Toelichting bij COM(2022)651 - Standpunt EU in het Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie inzake de regelingen voor de handel in elektriciteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie (hierna het “Gespecialiseerd Comité”), opgericht bij de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (de “handels- en samenwerkingsovereenkomst”) in verband met de voorgenomen vaststelling van een aanbeveling aan elke partij betreffende hun verzoeken aan transmissiesysteembeheerders (de “TSB’s”) inzake elektriciteit met het oog op de voorbereiding van technische procedures voor het efficiënte gebruik van elektriciteitsinterconnectoren.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk

De handels- en samenwerkingsovereenkomst heeft tot doel om samenwerking tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk tot stand te brengen, onder meer op het gebied van energie. De energietitel (titel VIII) van rubriek een van deel twee (Handel, vervoer, visserij en andere regelingen) omvat verbintenissen inzake de handel via de elektriciteitsinterconnectoren. Met name de energietitel van en bijlage 29 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst bevatten bepalingen die gericht zijn op de ontwikkeling van een nieuwe procedure voor de toewijzing van capaciteit op elektriciteitsinterconnectoren voor het tijdsbestek van de day-aheadmarkt. Deze nieuwe procedure moet zijn gebaseerd op het model van de “losse koppeling van volumes in meerdere regio’s” binnen een bepaald tijdsbestek. Bovendien verbindt de handels- en samenwerkingsovereenkomst elke partij ertoe ervoor te zorgen dat de maximale capaciteit van de elektriciteitsinterconnectoren beschikbaar wordt gesteld, met inachtneming van de noodzaak om te zorgen voor een veilige exploitatie van het systeem en een zo efficiënt mogelijk gebruik van de systemen.

De voorschriften van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zijn sinds 1 januari 2021 van kracht.

2.2.Het Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie

Het bij artikel 8, lid 1, punt l), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst ingestelde Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie (het “comité”) behandelt aangelegenheden die onder de energietitel (titel VIII) 1 van rubriek een van deel twee (Handel, vervoer, visserij en andere regelingen) vallen.

Krachtens artikel 8, lid 4, punten a) en c), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst heeft het comité de bevoegdheid om toe te zien op de uitvoering en te zorgen voor de goede werking van de handels- en samenwerkingsovereenkomst op het gebied waarop het bevoegd is. Het comité heeft de bevoegdheid om besluiten, inclusief wijzigingen, en aanbevelingen vast te stellen ten aanzien van alle aangelegenheden waarin de handels- en samenwerkingsovereenkomst voorziet of waarvoor de Partnerschapsraad zijn bevoegdheden krachtens artikel 7, lid 4, punt f), van de handels- en samenwerkingsovereenkomst aan dat comité heeft gedelegeerd. Deze bevoegdheid wordt nader gespecificeerd in de energietitel van rubriek een van deel twee van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, waarin wordt bepaald dat dit specifieke Gespecialiseerd Comité onder meer tot taak heeft aanbevelingen te doen, onder meer over aangelegenheden zoals handelsregelingen voor een efficiënt gebruik van interconnectoren overeenkomstig de artikelen 311 tot en met 313 en artikel 317 van en bijlage 29 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 8, lid 7, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst bepaalt dat Gespecialiseerde Comités (inclusief het Gespecialiseerd Comité voor energie) gezamenlijk worden voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Unie en een vertegenwoordiger van het Verenigd Koninkrijk. Overeenkomstig artikel 10, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst worden de besluiten en aanbevelingen van een comité in onderlinge overeenstemming tussen de partijen genomen.

2.3.De beoogde handeling van het comité

Het comité beoogt een aanbeveling aan de partijen vast te stellen betreffende de ontwikkeling van de regeling voor de handel in elektriciteit, zoals voorzien in de handels- en samenwerkingsovereenkomst (“de beoogde handeling”).

De aanbeveling van het comité richt zich tot de partijen en omvat twee specifieke kwesties. Ten eerste bevestigt het comité in zijn aanbeveling aan de partijen de voorlopige aanbeveling die het directoraat-generaal Energie en het Britse ministerie van Bedrijven, Energie en Industriële Strategie op 22 januari 2021 aan de TSB’s voor elektriciteit van de EU en het VK hebben gedaan. In die voorlopige aanbeveling, die is gedaan voordat het comité met zijn werkzaamheden begon, heeft het comité de TSB’s verzocht een begin te maken met de voorbereiding van technische procedures voor een efficiënt gebruik van de elektriciteitsinterconnectoren. Ten tweede erkent de aanbeveling weliswaar de reeds door de TSB’s verrichte werkzaamheden, maar bevat zij een verzoek om aanvullende informatie van de TSB’s. Deze aanvullende informatie zal het comité helpen bij het vervullen van zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 312, lid 1, en artikel 317, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, met name bij het nemen van een besluit over de wijze waarop de regelingen voor de handel in elektriciteit het best kunnen worden ontwikkeld.

