Toelichting bij COM(2022)88 - EU-standpunt in de IMO mbt herziening van resolutie en wijziging van het Verdrag inzake FAL over prestatienormen voor communicatiemiddelen van reddingsvaartuigen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot vaststelling van het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 105e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie (MSC 105) van de Internationale Maritieme Organisatie, van 20 tot en met 29 april 2022, en tijdens de 46e zitting van de Vereenvoudigingscommissie (FAL 46) van de Internationale Maritieme Organisatie, van 9 tot en met 13 mei 2022.

Tijdens MSC 104 werd afgesproken om tijdens MSC 105 een MSC-resolutie vast te stellen betreffende prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen, ter herziening van resolutie MSC.149(77).

Tijdens FAL 45 werd afgesproken om tijdens FAL 46 wijzigingen aan te nemen van het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag).

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. Het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie

De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is opgericht bij het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie. De IMO dient als forum voor samenwerking op het gebied van regelgeving en praktijken betreffende alle soorten technische aangelegenheden die van invloed zijn op de internationale commerciële scheepvaart. Ze wil ook de algemene vaststelling stimuleren van de hoogst haalbare normen op het gebied van de veiligheid van de zeevaart, de efficiëntie van de scheepvaart en de preventie en bestrijding van verontreiniging van de zee door schepen, en een gelijk speelveld bevorderen. De IMO behandelt ook de bijbehorende administratieve en juridische kwesties.

Het verdrag is op 17 maart 1958 in werking getreden.

Alle lidstaten zijn partij bij het verdrag. De Unie is geen partij bij het verdrag.

Alle lidstaten zijn partij bij het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL), dat op 9 april 1965 is aangenomen en op 5 maart 1967 in werking is getreden. De Unie is geen partij bij het FAL.


2.2. De Internationale Maritieme Organisatie

De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) is een gespecialiseerd agentschap van de Verenigde Naties dat verantwoordelijk is voor de veiligheid en betrouwbaarheid van de scheepvaart en de preventie van verontreiniging van de zee door schepen. Zij bepaalt wereldwijd normen voor de veiligheid, de betrouwbaarheid en de milieuprestaties van de internationale scheepvaart. Haar belangrijkste rol is een billijk en doeltreffend regelgevingskader voor de scheepvaartsector te creëren dat wereldwijd wordt goedgekeurd en toegepast.

Elk land kan tot de IMO toetreden; alle EU-lidstaten zijn lid van de IMO. De betrekkingen tussen de EU en de IMO zijn met name gebaseerd op de in 1974 gesloten samenwerkingsregeling tussen de Intergouvernementele Maritieme Consultatieve Organisatie (IMCO) en de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

De Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO bestaat uit alle leden van de IMO en komt minstens eenmaal per jaar samen. Zij behandelt alle onderwerpen die onder de bevoegdheid van de IMO vallen en die verband houden met hulpsystemen voor de scheepvaart, de bouw en uitrusting van vaartuigen, de veiligheid van de bemanning, regels voor het voorkomen van aanvaringen, de behandeling van gevaarlijke vracht, maritieme veiligheidsprocedures en ‑voorschriften, hydrografische informatie, logboeken en navigatiegegevens, onderzoek naar scheepvaartongevallen, reddingen en andere aangelegenheden die rechtstreeks verband houden met de veiligheid op zee.

De Vereenvoudigingscommissie van de IMO bestaat uit alle leden van de IMO en komt minstens eenmaal per jaar samen. Ze behandelt aangelegenheden in verband met de vereenvoudiging van de internationale zeevaart, waaronder de aankomst, het verblijf en het vertrek van schepen, personen en vracht in en uit havens. De Commissie gaat ook over elektronische handel, waaronder éénloketsystemen, en wil een correct evenwicht verzekeren tussen regelgeving en de vereenvoudiging van het internationale handelsverkeer over zee.

De Maritieme Veiligheidscommissie en de Vereenvoudigingscommissie van de IMO verstrekken beide de nodige voorzieningen om de taken uit te voeren die hun zijn toegewezen in het kader van het IMO-verdrag en door de algemene vergadering of de raad van de IMO, of de taken die hun binnen het bovengenoemde toepassingsgebied kunnen zijn toegewezen door of in het kader van een ander internationaal instrument en die door de IMO zijn goedgekeurd. De besluiten van de Maritieme Veiligheidscommissie en de Vereenvoudigingscommissie en van hun nevenorganen worden aangenomen door een meerderheid van de leden.


