Toelichting bij COM(2022)455 - Standpunt EU inzake uitbreiding toepassingsgebied van de regeling mbt door overheden gesteunde exportkredieten voor projecten voor duurzame energie, klimaatadaptatie en water

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft een besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen met betrekking tot de uitbreiding van het toepassingsgebied van de sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor projecten op het gebied van duurzame energie, de matiging van en de aanpassing aan klimaatverandering en water (“de sectorovereenkomst inzake klimaatverandering” of “CCSU”, Climate Change Sector Understanding), die integraal deel uitmaakt van de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.De sectorovereenkomst inzake klimaatverandering

Het doel van de CCSU is te voorzien in passende financiële voorwaarden voor projecten in geselecteerde sectoren die worden geacht een aanzienlijke bijdrage aan de matiging van klimaatverandering te leveren, met inbegrip van projecten op het gebied van duurzame energie, vermindering van broeikasgasemissies, hoge energie-efficiëntie, aanpassing aan klimaatverandering en water. De CCSU is in 2012 vastgesteld en voor het laatst bijgewerkt in 2014.

De deelnemers aan de CCSU zijn overeengekomen dat de financiële voorwaarden van de CCSU worden uitgevoerd op een wijze die strookt met het doel van de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten (“de regeling”). De CCSU maakt integraal deel uit en vormt bijlage IV bij de regeling, die administratief is ingebed in de OESO, en wordt ondersteund door het OESO-secretariaat voor exportkredieten. De regeling noch de CCSU zijn echter OESO-besluiten 1 .

De Europese Unie is partij bij de regeling en de CCSU en beide zijn omgezet in het acquis communautaire krachtens Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 2 . Daarom zijn de regeling en de CCSU juridisch bindend op grond van het recht van de Unie.

2.2.De deelnemers aan de CCSU

Momenteel kent de regeling, met inbegrip van de CCSU, elf deelnemers: Australië, Canada, de Europese Unie, Japan, Korea, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Turkije, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Zwitserland. De deelnemers besluiten bij consensus over wijzigingen van de CCSU.

De Europese Commissie vertegenwoordigt de Unie in de vergaderingen van de deelnemers, ook wanneer de deelnemers besluiten nemen.

2.3.De beoogde handeling van de deelnemers

De deelnemers beogen een besluit te nemen om het toepassingsgebied van de CCSU uit te breiden en de maximale krediettermijnen voor CCSU-transacties te verlengen, d.w.z. de maximumtermijn voor de aflossing van alle aan de afnemer verstrekte kredieten.

De CCSU heeft als algemene doelstelling gunstigere financieringsvoorwaarden te bieden voor klimaatvriendelijke projecten in derde landen dan in de horizontale voorschriften van de regeling is bepaald, en aldus de uitvoer van klimaatvriendelijke technologieën te stimuleren. De CCSU is echter voor het laatst bijgewerkt in 2014, en momenteel is de dekking van de in aanmerking komende uitvoer te beperkt in vergelijking met de nagestreefde doelstellingen op het gebied van de strijd tegen klimaatverandering. Het toepassingsgebied van de CCSU is met name gericht op de sectoren energieopwekking en -transmissie. De toezeggingen van de deelnemers in het kader van de Overeenkomst van Parijs en de ambities van de EU zoals die in de Green Deal-agenda zijn verwoord, worden door de beperkte impact die voortvloeit uit het beperkte toepassingsgebied niet doeltreffend ondersteund. In dit verband zijn de deelnemers overeengekomen het toepassingsgebied van de CCSU uit te breiden en zijn zij het eens geworden over een aantal sectoren die in de CCSU moeten worden opgenomen, namelijk:

·opslag van elektriciteit, met inbegrip van de productie en recycling van batterijen en accu’s;

·emissievrij vervoer, met inbegrip van ondersteunende infrastructuur;

·productie van schone waterstof en transmissie, distributie en opslag van waterstof;

·transmissie en distributie van koolstofarme elektriciteit;

·koolstofarme fabricage.

