Toelichting bij COM(2022)632 - Toepassing van hogere visumleges ten aanzien van Gambia

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Krachtens artikel 25 bis, lid 2, van de Visumcode 1 dient de Commissie regelmatig, ten minste eens per jaar, de door een derde land verleende medewerking op het gebied van overname te beoordelen en verslag van haar beoordeling te doen aan de Raad.

Op basis van die beoordeling en rekening houdend met de stappen die de Commissie heeft ondernomen om het niveau van medewerking van het betrokken derde land op het gebied van overname te verbeteren, alsook met de algemene betrekkingen van de Unie met het betrokken derde land, concludeerde de Commissie dat Gambia onvoldoende medewerking verleende en dat derhalve maatregelen noodzakelijk waren. Daarom heeft de Commissie op 15 juli 2021 overeenkomstig artikel 25 bis, lid 5, punt a), van de Visumcode een voorstel aangenomen voor een uitvoeringsbesluit van de Raad tot opschorting van de toepassing van een aantal hieronder vermelde bepalingen van de Visumcode ten aanzien van onderdanen van Gambia. Op 7 oktober 2021 heeft de Raad Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 vastgesteld 2 .

In de Visumcode is bepaald dat wanneer de overeenkomstig een dergelijk uitvoeringsbesluit toegepaste maatregelen na een beoordeling door de Commissie als ondoeltreffend worden beschouwd, de Commissie overeenkomstig artikel 25 bis, lid 5, punt b), van de Visumcode een voorstel moet indienen voor de geleidelijke toepassing van een van de verhoogde visumleges van 120 EUR of 160 EUR. Deze visumleges zouden van toepassing zijn in plaats van de standaardvisumleges van 80 EUR.

• Gambia

Na de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad hebben de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid/vicevoorzitter de dialoog met de autoriteiten van Gambia voortgezet en deze verzocht de samenwerking op het gebied van overname onverwijld te verbeteren. De Commissie en de lidstaten hebben overleg gepleegd met vertegenwoordigers van de autoriteiten van Gambia, zowel op technisch als op politiek niveau. De EU heeft herhaaldelijk haar ernstige bezorgdheid geuit over het gebrek aan vooruitgang en de mogelijke gevolgen als er geen verbetering in de situatie wordt gebracht.

Samenwerken Gambia op het gebied van overname blijft lastig. De lidstaten worden in alle fasen van het overname- en terugkeerproces geconfronteerd met onregelmatige samenwerking. In het kader van permanente beoordelingen door de Commissie op basis van betrouwbare gegevens die zijn verstrekt door de lidstaten en door de instellingen, organen en instanties van de Unie dan wel tijdens besprekingen in de relevante werkgroepen van de Raad en vergaderingen van deskundigengroepen, alsook door instellingen, organen en instanties van de Unie, meldden de lidstaten onvoldoende samenwerking bij alle stappen van het overnameproces, ook bij de toepassing van de tussen de EU en Gambia overeengekomen goede praktijken inzake identificatie en terugkeerprocedure.

Voor het grootste deel van 2019 en 2020 en in de periode van maart 2021 tot maart 2022 heeft Gambia eenzijdig de mogelijkheid van de EU-lidstaten om de terugkeer van Gambiaanse irreguliere migranten uit te voeren via chartervluchten, opgeschort.

Er is nog geen substantiële en duurzame vooruitgang geboekt met het proces van overname en terugkeer, hoewel de Gambiaanse autoriteiten in 2022 zijn begonnen te werken aan overname. De samenwerking op het gebied van overname wordt belemmerd door het uitblijven van een reactie van de Gambiaanse autoriteiten op de identificatieverzoeken van de lidstaten, door trage en ondoeltreffende identificatiepraktijken (zoals de afwijzing van overnameverzoeken of het verzoeken om aanvullende interviews wanneer het bewijs van nationaliteit is overgelegd) en door de weigering om identificatie-interviews te houden. Er doen zich nog steeds problemen voor met betrekking tot de tijdige afgifte van reisdocumenten, zelfs voor bevestigde gevallen, wat weer gevolgen heeft voor de organisatie van terugkeeroperaties.

