Toelichting bij COM(2022)446 - Standpunt EU in het Handelscomité van de Vrijhandelsovereenkomst met Korea met betrekking tot de wijziging van de bijlagen 10-A en 10-B van de overeenkomst

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit over het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Handelscomité dat is opgericht bij de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Korea (“Korea”), anderzijds 1 (“de overeenkomst”; de partijen bij deze overeenkomst worden hierna “de partijen” genoemd) in verband met de beoogde vaststelling van de wijziging van bijlagen 10-A en 10-B (“de wijziging”) bij de overeenkomst.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Vrijhandelsovereenkomst EU-Korea

Deze overeenkomst is de eerste handelsovereenkomst van de nieuwe generatie van de Europese Unie en de eerste met een Aziatisch land. De overeenkomst heeft tot doel de bilaterale handel en economische groei in zowel de EU als Korea te bevorderen.

Zij wordt sinds 1 juli 2011 2 voorlopig toegepast en is op 13 december 2015 in werking getreden.

2.2.Het Handelscomité

Bij artikel 15.1 van de overeenkomst is het Handelscomité ingesteld. Krachtens artikel 15.1, lid 4, punt c), van de overeenkomst kan het door de partijen opgerichte Handelscomité van gedachten wisselen over wijziging van de overeenkomst of wijzigingen in de overeenkomst aanbrengen, in gevallen waarin hierin in de overeenkomst is voorzien. Bij artikel 15.5, lid 2, van de overeenkomst is bepaald dat een besluit van het Handelscomité om de bijlagen, aanhangsels, protocollen en aantekeningen bij de overeenkomst te wijzigen door de partijen kan worden goedgekeurd volgens hun respectieve toepasselijke wettelijke vereisten en procedures.

In de artikelen 10.18 tot en met 10.26 van de overeenkomst zijn de regels voor geografische aanduidingen vastgelegd. Op basis van artikel 10.24 van de overeenkomst komen de Europese Unie en Korea overeen om te beschermen geografische aanduidingen aan de bijlagen 10-A en 10-B toe te voegen overeenkomstig de procedure van artikel 10.25.

Krachtens artikel 10.25, lid 1, kan de Werkgroep geografische aanduidingen (“GA-werkgroep”), die krachtens artikel 15.3, lid 1, punt g), is opgericht en onder toezicht van het Handelscomité staat, bij consensus aanbevelingen doen en besluiten nemen. Overeenkomstig artikel 15.3, lid 5, van de overeenkomst en artikel 5.3 van het reglement van orde van de Werkgroep geografische aanduidingen 3 kan het Handelscomité besluiten de aan de GA-werkgroep toegewezen taak zelf uit te voeren en overeenkomstig artikel 15.5, lid 2, van de overeenkomst kan het besluiten de bijlagen 10-A en 10-B bij de overeenkomst te wijzigen.

2.3.De beoogde handeling van het Handelscomité

Op 25 november 2021 hebben de partijen in het kader van de 8e vergadering van de GA-werkgroep overeenstemming bereikt over de uitbreiding van de lijst van beschermde geografische aanduidingen (GA’s) in de bijlagen 10-A en 10-B bij de overeenkomst. Het Handelscomité kan op grond van artikel 15.5, lid 2, van de overeenkomst een besluit vaststellen tot wijziging van de bijlagen 10-A en 10-B (“de beoogde handeling”).

De wijziging van de bijlagen 10-A en 10-B bestaat onder meer uit de actualisering van de verwijzingen naar wetgeving, de schrapping van de geografische aanduidingen die in de EU niet langer beschermd zijn, de wijziging van bepaalde geografische aanduidingen, met name wanneer de naam is gewijzigd, en de uitbreiding van het aantal geografische aanduidingen dat door de bijlagen bij de overeenkomst wordt beschermd door toevoeging van 43 geografische aanduidingen van de Europese Unie en 41 Koreaanse geografische aanduidingen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

In het voorgestelde besluit van de Raad wordt het standpunt vastgesteld dat namens de Unie in het Handelscomité moet worden ingenomen met betrekking tot de wijziging van de bijlagen 10-A en 10-B. Het standpunt moet worden gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Handelscomité dat als bijlage bij het voorgestelde besluit van de Raad is gevoegd.

De Verdragen verlenen de Unie een exclusieve bevoegdheid voor het gemeenschappelijk handelsbeleid, waaronder het sluiten van internationale handelsovereenkomsten. De beoogde handeling geeft uitvoering aan de overeenkomst en de vaststelling van de beoogde handeling strookt met de doelstellingen van het handelsbeleid van de Unie.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van de “standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 4 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Handelscomité is een lichaam dat is opgericht krachtens de overeenkomst. Het door het Handelscomité vast te stellen besluit is een handeling met rechtsgevolgen.

De beoogde handeling zal volkenrechtelijk bindend zijn overeenkomstig artikel 15.5, lid 2, van de Vrijhandelsovereenkomst EU-Korea.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt moet worden ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of overwegende component terwijl de andere doelstelling of andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU te nemen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is gelet op de hoofddoelstelling of de overwegende component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op de gemeenschappelijke handelspolitiek. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.


4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207, lid 4, eerste alinea, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de bijlagen 10-A en 10-B van de overeenkomst worden gewijzigd bij de handeling van het Handelscomité, moet de handeling na de vaststelling ervan worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.