Toelichting bij COM(2022)697 - Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van [xxxx] tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 575/2013 en (EU) 2017/1131 voor wat betreft maatregelen ter beperking van buitensporige blootstellingen aan centrale tegenpartijen uit derde landen en ter verbetering van de efficiëntie van de clearingmarkten in de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Verordening (EU) nr. 648/2012 1 (de verordening Europese marktinfrastructuur of “EMIR”) regelt derivatentransacties, met inbegrip van maatregelen om de risico’s ervan te beperken door middel van clearing bij centrale tegenpartijen (CTP’s) 2 . CTP’s nemen de risico’s van de partijen bij een transactie op zich en worden zo de koper voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper. Op deze wijze vergroten zij de transparantie en efficiëntie van de markt en verminderen zij de risico’s op de financiële markten, met name voor derivaten.

EMIR is aangenomen in de nasleep van de financiële crisis van 2008/2009 om de financiële stabiliteit te bevorderen en de markten transparanter te maken, meer te standaardiseren en zo veiliger te maken. EMIR vereist dat derivatentransacties omwille van de markttransparantie voor regelgevers en toezichthouders worden gemeld, en de risico’s ervan op passende wijze worden beperkt door middel van centrale clearing bij een CTP of door verstrekking van zekerheden, ook wel “margin” genoemd, bij bilaterale transacties. De CTP’s, en de risico’s die zij beheren, zijn sinds de vaststelling van EMIR aanzienlijk gegroeid.

In 2017 heeft de Commissie twee wetgevingsvoorstellen tot wijziging van EMIR gepubliceerd, die beide in 2019 door de medewetgevers zijn vastgesteld. Met EMIR REFIT 3 werd een aantal EMIR-vereisten herijkt om de evenredigheid ervan te waarborgen en tegelijkertijd voor financiële stabiliteit te zorgen. In het licht van de opkomende problemen in verband met de toenemende concentratie van risico’s in CTP’s, met name CTP’s uit derde landen, heeft EMIR 2.2 4 het toezichtskader herzien en een proces vastgesteld voor de beoordeling van het systeemrelevante karakter van CTP’s uit derde landen door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) in samenwerking met het Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB) en de centrale banken van uitgifte. EMIR is aangevuld met de verordening betreffende herstel en afwikkeling van CTP’s 5 , die in 2020 6 is vastgesteld, om voorbereid te zijn op het weliswaar onwaarschijnlijke — maar zeer ingrijpende — geval dat een CTP in de EU met ernstige financiële problemen 7 te kampen krijgt.

Hoewel EMIR een robuust kader voor centrale clearing tot stand heeft gebracht, zijn bepaalde onderdelen van het huidige toezichtkader te complex gebleken. Dit beperkt het vermogen van CTP’s uit de EU om zowel binnen de EU als internationaal economische activiteit aan te trekken. De goedkeuringsprocedures van de toezichthouders bij het op de markt brengen van nieuwe clearingdiensten en -activiteiten door CTP’s uit de EU en bij wijzigingen in hun risicomodellen zijn in veel gevallen onnodig lang en omslachtig. De huidige regels zijn ingesteld om de veiligheid en soliditeit van CTP’s uit de EU te waarborgen, maar dat zou op vele manieren kunnen gebeuren en voorts worden de bestaande processen als te traag en in het licht van de beoogde verandering soms onevenredig omslachtig bevonden. Het mag geen jaren duren voordat een nieuw product wordt goedgekeurd en de risicomodellen moeten snel aan de veranderende markt- en economische omstandigheden kunnen worden aangepast. Vertragingen bij de goedkeuringen verhogen de kosten en verminderen de aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU, en bijgevolg van de EU als een plaats om zaken te doen. Met het voorstel wordt beoogd deze belemmeringen te verminderen ter bevordering van moderne en concurrerende CTP’s uit de EU die economische activiteit kunnen aantrekken.

EMIR voorziet in een uitgebreid en robuust prudentieel kader voor CTP’s en de onlangs aangenomen verordening betreffende herstel en afwikkeling van CTP’s zorgt voor een verdere versterking van de soliditeit van CTP’s uit de EU. Met dit voorstel wordt beoogd dat de EU de ontwikkeling van haar ecosysteem voor centrale clearing op de kracht van haar regels en toezicht blijft baseren. Robuuste en veilige CTP’s vergroten het vertrouwen in het financiële stelsel en ondersteunen de liquiditeit van belangrijke markten op cruciale wijze. Een veilig, robuust en veerkrachtig ecosysteem voor centrale clearing is een eerste voorwaarde voor de verdere groei ervan. Het ecosysteem voor centrale clearing van de EU moet ondernemingen uit de EU in staat stellen hun risico’s efficiënt en veilig te hedgen en tegelijkertijd de bredere financiële stabiliteit waarborgen. Op deze wijze zal centrale clearing de economie van de EU ondersteunen. Met dit voorstel wordt beoogd ondernemingen in een betere positie te brengen door hen in staat te stellen de liquiditeitsbehoefte in verband met de centrale clearing te voorspellen. Een concurrerend en efficiënt EU-ecosysteem voor clearing zal de activiteiten op het gebied van de centrale clearing doen toenemen, maar deze centrale clearing brengt ook risico’s met zich mee doordat transacties worden gecentraliseerd bij enkele CTP’s die relevant zijn voor het financiële systeem. Daarom moeten deze risico’s door de CTP’s op passende wijze worden beheerd en moet zowel op nationaal niveau als op EU-niveau grondig toezicht op de CTP’s worden gehouden. Om deze reden beoogt dit voorstel om voor een robuust en geïntegreerd toezicht te zorgen, daarbij voortbouwend op het huidige toezichtsysteem van de EU.

Daarnaast is sinds 2017 herhaaldelijk bezorgdheid geuit over de aanhoudende risico’s voor de financiële stabiliteit van de EU als gevolg van de buitensporige concentratie van clearing in sommige CTP’s uit derde landen, met name in een stressscenario. Er kunnen zich zeer riskante, maar weinig waarschijnlijke gebeurtenissen voordoen en de EU moet voorbereid zijn om die het hoofd te bieden 8 . Hoewel CTP’s uit de EU over het algemeen veerkrachtig zijn gebleken, heeft de ervaring geleerd dat het EU-ecosysteem voor clearing kan worden versterkt, wat de financiële stabiliteit ten goede zal komen. Open strategische autonomie betekent echter ook dat de EU zichzelf moet beschermen tegen de risico’s voor de financiële stabiliteit, die kunnen voortvloeien uit de omstandigheid dat marktdeelnemers uit de EU buitensporig afhankelijk zijn van entiteiten uit derde landen, hetgeen een bron van kwetsbaarheid kan zijn. Met dit voorstel wordt daarom beoogd het gelijkwaardigheidskader uit EMIR evenrediger te maken en de samenwerking met buitenlandse toezichthouders beter af te stemmen op de risico’s van CTP’s die in derde landen zijn gevestigd — zonder afbreuk te doen aan de noodzaak van derde landen om over solide regels te beschikken. Tevens wordt voorgesteld de gelijkwaardigheidsprocedure te vereenvoudigen wanneer de risico’s bij centrale clearing in een derde land bijzonder gering zijn. Daarnaast wordt met dit voorstel beoogd de capaciteit van de EU op het gebied van de centrale clearing op te bouwen en daardoor de liquiditeit bij de CTP’s uit de EU te vergroten, teneinde de risico’s voor de financiële stabiliteit van de EU door buitensporige blootstellingen aan CTP’s uit derde landen te beperken. Daarom worden alle marktdeelnemers die onderworpen zijn aan een clearingverplichting, in dit voorstel verplicht actieve rekeningen bij CTP’s uit de EU aan te houden voor het clearen van producten die door de ESMA als van wezenlijk systemisch belang voor de financiële stabiliteit van de EU zijn aangemerkt.

