Toelichting bij COM(2022)704 - Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk, samen met een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft btw-regels voor het digitale tijdperk 1 , en een voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft de voor het digitale tijdperk noodzakelijke regelingen voor administratieve samenwerking op het gebied van de btw 2 . De context van dit initiatief wordt uitvoerig beschreven in de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG 3 .

In onderhavige toelichting worden de wijzigingen beschreven die moeten worden aangebracht in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen.

1.

Dit pakket heeft drie belangrijke doelstellingen:


de btw-rapportageverplichtingen 4 moderniseren door de invoering van digitale rapportagevereisten, waardoor de gegevens die belastingplichtigen over elke transactie in een elektronisch formaat aan de belastingautoriteiten moeten verstrekken, worden gestandaardiseerd. Tegelijkertijd zal het gebruik van e-facturering voor grensoverschrijdende transacties verplicht worden;

de uitdagingen van de platformeconomie 5 aanpakken door de btw-regels die op de platformeconomie van toepassing zijn, te actualiseren om een oplossing te bieden voor het probleem van de ongelijke behandeling, door de regels inzake de plaats van dienst die op deze transacties van toepassing zijn, te verduidelijken en door platforms een grotere rol te geven bij de inning van de btw wanneer zij de kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoersdiensten faciliteren; en

vermijden dat bedrijven zich in de EU meermaals voor de btw moeten registreren en ervoor zorgen dat het instrument dat is geïmplementeerd voor de aangifte en de betaling van de btw die verschuldigd is over afstandsverkopen van goederen 6 , beter functioneert door te voorzien in één btw-registratie (Single VAT Registration, kortweg SVR). Dit komt neer op een verbetering en uitbreiding van het bestaande éénloketsysteem (OSS) en éénloketsysteem voor invoer (IOSS) en van de verleggingsregeling, teneinde de gevallen waarin een belastingplichtige zich in een andere lidstaat moet registreren, zoveel mogelijk te beperken.


Voor onderdelen van het pakket zijn uitvoeringsmaatregelen vereist, met name die welke op de btw-behandeling van de platformeconomie en één btw-registratie zien. Deze maatregelen zullen ervoor zorgen dat de hoofdonderdelen in alle lidstaten op gelijke wijze worden toegepast, waardoor bedrijven en belastingdiensten rechtszekerheid krijgen.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wordt de verenigbaarheid van het volledige pakket uitvoerig beschreven.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk loopt naast andere initiatieven van de Commissie met betrekking tot de digitale economie, zoals de digitaledienstenverordening 7 , het recente voorstel voor een richtlijn ter verbetering van de arbeidsomstandigheden bij platformwerk 8 , en de actuele werkzaamheden in verband met kortetermijnverhuur 9 . De algemene koers die in deze initiatieven wordt gevolgd, is dat platforms transparanter moeten zijn, onder meer door relevante informatie te verstrekken, over hun gebruikers (bv. aanbieders van kortetermijnverhuur of platformwerkers) en de gebruikers van hun dienst de relevante regelgevingsvereisten moeten helpen na te leven.


2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 397 van de btw-richtlijn. In dit artikel is bepaald dat de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen de nodige maatregelen vaststelt ter uitvoering van deze richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wordt de subsidiariteit van het volledige pakket uitvoerig beschreven.

Onderhavig voorstel gaat hand in hand met dat voorstel, in die zin dat het in maatregelen voorziet die ervoor zorgen dat de btw-richtlijn doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd.

Evenredigheid

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wordt de evenredigheid van het pakket uitvoerig beschreven.

Onderhavig voorstel gaat hand in hand met dat voorstel, in die zin dat het in maatregelen voorziet die ervoor zorgen dat de btw-richtlijn doeltreffend ten uitvoer wordt gelegd.

Keuze van het instrument

Er is een verordening van de Raad nodig om Verordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad te wijzigen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In de toelichting bij het begeleidende voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn is een samenvatting opgenomen van de evaluatie van de bestaande wetgeving en de controle van de resultaatgerichtheid ervan.

Raadpleging van belanghebbenden

In de toelichting bij het voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn is de raadpleging van belanghebbenden uitvoerig beschreven.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De Commissie heeft gebruikgemaakt van de door Economisti Associati S.r.l. verrichte analyse voor de studie “Btw in het digitale tijdperk” (die liep van oktober 2020 tot januari 2022) 10 . Het eindverslag is op 1 april 2022 ingediend en de studie is op de website van de Commissie gepubliceerd.

2.

De studie had tot doel een evaluatie te verrichten van:


de huidige situatie met betrekking tot de digitale rapportageverplichtingen, de btw-behandeling van de platformeconomie, de gevallen waarin bedrijven zich nog steeds voor de btw moeten registreren in lidstaten waar ze niet gevestigd zijn, en het éénloketsysteem voor invoer;

de effecten van een aantal mogelijke beleidsinitiatieven op deze gebieden.

Effectbeoordeling

De Raad voor regelgevingstoetsing (RSB) heeft zich op 22 juni 2022 over de effectbeoordeling voor het voorstel gebogen. De RSB heeft een positief advies over het voorstel uitgebracht, met een aantal aanbevelingen waarmee rekening is gehouden. Het advies van de RSB en de aanbevelingen zijn opgenomen in bijlage 1 bij het werkdocument van de diensten van de Commissie dat bij dit voorstel gaat. De samenvatting is beschikbaar via: https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/initiatives/13186-Btw-in-het-digitale-tijdperk_nl

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

In de toelichting bij het begeleidende voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn is een uitgebreide analyse van de resultaatgerichtheid en de vereenvoudiging opgenomen.

Grondrechten

N.v.t.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In de toelichting bij het begeleidende voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn zijn de gevolgen voor de begroting beschreven.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

In de toelichting bij het begeleidende voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn zijn deze aspecten beschreven.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

N.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

De term “faciliteren” wordt gedefinieerd om een zekere mate van rechtszekerheid te bieden met betrekking tot het toepassingsgebied van de regeling van de gelijkgestelde dienstverlener.

De regeling van de gelijkgestelde dienstverlener voor personenvervoer en kortetermijnverhuur kan slechts doeltreffend functioneren als wordt verduidelijkt hoe het platform kan bepalen of die regeling van toepassing is: dat is namelijk wanneer de onderliggende dienstverlener het platform geen btw-nummer verstrekt.

Voorts is bepaald dat in omstandigheden waarin de onderliggende dienstverlener wel over een btw-identificatienummer beschikt maar geen btw in rekening brengt (bijvoorbeeld omdat hij gebruikmaakt van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen in een lidstaat die aan dergelijke bedrijven een btw-identificatienummer verstrekt), die dienstverlener zijn btw-identificatienummer niet aan het platform mag verstrekken.

Tot slot is verduidelijkt dat het platform niet aansprakelijk mag worden gesteld wanneer de door de onderliggende dienstverlener verstrekte informatie onvolledig of onjuist is, en dat het platform de afnemer die de onderliggende dienst ontvangt, als een niet-belastingplichtige kan aanmerken wanneer hij geen btw-nummer verstrekt.

Op 1 juli 2021 is het btw-pakket voor e-commerce van toepassing geworden. Sindsdien kunnen belastingplichtigen die afstandsverkopen van goederen binnen de EU verrichten, dan wel afstandsverkopen van in de EU ingevoerde goederen verrichten, voor het éénloketsysteem (OSS) of het éénloketsysteem voor invoer (IOSS) kiezen. Ze kunnen zich echter ook nog altijd voor de btw identificeren in de lidstaat van aankomst van de goederen of goederen invoeren volgens de gewone regels bij invoer en btw aan de grens betalen.

Na het eerste jaar van toepassing is duidelijk geworden dat een aantal zaken verder moet worden verduidelijkt, en deze zijn meegenomen in het voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn. Nadere bijzonderheden hierover zijn opgenomen in onderhavig voorstel.

In het kader van Eurofisc hebben de fraudebestrijdingsdeskundigen aangegeven dat het voor hen zeer lastig is om het risico in te schatten dat de btw niet wordt betaald, en te controleren of bedrijven hun verplichtingen tijdig nakomen. Het ontbreekt hen daarvoor aan gedetailleerde gegevens wanneer deze informatie wordt bijgehouden en doorgegeven door platforms in hun rol van gelijkgestelde leverancier/dienstverlener, omdat die informatie de geaggregeerde gegevens bevat van alle onderliggende verkopers die het platform gebruiken.

Bovendien moeten de belastingautoriteiten, wanneer zij informatie over de levering/dienst willen koppelen aan de daarmee samenhangende betaling op basis van in CESOP beschikbare gegevens (betalingsgegevens hebben betrekking op individuele begunstigden = verkopers), weten welke belastingplichtigen de betaling daadwerkelijk zullen ontvangen. Dit is met name omslachtig wanneer de regels van de gelijkgestelde leverancier/dienstverlener van toepassing zijn.

Om beide bovengenoemde redenen is het noodzakelijk dat de identificatiegegevens van onderliggende leveranciers/dienstverleners door de platforms worden doorgegeven aan de belastingautoriteit van de lidstaat van identificatie.