In maart 2022 heeft Gambia het unilaterale moratorium op chartervluchten opgeheven. De samenwerking op het gebied van terugkeeroperaties verloopt echter nog steeds moeizaam: de Gambiaanse autoriteiten hebben de landingsvergunningen voor de eerste terugkeeroperaties pas afgegeven na de overeengekomen termijn van één week voor de vlucht, wat leidde tot organisatorische problemen en annuleringen. Vervolgens hebben er slechts drie terugkeeroperaties plaatsgevonden, in juni, juli en september 2022. De terugkeeroperaties moeten worden voortgezet en de frequentie van de vluchten moet worden verhoogd.

Ondanks de vaststelling van de beperkende visummaatregelen bij het uitvoeringsbesluit van de Raad en de voortdurende inzet van de Commissie om de samenwerking met Gambia te verbeteren, is er nog geen aanzienlijke en duurzame vooruitgang geboekt met betrekking tot de indicatoren van artikel 25 bis, lid 2, van de Visumcode.


Op basis van het bovenstaande en gezien de algemene betrekkingen en de stappen die de Commissie tot dusver heeft ondernomen om de samenwerking te verbeteren, wordt geoordeeld dat Gambia de EU nog steeds onvoldoende medewerking verleent op het gebied van overname en er bijgevolg nadere maatregelen moeten worden getroffen.


• Het verslag over de vorderingen bij de door Gambia verleende medewerking van op het gebied van overname

In artikel 25 bis, lid 7, van de Visumcode wordt de Commissie opgedragen aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de vorderingen die na de inwerkingtreding van de maatregelen op grond van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad zijn geboekt bij de door Gambia verleende medewerking op het gebied van overname.

1.

Zoals hierboven reeds is opgemerkt, werden de lidstaten geconfronteerd met onregelmatige samenwerking die alle fasen van het overname- en terugkeerproces belemmert.


Uit de situatie na de inwerkingtreding van de opgeschorte bepalingen van de Visumcode overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad blijkt dat deze bepalingen alleen niet volstonden om Gambia ertoe te bewegen aanzienlijke en duurzame vooruitgang te boeken bij de samenwerking op het gebied van overname. Daarom stelt de Commissie voor om, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de bestaande maatregelen, overeenkomstig artikel 25 bis, lid 5, punt b), van de Visumcode een stap verder te gaan, namelijk door de visumleges te verhogen voor onderdanen van Gambia. Het doel is de Gambiaanse autoriteiten ertoe aan te zetten de nodige maatregelen te nemen om de samenwerking op het gebied van overname te verbeteren.

• De algemene betrekkingen van de EU met Gambia

Sinds de democratische transitie in 2017 heeft de EU steeds politieke en financiële steun verleend aan Gambia.

Gambia heeft de afgelopen jaren duidelijke stappen gezet om zijn democratie geleidelijk te consolideren. Onlangs heeft het land succesvolle presidentsverkiezingen (januari 2022) en parlementsverkiezingen (april 2022) gehouden. Dit was voor de EU aanleiding om grotere politieke betrokkenheid na te streven en haar steun te verlenen aan dit positieve voorbeeld in West-Afrika, met name door middel van meer contacten op hoog niveau.

Het nationale indicatieve meerjarenprogramma voor de periode 2021-2027 3 heeft een budget van 119 miljoen EUR.

Gambia geniet in het kader van de “ alles behalve wapens ”regeling 4 rechten- en quotavrije toegang tot de Europese markt. De zesjarige partnerschapsovereenkomst inzake visserij 5 werd in 2019 ondertekend. Het land is partij bij de Overeenkomst van Cotonou 6 .

• Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad

In haar beoordeling van de medewerking in 2019 concludeerde de Commissie dat Gambia onvoldoende medewerking op het gebied van overname verleende. Op basis van een voorstel van de Commissie op grond van artikel 25 bis, lid 5, punt a), van de Visumcode heeft de Raad op 7 oktober 2021 Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 vastgesteld, waarbij de toepassing van een aantal bepalingen van de Visumcode ten aanzien van onderdanen van Gambia tijdelijk wordt opgeschort. De opgeschorte bepalingen betreffen:

–de mogelijkheid om in individuele gevallen vrijstelling te verlenen van een aantal eisen inzake de door de visumaanvragers te verstrekken bewijsstukken. Dit betekent dat een aanvrager, ongeacht zijn “visumverleden” en ongeacht het feit dat hij correct gebruik heeft gemaakt van eerder afgegeven visa, bij elke aanvraag een volledige reeks bewijsstukken moet verstrekken waaruit blijkt dat aan de inreisvoorwaarden van de Schengengrenscode is voldaan;

