidstaten (meer dan 75 % van de lidstaten)
Kwalificaties worden automatisch erkend voor de meeste andere EU-lidstaten (tussen 50 en 75 %)
Kwalificaties worden automatisch erkend voor een klein aantal andere EU-lidstaten (minder dan 50, maar meer dan 0 %)

6.

Geen automatische en volledige erkenning van kwalificaties (er is een erkenningsproces, maar dit is niet geautomatiseerd)



Automatische erkenning van leerperioden in het buitenland — hoger onderwijs

Resultaten van een leerperiode in het buitenland worden automatisch en volledig erkend voor alle andere EU-lidstaten, waarbij Erasmus+-studenten een percentage volledige erkenning van meer dan 90 % melden

7.

Er is voorzien in interne en externe kwaliteitsborging om de volledige uitvoering van de ECTS-gebruikershandleiding van 2015 te waarborgen

Resultaten van een leerperiode in het buitenland worden erkend, waarbij Erasmus+-studenten een percentage volledige erkenning van meer dan 85 % melden

8.

En/of


er is voorzien in interne en externe kwaliteitsborging om de volledige uitvoering van de ECTS-gebruikershandleiding van 2015 te waarborgen, maar deze wordt niet systematisch toegepast (bijvoorbeeld uitsluitend voor sommige programma’s of niveaus)
Resultaten van een leerperiode in het buitenland worden erkend, waarbij Erasmus+-studenten een percentage volledige erkenning van meer dan 70 % melden

Of

er is niet voorzien in kwaliteitsborgingsmaatregelen om de volledige uitvoering van de ECTS-gebruikershandleiding te waarborgen
Resultaten van een leerperiode in het buitenland worden niet automatisch erkend, waarbij Erasmus+-studenten een percentage volledige erkenning van minder dan 70 % melden

9.

Er is niet voorzien in kwaliteitsborgingsmaatregelen om de volledige uitvoering van de ECTS-gebruikershandleiding te waarborgen



Automatische erkenning van leerperioden in het buitenland — hoger secundair onderwijs

10.

Resultaten van een leerperiode in het buitenland worden automatisch en volledig erkend voor alle EU-lidstaten en voor bijna alle leerperioden tot één jaar op grond van gelijkwaardigheid

Resultaten van leerperioden in het buitenland worden erkend na afloop van een officiële procedure die op stelselniveau is vastgesteld, op basis van leerresultaten waarvan is vastgesteld dat zij in brede lijnen overeenstemmen met het leerplan van de uitzendende instelling en die zijn bevestigd in de officiële verklaring
De meeste (delen van) leerperioden in het buitenland worden erkend, maar er kunnen enkele aanvullende examens nodig zijn
Erkenning wordt verleend na afloop van een officiële procedure op basis van de afstemming van leerplannen, zoals bevestigd in de officiële verklaring
Geen automatische en volledige erkenning, met uitzondering van partnerschappen tussen scholen of duidelijk gedefinieerde programma’s zoals Erasmus+


1https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=celex:32018H1210(01)

2https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020DC0625

3https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX:32021G0226(01)

4https://education.ec.europa.eu/sites/default/files/2022-01/communication-european-strategy-for-universities-graphic-version.pdf

5www.coe.int/en/web/conventions">https://www.coe.int/en/web/conventions

6In het Mondiaal Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties van Unesco, dat in 2019 werd goedgekeurd, zijn de universele beginselen vastgesteld voor een eerlijke, transparante en niet-discriminatoire erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs. Het verdrag zal in het eerste kwartaal van 2023 in werking treden, aangezien twintig staten het hebben geratificeerd.

7ehea.info/

8www.ehea.info/media.ehea.info/file/2012_Bucharest">brosura_v1_v12_vp_120419_text (ehea.info)

9www.consilium.europa.eu/media/32209">https://www.consilium.europa.eu/media/32209

10https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/SPEECH_22_5493

11Verslag over de uitvoering van de Aanbeveling van de Raad inzake automatische erkenning, opgesteld door ICF S.A. in 2023, als onderdeel van de studie inzake de vooruitgang met betrekking tot de uitvoering van de Aanbeveling van de Raad betreffende de bevordering van automatische wederzijdse erkenning van kwalificaties van hoger onderwijs en hoger secundair onderwijs en opleiding en de resultaten van leerperioden in het buitenland van 2018 en de haalbaarheid van een Europees systeem voor erkenning en kwaliteitsborging.