Het gedetailleerde voorstel voor de uitbreiding van het toepassingsgebied van de CCSU, met de nodige technische specificaties voor alle projecten die daaronder vallen, is opgenomen in de bijlage bij het voorgestelde besluit. Die bijlage zou een nieuw aanhangsel 1 van de CCSU worden en de bestaande aanhangsels 1 en 2 van de CCSU vervangen.

De voorgestelde uitbreiding van het toepassingsgebied van de CCSU zou een belangrijk resultaat zijn voor de 27e zitting van de Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (“COP27”), die van 7 tot 18 november 2022 zal plaatsvinden, omdat exportkredietinstellingen daardoor een grotere rol zouden kunnen spelen bij de ondersteuning van de groene transitie en zouden bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. De uitbreiding zou ook een impuls geven aan EU-bedrijven in toekomstgerichte sectoren met een groot potentieel om de economische groei en werkgelegenheid in de EU te ondersteunen.

Dit voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU inzake de uitbreiding van het toepassingsgebied van de CCSU is gekoppeld aan een parallel voorstel van de Commissie voor een besluit van de Raad overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU om overeenstemming te bereiken over de gemoderniseerde voorschriften van de regeling (COM(2022) 456). Een belangrijk onderdeel van de modernisering van de regeling is een aanpassing van de minimumpremietarieven voor transacties met langere krediettermijnen (zoals die waarvan middels het onderhavige voorstel wordt beoogd dat zij in het kader van de CCSU worden toegestaan). Hiermee wordt een belangrijke uitdaging aangepakt die verband houdt met de huidige voorwaarden van de CCSU, aangezien de deelnemers hebben aangegeven dat hoge premies een belangrijke factor zijn geweest bij de relatief beperkte benutting van de huidige flexibiliteit. Buiten de windenergiesector zijn er tot op heden weinig CCSU-transacties geweest. Daarom is deze wijziging van essentieel belang.

Tot slot is het, als gevolg van de verlenging van de maximale krediettermijnen in het kader van de modernisering van de regeling, ook noodzakelijk de krediettermijnen in de CCSU te verlengen om ervoor te zorgen dat zij een zinvolle stimulans blijft bieden voor klimaatvriendelijke transacties.

Dit voorstel voor een besluit heeft geen betrekking op bepalingen in verband met projecten voor aanpassing aan klimaatverandering in de CCSU. Deze zijn in een eerder voorstel behandeld (zie Raadsdocument ST6650/22 van 28 februari 2022).

Het is passend het standpunt van de Unie te bepalen, aangezien het door de deelnemers aan de regeling tot wijziging van de CCSU vast te stellen besluit rechtsgevolgen in de EU zal hebben (zie punt 2.1).

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

De voorgestelde uitbreiding van het toepassingsgebied van de CCSU zou het mogelijk maken dat een breder scala aan klimaatvriendelijke uitvoer van de deelnemers in aanmerking komt voor de gunstigere voorwaarden van deze sectorovereenkomst, in vergelijking met de horizontale regels die uit hoofde van de regeling van toepassing zijn. Dit zou de CCSU doeltreffender maken bij de ondersteuning van de groene transitie.

Rekening houdend met het doel en de verwachte positieve effecten van de gewijzigde CCSU op de klimaatdoelstellingen van de EU en op de ontwikkeling van groene technologie en de economie in de EU, moet het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen erin bestaan het aan dit besluit gehechte ontwerpvoorstel te steunen.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

1.

4.1.1.Beginselen


Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 3 .

2.

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval


De door de deelnemers vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De handeling is bindend krachtens het recht van de Unie op grond van artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de toepassing van bepaalde richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten en tot intrekking van Beschikkingen 2001/76/EG en 2001/77/EG van de Raad, waarin het volgende is bepaald: “De richtsnoeren in de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten (“de regeling”) zijn in de Unie van toepassing. De tekst van de regeling is als bijlage bij deze verordening gevoegd.”

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

3.

4.2.1.Beginselen


De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen.

4.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval


De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de handeling van de deelnemers strekt tot wijziging van de CCSU, is het passend die handeling na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken.