Toelichting bij COM(2022)566 - Standpunt met betrekking tot de instelling van het EPO-subcomité Landbouw en plattelandsontwikkeling met Centraal-Afrika

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het EPO-comité dat is opgericht bij de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds, over de oprichting van het EPO-subcomité Landbouw en plattelandsontwikkeling. Tot op heden bestaat Centraal-Afrika volgens de bepalingen van de overeenkomst uit de Republiek Kameroen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds

De doelstellingen van de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds (“de overeenkomst”) zijn:

a) bijdragen aan het terugdringen en uiteindelijk het uitroeien van armoede door de instelling van een handelspartnerschap dat in overeenstemming is met het doel van een duurzame ontwikkeling, de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en de Overeenkomst van Cotonou;

b) bevordering van een beter concurrerende en meer gediversifieerde regionale economie in Centraal-Afrika en van constantere groei;

c) bevordering van regionale integratie, economische samenwerking en goed bestuur in de Centraal-Afrikaanse regio;

d) bevordering van de geleidelijke integratie van Centraal-Afrika in de wereldeconomie, in overeenstemming met zijn politieke keuzes en ontwikkelingsprioriteiten;

e) verbetering van de capaciteit van Centraal-Afrika op het gebied van handelsbeleid en handelsgerelateerde vraagstukken;

f) totstandbrenging en uitvoering van een doeltreffend, voorspelbaar en transparant regionaal regelgevend kader voor handel en investeringen in de Centraal-Afrikaanse regio, ter ondersteuning van de voorwaarden voor een toename van de investeringen en van initiatieven van de particuliere sector en verruiming van de leveringscapaciteit voor producten en diensten, het concurrentievermogen en de economische groei in de regio;

g) versterking van de bestaande relaties tussen de partijen op basis van solidariteit en wederzijds belang. Om dit te bereiken, verbetert de overeenkomst de economische en handelsbetrekkingen, geeft zij steun aan een nieuwe handelsdynamiek tussen de partijen door middel van de geleidelijke, asymmetrische liberalisering van de onderlinge handel en versterkt, verruimt en verdiept zij de samenwerking op alle gebieden die voor de handel van belang zijn, met inachtneming van de WTO-verplichtingen;

h) bevordering van de ontwikkeling van de particuliere sector en van werkgelegenheidsgroei.

Over de overeenkomst is onderhandeld tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Kameroen, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Congo, de Democratische Republiek Congo, Sao Tomé en Principe, Gabon, Equatoriaal-Guinea, Tsjaad, anderzijds. Tot op heden bestaat Centraal-Afrika volgens de bepalingen van de overeenkomst uit de Republiek Kameroen. De overeenkomst met Centraal-Afrika is ondertekend in Brussel op 22 januari 2009 en wordt voorlopig toegepast sinds 4 augustus 2014.

2.2.Het subcomité Landbouw en plattelandsontwikkeling

Overeenkomstig artikel 5 van het reglement van orde van het EPO-comité EU-Centraal Afrika, dat op 15 december 2016 bij Besluit nr. 1/2016 van het EPO-comité is vastgesteld, kan het EPO-comité onder zijn gezag subcomités oprichten die belast zijn met de behandeling van specifieke onderwerpen in het kader van de overeenkomst.

De noodzaak van de oprichting van dit subcomité werd geparafeerd met een resolutie die is aangenomen tijdens de eerste vergadering van het EPO-comité EU-Centraal Afrika, op 11 en 12 mei 2015 in Brussel (België) tussen de EU en Kameroen.

Op 9 en 10 juni 2022 hebben de partijen, in het kader van de zesde vergadering van het EPO-comité tussen de EU en Kameroen, hun bereidheid bevestigd om een EPO-subcomité voor landbouw- en nomadische aangelegenheden op te richten en hebben zij een uitvoerige bespreking gehouden over de inhoud van het ontwerpbesluit van het EPO-comité tot oprichting van een dergelijk subcomité. Dit ontwerpbesluit is gevalideerd door de partijen, die ermee hebben ingestemd dit besluit zo spoedig mogelijk vast te stellen, na toetsing door het juridische team en in overeenstemming met de interne procedures van elke partij.

3. Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen

Dit voorstel voor een besluit van de Raad stelt het standpunt vast dat namens de Unie moet worden ingenomen met betrekking tot de oprichting van het subcomité Landbouw en plattelandsontwikkeling dat is opgericht overeenkomstig de EPO tussen de EU en Centraal-Afrika.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de “standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die een “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het EPO-comité is een lichaam dat is opgericht bij een overeenkomst, te weten de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds.

De door het EPO-comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 92 van de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds, volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien bij de handeling van het EPO-comité EU-Centraal Afrika de associatieovereenkomst zal worden gewijzigd, is het passend die handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.