Toelichting bij COM(2022)680 - Gecoördineerde aanpak ten aanzien van reizen naar de Unie tijdens de COVID-19-pandemie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Op 30 juni 2020 heeft de Raad op voorstel van de Commissie Aanbeveling (EU) 2020/912 over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking 1 (hierna “de aanbeveling” genoemd) aangenomen, die voorzag in de geleidelijke opheffing van de reisbeperkingen naar de EU die aan het begin van de COVID-19-pandemie waren ingesteld.

De aanbeveling bevat een aantal criteria om te bepalen vanuit welke derde landen niet-essentiële reizen zouden moeten worden toegestaan naar de lidstaten en naar andere landen waarop het Schengenacquis van toepassing is. Derde landen, speciale administratieve regio’s en andere territoriale entiteiten en autoriteiten (“derde landen en regio’s”) die aan de criteria voldoen, zijn opgenomen in bijlage I bij de aanbeveling. Bovendien bevat de aanbeveling in bijlage II een lijst van essentiële behoeften en functies waarvoor reizen vanuit derde landen die niet in de lijst van bijlage I zijn opgenomen, gerechtvaardigd is.

De aanbeveling is op 2 februari 2021 2 en op 20 mei 2021 3 gewijzigd om met name de gehanteerde criteria af te stemmen op de ontwikkeling van de epidemiologische situatie, rekening te houden met de wereldwijde uitrol van vaccinatiecampagnes, en te voorzien in maatregelen om de verspreiding van zorgwekkende en belangwekkende varianten tegen te gaan. Voorts heeft de Raad bijlage I sinds de aanneming ervan twaalf keer gewijzigd om landen toe te voegen of te schrappen van de lijst van derde landen en regio’s waarvoor de beperking van niet-essentiële reizen zou kunnen worden opgeheven.

Op 22 februari 2022 is de aanbeveling verder gewijzigd bij Aanbeveling (EU) 2022/290 4 om met name de invoering van het digitale EU-covidcertificaat bij de Verordeningen (EU) 2021/953 5 en (EU) 2021/954 6 in aanmerking te nemen. Bovendien werd de Commissie in laatstgenoemde aanbeveling verzocht de bestaande aanbeveling te herzien om, rekening houdend met de toenemende vaccinatiegraad wereldwijd, bijlage I te schrappen zodat zou kunnen worden overgestapt van een landspecifieke benadering ten aanzien van reizen op een aanpak op basis van een persoonsgerichte risicobeoordeling. De Commissie werd vervolgens verzocht verslag uit te brengen aan de Raad en, in voorkomend geval, een voorstel in te dienen om bijlage I bij de aanbeveling te schrappen.

De lijst van derde landen en regio’s die vrijgesteld zouden moeten zijn van beperkingen op basis van objectieve criteria (bijlage I) was een nuttig en evenredig instrument om de buitengrenzen open te houden voor zowel niet-essentiële als essentiële reizigers in de periode juni 2020 en later, toen de productie van vaccins nog niet aan de wereldwijde vraag voldeed. Dat laatste is echter niet meer het geval; het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hebben intussen steeds meer COVID-19-vaccins goedgekeurd en geproduceerd die in de EU en daarbuiten zijn toegediend. Daarom stelt de Commissie opnieuw voor bijlage I uit de aanbeveling te schrappen.

De vaccinatiegraad van de primaire vaccinatiecyclus tegen COVID-19 binnen de totale bevolking van de EU/EER heeft zich sinds april 2022 gestabiliseerd en bedroeg 72,7 % op 6 oktober 2022; de vaccinatiegraad van de eerste boosterdosis/aanvullende dosis binnen de totale bevolking bedroeg 53,9 %.

