Toelichting bij COM(2023)54 - Wijziging Besluit 2019/1754 inzake de toetreding van de EU tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon mbt oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Bij de Overeenkomst van Lissabon van 1958 tot bescherming van oorsprongsbenamingen en de internationale inschrijving ervan is binnen de Unie tot bescherming van de industriële eigendom, opgericht bij het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot bescherming van de industriële eigendom (“Verdrag van Parijs”), een bijzondere unie (“de bijzondere unie”) ingesteld. De overeenkomstsluitende partijen zijn verplicht om de oorsprongsbenamingen van producten van de andere overeenkomstsluitende partijen op hun grondgebied te beschermen indien deze in het land van oorsprong als zodanig zijn erkend en beschermd en bij het Internationaal Bureau van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom (“WIPO”) zijn ingeschreven, tenzij die partijen binnen één jaar na het inschrijvingsverzoek verklaren dat zij geen bescherming kunnen garanderen.

De Overeenkomst van Lissabon werd van 2009 tot 2015 herzien. Doel hiervan was i) het huidige kader te verfijnen; ii) bepalingen erin op te nemen om te specificeren dat het Lissabon-systeem ook van toepassing is op geografische aanduidingen (GA’s); en iii) de mogelijkheid van toetreding door intergouvernementele organisaties zoals de EU toe te voegen. De diplomatieke conferentie van de WIPO vond plaats in Genève van 11 tot en met 21 mei 2015. Tijdens de conferentie werd op 20 mei 2015 de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen (“Akte van Genève”) aangenomen.

Op 27 juli 2018 heeft de Commissie op grond van artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 218, lid 6, punt a), VWEU een voorstel ingediend voor een besluit van de Raad inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève (document COM(2018) 350 final). Aangezien de Europese Unie exclusief bevoegd is voor het onderhandelen over die akte, is in dat voorstel bepaald dat alleen de Europese Unie tot die akte zou toetreden.

Op 15 maart 2019 heeft de Raad het Europees Parlement een ontwerpbesluit van de Raad inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève toegezonden, op grond waarvan alle lidstaten die dat wensen, worden gemachtigd om, naast de Europese Unie, tot die akte toe te treden. Op 16 april 2019 heeft het Parlement dat ontwerpbesluit goedgekeurd.

Aangezien de Commissie dat ontwerp niet steunde, heeft de Raad op 7 oktober 2019 Besluit (EU) 2019/1754 overeenkomstig artikel 293, lid 1, VWEU met eenparigheid van stemmen vastgesteld.

1.

In artikel 3 van Besluit (EU) 2019/1754 staat het volgende:


“Lidstaten die dat wensen, worden gemachtigd om, naast de [Europese] Unie, de Akte van Genève te ratificeren of, naargelang het geval, ertoe toe te treden in het belang van de [Europese] Unie en met volledige inachtneming van haar exclusieve bevoegdheid.”

2.

In artikel 4, lid 1, van dat besluit staat onder meer het volgende:


“In de bijzondere unie worden de [Europese] Unie en elke lidstaat die de Akte van Genève ratificeert of daartoe toetreedt overeenkomstig artikel 3 van dit besluit, vertegenwoordigd door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 1, VEU. De [Europese] Unie is belast met het waarborgen van de uitoefening van de rechten en de vervulling van de plichten van de [Europese] Unie en de lidstaten die de Akte van Genève ratificeren of ertoe toetreden overeenkomstig artikel 3 van dit besluit.”

In een verklaring die is opgenomen in de notulen van de Raad betreffende de vaststelling van dat besluit, heeft de Commissie zich enerzijds ertegen verzet dat alle EU-lidstaten die dat wensen, kunnen worden gemachtigd om, naast de Europese Unie, de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden, en heeft zij zich anderzijds bereid verklaard te aanvaarden dat de zeven lidstaten die al geruime tijd partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon en reeds talrijke intellectuele-eigendomsrechten hebben geregistreerd krachtens die overeenkomst, kunnen worden gemachtigd om tot de Akte van Genève toe te treden in het belang van de Unie.

De Europese Unie heeft op 26 november 2019 haar akte van toetreding tot de Akte van Genève neergelegd, wat het aantal leden op vijf bracht, het voor de inwerkingtreding vereiste aantal. De Akte van Genève is drie maanden later, op 26 februari 2020, in werking getreden.

Op 17 januari 2020 heeft de Commissie krachtens artikel 263 VWEU beroep ingesteld tot gedeeltelijke nietigverklaring van Besluit (EU) 2019/1754. De Commissie heeft het besluit van de Raad voor het Hof van Justitie aangevochten met als voornaamste gronden dat de Raad het beginsel van bevoegdheidstoedeling en het initiatiefrecht van de Commissie had geschonden. Hoewel de Commissie het Hof van Justitie heeft verzocht Besluit (EU) 2019/1754 nietig te verklaren voor zover daarbij alle lidstaten worden gemachtigd toe te treden tot de Akte van Genève, heeft zij het Hof ook verzocht de gevolgen van het besluit te handhaven voor de zeven lidstaten die reeds lid waren van de Overeenkomst van Lissabon. Anders zouden deze lidstaten de rechten van voorrang verliezen die verbonden zijn aan de oorsprongsbenamingen die reeds namens hen krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven.

