Toelichting bij COM(2022)352 - Wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU waarbij Luxemburg wordt gemachtigd af te wijken van artikel 285 van de btw-richtlijn

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Overeenkomstig artikel 395, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde 1 (hierna “de btw-richtlijn” genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen.

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 11 maart 2022, heeft Luxemburg verzocht om tot en met 31 december 2024 een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van artikel 285 van de btw-richtlijn, zodat het belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 35 000 EUR van de btw kan vrijstellen.

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 7 april 2022 van het verzoek van Luxemburg in kennis gesteld. Bij brief van 8 april 2022 heeft de Commissie Luxemburg meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 1, van de btw-richtlijn kunnen de lidstaten een bijzondere regeling voor kleine ondernemingen toepassen, waarbij zij onder meer de mogelijkheid hebben om belastingplichtigen van wie de jaaromzet onder een bepaalde drempel blijft, van de btw vrij te stellen. Deze vrijstelling houdt in dat de belastingplichtigen geen btw in rekening hoeven te brengen over hun prestaties, maar bijgevolg ook geen voorbelasting kunnen aftrekken.

De mogelijkheid om bijzondere btw-regels toe te passen op kleine ondernemingen, waaronder vrijstellingen of degressieve belastingverminderingen, werd voor het eerst ingevoerd bij artikel 14 van Richtlijn 67/228/EEG 2 van de Raad. De lidstaten die geen gebruik hebben gemaakt van deze mogelijkheid, konden nadien echter, overeenkomstig artikel 24, lid 2, punt b), van Richtlijn 77/388/EEG 3 - thans herschikt tot artikel 285, eerste alinea, van de btw-richtlijn -, nog slechts vrijstelling van btw toekennen aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 5 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid. Overeenkomstig artikel 285, tweede alinea, van de btw-richtlijn kunnen deze lidstaten ook een degressieve belastingvermindering toekennen aan belastingplichtigen van wie de jaaromzet hoger is dan het plafond dat zij voor de toepassing van de vrijstelling hebben vastgesteld.

Tot eind 2012 verleende Luxemburg vrijstelling van de btw aan belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 10 000 EUR. Tegelijkertijd maakte Luxemburg ook gebruik van de mogelijkheid van de tweede alinea van artikel 285 van de btw-richtlijn en kende het een degressieve belastingvermindering toe aan belastingplichtigen met een jaaromzet tussen 10 000 EUR en 25 000 EUR.

Vervolgens vroeg en kreeg Luxemburg een derogatie overeenkomstig de eerste alinea van artikel 285 op grond waarvan het een omzetdrempel van 25 000 EUR mocht toepassen voor de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen, terwijl het de degressieve belastingvermindering afschafte. Bij Uitvoeringsbesluit 2013/677/EU 4 van de Raad werd Luxemburg gemachtigd om bovenstaande derogatiemaatregel toe te passen tot en met 31 december 2016.

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/319 5 van de Raad werd Luxemburg gemachtigd om de vervaldatum van de bijzondere maatregel te verlengen tot en met 31 december 2019 en tegelijkertijd de drempel te verhogen van 25 000 tot 30 000 EUR. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2210 6 , ten slotte, werd de vervaldatum nog eens verlengd tot en met 31 december 2022 en de drempel verhoogd van 30 000 tot 35 000 EUR.

Luxemburg heeft nu opnieuw verzocht om een verlenging van die maatregel voor een beperkte periode. Het heeft te kennen gegeven dat de bijzondere maatregel de administratieve lasten verlaagt voor zowel de belastingplichtigen als de belastingdienst, en dus de belastinginning overeenkomstig artikel 395, lid 1, van de btw-richtlijn helpt te vereenvoudigen. De maatregel is facultatief voor de belastingplichtigen en zal dat ook blijven.

Volgens Luxemburg zal de bijzondere maatregel waarom het verzoekt, overeenkomstig artikel 395, lid 1, tweede alinea, van de btw-richtlijn geen noemenswaardige invloed hebben op de totale btw-opbrengst in het stadium van het eindverbruik (niet meer dan 0,05 %). Volgens de door Luxemburg gerapporteerde cijfers blijkt meer bepaald dat in 2020 633 belastingplichtigen met een omzet tussen 10 000 EUR en 35 000 EUR gebruik hebben gemaakt van de vrijstelling (0,78 % van alle belastingplichtigen).

De bijzondere maatregel, die de verplichtingen van kleine marktdeelnemers vereenvoudigt, is in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Unie voor kleine ondernemingen.