Wereldwijd vorderen de vaccinatiecampagnes gestaag. Op 7 oktober 2022 bedroeg het totale vaccinatiepercentage van de wereldbevolking 61,8 % 7 voor de volledige eerste vaccinatiecyclus. Achter dit cijfer gaan echter grote verschillen schuil tussen landen en regio’s; in ontwikkelingslanden wordt een veel lagere vaccinatiegraad opgetekend, en de vaccinatiegraad van deze eerste cyclus heeft zich sinds april 2022 ook gestabiliseerd.

Daarnaast heeft het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) op 1 september 2022 twee bivalente mRNA-vaccins goedgekeurd, ontwikkeld door Pfizer/BioNTech en Moderna, die – behalve op de oorspronkelijke stam van SARS-CoV-2 – ook gericht zijn op de omikron-subvariant BA.1, en op 12 september 2022 een aanvullend bivalent mRNA-vaccin, ontwikkeld door Pfizer/BioNTech, dat zowel gericht is op de omikron-subvarianten BA.4 en BA.5 als op het oorspronkelijke virus. Voorts zal een tweede categorie van op eiwitten gebaseerde vaccins, die dit najaar of in de winter worden verwacht, de brede vaccinportefeuille van de EU verder aanvullen.

Bovendien wordt de mogelijkheid om opnieuw naar de EU te reizen verder vergemakkelijkt aan de hand van de uitvoeringsbesluiten waarin is bepaald dat covidcertificaten die door een derde land zijn afgegeven aan EU-burgers en hun familieleden of aan onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven of wonen, als gelijkwaardig moeten worden beschouwd aan certificaten die door de lidstaten zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 betreffende het digitale EU-covidcertificaat (“gelijkwaardigheidsbesluiten”) 8 , aangezien daarin een kader is vastgesteld voor de erkenning van test-, vaccinatie- en herstelcertificaten van derde landen.

Het totale meldingspercentage van COVID-19-gevallen in de EU/EER kan in de loop van de tijd blijven schommelen, maar we moeten ook rekening houden met indicatoren die wijzen op de ernst van de situatie, zoals de situatie in ziekenhuizen en op intensivecare-afdelingen; ook deze schommelen weliswaar nog steeds maar zij blijven momenteel onder controle. De zomergolf van 2022 illustreert hoe een hoge viruscirculatie, na de opkomst van een nieuwe zorgwekkende variant, niet noodzakelijkerwijs leidt tot een aanzienlijke druk op de nationale gezondheidszorgstelsels. Dit onderstreept het belang om voorzichtig te werk te gaan wanneer wordt overwogen reisbeperkingen in te voeren op basis van het aantal gevallen of de aanwezigheid van een nieuwe variant.

Op 15 september 2022 heeft het voorzitterschap de lidstaten in het kader van de geïntegreerde politieke crisisrespons verzocht hun standpunt kenbaar te maken over de gecoördineerde aanpak voor de opheffing van de beperkingen aan de buitengrenzen overeenkomstig de aanbeveling. Alle staten die deelnemen aan het gebied zonder controles aan de binnengrenzen (het “Schengengebied”), met inbegrip van Noorwegen, Zwitserland, Liechtenstein en IJsland, merkten op dat bij hen momenteel geen beperkingen van toepassing zijn (of dat zij bezig zijn deze op te heffen) en dat zij niet voornemens zijn deze opnieuw in te voeren, behalve als dat nodig zou blijken naar aanleiding van het ontstaan van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende variant. Alle staten die het woord namen, steunden de schrapping van bijlage I uit de aanbeveling en de opheffing van de reisbeperkingen.

In het licht van het bovenstaande is de Commissie van mening dat de beperkingen op reizen naar de Unie moeten worden opgeheven als de epidemiologische situatie, met inbegrip van de verspreiding van bekende SARS-CoV-2-varianten, stabiel blijft. In aansluiting op het standpunt van een duidelijke meerderheid van de deelnemende landen is de Commissie echter ook van mening dat de zogenaamde noodrem waarin de aanbeveling voorziet, moet worden gehandhaafd. Tegelijkertijd heeft de ervaring geleerd dat ook bij het opheffen van de noodrem een gemeenschappelijke aanpak moet worden gevolgd om te voorkomen dat het internationale reisverkeer langdurig, onevenredig en onnodig beperkt wordt.

Tot slot blijft het SARS-CoV-2-virus, niettegenstaande de hierboven beschreven positieve ontwikkelingen in het verleden, actief, circuleert het nog steeds wereldwijd en is de pandemie niet voorbij. Nieuwe besmettingsgolven die de epidemiologische situatie kunnen verergeren, onder meer als gevolg van de opkomst van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende variant, kunnen niet worden uitgesloten. Zoals het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) op 7 oktober 2022 heeft gemeld, wijst het epidemiologische beeld op een toename van de overdracht in de meeste lidstaten, echter zonder dat er een indicatie is voor veranderingen wat de verspreiding van de circulerende varianten betreft 9 . In dat geval zouden de lidstaten en de geassocieerde Schengenlanden bereid moeten zijn sommige of alle beperkingen op gecoördineerde wijze opnieuw in te voeren.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel voor een aanbeveling dient ter uitvoering van de bestaande bepalingen op het beleidsterrein, namelijk het verrichten van personencontrole en efficiënte bewaking bij overschrijdingen van de buitengrenzen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Deze aanbeveling is in overeenstemming met ander beleid van de Unie, onder meer op het gebied van externe betrekkingen en volksgezondheid.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 77, lid 2, punten b) en e), en artikel 292, eerste en tweede zin.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het waarborgen van de goede werking van de ruimte zonder controles aan de binnengrenzen tussen de lidstaten houdt een gezamenlijke inspanning in en is een gedeelde verantwoordelijkheid, die een coherente en gecoördineerde aanpak vereist ten aanzien van het beheer van de buitengrenzen van de EU, met name wat betreft beperkingen voor niet-essentiële reizen naar de EU. De doelstelling te zorgen voor een gecoördineerde benadering kan niet voldoende worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen en kan beter door de Unie worden bereikt.

Evenredigheid

In dit voorstel wordt rekening gehouden met de evoluerende epidemiologische situatie en met alle beschikbare relevante gegevens. De autoriteiten van de lidstaten blijven verantwoordelijk voor de uitvoering van de voorgestelde aanbeveling van de Raad. Met de voorgestelde aanbeveling wordt beoogd de administratieve lasten te verminderen door aan te bevelen de geldende reisbeperkingen te versoepelen en de benadering per land, die tot uiting komt in bijlage I bij de aanbeveling, op te heffen. Daarom is het voorstel geschikt om het beoogde doel te bereiken en gaat het niet verder dan wat nodig en evenredig is.

Keuze van het instrument

Dit voorstel heeft tot doel Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad te vervangen; er is dus een andere aanbeveling van de Raad vereist.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

n.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

In dit voorstel wordt rekening gehouden met de besprekingen met de lidstaten sinds de invoering van de eerste tijdelijke beperkingen van niet-essentiële reizen. Er is geen effectbeoordeling uitgevoerd; in het voorstel is echter wel rekening gehouden met de ontwikkeling van de epidemiologische situatie en met alle beschikbare relevante gegevens.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Dit voorstel is gebaseerd op de steeds grotere wetenschappelijke expertise met betrekking tot het virus SARS-CoV-2, de wijze van verspreiding ervan, de genetische variaties ervan die tot besmettelijkere of gevaarlijkere stammen leiden (belangwekkende en zorgwekkende varianten), alsook de effectiviteit van vaccinatie, de voorlopige resultaten van klinische proeven met geneesmiddelen voor de behandeling van COVID-19 en van niet-farmaceutische ingrepen ter beheersing van de verspreiding van dit virus. De gebruikte wetenschappelijke gegevens zijn voornamelijk afkomstig van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding en de WHO.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Geen.