2.3. De beoogde handeling van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO

Tijdens MSC 105, van 20 tot en met 29 april 2022, moet een ontwerp van MSC-resolutie worden aangenomen betreffende prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen, ter herziening van resolutie MSC.149(77).

Met de nieuwe resolutie wordt een verbetering beoogd van de eerder bij resolutie MSC.149(77) vastgestelde prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen.


2.4. De beoogde handeling van de Vereenvoudigingscommissie van de IMO

Tijdens FAL 46, van 9 tot en met 13 mei 2022, moeten wijzigingen van het FAL-Verdrag worden aangenomen. Met de wijzigingen wordt een herziening en bijwerking van de bijlage bij het FAL-Verdrag beoogd, om die bijlage beter af te stemmen op de voorschriften van Verordening (EU) 2019/1239 en de overeengekomen bedrijfsvoorschriften voor de uitvoering daarvan, namelijk door elektronische verzending via één enkel loket te verplichten, de herhaling van data-elementen te voorkomen, het gebruik van papieren formulieren voor de verzending van informatie te vermijden en een manuele handtekening niet langer te verplichten.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

3.1. MSC-resolutie betreffende prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen, ter herziening van resolutie MSC.149(77)

Tijdens de 8e zitting van de Subcommissie navigatie, communicatie en opsporing en redding (NCSR 8), die online plaatsvond van 19 tot en met 23 april 2021, heeft die subcommissie ingestemd met een ontwerp van MSC-resolutie betreffende prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen, ter herziening van resolutie MSC.149(77). De bedoeling was het ontwerp goed te keuren tijdens MSC 104 en de resolutie aan te nemen tijdens MSC 105.

De wijzigingen werden tijdens MSC 104 goedgekeurd. In punt 12.8.2.9 van het verslag van MSC 104 (MSC 104/18) werd vermeld dat de wijzigingen naar verwachting zouden worden aangenomen tijdens MSC 105.

Tijdens NCSR 8 was het standpunt van de Unie om steun te verlenen aan de voorstellen van het CIRM (NCSR 8/6/2) en van Japan (NCSR 8/6/4) tot wijziging van Resolutie MSC.149(77) betreffende prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen, zodat rekening kan worden gehouden met de uniforme interpretatie die tijdens NCSR 7 is overeengekomen, en voor te stellen dat document NCSR 8/6/4 (Japan) wordt gebruikt als basis voor de wijziging van de resolutie.

De Unie moet die wijzigingen steunen omdat ze de eerder bij resolutie MSC.149(77) vastgestelde prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen zullen verbeteren, door rekening te houden met de modernisering van het wereldwijd maritiem nood- en veiligheidssysteem (GMDSS) en de uniforme interpretatie van de geldigheidsduur van batterijen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen.

3.2. Wijzigingen van het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag)

Tijdens haar 42e zitting heeft de Vereenvoudigingscommissie een nieuwe tekst goedgekeurd over de “evaluatie en actualisering van de bijlage bij het FAL-Verdrag” met het oog op strengere bepalingen betreffende de elektronische verzending van informatie. Overheidsinstanties moeten ondubbelzinnig worden verplicht om een éénloketsysteem en het beginsel van eenmalige melding in te voeren, het IMO-compendium betreffende de vereenvoudiging van elektronisch zakendoen moet verplicht worden gebruikt om de definitie van de gegevens te harmoniseren, de functie van de FAL-formulieren voor elektronische verzending moet worden verduidelijkt en een manuele handtekening mag niet langer worden verplicht. De nieuwe tekst werd opgenomen in de tweejaarlijkse agenda 2018-2019 en in de voorlopige agenda voor FAL 43. De definitieve versie was gepland tegen 2021. Tijdens FAL 42 werd besloten een correspondentiegroep voor de evaluatie en actualisering van de bijlage bij het FAL-Verdrag op te richten, met Frankrijk als coördinator. De lidstaten kregen de opdracht aan de evaluatie van de bijlage bij het FAL-Verdrag te beginnen en wijzigingen op te stellen voor verdere bespreking tijdens FAL 43.

2.