Dit voorstel wordt aangevuld met een voorstel voor een richtlijn tot invoering van een beperkt aantal wijzigingen in Richtlijn 2013/36/EU 9 (richtlijn kapitaalvereisten of “RKV”), Richtlijn (EU) 2019/2034 10 (richtlijn beleggingsondernemingen of “RBO”) en Richtlijn 2009/65/EU 11 (richtlijn instellingen voor collectieve belegging in effecten of “icbe-richtlijn”) met betrekking tot de behandeling van het concentratierisico van CTP’s en het tegenpartijrisico bij centraal geclearde derivatentransacties. Deze wijzigingen zijn nodig voor verwezenlijking van de doelstellingen van deze EMIR-herziening alsmede voor behoud van de samenhang. De twee voorstellen moeten derhalve in samenhang worden gelezen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel houdt verband en is consistent met ander EU-beleid en lopende initiatieven die gericht zijn op (i) bevordering van de kapitaalmarktenunie (KMU) 12 , (ii) versterking van de open strategische autonomie van de EU en (iii) vergroting van de efficiëntie en doeltreffendheid van het toezicht op EU-niveau.

Ten eerste is de clearingcapaciteit een belangrijke dimensie voor de KMU. De KMU draait om totstandbrenging van diepe en liquide EU-kapitaalmarkten die kunnen voorzien in de behoeften van burgers, ondernemingen en financiële instellingen uit de EU. De COVID-19-crisis heeft de totstandbrenging van de KMU urgenter gemaakt, aangezien marktfinanciering een essentiële component is voor het herstel van de Europese economie en de terugkeer naar langetermijngroei. Veilige, robuuste en concurrerende posttransactieregelingen, met name op het gebied van de centrale clearing, in de EU zijn van essentieel belang voor een goed functionerende KMU. De voorgestelde wetgevingswijzigingen, onder meer ter versterking van het toezichtskader, zouden bijdragen tot de ontwikkeling van een efficiënter en veiliger posttransactielandschap in de EU.

Ten tweede zijn concurrerende, goed ontwikkelde en veerkrachtige CTP’s uit de EU een eerste voorwaarde voor de open strategische autonomie van de EU. In de mededeling van de Commissie over open strategische autonomie 13 wordt uiteengezet hoe de EU haar open strategische autonomie op macro-economisch en financieel gebied kan versterken door met name, maar niet alleen, de financiëlemarktinfrastructuren in de EU verder te ontwikkelen en de veerkracht ervan te vergroten. Door een sterk systeem voor centrale clearing met een robuuste capaciteit in de EU tot stand te brengen, worden de risico’s van een buitensporige afhankelijkheid van CTP’s uit derde landen en hun toezichthouders verkleind.

Ten derde hebben ook de recente ontwikkelingen op de energiemarkten, waar verscheidene energiebedrijven bij gebruik van derivatenmarkten met liquiditeitsproblemen werden geconfronteerd, aangetoond dat EMIR moet worden verbeterd zodat de risico’s voor de financiële stabiliteit van de EU in het licht van nieuwe uitdagingen verder kunnen worden beperkt. Dit houdt in dat er een veilig, robuust en concurrerend EU-ecosysteem voor centrale clearing moet worden opgebouwd, dat bestand is tegen economische schokken.


Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit initiatief moet worden gezien binnen de context van de bredere agenda van de Commissie voor het veiliger, robuuster, efficiënter en concurrerender maken van de EU-markten. Het is erop gericht de posttransactieregelingen en met name de centrale clearing, die een essentieel onderdeel vormen van de kapitaalmarkten, even veilig, robuust, efficiënt en concurrerend te maken. Met een volledig functionerende en geïntegreerde kapitaalmarkt kan de EU-economie duurzaam groeien en concurrerender worden, in overeenstemming met de strategische prioriteit van de Commissie gericht op een economie die werkt voor de mensen, met een focus op het creëren van de juiste voorwaarden voor het scheppen van banen, groei en investeringen.

Het betreffende initiatief heeft geen directe en/of identificeerbare effecten die aanzienlijke schade toebrengen aan of onverenigbaar zijn met de doelstellingen inzake klimaatneutraliteit en de verplichtingen op grond van de Europese klimaatwet 14 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

EMIR bepaalt het juridisch kader en het toezichtkader voor zowel in de EU gevestigde CTP’s als op CTP’s uit derde landen die centrale clearingdiensten verrichten voor in de EU gevestigde clearingleden of handelsplatforms. De rechtsgrondslag voor EMIR is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), aangezien deze verordening gemeenschappelijke regels vaststelt voor otc-derivaten, CTP’s en transactieregisters om uiteenlopende nationale maatregelen of praktijken en belemmeringen voor de goede werking van de interne markt te voorkomen en tegelijkertijd de financiële stabiliteit te waarborgen. Aangezien in dit initiatief verdere beleidsmaatregelen worden voorgesteld voor de verwezenlijking van deze doelstellingen, zou bij aanname van het desbetreffende wetgevingsvoorstel dezelfde rechtsgrondslag gelden.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De problemen die in de effectbeoordeling zijn aangegeven, kunnen niet door de lidstaten alleen worden aangepakt en maken actie van de EU noodzakelijk. Dit voorstel strekt tot wijziging van EMIR en is er met name op gericht CTP’s uit de EU aantrekkelijker te maken door hen beter in staat te stellen nieuwe producten op de markt te brengen en de nalevingskosten te verlagen, alsook het toezicht op CTP’s uit de EU op EU-niveau te versterken. De actie van de EU zal derhalve leiden tot vermindering van de buitensporige afhankelijkheid van de EU van CTP’s uit derde landen en dus de risico’s voor de financiële stabiliteit in de EU verkleinen. Een veilige, robuuste, efficiënte en concurrerende markt voor centrale clearingdiensten draagt bij tot diepere, meer liquide markten in de EU en is essentieel voor een goed functionerende KMU.

De lidstaten en de nationale toezichthouders kunnen de systeemrisico’s van sterk geïntegreerde en onderling verweven CTP’s die grensoverschrijdend actief zijn, buiten het bereik van nationale jurisdicties, niet alleen oplossen. Evenmin kunnen zij de risico’s die voortvloeien uit uiteenlopende nationale toezichtpraktijken, beperken. De lidstaten kunnen evenmin alleen de aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU verbeteren en de inefficiënties van het kader voor samenwerking tussen de nationale toezichthouders en EU-autoriteiten aanpakken. Het doel van EMIR om de veiligheid, de robuustheid, de efficiëntie en het concurrentievermogen van de CTP’s uit de EU op de eengemaakte markt te vergroten en de financiële stabiliteit te waarborgen, kan als zodanig niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, zoals de medewetgevers in 2012 bij de vaststelling van EMIR (en in 2019 bij de vaststelling van EMIR REFIT en EMIR 2.2) hebben erkend. Daarom kunnen deze doelstellingen, vanwege de omvang van de acties, beter op EU-niveau worden verwezenlijkt, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel.

Evenredigheid

Het voorstel beoogt ervoor te zorgen dat de doelstellingen van EMIR op een evenredige, doeltreffende en efficiënte wijze worden verwezenlijkt. Gezien de aard van dit voorstel is er een belangrijke trade-off tussen de effectiviteit van maatregelen ter bevordering van clearing bij CTP’s uit de EU en het kosteneffect voor clearingdeelnemers. Om ervoor te zorgen dat de kosten evenredig zijn, moet bij de ijking en het ontwerp van de eigenlijke maatregelen met deze trade-off rekening worden gehouden. In het voorstel worden ook de toezichtregelingen voor CTP’s uit de EU herzien om de problemen aan te pakken waarmee zij als gevolg van inefficiënte vergunningsprocedures worden geconfronteerd. Bovendien zijn de wijzigingen in de toezichtarchitectuur bedoeld om de behoefte aan meer samenwerking tussen de autoriteiten in de EU tot uitdrukking te brengen vanwege het toenemende belang van de CTP’s uit de EU, maar met behoud van de fiscale verantwoordelijkheden van de autoriteiten van de lidstaat van vestiging. Voorts wordt met de invoering van een vereiste van een actieve rekening, de instelling van toezicht op EU-niveau op overbrenging van buitensporige blootstellingen van EU-ondernemingen van systeemrelevante CTP’s uit derde landen (“tier 2-CTP’s”) naar CTP’s uit de EU en de procedure voor goedkeuring achteraf/bij geen bezwaar voor bepaalde wijzigingen in de risicomodellen van CTP’s en voor de uitbreiding van de diensten die zij aanbieden, rekening gehouden met de bezorgdheid van belanghebbenden, waaronder de ESMA, terwijl de doelstellingen van de EMIR behouden blijven. Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig is voor het verwezenlijken van deze doelstellingen, mede gelet op de noodzaak van het bewaken en beperken van de risico’s die de activiteiten van CTP’s, waaronder CTP’s uit derde landen, voor de financiële stabiliteit kunnen opleveren. De evenredigheid van de voorkeursbeleidsopties is verder beoordeeld in de hoofdstukken 7 en 8 van de begeleidende effectbeoordeling.

