Toelichting bij COM(2022)703 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft de voor het digitale tijdperk noodzakelijke regelingen voor administratieve samenwerking op het gebied van de btw

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk, samen met een voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft btw-regels voor het digitale tijdperk 1 , en het voorstel voor een uitvoeringsverordening van de Raad tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft de informatievereisten voor bepaalde btw-regelingen 2 . In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG 3 wordt de context van het volledige initiatief uitvoerig beschreven.

Onderhavige toelichting beschrijft de wijzigingen die in Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de btw moeten worden aangebracht naar aanleiding van de wijzigingen in de btw-richtlijn.

Het voorstel tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad vormt een belangrijk onderdeel van het pakket. Met het pakket inzake btw in het digitale tijdperk wordt de btw-rapportage van grensoverschrijdende transacties op de eengemaakte markt gemoderniseerd, teneinde met behulp van beproefde technologie de btw-fraude aan te pakken. De huidige werkwijze waarbij geaggregeerde gegevens via lijsten 4 worden verzameld en gegevens via het systeem voor de uitwisseling van btw-informatie (VIES) worden uitgewisseld, dateert van de invoering van de eengemaakte markt in 1993. Gelet op het aantal grensoverschrijdende transacties en de omvang van de btw-fraude is zij echter niet meer bij de tijd. Met de wijziging van de btw-richtlijn worden de lijsten vervangen door nieuwe rapportageverplichtingen op transactiebasis. Als aanvulling hierop voorziet de gewijzigde verordening in de nodige praktische regels voor de uitwisseling van deze nieuw verzamelde gegevens tussen de lidstaten, de vereiste IT-infrastructuur en de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens die van toepassing zullen zijn op de nieuwe uitwisselingen. Een en ander moet ervoor zorgen dat de nieuwe regels vlot toepassing vinden en dat de nieuwe maatregelen de btw-fraude kunnen verminderen.

Aanknopend bij de structuur van het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk omvat het pakket de onderdelen die hieronder worden beschreven.

1.

Het pakket heeft drie belangrijke doelstellingen:


de btw-rapportageverplichtingen 5 moderniseren door de invoering van digitale rapportagevereisten, waardoor de gegevens die belastingplichtigen over elke transactie in een elektronisch formaat aan de belastingautoriteiten moeten verstrekken, worden gestandaardiseerd. Tegelijkertijd zal het gebruik van e-facturering voor grensoverschrijdende transacties verplicht worden;

de uitdagingen van de platformeconomie 6 aanpakken door de btw-regels die op de platformeconomie van toepassing zijn, te actualiseren om een oplossing te bieden voor het probleem van de ongelijke behandeling, door de regels inzake de plaats van dienst die op deze transacties van toepassing zijn, te verduidelijken en door platforms een grotere rol te geven bij de inning van de btw wanneer zij de kortetermijnverhuur van accommodatie of personenvervoersdiensten faciliteren; en

vermijden dat bedrijven zich in de EU meermaals voor de btw moeten registreren en ervoor zorgen dat het instrument dat is geïmplementeerd voor de aangifte en de betaling van de btw die verschuldigd is over afstandsverkopen van goederen 7 , beter functioneert door te voorzien in één btw-registratie (Single VAT Registration, kortweg SVR). Dit komt neer op een verbetering en uitbreiding van het bestaande éénloketsysteem (OSS) en éénloketsysteem voor invoer (IOSS) en van de verleggingsregeling, teneinde de gevallen waarin een belastingplichtige zich in een andere lidstaat moet registreren, zoveel mogelijk te beperken.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG 8 wordt de verenigbaarheid van het volledige pakket uitvoerig beschreven.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wordt de verenigbaarheid van het volledige pakket uitvoerig beschreven.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Deze verordening wijzigt Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad op basis van artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Krachtens dit artikel stelt de Raad, na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité met eenparigheid van stemmen, volgens een bijzondere wetgevingsprocedure, de bepalingen vast die betrekking hebben op de harmonisatie van de regels van de lidstaten op het gebied van de indirecte belastingen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor het beheer, de inning en de controle van de btw. Bij btw-fraude is er echter vaak sprake van grensoverschrijdende transacties binnen de eengemaakte markt of zijn er bedrijven betrokken die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan de lidstaat waar de btw is verschuldigd. Btw-fraude ondergraaft de werking van de eengemaakte markt en leidt tot grote inkomstenderving voor de EU-begroting.

