Toelichting bij COM(2022)519 - Wijziging van Beschikking 2007/441/EG waarbij Italië wordt gemachtigd af te wijken van artikel 26, lid 1, punt a), en artikel 168 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (“de btw-richtlijn”) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 19 april 2022, vroeg Italië de derogatie van artikel 26, lid 1, punt a), en artikel 168 van de btw-richtlijn die het land momenteel toepast, te mogen verlengen. De Commissie heeft op 2 mei 2022 om aanvullende informatie verzocht en Italië heeft op 1 juni 2022 de gevraagde verduidelijkingen verstrekt.

Italië wenst te mogen blijven afwijken van artikel 168 van de btw-richtlijn door het recht op aftrek van de btw ter zake van uitgaven voor gemotoriseerde wegvoertuigen die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, tot 40 % te blijven beperken. Italië wil ook blijven afwijken van artikel 26, lid 1, punt a), van dezelfde richtlijn door het privégebruik van een tot het bedrijf van een belastingplichtige behorend voertuig van de btw te blijven vrijstellen wanneer het recht op aftrek voor dit voertuig werd beperkt.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 23 juni 2022 van het verzoek van Italië in kennis gesteld. Bij brief van 24 juni 2022 heeft de Commissie Italië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Het recht op aftrek kan moeilijk worden uitgeoefend wanneer goederen zonder onderscheid voor privé- of bedrijfsdoeleinden kunnen worden gebruikt. In deze gevallen kan het moeilijk zijn om de verhouding tussen zakelijk gebruik en niet-zakelijk gebruik vast te stellen zijn en kan de uitvoering van de controles om een dergelijke verhouding te bepalen aanzienlijke moeilijkheden en administratieve rompslomp voor belastingautoriteiten en belastingplichtigen met zich meebrengen. Dit kan zelfs leiden tot tijdrovende en dure geschillen. In de praktijk is het soms zelfs onmogelijk om het daadwerkelijke gebruik van voertuigen te controleren, wat kan leiden tot (een poging tot) btw-fraude (bijvoorbeeld door een onbetrouwbare administratie te voeren) en bijgevolg tot een daling van de btw-inkomsten.

In Italië zijn vooral kleine ondernemingen actief (94,7 % van de Italiaanse ondernemingen is een micro-onderneming) en de meeste auto’s van de zaak die in gebruik zijn, zijn eigendom van dit soort ondernemingen. Het feit dat deze voertuigen in het kader van de uitoefening van de normale bedrijfsactiviteit worden gebruikt, sluit niet uit dat zij voor privédoeleinden worden gebruikt. In een dergelijke situatie, dat wil zeggen wanneer deze voertuigen tot op zekere hoogte voor privédoeleinden worden gebruikt, is btw voor het privégebruik verschuldigd. In het geval van Italië, waar bijna de gehele economische structuur uit micro-ondernemingen bestaat, zou de beoordeling en de verificatie van de verdeling tussen privé of zakelijk gebruik tot onevenredig grote uitgaven leiden, ook omdat dan een gedetailleerde documentatie vereist zou zijn.

Daarom is Italië momenteel gemachtigd om in afwijking van artikel 168 van de btw-richtlijn het recht op aftrek van de btw ter zake van de aanschaf van een voertuig, daaronder begrepen contracten voor montage of soortgelijke werkzaamheden, vervaardiging, intracommunautaire verwerving, invoer, leasing of verhuring, ombouw, reparatie of onderhoud, alsook uitgaven voor de levering van goederen of diensten in verband met voertuigen of het gebruik ervan, inclusief smeermiddelen en brandstof, tot 40 % te beperken wanneer het voertuig niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden wordt gebruikt. De bijzondere maatregel geldt voor alle motorvoertuigen, andere dan landbouw- of bosbouwtractoren, die gewoonlijk worden gebruikt voor het vervoer van personen of goederen over de weg, met een maximaal toegelaten gewicht van niet meer dan 3 500 kg en met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet inbegrepen.

Italië mag ook afwijken van artikel 26, lid 1, punt a), van de btw-richtlijn door het privégebruik van onder de bovengenoemde bijzondere maatregel vallende voertuigen die tot het bedrijf van een belastingplichtige behoren, van de btw vrij te stellen.

De Raad heeft bij Beschikking 2007/441/EG van 18 juni 2007 2 voor het eerst machtiging voor de bovengenoemde derogatiemaatregelen verleend, meer bepaald tot en met 31 december 2010. Op verzoek van Italië zijn de derogatiemaatregelen nadien vier keer verlengd: bij Uitvoeringsbesluit 2010/748/EU van de Raad van 29 november 2010 3 voor de periode 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013; bij Uitvoeringsbesluit 2013/679/EU van de Raad van 15 november 2013 4 voor de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016; bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1982 van de Raad van 8 november 2016 5 voor de periode 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 en tot slot bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2138 van de Raad van 5 december 2019 voor de periode 1 januari 2020 tot en met 31 december 2022 6 .

Onderhavig verzoek van Italië om de bijzondere maatregel tot en met 31 december 2025 te verlengen, is gebaseerd op dezelfde argumenten als die in de vorige verzoeken. Het verzoek en de informatie die Italië op 1 juni 2022 heeft verstrekt, bevatten een toelichting op het percentage van de aftrekbeperking.

