Toelichting bij COM(2022)653 - Standpunt EU in het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling met Japan mbt een lijst van deskundigen en het reglement van orde voor een onderzoekspanel ikv art. 16

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling dat is opgericht krachtens artikel 22.3 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap, in verband met de voorgenomen vaststelling van

a) de lijst van personen die bereid en in staat zijn als deskundigen op te treden voor het panel dat wordt ingesteld om de kwestie betreffende de interpretatie of toepassing van de betrokken artikelen van hoofdstuk 16 (Handel en duurzame ontwikkeling) van de EPO EU‑Japan te onderzoeken, en

b) het reglement van orde van het deskundigenpanel.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap (“de overeenkomst”) heeft tot doel de handel en de investeringen tussen de partijen te liberaliseren en te vergemakkelijken, nauwere economische banden tussen de partijen te bevorderen alsmede de ontwikkeling van de internationale handel te bevorderen op een wijze die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling.

De overeenkomst is op 20 december 2018 door de Raad van de Europese Unie gesloten nadat zij op 12 december 2018 door het Europees Parlement was geratificeerd. De overeenkomst is op 1 februari 2019 in werking getreden.

2.2.Het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling

Artikel 22.3, lid 1, van de overeenkomst voorziet in de oprichting van gespecialiseerde comités, waaronder het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling, die bestaan uit vertegenwoordigers van beide partijen. Alle besluiten en aanbevelingen van de gespecialiseerde comités worden bij consensus vastgesteld, tijdens een vergadering dan wel schriftelijk (artikel 22.3, lid 3, punt f)).

2.3.De beoogde handelingen van het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling

Overeenkomstig artikel 16.18, lid 4, punt d), stelt het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling een lijst op van ten minste tien personen die bereid en in staat zijn om als deskundigen op te treden voor het panel dat wordt ingesteld om de kwestie betreffende de interpretatie of toepassing van de betrokken artikelen van hoofdstuk 16 (Handel en duurzame ontwikkeling) van de EPO EU‑Japan te onderzoeken.

Die lijst bestaat uit drie sublijsten: een sublijst voor elke partij en een sublijst van personen die geen onderdaan van een van de partijen zijn en die als voorzitter van het panel fungeren.

De partijen hebben een ontwerplijst opgesteld van twaalf personen die bereid en in staat zijn om als deskundigen op te treden.

De lijst voldoet aan de voorschriften van artikel 16.18, lid 4, punt d), van de overeenkomst, waarin wordt bepaald dat elke sublijst ten minste drie personen bevat. De sublijst voor de EU bevat vier personen, de sublijst voor Japan bevat vier personen en de sublijst van gezamenlijk overeengekomen voorzitters bevat vier personen.

Voorts stelt het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling overeenkomstig artikel 16.18, lid 2, het reglement van orde van het deskundigenpanel vast.

De partijen hebben een ontwerp van reglement van orde opgesteld.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het namens de Unie in te nemen standpunt strekt tot goedkeuring van de lijst van deskundigen en het reglement van orde. Het standpunt moet worden gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap.

De door het Comité voor handel en duurzame ontwikkeling vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig de artikelen 16.8 en 22.3 van de overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.