12 België — Vlaamse Gemeenschap.

13www.eqar.eu/">https://www.eqar.eu/

14www.enqa.eu">https://www.enqa.eu

15www.eqar.eu/kb/country-information/">https://www.eqar.eu/kb/country-information/

16Studiepuntenmobiliteit kan worden gedefinieerd als een beperkte periode waarin iemand in het buitenland studeert of stage loopt (in het kader van een lopende studie bij een instelling in eigen land) met het oog op het behalen van studiepunten. Na de mobiliteitsfase keren studenten terug naar hun instelling in eigen land, waar de studiepunten worden erkend, en ronden zij hun studie af.

17https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/da7467e6-8450-11e5-b8b7-01aa75ed71a1

18https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/c90aaf32-4fce-11eb-b59f-01aa75ed71a1/language-en/format-PDF/source-183354043

19 Mobility Scoreboard 2019 — BE-Vlaanderen, FR, IT, LT, NL, FI.

20https://europa.eu/europass/nl

21Uitvoeringsverslag Bologna 2020

22 “ICF Report on the Implementation of the Council Recommendation on automatic recognition”, 2023.

23 “ICF Report on the Implementation of the Council Recommendation on automatic recognition”, 2023.

24 www.nuffic.nl/sites/default/files/2020-08%20%281%29.pdf">The Triangle of Automatic Recognition

25 “ICF Report on the Implementation of the Council Recommendation on automatic recognition”, 2023; steekproefomvang: 441.

26 Het aantal respondenten is 589 484 in een periode van vier jaar.

27Onderwijs en opleiding 2020 — Bureau voor publicaties van de Europese Unie (europa.eu).

28https://education.ec.europa.eu/nl/education-levels/higher-education/inclusive-and-connected-higher-education/automatic-recognition-of-qualifications

29 https://erasmus-plus.ec.europa.eu/nl/resources-and-tools/erasmus-charter-for-higher-education

30 België — Franse Gemeenschap.

31 “ICF Report on the Implementation of the Council Recommendation on automatic recognition”, 2023.

32 Expert network on recognition of outcomes of learning periods abroad in general secondary education — Member States analysis (2021) European Education Area (europa.eu).

33www.q-entry.eu/">https://www.q-entry.eu/

34 Proposal for a European Framework on recognition of outcomes of learning periods abroad in general upper secondary education (2021) European Education Area (europa.eu).

35 Expert network on recognition of outcomes of learning periods abroad in general secondary education — Member States analysis (2021) European Education Area (europa.eu).

36EUR-Lex — 32020H1202(01) — NL — EUR-Lex (europa.eu).

378 % van de lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding moet uiterlijk in 2025 de kans krijgen om een leerervaring in het buitenland op te doen.

38https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/d7fe617d-e541-11ec-a534-01aa75ed71a1/language-en

39 www.cedefop.europa.eu/nl/publications/9176">Recognising the learning outcomes acquired abroad by IVET learners. www.cedefop.europa.eu/nl/publications/9176">Cedefop (europa.eu).

40www.cedefop.europa.eu/nl/publications/3089">Enablers and disablers of cross-border long-term apprentice mobility www.cedefop.europa.eu/nl/publications/3089">Cedefop (europa.eu).

41https://erasmus-plus.ec.europa.eu/nl/opportunities/organisations/learning-mobility-of-individuals/erasmus-accreditation

42https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:32017H0615(01)

43https://europa.eu/europass/nl/find-courses

44 “ICF Report on the Implementation of the Council Recommendation on automatic recognition”, 2023.

45 Uitvoeringsverslag Bologna 2020

46www.enic-naric.net/page-recognition-tools-projects">https://www.enic-naric.net/page-recognition-tools-projects

47 NARIC-enquête 2022.

48www.enic-naric.net/">https://www.enic-naric.net/

49www.enic-naric.net/page-recognition-tools-projects">https://www.enic-naric.net/page-recognition-tools-projects

50www.nuffic.nl/sites/default/files/2020-08%20%281%29.pdf">https://www.nuffic.nl/sites/default/files/2020-08%20%281%29.pdf

51https://europa.eu/europass/nl

52 Diplomasupplement, certificaatsupplement voor beroepsonderwijs en -opleiding en Europass-mobiliteit.

53www.eqar.eu/about/projects/deqar-connect/">https://www.eqar.eu/about/projects/deqar-connect/

54https://europa.eu/europass/nl/european-digital-credentials-learning

55 Deze indicaties zijn gebaseerd op een analyse van de informatie die beschikbaar is gemaakt in het kader van de studie “ICF Report on the Implementation of the Council Recommendation on automatic recognition” van 2023.

NL NL