De EU-samenwerkingsinstrumenten die de uitwisseling van inlichtingen tussen belastingdiensten mogelijk maken, zijn onontbeerlijk om grensoverschrijdende transacties goed te controleren en btw-fraude te bestrijden.

Dit initiatief is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel, aangezien de doelstellingen ervan niet door de lidstaten zelf kunnen worden verwezenlijkt. Het is dus zaak dat de Commissie, die de goede werking van de eengemaakte markt moet garanderen en het algemeen belang van de Europese Unie moet bevorderen, verbetermaatregelen voorstelt.

Deze maatregelen kunnen niet uitsluitend op het niveau van de lidstaten of via niet-wetgevende instrumenten worden genomen. Een optreden op EU-niveau met betrekking tot de instrumenten voor administratieve samenwerking zou een meerwaarde bieden die groter is dan wat op nationaal niveau kan worden bereikt, en vereist wijzigingen van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde.

Evenredigheid

Het voorstel is grotendeels gebaseerd op het huidige rechtskader voor administratieve samenwerking op het gebied van de btw en voegt alleen elementen toe waar het kader moet worden versterkt. Alle voorgestelde maatregelen zijn opgetuigd om te voldoen aan de nieuwe digitale rapportagevereisten en de behoeften van de lidstaten. De nieuwe bepalingen zouden positief moeten uitwerken op de strijd tegen btw-fraude, zonder merkelijke extra kosten te veroorzaken voor bedrijven en overheden, behalve voor bepaalde IT-ontwikkelingen voor de belastingdiensten. Zelfs in die gevallen zouden de ontwikkelingskosten beperkt blijven.

Er zal een centraal elektronisch systeem voor btw-informatie (“het centrale VIES”) worden opgezet. Langs die weg zullen de lidstaten btw-informatie kunnen doorgeven die zij op nationaal niveau opslaan, wat bijdraagt tot een doeltreffende bestrijding van btw-fraude. Het centrale VIES zal informatie over grensoverschrijdende b2b-transacties die door de lidstaten wordt doorgegeven, per belastingplichtige kunnen aggregeren. Het zal ook de mogelijkheid bieden om de gerapporteerde intracommunautaire leveringen te vergelijken met de gegevens die zijn doorgegeven over intracommunautaire verwervingen. Daarnaast zal de door de lidstaten doorgegeven informatie kunnen worden verwerkt met andere btw-inlichtingen die op grond van Verordening (EU) nr. 904/2010 worden uitgewisseld, zoals douane- of betalingsgegevens; deze informatie zal slechts worden bewaard gedurende de periode die de belastingautoriteiten nodig hebben om btw-controles uit te voeren.

De informatie zal gedurende vijf jaar in het centrale VIES worden bewaard, zodat de lidstaten over een redelijke termijn beschikken om btw-controles uit te voeren. Daarna zullen de gegevens definitief worden gewist.

Het centrale VIES wordt alleen toegankelijk voor door de lidstaten gemachtigde ambtenaren, met het oog op de controle op de juiste toepassing van de btw-wetgeving en de bestrijding van btw-fraude. Het centrale VIES zal een passend beveiligingsniveau voor de informatieopslag bieden in overeenstemming met de regels voor de verwerking van persoonsgegevens door de EU-instellingen.

De inlichtingenuitwisseling tussen de nationale belastingautoriteiten en het centrale VIES zal via een beveiligd gemeenschappelijk communicatienetwerk lopen. Dit netwerk ondersteunt momenteel de inlichtingenuitwisseling tussen belasting- en douaneautoriteiten en heeft alle nodige beveiligingsfunctionaliteiten (waaronder versleuteling van informatie).

De waarborgen die in Verordening (EU) nr. 904/2010 en het Europees kader op het gebied van gegevensbescherming zijn vastgelegd, blijven in dit voorstel derhalve onverlet. Het algemene doel dat met de uitwisseling en analyse van deze voor de btw relevante informatie wordt beoogd, blijft het waarborgen van de juiste toepassing van de btw-wetgeving en het bestrijden van btw-fraude. De strijd tegen btw-fraude is een belangrijke doelstelling van algemeen belang van de EU en de lidstaten, zoals aangegeven in artikel 23, lid 1, punt e), van de algemene verordening gegevensbescherming en in artikel 20, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2018/1725. Om die belangrijke doelstelling te ondersteunen en de belastingautoriteiten te helpen haar doeltreffender te realiseren, zullen de beperkingen van artikel 55, lid 5, van Verordening (EU) nr. 904/2010 van toepassing zijn op het centrale VIES.