–de mogelijkheid van individuele lidstaten om houders van diplomatieke en dienstpaspoorten op grond van artikel 16, lid 5, punt b), van de Visumcode vrij te stellen van de betaling van visumleges. Deze categorie aanvragers moet de standaardvisumleges betalen;

–de algemene behandelingstermijn van 15 kalenderdagen bedoeld in artikel 23, lid 1, van de Visumcode. Bijgevolg geldt nu voor alle gevallen die onder het toepassingsgebied van de maatregelen vallen, standaard een behandelingstermijn van 45 kalenderdagen;

–de afgifte van meervoudige inreisvisa overeenkomstig artikel 24, lid 2 en lid 2 quater, van de Visumcode. Dit betekent dat aan aanvragers die onder de maatregelen vallen, alleen visa voor één binnenkomst worden afgegeven.

Deze maatregelen worden sinds november 2021 door de lidstaten toegepast en blijven van kracht totdat de Raad een besluit neemt om ze te wijzigen of in te trekken.

• De voorgestelde aanvullende visummaatregelen

2.

Reikwijdte van de maatregelen


De hogere visumleges zouden alleen van toepassing zijn op Gambiaanse onderdanen die visumplichtig zijn. Zij zouden niet van toepassing zijn op kinderen jonger dan 12 jaar, noch op aanvragers die vrijstelling van visumleges genieten. Bovendien zou de verhoging van de visumleges geen afbreuk doen aan de in artikel 16, lid 6, van de Visumcode geboden mogelijkheid visumleges in individuele gevallen kwijt te schelden of te verminderen.

Voorts geldt de verhoging van de visumleges niet voor de familieleden van (mobiele) EU-burgers die onder Richtlijn 2004/38/EG 7 vallen, noch voor de familieleden van onderdanen van derde landen die krachtens een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten enerzijds en de betrokken derde landen anderzijds een recht van vrij verkeer genieten dat gelijkwaardig is aan het recht van vrij verkeer van burgers van de Unie. De verhoging doet evenmin afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het internationaal recht.

3.

Inhoud van de visummaatregelen


Op grond van artikel 16, lid 2 bis, van de Visumcode kunnen visumleges van 120 EUR of 160 EUR worden geheven in plaats van de standaardvisumleges van 80 EUR. Aangezien in artikel 25 bis, lid 5, punt b), van de Visumcode “geleidelijke toepassing” van de hogere visumleges wordt voorgeschreven, acht de Commissie het passend in dit stadium voor te stellen om ten aanzien van Gambiaanse onderdanen die onder het toepassingsgebied van de nieuwe maatregel vallen, visumleges van 120 EUR te heffen.

4.

Toepassingstermijn van de verhoogde visumleges


Artikel 25 bis, lid 5, punt b), van de Visumcode voorziet niet in een specifieke toepassingstermijn van de verhoogde visumleges. Deze verhoging blijft derhalve van kracht totdat de Raad besluit dit uitvoeringsbesluit te wijzigen of in te trekken.

Overeenkomstig artikel 25 bis, lid 6, van de Visumcode moet de Commissie de vorderingen bij de verleende medewerking op het gebied van overname voortdurend beoordelen aan de hand van de in artikel 25 bis, lid 2, opgenomen indicatoren, waaronder de bijstand bij de identificatie van personen die illegaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven, de tijdige afgifte van reisdocumenten en de tijdige afgifte van reisdocumenten en de organisatie van terugkeeroperaties. De Commissie dient er verslag over uit te brengen of de door het betrokken derde land verleende medewerking op het gebied van overname aanzienlijk en duurzaam is verbeterd, en kan, mede in het licht van de algemene betrekkingen van de Unie met dat derde land, bij de Raad een voorstel indienen tot intrekking of wijziging van het uitvoeringsbesluit.

Voorts dient de Commissie krachtens artikel 25 bis, lid 7, uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van het uitvoeringsbesluit verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen in de door het betrokken derde land verleende medewerking op het gebied van overname.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorgestelde besluit is consistent met de Visumcode, die een reeks geharmoniseerde regels bevat van het gemeenschappelijk visumbeleid inzake de procedures en voorwaarden vastgesteld voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen. Het voorgestelde besluit bouwt voort op de maatregelen die sinds eind 2021 op grond van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad reeds ten aanzien van Gambia worden toegepast, en is daarmee derhalve in overeenstemming.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De EU streeft naar een brede aanpak van migratie en gedwongen ontheemding, die gebaseerd is op gemeenschappelijke waarden en verantwoordelijkheden. Het nieuwe migratie- en asielpact voorziet in de ontwikkeling en verdieping van brede en evenwichtige partnerschappen die op elke specifieke situatie zijn toegesneden en alle relevante aspecten van samenwerking bevorderen:

