Toelichting bij COM(2022)471 - Standpunt in het Gemengd Comité EU-Denemarken/Faeröer wat de vaststelling van het reglement van orde van het gemengd comité EG-Faeröer betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een besluit van de Raad tot bepaling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het gemengd comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Regering van Denemarken en de Landsregering van de Faeröer, anderzijds 1 (“de overeenkomst”). Het betreft met name artikel 31, lid 3, van de overeenkomst, waarin is bepaald dat het gemengd comité zijn reglement van orde moet vaststellen.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de landsregering van de Faeröer, anderzijds

De overeenkomst heeft het volgende ten doel:

de harmonische ontwikkeling van de economische betrekkingen tussen de Europese Unie (“EU”) en de Faeröer te bevorderen door het handelsverkeer tussen de partijen uit te breiden en zodoende in de EU en de Faeröer de economische bedrijvigheid te stimuleren, de levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden te verbeteren, de productiviteit te verhogen en de financiële stabiliteit in de hand te werken;

in het handelsverkeer tussen de partijen bij de overeenkomst billijke mededingingsvoorwaarden tot stand te brengen,

aldus, door opheffing van de belemmeringen voor het handelsverkeer, bij te dragen tot de harmonische ontwikkeling en de expansie van de wereldhandel 2 .

De overeenkomst is op 1 januari 1997 in werking getreden.

2.2.Het Gemengd Comité

Het gemengd comité EG-Faeröer (“het gemengd comité”), dat is ingesteld bij artikel 31, lid 1, van de overeenkomst, is verantwoordelijk voor het beheer van de overeenkomst, voor de correcte uitvoering ervan en voor het doen van aanbevelingen en het nemen van besluiten over de handelsbetrekkingen tussen de EU en de Faeröer. Overeenkomstig artikel 31, lid 3, van de overeenkomst is het gemengd comité ook verantwoordelijk voor de vaststelling van haar eigen reglement van orde.

2.3.De beoogde handeling van het gemengd comité

Momenteel functioneert het gemengd comité op basis van een verouderd reglement van orde dat dateert van vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst. Daarom moet het gemengd comité in het derde kwartaal van 2022 via de schriftelijke procedure een besluit nemen tot vaststelling van zijn reglement van orde (“de beoogde handeling”).

De beoogde handeling heeft tot doel het reglement van orde vast te stellen om te zorgen voor een correcte uitvoering en een correct beheer van de overeenkomst en om te voldoen aan de verplichting van artikel 31, lid 3, van de overeenkomst.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het voorgestelde besluit van de Raad bepaalt het standpunt dat namens de Unie in het gemengd comité moet worden ingenomen met betrekking tot de vaststelling van het reglement van orde van het gemengd comité.

Dat standpunt wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van het gemengd comité dat aan het ontwerpbesluit van de Raad is gehecht. Het ontwerpreglement van orde van het gemengd comité is op zijn beurt aan het ontwerpbesluit van het gemengd comité gehecht. In het ontwerpreglement is de volgende informatie opgenomen: de rol en de naam van het Gemengd Comité, de samenstelling en de voorzitter ervan, het secretariaat, de organisatie van vergaderingen, de samenstelling van de delegaties, de agenda van de vergaderingen, de uitnodiging van deskundigen, notulen, besluiten en aanbevelingen, transparantie, talen, uitgaven, werkgroepen en wijzigingen van het reglement van orde.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.”.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het gemengd comité is een orgaan dat is ingesteld bij een overeenkomst, zijnde de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de regering van Denemarken en de landsregering van de Faeröer, anderzijds. De door het gemengd comité vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 31 van de overeenkomst volkenrechtelijk bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben slechts betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van het gemengd comité het wettelijk kader van de overeenkomst zal aanvullen, is het passend die handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.