De nieuwe bepalingen gaan niet verder dan wat strikt noodzakelijk is om de doeltreffendheid van de instrumenten voor administratieve samenwerking bij de controle van grensoverschrijdende transacties en de strijd tegen btw-fraude te versterken in het licht van de voorgestelde digitale rapportagevereisten en andere wijzigingen die met het pakket inzake de btw in het digitale tijdperk zijn ingevoerd.

Keuze van het instrument

Er is een verordening van de Raad nodig om de huidige Verordening (EU) nr. 904/2010 te wijzigen.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2017 is onderzocht hoe gebruik wordt gemaakt van het bestaande EU-kader voor administratieve samenwerking en bestrijding van btw-fraude dat met Verordening (EU) nr. 904/2010 is opgezet 9 . De lidstaten zijn over het algemeen positief over het juridische en praktische kader dat met Verordening (EU) nr. 904/2010 tot stand is gebracht.

Het rechtskader voor administratieve samenwerking moet worden gewijzigd naar aanleiding van de wijzigingen van de rapportagevereisten voor grensoverschrijdende transacties in de btw-richtlijn. Met de invoering van nieuwe digitale rapportagevereisten worden de omvang en de frequentie van de inlichtingenuitwisselingen tussen de lidstaten aanzienlijk verhoogd. Daarom wordt in hoofdstuk V een nieuw onderdeel in de verordening opgenomen: Opslag en uitwisseling van specifieke inlichtingen, dat deze uitwisselingen zal regelen via een nieuw elektronisch systeem, dat het centrale VIES wordt genoemd.

Raadpleging van belanghebbenden

In de toelichting bij het voorstel tot wijziging van de btw-richtlijn is de raadpleging van belanghebbenden uitvoerig beschreven.

Er zijn twee Fiscalis-workshops georganiseerd om feedback van de lidstaten te verzamelen over de aanpassing van het kader voor administratieve samenwerking op btw-gebied ter ondersteuning van de nieuwe digitale rapportagevereisten. Op de eerste workshop in november 2021 zijn de standpunten van btw-fraudebestrijdingsdeskundigen en Eurofisc-verbindingsambtenaren verzameld. De tweede workshop in april 2022 was gericht op de leidinggevenden van de bevoegde verbindingsbureaus van de lidstaten. In beide gevallen onderstreepten de nationale vertegenwoordigers het belang van de nieuwe digitale rapportagevereisten, wanneer deze vergezeld gaan van een passend systeem voor de uitwisseling van btw-informatie. Er bleek duidelijk behoefte te zijn aan automatische kruiscontroles van DRR-gegevens, bv. van gegevens over leveringen met gegevens over verwervingen. Er heerste ook brede consensus over het feit dat een uniforme uitvoering van de kruiscontroles en interpretatie van de resultaten het best zou worden gewaarborgd door een centraal systeem dat de gezamenlijke verwerking en analyse van gegevens vergemakkelijkt.

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG is het bijeenbrengen en benutten van deskundigheid uitvoerig beschreven voor het volledige pakket.

Effectbeoordeling

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG is een effectbeoordeling opgenomen voor het volledige pakket.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel maakt deel uit van het wetgevingspakket dat betrekking heeft op het initiatief inzake btw in het digitale tijdperk. In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG is een uitvoerige beschrijving opgenomen van de resultaatgerichtheid en vereenvoudiging.

Grondrechten

Dit voorstel zal naar verwachting leiden tot de uitwisseling en gezamenlijke verwerking van btw-inlichtingen, waaronder mogelijkerwijs ook persoonsgegevens. De gegevens die in het kader van de nieuwe digitale rapportagevereisten worden verzameld en vervolgens via het centrale VIES-systeem worden uitgewisseld, zouden echter beperkt blijven tot intracommunautaire transacties tussen ondernemingen (b2b) en geen transacties tussen ondernemingen en consumenten (b2c) omvatten. Ook het beginsel van minimale gegevensverwerking is toegepast. De verzamelde en vervolgens uitgewisselde gegevens hebben met andere woorden slechts betrekking op een deel van de factuurgegevens. Deze minimale gegevensset die nodig is voor het toezicht op de juiste toepassing van de btw en voor de bestrijding van btw-fraude, is nader omschreven in de wijziging van artikel 264 in het begeleidende voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG. De bescherming van persoonsgegevens en de naleving van de Verordeningen (EU) 2016/679 10 en (EU) 2018/1725 blijven echter van prioritair belang, ook al is de te verwerken informatie beperkt. Daarom zijn in het voorstel de volgende bepalingen opgenomen:

·De gegevens in het centrale VIES zullen slechts gedurende vijf jaar worden bewaard, wat de minimale periode is die de nationale belastingautoriteiten die belast zijn met de handhaving van de btw-verplichtingen, nodig hebben voor analyse en onderzoek (gegevensopslag).

