Toelichting bij COM(2022)726 - Ondertekening van de Overeenkomst met Japan inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Naar aanleiding van de arresten van het Hof van Justitie in de zogenaamde “Open Skies”-zaken heeft de Raad de Commissie op 5 juni 2003 een mandaat verleend om met derde landen te onderhandelen over de vervanging van sommige bepalingen in bestaande bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten door een overeenkomst op het niveau van de Unie (het “horizontale mandaat”). Dergelijke overeenkomsten hebben tot doel alle EU-luchtvaartmaatschappijen niet-discriminerende toegang tot luchtroutes tussen de Europese Unie en derde landen te geven en derhalve de bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen in overeenstemming te brengen met de wetgeving van de Unie.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

De bepalingen van de Overeenkomst vervangen de overeenkomstige bepalingen in 13 bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten en Japan.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De overeenkomst dient een fundamentele doelstelling van het externe luchtvaartbeleid van de Unie omdat zij de bestaande bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten in overeenstemming brengt met de wetgeving van de Unie.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 100, lid 2, en artikel 218, lid 5, VWEU.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

De Unie bezit de exclusieve externe bevoegdheid op het gebied van overeenkomsten voor luchtdiensten. Bovendien kunnen de doelstellingen van de overeenkomst niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, aangezien de overeenkomst betrekking heeft op aangelegenheden van horizontale aard. Optreden op het niveau van de Unie is doeltreffender, aangezien de Unie een grotere onderhandelingsmacht heeft dan afzonderlijke lidstaten. Deze ene overeenkomst zal betrekking hebben op de relevante bepalingen van alle bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten en Japan. Ten slotte is het voorstel volledig gebaseerd op het door de Raad verleende “horizontale mandaat”, rekening houdend met de kwesties die onder het EU-recht en bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten vallen.

Evenredigheid

Bij de Overeenkomst worden bepalingen in bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten slechts in zoverre gewijzigd of aangevuld als nodig is om deze in overeenstemming te brengen met het EU-recht.

Keuze van het instrument

De overeenkomst tussen de Unie en Japan is het efficiëntste instrument om alle bestaande bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten en Japan in overeenstemming te brengen met het EU-recht.

3. RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving

Niet van toepassing.

Raadplegingen van belanghebbenden

De Commissie heeft de onderhandelingen gevoerd in overleg met een bijzonder comité, overeenkomstig artikel 218, lid 4, VWEU. Ook de sector is tijdens de onderhandelingen geraadpleegd. Er is rekening gehouden met de opmerkingen die tijdens deze procedure zijn gemaakt. De betrokken lidstaten hebben de juistheid van de vermelde bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten geverifieerd. De sector heeft het belang van een solide rechtsgrondslag voor zijn commerciële activiteiten beklemtoond.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Niet van toepassing.

Effectbeoordeling

Niet van toepassing.

Gezonde regelgeving en vereenvoudiging

Het voorstel voorziet in een vereenvoudiging van de wetgeving. De desbetreffende bepalingen van bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten en Japan worden vervangen door in één enkele overeenkomst ondergebrachte bepalingen.

Grondrechten

Niet van toepassing.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende monitoring, evaluatie en rapportage

De partijen bij de overeenkomst stellen elkaar via diplomatieke kanalen schriftelijk in kennis van de voltooiing van hun respectieve interne procedures om de overeenkomst in werking te laten treden. De overeenkomst treedt in werking op de datum van de laatste kennisgeving.

De goedgekeurde notulen bij de geparafeerde overeenkomst bevatten toezeggingen van beide partijen met betrekking tot de tenuitvoerlegging en toepassing van de overeenkomst om ervoor te zorgen dat toekomstige regelingen inzake luchtdiensten tussen Japan en de EU-lidstaten volledig in overeenstemming zijn met artikel 2 van de overeenkomst. Beide partijen hebben ook te kennen gegeven dat zij regelmatige gedachtewisselingen over luchtvaartaangelegenheden en kwesties in verband met de overeenkomst zullen bevorderen.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

De internationale luchtvaartbetrekkingen tussen lidstaten en derde landen worden traditiegetrouw vastgelegd in bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten, in de bijlagen bij die overeenkomsten en in aanverwante bilaterale of multilaterale regelingen.

De traditionele aanwijzingsbepalingen in bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten van lidstaten zijn echter in strijd met het EU-recht. Dergelijke bepalingen verlenen een derde land het recht de machtigingen en vergunningen van een luchtvaartmaatschappij te weigeren, in te trekken of op te schorten als die luchtvaartmaatschappij door een lidstaat is aangewezen maar niet substantieel in handen is van en gecontroleerd wordt door die lidstaat of onderdanen ervan. Dat wordt beschouwd als discriminatie van EU-luchtvaartmaatschappijen die op het grondgebied van een lidstaat zijn gevestigd maar die in handen zijn van en gecontroleerd worden door onderdanen van andere lidstaten. Dat is in strijd met artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat onderdanen van een lidstaat die hun recht op vrijheid van vestiging uitoefenen, garandeert dat ze in de ontvangende lidstaat dezelfde behandeling krijgen als de onderdanen van die lidstaat.

Overeenkomstig de mechanismen en richtsnoeren in de bijlage bij het “horizontale mandaat” heeft de Commissie met Japan onderhandeld over een overeenkomst ter vervanging van sommige bepalingen in de bestaande bilaterale overeenkomsten voor luchtdiensten tussen lidstaten en Japan. Bij artikel 2 van deze Overeenkomst worden de traditionele aanwijzingsbepalingen vervangen door een EU-aanwijzingsbepaling, waardoor alle EU-luchtvaartmaatschappijen gebruik kunnen maken van het vestigingsrecht.

Aangezien de onderhandelingen met succes zijn afgerond, moet de overeenkomst namens de Europese Unie worden ondertekend. Daartoe wordt hier een besluit voorgesteld.