Keuze van het instrument

EMIR is een verordening en moet derhalve door middel van een rechtsinstrument van dezelfde aard worden gewijzigd.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De diensten van de Commissie hebben uitvoerig overleg gepleegd met een breed scala aan belanghebbenden, waaronder EU-organen (ECB, Europees Comité voor systeemrisico’s (ESRB), Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s)), lidstaten, leden van de Commissie economische en monetaire zaken van het Europees Parlement, de financiëledienstensector (banken, pensioenfondsen, beleggingsfondsen, verzekeringsmaatschappijen enz.) en niet-financiële ondernemingen om te beoordelen of EMIR de financiële stabiliteit in de EU voldoende waarborgt. Dit proces heeft aangetoond dat er nog steeds risico’s zijn voor de financiële stabiliteit in de EU als gevolg van de buitensporige concentratie van de clearing bij enkele CTP’s uit derde landen. Deze risico’s zijn vooral relevant in een stressscenario.

Gezien de relatief recente inwerkingtreding van EMIR 2.2 en het feit dat sommige vereisten nog niet van toepassing zijn 15 , achtten de diensten van de Commissie het echter niet passend om een volledige back-to-backevaluatie van het gehele kader voor te bereiden. In plaats daarvan werden op basis van input van belanghebbenden en een interne analyse vooraf belangrijke gebieden vastgesteld (in deel 3 van de begeleidende effectbeoordeling over de probleemdefinitie wordt uitvoerig ingegaan op de inefficiëntie en ondoeltreffendheid van de huidige regels).

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie heeft belanghebbenden geraadpleegd bij de voorbereiding van dit voorstel. Met name via:

·een gerichte raadpleging van de Commissie tussen 8 februari en 22 maart 2022 16 . Er werd tot een gerichte raadpleging besloten en de vragen waren op een zeer specifiek en nogal technisch gebied gericht. Op de gerichte raadpleging hebben 71 belanghebbenden via het onlineformulier gereageerd en daarnaast werden enkele vertrouwelijke antwoorden per e-mail ingediend.

·een oproep om input van de Commissie tussen 8 februari en 8 maart 2022 17 .

·raadplegingen van belanghebbenden via de werkgroep inzake de kansen en uitdagingen van overbrenging van derivaten van het Verenigd Koninkrijk (VK) naar de EU, in de eerste helft van 2021, met inbegrip van diverse outreachbijeenkomsten met belanghebbenden in februari, maart en juni 2021.

·bijeenkomst met leden van het Europees Parlement op 4 mei alsook bilaterale bijeenkomsten.

·bijeenkomst met deskundigen van de lidstaten op 30 maart 2022, 16 juni 2022 en 8 november 2022.

·bijeenkomsten van het Comité financiële diensten op 2 februari en 16 maart 2022.

·bijeenkomsten van het Economisch en Financieel Comité op 18 februari en 29 maart 2022.

·bilaterale bijeenkomsten met belanghebbenden en vertrouwelijke informatie die van een breed scala aan belanghebbenden is ontvangen.

De belangrijkste boodschappen van dit raadplegingsproces:

·Uit de werkzaamheden die in 2021 zijn begonnen, is gebleken dat verbetering van de aantrekkelijkheid van clearing, aanmoediging van de ontwikkeling van EU-infrastructuren en versterking van de toezichtregelingen in de EU tijd zullen vergen.

·Er zijn verschillende maatregelen geïdentificeerd die zouden kunnen helpen bij het verbeteren van de aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU en clearingactiviteiten in de EU, en ervoor kunnen zorgen dat hun risico’s op passende wijze worden beheerd en onder adequaat toezicht worden gehouden.

·Deze geïdentificeerde maatregelen vallen niet alleen binnen de bevoegdheid van de Commissie en medewetgevers, maar kunnen ook acties vereisen van de ECB, nationale centrale banken, ETA’s, nationale toezichthoudende autoriteiten, CTP’s en banken.

·Uit de raadpleging is gebleken dat marktdeelnemers over het algemeen een marktgestuurde aanpak verkiezen boven regelgevingsmaatregelen, om de kosten tot een minimum te beperken en ervoor te zorgen dat de marktdeelnemers uit de EU internationaal concurrerend blijven. Niettemin werden regelgevende maatregelen tot op zekere hoogte ondersteund, met name als daarmee de procedure voor goedkeuring van nieuwe producten en diensten van CTP’s kan worden versneld 18 .

·Maatregelen die nuttig werden geacht om de aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU te vergroten: het aanhouden van een actieve rekening bij een CTP uit de EU, maatregelen om uitbreiding van diensten door CTP’s uit de EU te vergemakkelijken, verbreding van de soorten clearingdeelnemers, wijziging van de boekhoudregels voor hedging en verbetering van de voorwaarden voor het financierings- en liquiditeitsbeheer voor CTP’s uit de EU.

In het voorstel is rekening gehouden met deze feedback van belanghebbenden, alsook met de feedback die tijdens bijeenkomsten met een breed scala van belanghebbenden, EU-autoriteiten en -instellingen is ingewonnen. Het introduceert gerichte wijzigingen van de EMIR, die tot doel hebben:

·De aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU te verbeteren door de procedures voor het op de markt brengen van producten en wijziging van modellen en parameters te vereenvoudigen en voor bepaalde wijzigingen goedkeuring bij geen bezwaar/goedkeuring achteraf/toetsing in te voeren. Dit stelt CTP’s uit de EU in staat om nieuwe producten en modelwijzigingen sneller in te voeren, met inachtneming van adequate risico-overwegingen en zonder de financiële stabiliteit in gevaar te brengen, hetgeen de CTP’s uit de EU concurrerender maakt.

·De centrale clearing in de EU aan te moedigen om de financiële stabiliteit te waarborgen door clearingleden en cliënten te verplichten direct of indirect een actieve rekening bij CTP’s uit de EU aan te houden, en clearing door cliënten te faciliteren om blootstellingen aan, en daarmee buitensporige afhankelijkheid van tier 2-CTP’s uit derde landen te verminderen, hetgeen een risico voor de financiële stabiliteit van de EU vormt.

·De beoordeling en het beheer van grensoverschrijdende risico’s te verbeteren door ervoor te zorgen dat de autoriteiten in de EU over voldoende bevoegdheden en informatie beschikken om toezicht te houden op de risico’s met betrekking tot CTP’s uit de EU en CTP’s uit derde landen, onder meer door verbetering van hun samenwerking op het gebied van het toezicht binnen de EU.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Bij de voorbereiding van dit voorstel heeft de Commissie zich gebaseerd op de volgende externe deskundigheid en gegevens:

·Het verslag van de ESMA overeenkomstig artikel 25, lid 2 quater, EMIR, dat in december 2021 bij de Commissie is ingediend 19 ; in het verslag is ook rekening gehouden met antwoorden van CTP’s en clearingdeelnemers op enquêtes en activiteiten tot verzameling van gegevens van de ESMA;

·Het antwoord van het ESRB naar aanleiding van raadpleging door de ESMA overeenkomstig artikel 25, lid 2 quater, EMIR, afgegeven in december 2021 20 ;

·Statistieken van de Bank voor Internationale Betalingen;

·CEPS, 2021, ”Setting EU CCP policy – much more than meets the eye”; en

·De database ClarusFT.


Deze input is aangevuld met, soms vertrouwelijke, kwantitatieve en kwalitatieve input van financiëlemarktdeelnemers.