·De gegevens in het centrale VIES zullen worden beschermd overeenkomstig artikel 55, lid 1, van Verordening (EU) nr. 904/2010.

·De gegevens in het centrale VIES zullen worden gebruikt voor welomschreven en beperkte doeleinden, met name om de btw-heffing correct te bepalen, toe te zien op de juiste toepassing van de btw, en btw-fraude te bestrijden, zoals bepaald in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 904/2010. De gegevens zullen met name worden gebruikt om risicobeoordelingen uit te voeren om potentiële fraudeurs vroegtijdig op te sporen en frauduleuze netwerken die zijn opgezet om misbruik te maken van het btw-stelsel, op te rollen.

·De toegang tot de gegevens in het centrale VIES zal beperkt zijn tot daartoe gemachtigde ambtenaren van de lidstaten, met inachtneming van het “need-to-know”-beginsel.

·Het centrale VIES zal worden gehost, onderhouden en technisch beheerd door de Commissie, die over de operationele capaciteit en ervaring beschikt om te garanderen dat technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen voor de bescherming van persoonsgegevens worden genomen. De taken van de Commissie met betrekking tot het technische beheer van het centrale VIES zullen bij uitvoeringshandeling worden vastgesteld.

·De rollen en verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie in hun hoedanigheid als verwerkingsverantwoordelijke en verwerker krachtens Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 zullen bij uitvoeringshandeling worden vastgesteld.

Tot slot zijn deze maatregelen onderworpen aan artikel 8 van het Handvest van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In de toelichting bij het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG worden de gevolgen voor de begroting uitvoerig beschreven.

Het voorstel zal beperkte kosten voor de nationale overheden en de EU-begroting met zich meebrengen om het uitgebreide systeem voor de uitwisseling van btw-informatie (VIES) op te zetten.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het Permanent Comité inzake administratieve samenwerking (SCAC), dat bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad is opgericht, zal zich buigen over alle mogelijke aangelegenheden in verband met de administratieve samenwerking tussen de lidstaten, die voortvloeien uit de nieuwe regels voor de belastingheffing van het handelsverkeer binnen de EU. In het SCAC zal met name, samen met de lidstaten, een uitvoeringsplanning voor de noodzakelijke IT-wijzigingen 11 worden opgesteld, zodra de Raad de gewijzigde verordening heeft aangenomen.


Overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EU) nr. 904/2010 wordt de toepassing van de verordening om de vijf jaar herzien. Overeenkomstig artikel 49 moeten de lidstaten de Commissie voorts alle beschikbare inlichtingen in verband met de toepassing van de verordening verstrekken (onder meer jaarlijkse statistieken over het gebruik van de samenwerkingsinstrumenten), zodat kan worden geëvalueerd hoe goed de administratieve samenwerking in de strijd tegen belastingontduiking en -ontwijking functioneert.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

N.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

1. Invoering van een centraal systeem voor de uitwisseling van btw-informatie

Een eerste reeks wijzigingen in het voorstel betreft de ontwikkeling van een nieuw centraal systeem voor de uitwisseling van btw-informatie tussen de belastingdiensten van de lidstaten op EU-niveau, dat is aangepast aan de specifieke structuur van de digitale rapportagevereisten. Aan hoofdstuk V van Verordening (EU) nr. 904/2010 wordt afdeling 3 toegevoegd om met de artikelen 24 octies tot en met 24 quaterdecies het centrale VIES in te voeren, en wel als volgt:

·Artikel 24 octies creëert het centrale VIES-systeem: het belast de Commissie met de ontwikkeling, het onderhoud, de hosting en het technische beheer ervan, terwijl elke lidstaat de taak krijgt om een nationaal elektronisch systeem te ontwikkelen, te onderhouden, te hosten en technisch te beheren om verschillende inlichtingencategorieën automatisch naar het centrale VIES door te zenden. De informatie die via de DRR’s wordt verzameld, wordt het belangrijkste deel van de informatie die via het centrale VIES wordt uitgewisseld. De andere gegevens hebben tot doel de identiteit van de belastingplichtigen vast te stellen. Ten slotte wordt uitdrukkelijk vermeld dat de lidstaten de inlichtingen die zij automatisch naar het centrale VIES moeten doorzenden, kunnen opslaan in het nationale elektronische systeem dat zij voor het doorzenden van die inlichtingen gebruiken, met het oog op het hergebruik ervan in het kader van nationale controles.