Het comité moet de beoogde handeling zo spoedig mogelijk vaststellen, hetzij tijdens zijn volgende vergadering, hetzij door middel van een schriftelijke procedure als beschreven in bijlage I bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst, indien dat eerder is.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1.1.Aanbeveling ter bevestiging van de voorlopige aanbeveling van de partijen aan de TSB’s om te beginnen met de voorbereiding van technische procedures voor een efficiënt gebruik van de elektriciteitsinterconnectoren

Op 22 januari 2021 hebben het directoraat-generaal Energie van de Europese Commissie en het Britse ministerie van Bedrijven, Energie en Industriële Strategie een voorlopige aanbeveling gedaan aan hun respectieve TSB’s met het verzoek een begin te maken met de voorbereiding van technische procedures voor het efficiënte gebruik van elektriciteitsinterconnectoren. Deze aanbeveling werd verstrekt vlak nadat de Unie was begonnen met de voorlopige toepassing van de handels- en samenwerkingsovereenkomst en vooruitlopend op de aanvang van de werkzaamheden van het comité. Dankzij de voorlopige aanbeveling konden de TSB’s met name onmiddellijk beginnen met de voorbereiding van technische procedures voor een efficiënt gebruik van de elektriciteitsinterconnectoren in de day-aheadfase.

Deze voorlopige aanbeveling vormde ook de basis voor de werkzaamheden van de TSB’s met betrekking tot andere aspecten van het efficiënte gebruik van elektriciteitsinterconnectoren als bedoeld in artikel 311, lid 1, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, zoals capaciteitsberekening, congestiebeheer of verbetering van de efficiëntie van de handel via elektriciteitsinterconnectoren voor andere tijdsbestekken dan dat van de day-aheadmarkt, voor zover en wanneer nodig. De aanbeveling blijft derhalve nuttig als referentiepunt en leidraad voor de verdere werkzaamheden van de TSB’s, hoewel duidelijk prioriteit wordt gegeven aan de handel in elektriciteit op de day-aheadmarkt.

Aangezien het comité in de loop van 2021 met zijn werkzaamheden is begonnen, is het nu passend dat het de geldigheid van die voorlopige aanbeveling bevestigt en de TSB’s hun werkzaamheden kunnen voortzetten.

Daarom wordt voorgesteld om in het comité, namens de Unie, steun te geven aan de vaststelling door het comité, overeenkomstig artikel 311, leden 1 en 2, artikel 312, lid 1, en artikel 317, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst, van een aanbeveling aan elke partij houdende bevestiging van de voorlopige aanbeveling die de partijen op 22 januari 2021 aan de TSB’s hebben gedaan en die strekt tot het verzoek om een begin te maken met de voorbereiding van technische procedures voor het efficiënte gebruik van elektriciteitsinterconnectoren.

3.1.2.Aanbeveling aan de partijen strekkende tot een verzoek aan de TSB’s om aanvullende informatie over de kosten-batenanalyse en de ontwerpvoorstellen voor technische procedures

Overeenkomstig artikel 312, lid 1, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zal het comité bij voorrang de nodige stappen ondernemen om ervoor te zorgen dat de TSB’s voor elektriciteit regelingen ontwikkelen waarin de technische procedures voor capaciteitstoewijzing en congestiebeheer voor het tijdsbestek van de day-aheadmarkt worden vastgelegd binnen een specifiek tijdschema, zoals opgenomen in deel 2 van bijlage 29 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Krachtens artikel 317, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst kan het comité aanbevelen dat elke partij haar TSB’s verzoekt voorbereidingen te treffen voor de technische procedures voor het efficiënte gebruik van de elektriciteitsinterconnectoren.

Op basis van de voorlopige aanbeveling die op 22 januari 2021 door het directoraat-generaal Energie van de Europese Commissie en het Britse ministerie van Bedrijven, Energie en Industriële Strategie is gedaan, hebben de TSB’s van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk een kosten-batenanalyse uitgevoerd en ontwerpvoorstellen opgesteld als eerste stap in de ontwikkeling van de technische procedures voor de regelingen voor de handel in elektriciteit tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk.

