Toelichting bij COM(2022)402 - Standpunt EU in het Gezamenlijk Comité dat is opgericht bij de overeenkomst betreffende de bescherming van geografische aanduidingen tussen de EU en China

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan, in verband met de beoogde goedkeuring van het reglement van orde van dat comité.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1.Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan (“de overeenkomst”) moet onder de overeenkomst vallende geografische aanduidingen zo goed mogelijk beschermen en instrumenten bieden om misleidende praktijken en onrechtmatig gebruik van geografische aanduidingen tegen te gaan. De overeenkomst trad op 1 maart 2021 in werking.


2.2.Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen

Het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen is ingesteld bij artikel 10 van de overeenkomst. Het moet toezien op de bescherming van geografische aanduidingen uit de EU en de Volksrepubliek China en moet de samenwerking en dialoog inzake geografische aanduidingen intensiveren.


Het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Unie en de Volksrepubliek China. Het komt ten minste eenmaal per jaar op verzoek van een van de partijen bijeen, afwisselend in de Europese Unie en in de Volksrepubliek China, op een tijdstip en plaats en op een wijze, waaronder eventueel per videovergadering, die onderling door de partijen worden bepaald, doch uiterlijk binnen negentig dagen nadat het verzoek is gedaan. Het moet zijn besluiten bij consensus aannemen en zijn reglement van orde zelf bepalen.

Het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen is verantwoordelijk voor de wijziging van bijlage I wat betreft de verwijzingen naar het in de partijen toepasselijke recht, voor de wijziging van de andere bijlagen bij de overeenkomst, voor de uitwisseling van informatie over ontwikkelingen op wetgevings- en beleidsgebied inzake geografische aanduidingen en over alle andere aangelegenheden van wederzijds belang op het gebied van geografische aanduidingen, en voor de uitwisseling van informatie over geografische aanduidingen met het oog op de eventuele bescherming ervan overeenkomstig deze overeenkomst.


2.3.Beoogde handeling van het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen

Het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen moet besluiten over zijn eigen reglement van orde.

Met de beoogde handeling kan het reglement van orde voor de werking van dit comité in overeenstemming met artikel 10, lid 2, van de overeenkomst worden aangenomen.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het namens de Unie vast te stellen standpunt moet ervoor zorgen dat het reglement van orde van het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen kan worden aangenomen.

4. Rechtsgrondslag

4.1.Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1.Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt” 1 .

4.1.2.Toepassing op het onderhavige geval

Het Gezamenlijk Comité voor geografische aanduidingen is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, namelijk de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Volksrepubliek China betreffende samenwerking op het gebied van geografische aanduidingen en de bescherming daarvan.

De in de bijlage bij dit besluit vermelde handeling is een handeling met rechtsgevolgen omdat artikel 10 van de overeenkomst het comité de bevoegdheid verleent om besluiten aan te nemen die bindend zijn voor de partijen.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2.Materiële rechtsgrondslag

4.2.1.Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2.Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben in de eerste plaats betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3.Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.