Effectbeoordeling

De Commissie heeft een effectbeoordeling van de betrokken beleidsalternatieven uitgevoerd. De beleidsopties werden vastgesteld op basis van de volgende vier factoren: i) complexe, langdurige en omslachtige procedures, ii) beperkte deelname in CTP’s uit de EU en concentratie in ontvangende CTP’s, iii) verwevenheid van het financiële stelsel van de EU, iv) inefficiënt kader voor samenwerking op het gebied van het toezicht. De beleidsopties werden getoetst aan de specifieke doelstellingen om de aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU te vergroten, clearing bij CTP’s uit de EU aan te moedigen en de beoordeling en het beheer van grensoverschrijdende risico’s te verbeteren.

De effectbeoordeling kreeg op 14 september 2022 een positief advies met opmerkingen van de Raad voor regelgevingstoetsing 21 waarin de volgende belangrijkste aanbevelingen voor verbeteringen werden gedaan:

·leg uit hoe het succes eruit zou zien en hoe dit effectief zal worden gecontroleerd;

·maak de reeks met overwogen opties uitgebreider;

·maak de beweegredenen en het beoogde ontwerp duidelijk van de belangrijkste maatregelen die door middel van een uitvoeringsverordening moeten worden geregeld, en verduidelijk de criteria en parameters voor de ontwikkeling ervan.

De gevraagde verduidelijkingen werden toegevoegd aan de desbetreffende delen van de effectbeoordeling.

Op basis van de beoordeling en vergelijking van alle beleidsopties werd in de effectbeoordeling geconcludeerd dat de volgende beleidsopties de voorkeur genieten:

·Maatregelen om de aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU te verbeteren: een combinatie van maatregelen voor vereenvoudiging van de procedures voor het op de markt brengen van producten en het wijzigen van modellen, en invoering van een procedure voor goedkeuring achteraf/bij geen bezwaar voor bepaalde wijzigingen, werd als voorkeursoptie aangemerkt. Deze maatregelen zouden de huidige procedures vereenvoudigen en tegelijkertijd de financiële stabiliteit handhaven. Het vereenvoudigen van de procedures voor het op de markt brengen van producten en het wijzigen van modellen, alsmede invoering van een goedkeuring achteraf/bij geen bezwaar/toetsing voor bepaalde wijzigingen werden ook als afzonderlijke opties beoordeeld. Aangezien zij afzonderlijk de doelstellingen echter slechts gedeeltelijk zouden verwezenlijken, werd een combinatie van beide opties het meest geschikt geacht voor het verwezenlijken van de geschetste doelstellingen.

·Maatregelen ter bevordering van centrale clearing in de EU om de financiële stabiliteit te waarborgen: een combinatie van verschillende opties werd het meest geschikt geacht voor verwezenlijking van de doelstellingen; deze zou de volgende aspecten moeten omvatten: i) de clearingleden en cliënten verplichten een actieve rekening bij CTP’s uit de EU aan te houden; ii) de naleving van de nieuwe eisen inzake clearingactiviteiten waarborgen; iii) publieke entiteiten die vrijwillig via een CTP clearen, via een mededeling aanmoedigen om dat in de EU te doen; en iv) het vergemakkelijken van centrale clearing. Het combineren van deze opties zou het mogelijk maken de buitensporige afhankelijkheid van tier 2-CTP’s aan te pakken, de centrale clearing in de EU uit te breiden en belemmeringen voor centrale clearing weg te nemen. Sommige van deze maatregelen vergen mogelijk rechtshandelingen van niveau 2 waarin de specifieke aspecten worden vastgesteld. De beleidsopties zijn ook afzonderlijk beoordeeld, maar een combinatie van de opties werd het meest doeltreffend geacht voor de verwezenlijking van de doelstellingen.

·Maatregelen om de beoordeling en het beheer van grensoverschrijdende risico’s te verbeteren: gerichte wijzigingen in het huidige toezichtskader werden zeer passend en evenredig geacht, omdat daarmee het juiste evenwicht wordt bereikt bij de verwezenlijking van de volgende doelstellingen: i) versterking van het kader voor een solide afweging van grensoverschrijdende risico’s, ii) vergroting van de financiële stabiliteit van de EU, en iii) verbetering van de aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU, terwijl tegelijkertijd wordt erkend dat afwikkelingsbesluiten met gevolgen voor CTP’s, clearingleden en cliënten op het nationaal niveau worden genomen en de lidstaten uiteindelijk verantwoordelijk blijven voor financiële ondersteuning van CTP’s die in hun jurisdictie een vergunning hebben verkregen.

·Het totaalpakket aan opties zal een positief effect hebben op het posttransactielandschap in de EU doordat het de aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU verbetert, centrale clearing in de EU aanmoedigt, de beoordeling en het beheer van grensoverschrijdende risico’s verbetert en aldus bijdraagt tot het concurrentievermogen van de financiële markten in de EU en de financiële stabiliteit van de EU.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het initiatief heeft tot doel CTP’s uit de EU aantrekkelijker te maken, de buitensporige afhankelijkheid van EU-marktdeelnemers van CTP’s van buiten de EU te verminderen, de financiële stabiliteit van de EU te waarborgen en de open strategische autonomie van de EU te versterken. Het is als zodanig niet bedoeld om de kosten per se te verlagen. De voorkeursbeleidsoptie ter vergroting van de aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU zal echter tot een vereenvoudiging van de procedures voor de CTP’s uit de EU leiden, waardoor de administratieve lasten worden verminderd en hun activiteiten efficiënter worden, hetgeen ook tot een verlaging van de kosten zal leiden. De geraamde omvang van deze kostenbesparingen is geschat op basis van interacties met belanghebbenden en verschillende veronderstellingen die nodig waren om de effecten naar de hele EU te extrapoleren. Deze kostenbesparing is van administratieve aard en geldt dus in het kader van de “one in, one out”-benadering als een “out” van ongeveer 5 tot 15 miljoen EUR (EU-totaal). Zij zal waarschijnlijk geconcentreerd zijn bij enkele CTP’s uit de EU (aangezien slechts weinig CTP’s uit de EU in een bepaald jaar nieuwe producten op de markt zullen brengen) en zal waarschijnlijk gunstig zijn voor hun aantrekkelijkheid. Wat betreft mogelijke extra kosten die relevant zijn voor “one in, one out”, d.w.z. zeer beperkt papierwerk in verband met het openen van een rekening bij een CTP, zijn de administratieve kosten verwaarloosbaar (zie bijlage 3 van de begeleidende effectbeoordeling voor meer details).

Wat het vereiste van een actieve rekening betreft, heeft volgens ramingen van de diensten van de Commissie op basis van vertrouwelijke informatie ongeveer 60 % van de EU-cliënten van EU-clearingleden reeds een rekening voor clearing van renteswaps bij een CTP uit de EU, en ongeveer 85 % een rekening voor kredietverzuimswaps. Voor deze cliënten zou het openen van een rekening bij een CTP uit de EU voor dit type producten dus geen extra kosten met zich meebrengen. Bovendien kunnen kosten afhangen van de CTP waarin zij deelnemen: volgens vertrouwelijke informatie die aan de diensten van de Commissie is verstrekt, zijn bij sommige CTP’s uit de EU de kosten van een rekening op zich onder bepaalde voorwaarden nihil. Het vereiste van een actieve rekening zal nader worden gespecificeerd in een door de ESMA op te stellen ontwerp van een technische reguleringsnorm, waarover een openbare raadpleging zal worden gehouden en een kosten-batenanalyse zal worden uitgevoerd.

Grondrechten

De EU hecht aan hoge normen inzake de bescherming van grondrechten en is partij bij een ruim aantal mensenrechtenverdragen. In dit verband respecteert dit voorstel deze rechten, met name de economische rechten, zoals die zijn opgesomd in de belangrijkste mensrechtenverdragen van de Verenigde Naties, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat integrerend deel uitmaakt van de EU-Verdragen, en het Europees Verdrag van de rechten van de mens.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen gevolgen hebben voor de begroting van de Unie.

Dit wetgevingsinitiatief zal geen gevolgen hebben voor de uitgaven van de ESMA of andere organen van de Europese Unie.