Het arrest van het Hof van Justitie is op 22 november 2022 gewezen. Het Hof heeft in wezen de argumenten van de Commissie en de conclusie van de advocaat-generaal van 19 mei 2022 gevolgd. Het Hof heeft in zijn beoordeling ten gronde namelijk erkend dat de anciënniteit en de continuïteit van de bescherming van de oorsprongsbenamingen die krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven in de zeven lidstaten die reeds partij bij die overeenkomst waren, overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, VEU vervatte beginsel van loyale samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten moeten worden gehandhaafd, met name om de uit die nationale inschrijvingen voortvloeiende verworven rechten te beschermen.

Het Hof heeft artikel 3 en, voor zover daarin verwijzingen naar de lidstaten staan, artikel 4 van Besluit (EU) 2019/1754 van 7 oktober 2019 inzake de toetreding van de Europese Unie tot de Akte van Genève nietig verklaard.

Het Hof heeft verklaard dat de gevolgen van de nietig verklaarde delen van Besluit (EU) 2019/1754 slechts hoeven te worden gehandhaafd voor zover zij de lidstaten betreffen die op de datum van uitspraak van het arrest reeds hadden gebruikgemaakt van de in artikel 3 van dat besluit verleende machtiging om de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden naast de Europese Unie, en dit tot de inwerkingtreding, binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden vanaf die datum, van een nieuw besluit van de Raad.

Daarom moeten binnen zes maanden wijzigingen van Besluit (EU) 2019/1754 worden vastgesteld, zodat de lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon ook lid kunnen worden van de Akte van Genève, waardoor zij de rechten van voorrang kunnen behouden die verbonden zijn aan de oorsprongsbenamingen die reeds namens hen krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven.

Dit voorstel bevat de bovenbeschreven wijzigingen.


Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Wat landbouwproducten betreft, heeft de EU uniforme en exhaustieve beschermingssystemen voor geografische aanduidingen ingevoerd voor wijn (1970), gedistilleerde dranken (1989), gearomatiseerde wijnen (1991) en andere landbouwproducten en levensmiddelen (1992). Door deze regelingen kunnen beschermde benamingen voor de betrokken producten in de hele EU een vergaande bescherming krijgen op basis van slechts één aanvraagprocedure. De belangrijkste bepalingen zijn momenteel vastgelegd voor wijn in Verordening (EU) nr. 1308/2013 van 17 december 2013, voor gedistilleerde dranken in Verordening (EU) 2019/787 van 17 april 2019 en voor landbouwproducten, levensmiddelen en gearomatiseerde wijnen in Verordening (EU) nr. 1151/2012 van 21 november 2012.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is in overeenstemming met het algemene beleid van de EU om de bescherming van geografische aanduidingen te bevorderen en te versterken door middel van bilaterale, regionale en multilaterale overeenkomsten.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Gezien de door het Verdrag bestreken materie moet het besluit van de Raad worden gebaseerd op artikel 207 en artikel 218, lid 6, punt a), v), VWEU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen.

Evenredigheid

De voorgestelde wijzigingen zijn noodzakelijk om de anciënniteit en de continuïteit van de bescherming van de oorsprongsbenamingen die krachtens de Overeenkomst van Lissabon zijn ingeschreven in de zeven lidstaten die reeds partij bij die overeenkomst waren, te handhaven overeenkomstig het in artikel 4, lid 3, VEU vervatte beginsel van loyale samenwerking tussen de Europese Unie en de lidstaten. Doel hiervan is de uit die nationale inschrijvingen voortvloeiende verworven rechten te beschermen.

Keuze van het instrument

Gelet op artikel 28 (Partij worden bij deze akte) van de Akte van Genève is een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1754 het aangewezen rechtsinstrument. Gezien de door het Verdrag bestreken materie moet het wijzigingsbesluit van de Raad worden gebaseerd op artikel 207 en artikel 218, lid 6, VWEU.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Niet van toepassing.

Raadpleging van belanghebbenden

De routekaart naar de toetreding van de EU tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen is op 21 december 2017 gepubliceerd. Belanghebbenden konden tot en met 18 januari 2018 hun mening geven. Er zijn acht reacties ontvangen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Op grond van de richtsnoeren voor een betere regelgeving is alleen een effectbeoordeling nodig als die op basis van een individuele beoordeling nuttig wordt geacht. In principe is er geen effectbeoordeling nodig als de Commissie weinig of geen alternatieven heeft. Dit is hier het geval, aangezien het arrest van het Hof van 22 november 2022 vereist dat snel actie wordt ondernomen om een besluit van de Raad tot wijziging van Besluit (EU) 2019/1754 van de Raad vast te stellen dat de rechten van de betrokken lidstaten beschermt.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Niet van toepassing.

Grondrechten

De toetreding van de Unie tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon sluit aan bij artikel 17, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat bepaalt dat intellectuele eigendom moet worden beschermd.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Niet van toepassing.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Niet van toepassing.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.


Artikelsgewijze toelichting

Niet van toepassing.