Tegelijkertijd zal het éénloketsysteem worden opgetuigd met een nieuwe vereenvoudigingsregeling, waarmee overbrengingen van eigen goederen naar een andere lidstaat kunnen worden gemeld. De nadere bepalingen van die regeling zijn ook in onderhavig voorstel opgenomen.

Tot slot zal het voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn het gebruik van het IOSS verplicht stellen voor marktplaatsen. Daarom worden de regels aangepast die momenteel in de uitvoeringsverordening van de Raad zijn vastgesteld voor de situaties waarin een belastingplichtige niet langer in aanmerking komt voor gebruik van de regeling.

In artikel 57 bis worden de definities die van toepassing zijn op de bestaande OSS-regelingen (Unie- en niet-Unieregeling), vervolledigd met wijzigingen en toevoegingen voor de nieuwe vereenvoudigingsregeling voor overbrengingen van eigen goederen.

Met het nieuwe lid 3 in artikel 57 quinquies wordt de bepaling ingevoegd die betrekking heeft op de identificatie voor de bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen en het tijdstip vanaf wanneer de belastingplichtige de regeling mag beginnen toe te passen.

De wijziging van artikel 57 sexies specificeert het btw-nummer dat de lidstaat van identificatie moet gebruiken om de belastingplichtige te identificeren die gebruikmaakt van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen.

Met de toevoegingen aan artikel 57 septies worden de maatregelen bepaald die de lidstaat van identificatie moet nemen wanneer de belastingplichtige wordt uitgesloten van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen.

De toevoegingen aan artikel 57 octies bevatten nadere gegevens over de verplichtingen van een belastingplichtige die vrijwillig uit de regeling wil stappen. De regels voor het gebruik van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen zijn dezelfde als die voor de Unie- en de niet-Unieregeling. In het geval van een gelijkgestelde leverancier die gebruikmaakt van het IOSS, schrapt het artikel evenwel de mogelijkheid om vrijwillig uit de regeling te stappen, omdat het gebruik van het IOSS voor die bedrijven verplicht wordt.

Het nieuwe lid 2 bis in artikel 58 bevat verdere verduidelijkingen van de voorwaarden voor uitsluiting in het kader van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen.

In het nieuwe artikel 58 bis bis is bepaald dat gelijkgestelde leveranciers niet van het IOSS kunnen worden uitgesloten, aangezien deze regeling voor hen verplicht is.

In artikel 58 bis worden verwijzingen naar de nieuwe bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen toegevoegd voor de situaties waarin wordt aangenomen dat de belastbare activiteiten zijn beëindigd.

De toevoegingen aan artikel 58 ter hebben betrekking op de gevolgen van voortdurende niet-naleving van de IOSS-voorschriften voor verplichte gebruikers van die regeling.

De toevoegingen aan artikel 58 quater hebben betrekking op de nieuwe bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen en houden in dat een belastingplichtige, als hij van deze regeling wordt uitgesloten, zijn desbetreffende btw-verplichtingen rechtstreeks moet nakomen in de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd.

De toevoegingen aan artikel 59 en artikel 59 bis, lid 2, bevatten specifieke regels met betrekking tot de btw-aangifte (frequentie en inhoud) voor de regeling voor overbrengingen van eigen goederen.

De toevoegingen aan artikel 60 bis, dat betrekking heeft op elektronische herinneringen, aan artikel 61, dat betrekking heeft op wijzigingen in de cijfers van de btw-aangifte, en aan artikel 61 bis, dat betrekking heeft op de indiening van de laatste btw-aangifte en de laatste btw-betaling, betreffen een verwijzing naar de lidstaat waarnaar de goederen zijn verzonden of vervoerd, hetgeen noodzakelijk is omdat er bij de regeling voor overbrengingen van eigen goederen geen sprake is van een lidstaat van verbruik maar wel van een lidstaat van aankomst van de goederen.

De toevoegingen aan artikel 63 quater, lid 3, vereisen dat het btw-tarief en het btw-bedrag in voorkomend geval worden vermeld, aangezien volgens de nieuwe regel ook prestaties met een nultarief en van btw vrijgestelde prestaties moeten worden opgegeven. Andere extra gegevens die gelijkgestelde leveranciers/dienstverleners in het kader van de Unie- en niet-Unieregeling moeten bijhouden, betreffen gedetailleerde informatie over de leveranciers/dienstverleners die hun platform gebruiken om goederen te leveren en diensten te verlenen; het betreft zowel informatie die zij moéten bijhouden, als andere informatie die zij alleen hoeven bij te houden indien deze beschikbaar is. Ten slotte worden er boekhoudkundige verplichtingen ingevoerd voor belastingplichtigen die gebruikmaken van de regeling voor overbrengingen van eigen goederen.