Uit de effectbeoordeling is gebleken dat de extra kosten voor de ESMA beperkt zouden zijn, terwijl de voorgestelde maatregelen tegelijkertijd efficiëntieverbeteringen opleveren die tot kostenverlagingen zullen leiden. Sommige bepalingen verduidelijken en herijken voorts de rol van de ESMA, terwijl zij geen nieuwe taken vormen en derhalve als begrotingsneutraal moeten worden beschouwd.

De vastgestelde kosten hebben betrekking op de oprichting en exploitatie van een nieuwe centrale database, d.w.z. een IT-instrument voor de indiening van toezichtdocumenten. Hoewel de ESMA hogere kosten kan maken in verband met de ontwikkeling of keuze van een dergelijk nieuw IT-instrument en de exploitatie ervan, zal dit IT-instrument ook efficiëntieverbeteringen opleveren en de ESMA zal daarvan profiteren. Deze efficiëntieverbeteringen houden verband met aanzienlijk minder handmatig werk bij het afstemmen en delen van documenten, de follow-up van termijnen en vragen, alsook de coördinatie met de nationale bevoegde autoriteiten, het college en het comité voor toezicht op CTP’s. Deze voordelen zullen naar verwachting opwegen tegen de gemaakte kosten.

Voorts kan het aanvankelijke extra (papier)werk in verband met de aanpassing van instrumenten en procedures, alsmede de versterkte samenwerking, initieel tot hogere kosten leiden, maar deze zullen na verloop van tijd waarschijnlijk afnemen of stabiel blijven. Met name zal de ESMA technische reguleringsnormen/technische uitvoeringsnormen moeten opstellen betreffende het format en de inhoud van de documenten die CTP’s bij indiening van een aanvraag bij de toezichthoudende autoriteiten moeten indienen, betreffende normen voor de rapportage over clearingactiviteiten en blootstellingen aan CTP’s van buiten de EU en de specificatie van het vereiste dat clearingleden en -cliënten een actieve rekening bij een CTP uit de Unie moeten aanhouden, alsook enkele verslagen, waaronder het jaarverslag over de resultaten van hun monitoringactiviteiten en grensoverschrijdende activiteiten en het tweejaarlijkse verslag over de clearingactiviteiten van niet-financiële tegenpartijen. Bij die activiteiten kan de ESMA voortbouwen op reeds bestaande interne processen en procedures, en kan zij die procedures in voorkomend geval in technische reguleringsnormen/uitvoeringsnormen omzetten. Bij het definiëren van het vereiste van een actieve rekening voor sommige reeds geïdentificeerde instrumenten, en van het voortdurende toezicht daarop, kan de ESMA gebruikmaken van het werk dat zij overeenkomstig artikel 25, lid 2 quater, EMIR, heeft verricht bij het beoordelen van clearingdiensten van tier 2-CTP’s die van wezenlijk systemisch belang zijn voor de Unie of een of meer van haar lidstaten, zodat de ESMA mogelijk slechts zeer beperkte aanvullende middelen nodig zal hebben.

Een andere categorie die bij de kostenanalyse in aanmerking moet worden genomen, is de aanpassing van procedures en instrumenten aan het nieuwe kader voor samenwerking tussen toezichthouders. De samenwerking in gezamenlijke toezichtsteams en de instelling van een mechanisme voor gezamenlijk toezicht op EU-niveau zijn nieuwe elementen binnen het toezichtskader. Dit zijn echter vooral instrumenten om de samenwerking tussen autoriteiten te verbeteren en bestrijken taken die in wezen reeds door de autoriteiten worden uitgevoerd, met uitzondering van het toezicht op de uitvoering van de vereisten voor actieve rekeningen bij CTP’s uit de EU, zoals de vergoedingen voor toegang die CTP’s cliënten voor actieve rekeningen aanrekenen. Deze nieuwe structuren zullen waarschijnlijk enige reorganisatie van de middelen vergen en mogelijk extra vergaderingen noodzakelijk maken, maar zullen geen aanzienlijke gevolgen voor de begroting hebben. Bovendien brengt het herijkte toezichtproces ook voordelen met zich mee, met name duidelijkere verantwoordelijkheden, voorkoming van onnodig dubbel werk alsook minder werk door de invoering van geen-bezwaarprocedures waardoor de ESMA en nationale bevoegde autoriteiten zich kunnen concentreren op de materiële aspecten van het toezicht op de uitbreiding van centrale clearingdiensten en wijzigingen in de risicomodellen van CTP’s.

De voorgestelde wijziging die verduidelijkt dat de ESMA de erkenning kan intrekken van CTP’s uit derde landen die weigeren om vergoedingen aan de ESMA te betalen, zal een positieve uitwerking op de kosten hebben. Dit voorkomt dat de ESMA een aanzienlijke hoeveelheid werk moet verrichten zonder daarvoor te worden vergoed.

Daarnaast worden er verdere bepalingen ingevoerd die de rol van de ESMA slechts verduidelijken en herijken, zodat deze als begrotingsneutraal moeten worden beschouwd. De ESMA is bijvoorbeeld reeds verplicht advies uit te brengen voordat de nationale bevoegde autoriteiten bepaalde besluiten nemen, maar de inhoud van die adviezen wordt herijkt om het toezichtproces efficiënter te maken, en de ESMA wordt formeel in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de jaarlijkse toetsing en evaluatie van CTP’s, de intrekking van hun vergunning en de marginvereisten. Daarnaast moet de ESMA een duidelijke rol spelen bij de coördinatie en verstrekking van aanbevelingen in noodsituaties. Dit zijn taken die, in alle materiële opzichten, verband houden met hun reeds bestaande lopende werkzaamheden, zodat de bepalingen de positie van de ESMA derhalve verduidelijken en versterken door duidelijkheid over de verantwoordelijkheden te verschaffen.

Ook al worden er kleinere wijzigingen in de rol van andere organen van de Europese Unie, zoals de Europese Commissie of de Europese Centrale Bank, geïntroduceerd, deze zullen geen gevolgen hebben voor de begroting.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De maatregelen zijn erop gericht CTP’s uit de EU aantrekkelijker te maken en het toezicht op grensoverschrijdende risico’s in de EU te verbeteren. Als zodanig worden verscheidene wijzigingen in EMIR overwogen en in sommige gevallen wijzigingen in andere onderdelen van de EU-wetgeving. Het voorstel zorgt ervoor dat de betrokken EU-organen toegang krijgen tot de relevante informatie, zonder dat dit tot buitensporige kosten leidt. Het voorstel bevat de bepaling dat er een evaluatie van de volledige EMIR moet worden uitgevoerd, met nadruk op de doeltreffendheid en efficiëntie ervan bij de verwezenlijking van de oorspronkelijke doelstellingen (d.w.z. het verbeteren van de efficiëntie en veiligheid van de EU-clearingmarkten en het handhaven van de financiële stabiliteit). Bij de evaluatie moeten alle aspecten van EMIR aan bod komen, maar vooral de verbeterde aantrekkelijkheid van CTP’s uit de EU. In beginsel zou deze evaluatie ten minste 5 jaar na de inwerkingtreding van de verordening moeten plaatsvinden en zou ernaar worden gestreefd om input van alle betrokken belanghebbenden te verzamelen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikelsgewijze toelichting



Inhoudsopgave

1.

1. Intragroeptransacties


EMIR voorziet in een kader waarbij (binnenlandse en grensoverschrijdende) intragroeptransacties worden vrijgesteld van de clearingverplichting op grond van artikel 4 en de marginvereisten op grond van artikel 11 van die verordening. Om meer rechtszekerheid en voorspelbaarheid te bieden met betrekking tot het kader voor intragroepbesluiten, wordt de noodzaak van een gelijkwaardigheidsbesluit vervangen door een lijst van jurisdicties waarvoor geen vrijstelling kan worden verleend. Artikel 3 moet derhalve worden gewijzigd om de noodzaak van een gelijkwaardigheidsbesluit te vervangen door een lijst van derde landen waarvoor geen vrijstelling mag worden verleend, en artikel 13 moet worden geschrapt. Deze derde landen dienen overeen te komen met de landen die zijn opgenomen in de lijst van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen in hun regelgeving ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, en de landen die zijn opgenomen in bijlage I bij de EU-lijst van jurisdicties die niet-coöperatief zijn op belastinggebied. De Commissie wordt ook gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen om de derde landen aan te wijzen waarvan de entiteiten niet voor die vrijstellingen in aanmerking kunnen komen ondanks het feit dat zij niet in die lijsten zijn opgenomen, aangezien het feit dat een entiteit afkomstig is uit een derde land dat in die lijsten is opgenomen niet noodzakelijk de enige factor is die van invloed kan zijn op het risico, met inbegrip van het tegenpartijrisico of het juridische risico, uit hoofde van derivatencontracten.