Omdat de bijzondere maatregel de administratieve lasten voor zowel de belastingplichtigen als de belastingautoriteiten vermindert, wordt voorgesteld de gevraagde verlenging onder bepaalde voorwaarden toe te staan. Een eventuele verdere verlenging moet vergezeld gaan van een naar behoren gefundeerd en gemotiveerd verslag waarin de noodzaak en de doeltreffendheid van de bijzondere maatregelen worden geëvalueerd, en van een evaluatie van het per 1 januari 2023 tot de indiening van het verzoek geldende percentage, en uiterlijk op 31 maart 2025 aan de Commissie worden toegezonden.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Aan andere lidstaten zijn soortgelijke bijzondere maatregelen, zij het met een tarief van 50 %, met betrekking tot het recht op aftrek verleend 7 .

Krachtens artikel 176 van de btw-richtlijn zal de Raad bepalen voor welke uitgaven geen recht op aftrek van de btw bestaat. In afwachting daarvan kunnen de lidstaten de uitsluitingen handhaven die op 1 januari 1979 krachtens nationale wetgeving van toepassing waren. Er bestaat derhalve een reeks standstillbepalingen die het recht op aftrek beperken ter zake van motorvoertuigen die tot een bedrijf behoren 8 .

Er zijn in het verleden zonder succes initiatieven genomen om regels vast te stellen voor de uitgavencategorieën die aan een beperking van het recht op aftrek kunnen worden onderworpen 9 . Zolang die regels niet op EU-niveau geharmoniseerd zijn, worden bijzondere maatregelen zoals in onderhavig geval passend geacht.

De voorgestelde maatregelen zijn derhalve in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Deze maatregel is in overeenstemming met de mededeling van de Commissie van 15 juli 2020 — Actieplan voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie 10 , waarin wordt benadrukt dat steun moet worden verleend aan ondernemingen die meer moeite hebben met administratieve rompslomp en waar de nalevingskosten verhoudingsgewijs veel hoger liggen, en dan gaat het vooral om kleine en middelgrote ondernemingen. De maatregel is ook verenigbaar met het werkprogramma van de Commissie voor 2017 11 , waarin wordt benadrukt dat de btw voor kleinere ondernemingen moet worden vereenvoudigd.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De toekenning van de verlenging van de bijzondere maatregelen kan niet door Italië worden verwezenlijkt. De tussenkomst van de Commissie is noodzakelijk om een voorstel in te dienen bij de Raad, die Italië kan machtigen de bijzondere maatregelen te verlengen.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de inning van de btw vereenvoudigen en bepaalde vormen van belastingontduiking of -ontwijking voorkomen. Aangezien bedrijven een te laag privégebruik kunnen opgeven en de belastingautoriteiten de administratie van de gereden kilometers maar moeilijk kunnen controleren, zou de beperking tot 40 % de inning van de btw vereenvoudigen en voorkomen dat belasting wordt ontdoken, onder andere door een onjuiste administratie.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

Het beroep op een besluit van de Raad komt tegemoet aan het vereiste van artikel 395 van de btw-richtlijn, op grond waarvan slechts van de normale btw-regels mag worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt.

In het onderhavige geval gaat het uitsluitend om Italië. Een besluit is derhalve het meest geëigende instrument, aangezien het tot een individuele lidstaat kan worden gericht en alleen bindend is voor deze lidstaat.

De keuze voor een uitvoeringshandeling is gerechtvaardigd, aangezien daarmee gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid die in artikel 395 van de btw-richtlijn wordt geboden.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Italië en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

Effectbeoordeling

Het voorstel strekt ertoe de belastinginning te vereenvoudigen en btw-ontduiking tegen te gaan. Het kan aldus een positief effect sorteren op de bedrijven en de belastingdienst. De derogatiemaatregelen worden door Italië als de aangewezen oplossing beschouwd. De maatregelen zijn te vergelijken met andere derogaties die vroeger en nu aan andere lidstaten zijn verleend.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De bijzondere maatregelen dragen bij tot de vereenvoudiging van de nalevingsverplichtingen en de vermindering van de administratieve lasten voor belastingplichtigen (met name voor kleine en middelgrote ondernemingen) en voor de belastingdienst. De maatregelen verminderen de problemen in verband met de controle van de juistheid van de voorbelastingaftrek, die vaak tot dure en tijdrovende administratieve en gerechtelijke geschillen leidt.

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de informatie- en communicatietechnologie.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel zal geen negatieve gevolgen voor de EU-begroting hebben. Het voorstel strekt ertoe Italië te machtigen het recht op aftrek voor bepaalde voertuigen en daarmee samenhangende uitgaven voor de periode 2023-2025 te blijven beperken.

5. OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het voorstel bevat een vervalbepaling, namelijk 31 december 2025.

Indien Italië een verlenging van de derogatiemaatregelen na 2025 alsnog noodzakelijk acht, moet het uiterlijk 31 maart 2025 bij de Commissie een verlengingsverzoek en een verslag voorleggen met daarin ook een evaluatie van het percentage voor de aftrekbeperking.