Tijdens FAL 43 werden de werkzaamheden van de correspondentiegroep onderschreven en werd onder meer beslist dat:


- het gebruik van een éénloketsysteem moet worden opgewaardeerd van aanbevolen praktijk tot norm;

- de definitie van éénloketsysteem een algemene definitie moet zijn;

- het IMO-compendium geen deel mag uitmaken van de bijlage bij het FAL-Verdrag, maar dat er in die bijlage alleen naar verwezen mocht worden;

- visumplicht (indien nodig) voor walverlof niet mag worden opgenomen in de bemanningslijst;

- de oprichting van nationale vereenvoudigingscommissies een aanbevolen praktijk moet blijven;

- verdere besprekingen nodig zijn over de vraag of de in de bijlage bij het FAL-Verdrag vermelde data-elementen per formaliteit moeten blijven staan dan wel of een holistische lijst moet worden opgenomen in een aanhangsel.

De commissie keurde ook de heroprichting van de correspondentiegroep voor de evaluatie en actualisering van de bijlage bij het FAL-Verdrag goed, met Frankrijk als coördinator.

Tijdens FAL 44 werd het gebruik van een geconsolideerde hoofdlijst van gegevens in het aanhangsel van de bijlage bij het FAL-Verdrag goedgekeurd en werd overeengekomen de bestaande normen voor authenticatievereisten voor elk van de verklaringen in de bijlage bij het FAL-Verdrag samen te voegen in één enkele norm. Daarnaast keurde de commissie de heroprichting van de correspondentiegroep voor de evaluatie en actualisering van de bijlage bij het FAL-Verdrag goed, met Frankrijk als coördinator, en werd de voltooiing van de tekst uitgesteld tot 2023.

Tijdens FAL 45 werden de ontwerpwijzigingen van de bijlage bij het FAL-Verdrag goedgekeurd; in punt 4.17 van het verslag (FAL 45/22) werd vermeld dat de wijzigingen waarschijnlijk zouden worden aangenomen tijdens FAL 46.

Tijdens FAL 42 bestond het standpunt van de Unie erin het voorstel van Turkije (FAL 42/14) te steunen voor de opstelling van een nieuwe tekst over de “evaluatie en actualisering van de bijlage bij het FAL-Verdrag”. De besluiten die vervolgens werden genomen tijdens FAL 43, 44 en 45, waren in overeenstemming met het standpunt van de Unie.

Derhalve moet de Unie de wijzigingen steunen, omdat daardoor de bijlage bij het FAL-Verdrag beter zal worden afgestemd op de voorschriften van Verordening (EU) 2019/1239. Daarnaast zullen daardoor de overeengekomen bedrijfsvoorschriften voor de uitvoering van die verordening worden aangenomen, namelijk de verplichte elektronische verzending via één enkel loket, het voorkomen van de herhaling van data-elementen, het vermijden van papieren formulieren voor de verzending van informatie en de opheffing van de verplichting om een manuele handtekening te gebruiken.

3.3. Desbetreffende EU-wetgeving en EU-bevoegdheid

3.3.1. MSC-resolutie betreffende prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen, ter herziening van resolutie MSC.149(77)

Draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen vallen onder Richtlijn 2014/90/EU inzake uitrusting van zeeschepen, omdat ze als onderdeel 5.17 zijn opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1158 van de Commissie van 22 juni 2021 betreffende de eisen met betrekking tot het ontwerp, de constructie en de prestaties van en de beproevingsnormen voor de uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/11701. In Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1158 wordt verwezen naar IMO-resolutie MSC.149(77) betreffende de vaststelling van de herziene prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen.

Derhalve zullen de prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefoontoestellen voor reddingsvaartuigen die tijdens MSC 105 zullen worden vastgesteld, van invloed zijn op de voorschriften van Richtlijn 2014/90/EU.


3.3.2. Wijzigingen van het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag)

Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG2 (“richtlijn meldingsformaliteiten”) heeft tot doel de administratieve procedures voor het zeevervoer te vereenvoudigen en te harmoniseren door de elektronische verzending van informatie te standaardiseren en de meldingsformaliteiten te rationaliseren. Volgens artikel 7 van de richtlijn moeten de lidstaten van de Unie FAL-formulieren aanvaarden voor het voldoen aan meldingsformaliteiten. In artikel 2, punt c), van de richtlijn worden FAL-formulieren gedefinieerd als “gestandaardiseerde formulieren, als bepaald in het FAL-Verdrag”. Daarnaast is de lijst van FAL-formulieren opgenomen in deel B van de bijlage bij Richtlijn 2010/65/EU.