2.

2. Clearingverplichting


Artikel 4 wordt gewijzigd om een vrijstelling van de clearingverplichting in te voeren voor gevallen waarin een financiële of niet-financiële tegenpartij uit de EU waarop de clearingverplichting uit hoofde van EMIR van toepassing is, een transactie aangaat met een pensioenregeling die gevestigd is in een derde land dat op grond van zijn nationale wetgeving is vrijgesteld van de clearingverplichting.

3.

3. Clearingverplichting voor financiële tegenpartijen


Artikel 4 bis wordt zo gewijzigd dat bij de berekening van de positie ten opzichte van de drempels van artikel 4 bis van EMIR alleen de derivatencontracten die niet zijn gecleard bij een CTP die beschikt over een vergunning overeenkomstig artikel 14 of die erkend is overeenkomstig artikel 25 van die verordening, in die berekening moet worden opgenomen.

4.

4. Actieve rekening


Er wordt een nieuw artikel 7 bis ingevoerd om de risico’s aan te pakken die verbonden zijn aan buitensporige blootstellingen van EU-clearingleden en -cliënten aan CTP’s uit derde landen die clearingdiensten verrichten welke door de ESMA als van wezenlijk systemisch belang zijn aangemerkt, en aldus de integriteit en stabiliteit van het financiële stelsel van de EU te waarborgen. Dit artikel vereist dat financiële en niet-financiële tegenpartijen die onder de clearingverplichting vallen, direct of indirect, actieve rekeningen aanhouden bij in de EU gevestigde CTP’s, ten minste een bepaald deel van de als van wezenlijk systemisch belang aangemerkte diensten clearen bij CTP’s uit de EU, en daarover rapporteren. Dit vereiste moet leiden tot een vermindering van buitensporige blootstellingen aan door de betrokken tier 2-CTP’s aangeboden clearingdiensten van wezenlijk systemisch belang, voor zover dit nodig is om de financiële stabiliteit te waarborgen. In samenwerking met de EBA, de EIOPA en het ESRB en na raadpleging van het ESCB, stelt de ESMA de nadere regels vast voor de ijking van de activiteit die op deze actieve rekeningen moet worden bijgehouden, alsook de rapportagevereisten voor transacties die op deze actieve rekeningen worden gecleard. De Commissie wordt gemachtigd om, wanneer de ESMA overeenkomstig artikel 25, lid 2 quater, een beoordeling uitvoert, een gedelegeerde handeling vast te stellen tot wijziging van de lijst van categorieën derivatencontracten die onder het vereiste van een actieve rekening vallen, door categorieën aan die lijst toe te voegen of daaruit te verwijderen.

5.

5. Informatie over clearingdiensten


Er wordt een nieuw artikel 7 ter ingevoerd om clearingleden en cliënten die clearingdiensten verlenen, te verplichten hun cliënten te informeren over de mogelijkheid om een desbetreffend contract bij een CTP uit de EU te clearen.

Daarnaast introduceert artikel 7 ter een verplichting voor EU-clearingleden en EU-cliënten om aan de voor hen bevoegde autoriteit verslag uit te brengen over de soorten clearing die zij bij CTP’s van buiten de EU laten verrichten. Om ervoor te zorgen dat de in te dienen informatie op een geharmoniseerde wijze wordt gespecificeerd en verstrekt, dient de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen op te stellen waarin de vereiste informatie wordt gespecificeerd.

6.

6. Rapportageverplichting


Artikel 9 wordt gewijzigd om de vrijstelling van rapportagevereisten voor transacties tussen tegenpartijen binnen een groep, waarbij ten minste één van de tegenpartijen een niet-financiële tegenpartij is, te schrappen om voor zichtbaarheid van intragroeptransacties te zorgen.

7.

7. Clearingverplichting voor niet-financiële tegenpartijen


Artikel 10 wordt gewijzigd om de ESMA te verplichten, in voorkomend geval, de technische reguleringsnormen te evalueren en te verduidelijken met betrekking tot de criteria voor vaststelling welke otc-derivatencontracten objectief als risicobeperkend meetbaar zijn (voor de zogeheten hedgingvrijstelling), en de aanwijzing van drempels, teneinde de risico’s en kenmerken van derivaten correct en nauwkeurig tot uitdrukking te brengen, en te overwegen of de otc-derivatenklassen, namelijk rente-, valuta-, krediet- en effectenderivaten, nog steeds de relevante klassen zijn. De ESMA wordt aangespoord om onder andere meer granulariteit voor grondstoffenderivaten te overwegen en te bieden.

Artikel 10 wordt ook gewijzigd om hierin de verplichting op te nemen dat bij de berekening van de posities ten opzichte van de drempels alleen de derivatencontracten die niet zijn gecleard bij een CTP die beschikt over een vergunning overeenkomstig artikel 14 of die erkend is overeenkomstig artikel 25, in de berekening worden opgenomen.

8.

8. Risico-inperkingstechnieken voor niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten


Artikel 11 wordt gewijzigd om niet-financiële tegenpartijen die voor het eerst onderworpen worden aan de verplichting tot uitwisseling van zekerheden voor niet door een CTP geclearde otc-derivatencontracten, een implementatieperiode van vier maanden te geven om over de regelingen voor uitwisseling van zekerheden te onderhandelen en deze te testen.

De EBA kan richtsnoeren of aanbevelingen uitvaardigen om voor een uniforme toepassing van de risicobeheerprocedures te zorgen in samenwerking met de andere ETA’s.

9.

9. Vergunning van een CTP en uitbreiding van activiteiten en diensten


De artikelen 14 en 15 worden gewijzigd om te verduidelijken dat CTP’s met een vergunning ook een vergunning moeten kunnen krijgen om clearingdiensten en -activiteiten met betrekking tot niet-financiële instrumenten te verrichten, naast hun vergunning om clearingdiensten en -activiteiten met betrekking tot financiële instrumenten te verrichten.

10.

10. Vergunningverlening aan een CTP, uitbreiding van activiteiten en diensten en procedure voor verlening en weigering van vergunningen


De artikelen 14, 15 en 17 worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat de relevante procedures voor CTP’s die hun productaanbod wensen uit te breiden, korter, eenvoudiger en zekerder qua resultaat zijn voor CTP’s uit de EU. De bevoegde autoriteiten moeten de bevestiging van ontvangst van de aanvraag en de beoordeling of de voor de vergunning of uitbreiding vereiste documenten door de CTP zijn verstrekt, snel uitvoeren. Om ervoor te zorgen dat CTP’s uit de EU alle vereiste documenten samen met hun aanvragen indienen, moet de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen opstellen waarin die documenten alsook hun format en inhoud worden gespecificeerd. Bovendien moet de CTP alle documenten indienen bij een centrale database, waar deze onmiddellijk met de voor de CTP bevoegde autoriteit, de ESMA en het college moeten worden gedeeld. Voorts moeten de voor de CTP bevoegde autoriteit, de ESMA en het college, tijdens een vooraf bepaalde beoordelingsperiode, in contact met elkaar treden en de CTP vragen stellen om voor een soepel en coöperatief proces te zorgen.

11.

11. Procedures voor goedkeuring bij geen bezwaar en goedkeuring achteraf voor inwilliging van verzoeken tot uitbreiding van activiteiten of diensten


Er wordt een nieuw artikel 17 bis ingevoerd om CTP’s de mogelijkheid te bieden om in plaats van een gewone procedure een geen-bezwaarprocedure te doorlopen bij de vergunningverlening voor aanvullende diensten of activiteiten die een CTP wil aanbieden en die de risico’s voor de CTP niet vergroten. Artikel 17 bis bepaalt welke aanvullende diensten en activiteiten als niet-materieel worden beschouwd en derhalve door de voor de betreffende CTP bevoegde autoriteit via een dergelijke geen-bezwaarprocedure moeten worden goedgekeurd en welke diensten en activiteiten de CTP mag beginnen aan te bieden voordat de beslissing door de voor de CTP bevoegde autoriteit is ontvangen. Afgezien van deze gevallen, kan een CTP de betrokken bevoegde autoriteit ook verzoeken om toepassing van de geen-bezwaarprocedure indien zij van mening is dat de voorgestelde aanvullende dienst of activiteit haar risico’s niet zal vergroten.

12.

12. Procedure voor aanvraag van advies van de ESMA en het college


Er wordt een nieuw artikel 17 ter ingevoerd ter verduidelijking van het toepassingsgebied en de te volgen procedure wanneer een bevoegde autoriteit het advies van de ESMA en het college inwint alvorens een toezichtsbesluit vast te stellen waarvoor de CTP geen aanvraag heeft ingediend, bijvoorbeeld met betrekking tot de naleving door een CTP van de vereisten inzake het bijhouden van gegevens of in geval van belangenconflicten.

13.

13. College en mening van het college


De artikelen 18 en 19 worden gewijzigd ter verdere bevordering van een doorlopend coöperatief toezicht op CTP’s. Het college wordt derhalve verzocht ook advies uit te brengen wanneer een bevoegde autoriteit overweegt de vergunning van een CTP in te trekken, alsook wanneer een bevoegde autoriteit de jaarlijkse toetsing en evaluatie van de betreffende CTP verricht. De ESMA moet het college voor elke CTP uit de EU beheren en voorzitten, en moet stemrecht krijgen.

14.

14. Intrekking van de vergunning


Artikel 20 wordt zodanig gewijzigd dat de bevoegde autoriteit de ESMA en de leden van het college dient te raadplegen voordat de voor de CTP bevoegde autoriteit een besluit neemt om een bepaalde dienst of activiteit in te trekken of te beperken, behalve wanneer een besluit dringend nodig is.

15.

15. Jaarlijkse toetsing


Artikel 21 wordt gewijzigd om aan te geven dat bij de jaarlijkse toetsing ook de diensten of activiteiten die de CTP verricht of de modelwijzigingen die de CTP gebruikt op basis van een geen-bezwaarprocedure moeten worden overwogen. Ook de frequentie van het uit de toetsing resulterende verslag wordt nader gespecificeerd (het verslag moet ten minste jaarlijks op een bepaalde datum worden uitgebracht). Bovendien wordt gespecificeerd dat over het verslag het advies van de ESMA en het college moet worden ingewonnen.

16. Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en de ESMA op het gebied van het toezicht op vergunninghoudende CTP’s en procedure voor verlening en weigering van vergunningen

De artikelen 17 en 23 bis worden gewijzigd om de ESMA in staat te stellen ook een advies aan de voor de CTP bevoegde autoriteit uit te brengen met betrekking tot de jaarlijkse toetsing en evaluatie van een CTP, de marginvereisten en de intrekking van haar vergunning. Wanneer de ESMA een dergelijk advies uitbrengt, moet zij beoordelen of de CTP voldoet aan de relevante EMIR-vereisten en zich met name richt op vastgestelde grensoverschrijdende risico’s of de risico’s voor de financiële stabiliteit van de EU.

Wanneer een bevoegde autoriteit het advies van de ESMA of van het college of daarin vervatte voorwaarden of aanbevelingen niet opvolgt of niet voornemens is op te volgen, moet dit bovendien door de ESMA worden bekendgemaakt. Ook de door de bevoegde autoriteit opgegeven redenen voor het niet opvolgen van het advies kan door de ESMA worden bekendgemaakt.

Artikel 23 bis wordt gewijzigd om de rol van de ESMA bij de versterking van de coördinatie in noodsituaties en de beoordeling van risico’s, met name op grensoverschrijdende basis, nader te specificeren.

16.

17. Gezamenlijke toezichtsteams, geen-bezwaarprocedures voor inwilligen van aanvragen tot uitbreiding van activiteiten of diensten en toetsing en evaluatie


Er wordt een nieuw artikel 23 ter ingevoerd om de samenwerking tussen de autoriteiten die betrokken zijn bij het toezicht op CTP’s uit de EU te versterken door gezamenlijke toezichtsteams op te richten. De taken van de gezamenlijke toezichtsteams omvatten: i) het verstrekken van input aan de voor de CTP bevoegde autoriteit in het kader van de geen-bezwaarprocedure in geval van uitbreiding van de bestaande vergunning van een CTP, ii) het helpen bij de vaststelling van de frequentie en diepgang van de toetsing en evaluatie van een CTP en iii) het deelnemen aan inspecties ter plaatse.

17.

18. Mechanisme voor gezamenlijk toezicht


Er wordt een nieuw artikel 23 quater ingevoerd om een sectoroverschrijdend toezichtsmechanisme in te stellen waarin de organen van de Unie die betrokken zijn bij het toezicht op CTP’s uit de EU, clearingleden en cliënten, worden samengebracht. De ESMA moet, in samenwerking met de andere organen die aan het mechanisme voor gezamenlijk toezicht deelnemen, jaarlijks verslag uitbrengen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de resultaten van de toezichtactiviteit, teneinde informatie voor toekomstige beleidsbeslissingen te verstrekken. De ESMA kan ook richtsnoeren of aanbevelingen uitvaardigen indien zij van oordeel is dat de bevoegde autoriteiten er niet in slagen ervoor te zorgen dat het vereiste voor het aanhouden van een actieve rekening door clearingleden en cliënten wordt nageleefd of indien zij een risico voor de financiële stabiliteit van de EU vaststelt.

18.

19. Noodsituatie


Artikel 24 wordt gewijzigd om de rol van de ESMA in een noodsituatie verder te versterken door de ESMA in staat te stellen op eigen initiatief of op verzoek vergaderingen van het comité voor toezicht op CTP’s bijeen te roepen, eventueel met een uitgebreide samenstelling, om de reacties van de bevoegde autoriteiten effectief te coördineren. De ESMA is tevens gemachtigd om, middels een eenvoudig verzoek, informatie van marktdeelnemers op te vragen teneinde haar coördinerende functie in deze gevallen te kunnen vervullen. De ESMA kan ook aanbevelingen aan de voor CTP’s bevoegde autoriteiten doen.

20. Comité voor toezicht op CTP’s

Artikel 24 bis wordt gewijzigd om de ESMA in staat te stellen de toezichtprioriteiten in kaart te brengen en te bepalen en rekening te houden met grensoverschrijdende risico’s, waaronder verwevenheden, vervlechtingen en concentratierisico’s. Voorts wordt artikel 24 bis zodanig gewijzigd dat centrale banken van uitgifte alle vergaderingen van het comité voor toezicht op CTP’s uit de EU kunnen bijwonen en betrokken autoriteiten voor cliënten en EU-organen in voorkomend geval kunnen uitnodigen.

19.

21. Erkenning van een in een derde land gevestigde CTP


Artikel 25 wordt gewijzigd om te verduidelijken dat wanneer de ESMA een toetsing van de erkenning van een CTP uit een derde land uitvoert, die CTP niet verplicht is een nieuwe aanvraag in te dienen, maar de ESMA alle informatie dient te verstrekken die voor een dergelijke toetsing nodig is.

Artikel 25 wordt gewijzigd om de Commissie de mogelijkheid te bieden om, wanneer dit in het belang van de Unie is, een evenredige aanpak te volgen en bij de vaststelling van een gelijkwaardigheidsbesluit voor een derde land af te zien van het vereiste dat dit land over een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP’s uit derde landen moet beschikken.

Om ervoor te zorgen dat de samenwerkingsregelingen evenredig zijn, moet de ESMA deze op de verschillende jurisdicties afstemmen op basis van de CTP’s die in de betreffende jurisdictie zijn gevestigd. Voor tier 2-CTP’s moet in de samenwerkingsregelingen worden geregeld dat er een breder scala aan informatie tussen de ESMA en de betrokken autoriteiten van het derde land moet worden uitgewisseld, en met een hogere frequentie.