– bescherming bieden aan personen die deze nodig hebben en gastlanden en -gemeenschappen ondersteunen;

– economische kansen scheppen en de achterliggende oorzaken van irreguliere migratie en gedwongen ontheemding aanpakken;

– partners ondersteunen met het oog op de versterking van migratiegovernance en -beheer;

– samenwerking stimuleren op het gebied van terugkeer en overname;

– legale mogelijkheden ontwikkelen om naar Europa te komen

De samenwerking tussen de lidstaten en derde landen op het gebied van overname van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen is een belangrijk element van dit beleid. Om dit soort brede partnerschappen te versterken en te waarborgen dat derde landen volledig meewerken, heeft de Europese Raad de EU opgeroepen alle beschikbare instrumenten aan te wenden, waaronder maatregelen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, handel en visumbeleid 8 .

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode), artikel 25 bis, lid 5, punt b).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

n.v.t.

Evenredigheid

De voorgestelde maatregelen hebben ten doel Gambia ertoe te bewegen beter mee te werken aan de overname van zijn illegaal verblijvende onderdanen. De maatregelen staan in verhouding tot het beoogde doel. De voorgestelde maatregelen verhogen enkel de leges die aanvragers moeten voldoen, maar doen geen afbreuk aan de mogelijkheid van onderdanen van Gambia om een visum aan te vragen of te krijgen. Voorts zijn bepaalde categorieën personen uitgesloten van het toepassingsgebied van dit besluit.


3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

N.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

N.v.t.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

N.v.t.

Effectbeoordeling

N.v.t.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

N.v.t.

Grondrechten

De voorgestelde maatregelen houden geen beperking in van de mogelijkheid van de aanvrager om een visum aan te vragen of te krijgen en eerbiedigen derhalve diens grondrechten, met name dat van eerbiediging van het familie- en gezinsleven.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

N.v.t.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

N.v.t.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

N.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 verduidelijkt het toepassingsgebied van het voorgestelde uitvoeringsbesluit. In de leden 1 en 2 wordt gespecificeerd dat het alleen van toepassing is op onderdanen van Gambia die visumplichtig zijn, en niet op onderdanen die op grond van artikel 4 of artikel 6 van Verordening (EU) 2018/1806 daarvan zijn vrijgesteld.

Lid 3 bepaalt dat het besluit niet van toepassing is op kinderen jonger dan 12 jaar, overeenkomstig artikel 16, lid 2 bis, van de Visumcode.

Lid 4 maakt duidelijk dat het besluit niet van toepassing is op aanvragers die van de visumleges zijn vrijgesteld overeenkomstig artikel 16, lid 4, of artikel 16, lid 5, punt a) of c), van de Visumcode. Houders van een diplomatiek of dienstpaspoort van Gambia kunnen echter niet worden vrijgesteld van visumleges, aangezien de toepassing van artikel 16, lid 5, punt b), van de Visumcode is opgeschort bij Uitvoeringsbesluit 2021/1781 van de Raad. Houders van een dergelijk paspoort die onderdaan zijn van Gambia, zijn derhalve onderworpen aan het voorgestelde uitvoeringsbesluit en de hogere visumleges verschuldigd.

Bovendien bepaalt lid 5 dat het besluit geen afbreuk doet aan de in artikel 16, lid 6, van de Visumcode geboden mogelijkheid visumleges in individuele gevallen kwijt te schelden of te verminderen.

In lid 6 worden visumaanvragers die familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is en familieleden van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds, van het toepassingsgebied van het voorgestelde besluit uitgesloten.

In lid 7 wordt gespecificeerd dat het voorgestelde besluit geen afbreuk doet aan de internationale verplichtingen van de lidstaten, terwijl lid 8 eraan herinnert dat het voorgestelde uitvoeringsbesluit geen afbreuk doet aan de toepassing van de visummaatregelen die overeenkomstig Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad reeds van kracht zijn ten aanzien van Gambia.

Artikel 2 bepaalt dat onderdanen van Gambia die onder het voorgestelde besluit vallen, visumleges ten bedrage van 120 EUR moeten voldoen.

Artikel 3 bevat de lijst van adressaten van het voorgestelde besluit, d.w.z. de betrokken lidstaten.