·Artikel 24 nonies heeft betrekking op de kwaliteit en beschikbaarheid van gegevens. Inlichtingenuitwisseling is slechts zinvol als de gegevens van voldoende kwaliteit zijn. Daarom moeten de lidstaten alle nodige updates uitvoeren en maatregelen treffen om te waarborgen dat de centrale VIES-gegevens actueel blijven en volledig en accuraat zijn. Om de informatie actueel te houden, moet nieuwe of bijgewerkte informatie onverwijld in het systeem worden ingevoerd. Deze onmiddellijke bijwerking van de informatie is met name van belang voor identificatiegegevens, die onlosmakelijk verbonden zijn met de controle van de geldigheid van btw-nummers. Wat de krachtens de DRR’s verzamelde meldingen van intracommunautaire transacties betreft, is één dag na de ontvangst ervan door de belastingdienst een aanvaardbare termijn voor de invoering in het centrale VIES. De kruiscontrole van door een leverancier/dienstverlener en zijn afnemer gerapporteerde informatie kan pas plaatsvinden nadat de informatie door beide partijen is gemeld en nadat elke autoriteit deze naar het centrale VIES heeft doorgezonden. Dit betekent dat de aanvaardbare termijn voor elke stap tot een paar dagen beperkt moet blijven, zodat op voldoende frequente basis analyses kunnen worden verricht. De informatie blijft gedurende vijf jaar na het einde van het jaar waarin de informatie aan het centrale VIES is doorgegeven, beschikbaar in het centrale VIES.

·In artikel 24 decies is bepaald wanneer een btw-identificatienummer in het centrale VIES als ongeldig wordt getoond als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Deze bepaling treedt in werking wanneer voor btw-doeleinden geïdentificeerde personen hun economische activiteit hebben gestaakt, valse gegevens hebben opgegeven om een btw-identificatienummer te krijgen, of geen wijzigingen van hun gegevens hebben meegedeeld die ertoe zouden hebben geleid dat de belastingdienst, indien hij hiervan op de hoogte was geweest, het btw-identificatienummer zou hebben geweigerd of ingetrokken. Deze bepaling is van bijzonder groot belang voor de doelstelling om btw-fraude doeltreffend te bestrijden. Er zij op gewezen dat deze bepaling slechts inhoudt dat in een aantal gevallen wordt aangegeven dat het btw-identificatienummer ongeldig is. De lidstaten wordt niet voorgeschreven wanneer zij het btw-identificatienummer moeten intrekken.

·Artikel 24 undecies beschrijft de functionaliteiten die het centrale VIES moet bieden met betrekking tot de informatie die ernaar wordt doorgezonden: het moet de ontvangen informatie kunnen opslaan, vergelijken, aggregeren en verwerken. Voorts moet het de (ontvangen, vergeleken, geaggregeerde en verwerkte) informatie toegankelijk kunnen maken voor gemachtigde gebruikers en systemen. Het centrale VIES moet ook in staat zijn om informatie met alle andere inlichtingen die uit hoofde van Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad worden verstrekt of verzameld, voor controledoeleinden en voor de bestrijding van btw-fraude te verwerken. Een voorbeeld bij uitstek daarvan is het opschonen en verrijken van gegevens door deze te verwerken samen met gegevens van andere systemen, zoals die van het Surveillancesysteem, dat informatie bevat over van btw vrijgestelde invoer op basis van de douaneregelingen 42/63. Deze functionaliteit is noodzakelijk om synergieën tot stand te brengen tussen verschillende informatiesystemen die voor de btw relevante informatie bevatten, en om het effect van investeringen in dergelijke systemen te maximaliseren.