Gelet op het feit dat de maatregel de administratieve lasten verlicht voor de bedrijven en de belastingdienst zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, is het passend Luxemburg te machtigen de bijzondere maatregel te verlengen tot en met 31 december 2024.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

De derogatiemaatregel is in overeenstemming met de doelstellingen die ten grondslag liggen aan Richtlijn (EU) 2020/285 tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van de btw-richtlijn betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen 7 , waartoe in het btw-actieplan 8 de aanzet was gegeven, en moet een moderne en vereenvoudigde regeling voor deze ondernemingen creëren. Hij strekt er met name toe de btw-nalevingskosten en concurrentieverstoringen te beperken, zowel nationaal als op het niveau van de EU, de negatieve gevolgen van het drempeleffect te beperken, alsook de naleving van de regels voor bedrijven en het toezicht door de belastingdienst te vergemakkelijken.

Bovendien is de drempel van 35 000 EUR in overeenstemming met Richtlijn (EU) 2020/285, op grond waarvan de lidstaten de drempel van de jaaromzet waaronder btw-vrijstelling kan worden verleend, mogen vaststellen op maximaal 85 000 EUR (of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid).

Aan andere lidstaten zijn in het verleden ook al soortgelijke derogaties verleend, waarbij belastingplichtigen met een jaaromzet onder een bepaalde drempel vrijstelling van btw krijgen, overeenkomstig de artikelen 285 en 287 van de btw-richtlijn. Nederland 9 en België 10 mogen een drempel toepassen van 25 000 EUR; Italië 11 een drempel van 30 000 EUR; Polen 12 , Letland 13 en Estland 14 een drempel van 40 000 EUR; Hongarije 15 een drempel van 48 000 EUR; Litouwen 16 een drempel van 55 000 EUR; Kroatië 17 een drempel van 45 000 EUR; Malta 18 een drempel van 30 000 EUR Slovenië 19 een drempel van 50 000 EUR; Tsjechië 20 een drempel van 85 000 EUR; en Roemenië 21 een drempel van 88 500 EUR.

Derogaties van de btw-richtlijn moeten steeds in de tijd worden beperkt, zodat de gevolgen ervan kunnen worden beoordeeld. Bovendien is de vervaldatum van de bijzondere maatregel (31 december 2024) in overeenstemming met de vereisten van Richtlijn (EU) 2020/285. In die richtlijn is namelijk bepaald dat de lidstaten de nationale bepalingen die zij moeten vaststellen om aan de richtlijn te voldoen, per 1 januari 2025 moeten toepassen.

De voorgestelde maatregel is derhalve in overeenstemming met de bepalingen van de btw-richtlijn.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

De Commissie heeft er consequent op gewezen dat eenvoudigere regels voor kleine ondernemingen nodig zijn. In dit verband heeft de Commissie in maart 2020 een kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa aangenomen 22 , waarin zij zich ertoe heeft verbonden te blijven werken aan het verminderen van de lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen. De doelstelling om de regeldruk voor kleine en middelgrote ondernemingen te verminderen, is een van de pijlers van die strategie. Deze bijzondere maatregel strookt, bekeken in het licht van de begrotingsregels, met dergelijke doelstellingen. Hij is ook in overeenstemming met het actieplan van 2020 voor billijke en eenvoudige belastingheffing ter ondersteuning van de herstelstrategie 23 , waarin wordt erkend dat de fiscale nalevingskosten in de EU hoog blijven en dat de nalevingskosten doorgaans een stuk hoger zijn voor kleine ondernemingen dan voor grote ondernemingen.

2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 395 van de btw-richtlijn.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Gelet op de bepaling van de btw-richtlijn die de grondslag voor het voorstel vormt, valt dit onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

Evenredigheid

Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in.

Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel, namelijk de belastinginning voor kleine belastingplichtigen en voor de belastingdienst vereenvoudigen.

Keuze van het instrument

Het voorgestelde instrument is een uitvoeringsbesluit van de Raad.

Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een uitvoeringsbesluit van de Raad is het aangewezen instrument, omdat het tot een individuele lidstaat kan worden gericht.

3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen belanghebbenden geraadpleegd. Dit voorstel is gebaseerd op een verzoek van Luxemburg en heeft uitsluitend betrekking op deze lidstaat.

Effectbeoordeling

Het voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad strekt ertoe een vereenvoudigingsmaatregel die ondernemingen met een jaaromzet van niet meer dan 35 000 EUR van veel btw-verplichtingen ontheft, met nog eens twee jaar te verlengen en verlicht aldus de administratieve lasten voor de bedrijven en de belastingdienst zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten. Gelet op de beperkte werkingssfeer en toepassingsduur van de derogatie zal het effect in ieder geval beperkt zijn.

De derogatiemaatregel zal facultatief zijn voor de belastingplichtigen. Zij zullen voor het normale btw-stelsel kunnen kiezen overeenkomstig artikel 290 van Richtlijn 2006/112/EG.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.

4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Met de inwerkingtreding van Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde 24 zal Luxemburg geen compensatieberekening meer verrichten met betrekking tot het overzicht van de eigen btw-middelen vanaf het begrotingsjaar 2021.