In de analyse, die op 26 april 2021 aan de Commissie is voorgelegd, wordt geconcludeerd dat het in theorie mogelijk is om regelingen te ontwikkelen die voldoen aan de voorwaarden voor een losse koppeling van volumes in meerdere regio’s, als bedoeld in bijlage 29 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst (de zogenaamde oplossing met een “voorlopig orderboek” 2 ). De TSB’s van de Europese Unie en van het Verenigd Koninkrijk hebben echter ook geconcludeerd dat deze oplossing niet wenselijk is, omdat zij ernstige risico’s van marktmanipulatie en marktverstoringen met zich mee zou brengen. Het ACER heeft deze bezorgdheid duidelijk bevestigd in zijn advies, dat op 7 mei 2021 met de Commissie is gedeeld.

De TSB’s van de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk hebben een andere oplossing voor de ontwikkeling van de regelingen voor de handel in elektriciteit geanalyseerd, de zogenaamde oplossing met een “gemeenschappelijk orderboek” 3 . Dit zou echter een wijziging van Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie tot vaststelling van richtsnoeren voor capaciteitstoewijzing en congestiebeheer (de “CACM-verordening”) vereisen 4 . Deze voorgestelde oplossing is gebaseerd op de hypothese dat het huidige tijdsbestek van de procedurele stappen binnen de SDAC, zoals bepaald in de CACM-verordening, kan worden gewijzigd om de handelsparameters en -processen van het Verenigd Koninkrijk in aanmerking te nemen.

In de beoordeling van de TSB’s, gesteund door het advies van het ACER, zou de oplossing met een gemeenschappelijk orderboek, naast de ontwikkeling van technische procedures en wijzigingen in de CACM-verordening, ook een complexe aanvullende technische analyse van de haalbaarheid ervan vergen en gepaard gaan met een lange uitvoeringstermijn, die aanzienlijk langer is dan het oorspronkelijke tijdschema van bijlage 29 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst voor het testen en verifiëren van deze oplossing.

In het licht van deze bevindingen, die tijdens de vergadering van het comité van 30 maart 2022 zijn besproken, achten de Commissie en de Britse regering het noodzakelijk om de TSB’s te verzoeken deze resultaten verder en gedetailleerder te analyseren. De Commissie en de Britse regering zijn van mening dat de TSB’s een aantal aanvullende vragen moeten beantwoorden met betrekking tot elke onderzochte optie voordat het comité de partijen kan aanbevelen voor welke optie de technische procedures voor het tijdsbestek van de day-aheadmarkt moeten worden ontwikkeld. De Commissie en de Britse regering hebben ook opgemerkt dat het tijdschema als bedoeld in bijlage 29 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst niet is gehaald. Het comité dient niettemin zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 312, lid 1, en artikel 317, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst na te komen.

Daarom wordt voorgesteld om in het comité, namens de Unie, steun te geven aan de vaststelling door het comité, overeenkomstig artikel 312, lid 1, en artikel 317, lid 2, van en bijlage 29 bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst, van een aanbeveling aan elke partij om haar respectieve TSB’s voor elektriciteit te verzoeken de aanvullende informatie te verstrekken, op basis van een vragenlijst die aan de aanbeveling zal worden gehecht, binnen vijf maanden na de datum van het verzoek van elke partij.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Volgens artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) “[stelt d]e Raad [...], op voorstel van de Commissie of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, een besluit vast tot schorsing van de toepassing van een overeenkomst en tot bepaling van de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”. (nadruk toegevoegd)

Onder het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” vallen ook instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 5 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


Het Gespecialiseerd Comité EU-VK voor energie is een orgaan dat is ingesteld bij de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk.

De door het comité vast te stellen handeling is een handeling die rechtsgevolgen kan hebben. De handeling draagt bij tot het vervullen van de verplichtingen die de partijen in artikel 312, lid 1, en artikel 317, lid 2, van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zijn overeengekomen. Aangezien de aanbeveling van het comité voorwaarden en kaders stelt voor de ontwikkeling van regelingen voor de handel in elektriciteit tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, kan zij een beslissende invloed hebben op de inhoud van of de wijze waarop het acquis van de Unie moet worden uitgevoerd, met name Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie tot vaststelling van richtsnoeren voor capaciteitstoewijzing en congestiebeheer 6 .

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de handels- en samenwerkingsovereenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er één kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke is vereist voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gebied van energie. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 194, lid 1, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 194, lid 1, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.