Artikel 25 wordt verder gewijzigd om in samenwerkingsregelingen het recht voor de ESMA op te nemen om te worden geïnformeerd wanneer een tier 2-CTP wordt verplicht zich beter voor te bereiden op financiële moeilijkheden, door bijvoorbeeld een herstelplan op te stellen of wanneer een autoriteit in een dergelijk derde land afwikkelingsplannen opstelt. De ESMA moet ook worden geïnformeerd over de aspecten die in verband met opkomende crises relevant zijn voor de financiële stabiliteit van de EU.

20.

22. Doorlopende conformiteit met de erkenningsvoorwaarden


Artikel 25 ter wordt gewijzigd om te verduidelijken dat tier 2-CTP’s de ESMA regelmatig informatie moeten verstrekken.

21.

23. Intrekking van erkenning en openbare kennisgeving


De artikelen 25 septdecies en 25 novodecies worden gewijzigd om te verduidelijken dat de ESMA de erkenning kan intrekken wanneer een CTP van buiten de EU de vereisten op grond van EMIR schendt, en een openbare kennisgeving kan doen wanneer vergoedingen niet worden betaald of wanneer een CTP de door de ESMA gevraagde corrigerende maatregelen niet heeft genomen.

22.

24. Informatieverstrekking aan de bevoegde autoriteiten


Artikel 31 betreffende de kennisgeving over wijzigingen in het management van een CTP wordt gewijzigd om de procedure met betrekking tot het delen van informatie en de uitbrenging van adviezen door de ESMA en het college te verduidelijken.

23.

25. Adviezen van de ESMA en het college


De artikelen 32, 35, 41 en 54 worden gewijzigd om de verzoeken om advies van de ESMA en het college te verduidelijken.

24.

26. Deelnamevereisten en algemene bepalingen betreffende organisatorische vereisten


De artikelen 26 en 37 worden gewijzigd om te verduidelijken dat het CTP’s niet is toegestaan clearinglid van andere CTP’s te zijn noch te aanvaarden dat andere CTP’s of clearinghouses clearinglid of indirect clearinglid van de eigen CTP zijn of worden.

25.

27. Deelnamevereisten


Artikel 37 wordt gewijzigd om te bepalen dat wanneer een CTP niet-financiële tegenpartijen als clearinglid heeft aanvaard of voornemens is dit te doen, die CTP ervoor moet zorgen dat aan bepaalde aanvullende vereisten inzake marginvereisten en wanbetalingsfondsen wordt voldaan. Niet-financiële tegenpartijen mogen geen clearingdiensten voor cliënten aanbieden en mogen bij de CTP alleen rekeningen aanhouden voor activa en posities die zij voor eigen rekening aanhouden. De voor de CTP bevoegde autoriteit moet regelmatig aan de ESMA en het college rapporteren over de wenselijkheid van aanvaarding van niet-financiële tegenpartijen als clearinglid. De ESMA is belast met het opstellen van een ontwerp van een technische reguleringsnorm over de elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij het bepalen van de toegangscriteria, en kan na een ad-hoc collegiale toetsing een advies uitbrengen over de wenselijkheid van dergelijke regelingen.

26.

28. Transparantie


Artikel 38 wordt gewijzigd om te zorgen voor een betere zichtbaarheid en voorspelbaarheid van margeopvragingen voor cliënten en indirecte cliënten. Clearingleden en cliënten die clearingdiensten verlenen, moeten hun cliënten transparantie bieden.

27.

29. Marginvereisten


Artikel 41 wordt gewijzigd om ervoor te zorgen dat CTP’s het niveau van hun margins voortdurend evalueren, waarbij zij rekening moeten houden met eventuele procyclische effecten van dergelijke herzieningen, de actuele marktomstandigheden tot uitdrukking moeten brengen en het potentiële effect van hun inningen en betalingen van intradaymargins op de liquiditeitspositie van hun deelnemers moeten overwegen.

30. Beheer van liquiditeitsrisico’s

Artikel 44 wordt gewijzigd om de entiteiten waarvan wanbetaling de liquiditeitspositie van een CTP wezenlijk zou kunnen beïnvloeden, beter tot uitdrukking te brengen, door een CTP te verplichten rekening te houden met het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit wanbetaling van ten minste twee entiteiten, waaronder clearingleden en liquiditeitsverschaffers.

28.

31. Zekerheidsvereisten


Artikel 46 wordt zodanig gewijzigd dat bankgaranties en overheidsgaranties als zeer liquide zekerheden kunnen worden aangemerkt, op voorwaarde dat zij binnen de liquidatieperiode op verzoek onvoorwaardelijk beschikbaar zijn en een CTP deze in aanmerking neemt bij de berekening van haar totale blootstelling aan de bank. Voorts moet een CTP rekening houden met eventuele procyclische effecten bij evaluatie van het niveau van de haircuts dat zij toepast op de activa die zij als zekerheid aanvaardt.

29.

32. Toetsing van modellen, stresstests en backtests


Artikel 49 wordt gewijzigd om ervoor te zorgen dat de relevante procedures voor CTP’s die modelwijzigingen wensen door te voeren, korter, eenvoudiger en minder onzeker qua resultaat zijn. De bevoegde autoriteiten moeten de ontvangst van de aanvraag voor de modelwijziging snel bevestigen door te beoordelen of de vereiste documenten door de CTP zijn verstrekt. Om ervoor te zorgen dat CTP’s uit de EU alle vereiste documenten samen met hun aanvragen indienen, moet de ESMA ontwerpen van technische reguleringsnormen en technische uitvoeringsnormen opstellen waarin die documenten alsook hun format en inhoud worden gespecificeerd. Bovendien moet de CTP alle documenten indienen bij een centrale database, waar deze onmiddellijk met de voor de CTP bevoegde autoriteit, de ESMA en het college moeten worden gedeeld. In artikel 49 wordt ook de mogelijkheid geïntroduceerd een geen-bezwaarprocedure in plaats van een gewone procedure te volgen voor de validatie van modelwijzigingen die als niet-aanzienlijk worden aangemerkt, en welke wijzigingen als aanzienlijk worden aangemerkt, wordt in het artikel gespecificeerd. Wanneer een CTP de wijziging als niet-aanzienlijk beschouwt, mag zij de modelwijziging beginnen toe te passen voordat de voor de CTP bevoegde autoriteit het besluit heeft ontvangen.

30.

33. Wijzigingen in de verslagen en toetsing


Artikel 85 wordt zodanig gewijzigd dat de Commissie uiterlijk [5 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] een verslag moet indienen waarin de toepassing van deze verordening wordt geëvalueerd. De Commissie moet dat verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad, samen met eventuele passende voorstellen. Bovendien wordt het huidige vereiste om uiterlijk op 2 januari 2023 een verslag in te dienen, geschrapt. De ESMA moet ook uiterlijk [3 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] een verslag indienen over haar personeel en middelen.

31.

34. Wijzigingen in de verordening kapitaalvereisten (VKV)


Artikel 382, lid 4, van de VKV 22 wordt gewijzigd om de desbetreffende bepalingen in de VKV in overeenstemming te brengen met de wijzigingen die in dit voorstel worden voorgesteld. De wijziging past de reikwijdte van het eigenvermogensvereiste voor het risico van aanpassing van de kredietwaardering aan, met name door te verduidelijken welke intragroeptransacties van dat vereiste kunnen worden uitgesloten.

32.

35. Wijzigingen in de verordening inzake geldmarktfondsen


In artikel 17 van de verordening inzake geldmarktfondsen 23 worden de bepalingen inzake beleggingsbeleid gewijzigd met betrekking tot de begrenzingen voor het tegenpartijrisico. Zij sluit centraal geclearde derivatentransacties uit van de in artikel 17, leden 4 en 6, punt c), van de verordening inzake geldmarktfondsen vastgestelde begrenzingen voor het tegenpartijrisico. Voorts wordt in artikel 2 een definitie van een CTP toegevoegd, meer bepaald als nieuw punt 24).