·Artikel 24 duodecies beschrijft welke ambtenaren en systemen geautomatiseerde toegang krijgen tot het centrale VIES. Daartoe behoren de ambtenaren van de lidstaten die nagaan of aan de voorwaarden voor de invoer van goederen met vrijstelling van btw is voldaan, Eurofisc-verbindingsambtenaren en alle andere ambtenaren die uitdrukkelijk door de bevoegde autoriteit van hun lidstaat zijn gemachtigd. Ten slotte wordt de verzamelde en verwerkte informatie ook toegankelijk voor de nationale elektronische systemen die de informatie naar het centrale VIES doorzenden. Deze bepaling creëert de mogelijkheid van een beveiligd communicatiekanaal tussen machines, dat automatisering vergemakkelijkt en menselijke interventie overbodig maakt.

·Artikel 24 terdecies heeft betrekking op de kosten voor de ontwikkeling en het onderhoud van het centrale VIES. in dit artikel is bepaald dat de kosten voor de oprichting, de exploitatie en het onderhoud van het centrale VIES ten laste komen van de algemene begroting van de Unie. Deze kosten omvatten onder andere de kosten voor de beveiligde verbinding tussen het centrale VIES en de in artikel 24 octies, lid 2, bedoelde nationale elektronische systemen, alsmede de kosten van de diensten die nodig zijn om de in artikel 24 undecies opgesomde functionaliteiten te implementeren. Anderzijds draagt elke lidstaat de kosten van en is hij verantwoordelijk voor alle noodzakelijke ontwikkelingen in zijn nationale elektronische systemen om de uitwisseling van inlichtingen via het CCN-netwerk of een ander soortgelijk netwerk mogelijk te maken.

·Artikel 24 quaterdecies, ten slotte, betreft de beveiligings- en nalevingsvereisten met betrekking tot het centrale VIES-systeem. In de eerste alinea is bepaald dat de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om de naleving van artikel 55 van deze verordening te waarborgen. Artikel 55 bevat verplichtingen met betrekking tot de officiële geheimhouding, de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van de in het kader van de verordening opgeslagen, verwerkte of uitgewisselde informatie. De tweede alinea machtigt de Commissie om bij uitvoeringshandeling de taken van de Commissie voor het technische beheer van het centrale VIES vast te stellen, alsook de rollen en verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie met betrekking tot de functies van verwerkingsverantwoordelijke en verwerker krachtens Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad.

2. Uitfasering van het bestaande oude systeem voor de uitwisseling van btw-informatie

Een tweede reeks wijzigingen in het voorstel betreft de uitfasering van het oude VIES. Het bestaande VIES-systeem, dat onder hoofdstuk V, afdeling 1, valt, moet nog gedurende twee jaar na de invoering van het centrale VIES-systeem worden gehandhaafd ter vergemakkelijking van de controles van transacties die, vóór de invoering van de digitale rapportagevereisten, via de lijsten zijn gerapporteerd. Dankzij het oude VIES zullen inlichtingen die volgens de oude rapportagevereisten voor deze periode zijn verstrekt, automatisch kunnen worden uitgewisseld. Na de uitfasering van het oude VIES zullen de lidstaten nog altijd inlichtingen, spontaan of op verzoek, kunnen uitwisselen via niet-geautomatiseerde instrumenten voor administratieve samenwerking. Het bestaande VIES zal als volgt worden uitgefaseerd:

·In de artikelen 17, 20, 21, 22 en 23 worden de verwijzingen naar het oude VIES geschrapt.

·Artikel 31, dat betrekking heeft op de informatieverstrekking aan belastingplichtigen wat betreft de geldigheid van btw-identificatienummers en de aan een nummer verbonden naam en adres van andere personen die bij intracommunautaire transacties betrokken zijn, wordt gewijzigd. In het gewijzigde artikel zal worden verwezen naar de informatie die in het centrale VIES wordt bijgehouden.

3. Andere wijzigingen

Met een derde reeks wijzigingen worden de nodige aanpassingen aangebracht voor de inlichtingenuitwisseling in verband met de nieuwe bijzondere regeling voor overbrengingen van eigen goederen, die bij Richtlijn 2006/112/EG is ingevoerd.

Op grond van artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG moeten platformexploitanten een boekhouding bijhouden van goederen en diensten die bedrijven aan consumenten (b2c) via hun platform leveren. Om de toepassing van de fictie van de gelijkgestelde dienstverlener die voor de kortetermijnverhuur van accommodatie en personenvervoersdiensten wordt ingevoerd, te vergemakkelijken, wordt deze boekhoudkundige verplichting uitgebreid tot b2b-prestaties. Er moet een standaardformaat worden vastgesteld om deze informatie door te zenden.