In 2019 stelde de EU Verordening (EU) 2019/1239 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem en tot intrekking van Richtlijn 2010/65/EU3 vast (“EMSWe-verordening”). Die verordening is in werking getreden, maar wordt pas van toepassing op 15 augustus 2025. Binnen dit nieuwe kader worden belangrijke stappen gezet om de administratieve last verder te verminderen en de efficiëntie en de aantrekkelijkheid van het zeevervoer te vergroten. Het voorziet in de totstandbrenging van een Europees maritiem éénloketsysteem (EMSWe) met een gemeenschappelijke dataset, geharmoniseerde meldingsinterfaces en de toepassing van het beginsel “eenmalige melding”. In artikel 2, lid 8, van de verordening wordt de “EMSWe-dataset” gedefinieerd als “de volledige lijst van data-elementen die voortvloeien uit meldingsverplichtingen”. De meldingsverplichtingen zijn opgenomen in de bijlage bij de verordening en omvatten alle FAL-formulieren in deel B daarvan. Voorts is in artikel 3, lid 3, derde alinea, van de verordening het volgende bepaald: “Bij de beoordeling of gegevenselementen in de EMSWe-dataset moeten worden opgenomen neemt de Commissie veiligheidsrisico’s en de beginselen van het FAL-Verdrag in aanmerking, te weten dat enkel essentiële meldingsgegevens mogen worden geëist en dat het aantal elementen tot een minimum moet worden beperkt”.

Derhalve zullen de wijzigingen van de bijlage bij het FAL-Verdrag, die tijdens FAL 46 moeten worden vastgesteld, gevolgen hebben voor de toepassing van de bovengenoemde regels van Richtlijn 2010/65/EU en, vanaf de datum waarop deze van toepassing wordt, Verordening (EU) 2019/1239.

3.3.3. EU-bevoegdheid

De MSC-resolutie betreffende prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen, ter herziening van resolutie MSC.149(77), zou gevolgen hebben voor de wetgeving van de Unie, met name voor de toepassing van Richtlijn 2014/90/EU.

De wijzigingen van de bijlage bij het FAL-Verdrag zouden gevolgen hebben voor de wetgeving van de Unie, met name de toepassing van Richtlijn 2010/65/EU en, vanaf de datum waarop deze van toepassing wordt, Verordening (EU) 2019/1239.

Daarom is de Unie krachtens het laatste onderdeel van artikel 3, lid 2, VWEU exclusief bevoegd en moet het standpunt van de Unie over de handelingen tot vaststelling van de bovengenoemde wijzigingen worden vastgesteld.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Artikel 218, lid 9, VWEU is van toepassing ongeacht of de Unie lid is van het lichaam dan wel partij is bij de overeenkomst1.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt2.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

De Maritieme Veiligheidscommissie en de Vereenvoudigingscommissie van de IMO zijn lichamen die zijn opgericht uit hoofde van een overeenkomst, namelijk het Verdrag inzake de Internationale Maritieme Organisatie.

De door deze beide IMO-commissies vast te stellen handelingen zijn handelingen met rechtsgevolgen. De geplande handelingen kunnen een beslissende invloed hebben op de inhoud van de EU-regelgeving, te weten:

- Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad. Draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen vallen namelijk onder Richtlijn 2014/90/EU inzake uitrusting van zeeschepen, omdat ze als onderdeel 5.17 zijn opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1158 van de Commissie betreffende de eisen met betrekking tot het ontwerp, de constructie en de prestaties van en de beproevingsnormen voor de uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1170;

- Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG en, vanaf de datum waarop deze van toepassing wordt, Verordening (EU) 2019/1239 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem en tot intrekking van Richtlijn 2010/65/EU (EMSWe-verordening). Volgens artikel 7 van de richtlijn moeten de lidstaten van de Unie namelijk FAL-formulieren aanvaarden voor het voldoen aan meldingsformaliteiten, overwegende dat in artikel 3 van Verordening (EU) 2019/1239 het volgende is bepaald: “Bij de beoordeling of gegevenselementen in de EMSWe-dataset moeten worden opgenomen neemt de Commissie veiligheidsrisico’s en de beginselen van het FAL-Verdrag in aanmerking, te weten dat enkel essentiële meldingsgegevens mogen worden geëist en dat het aantal elementen tot een minimum moet worden beperkt”.


1.

Derhalve zouden de vaststelling van


3.

- de MSC-resolutie betreffende prestatienormen voor draagbare bi-directionele VHF-radiotelefonietoestellen voor reddingsvaartuigen, ter herziening van resolutie MSC.149(77)


4.

en de wijzigingen van


5.

- de bijlage bij het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag)


gevolgen hebben voor de wetgeving van de Unie, met name Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad, Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG en, vanaf de datum waarop deze van toepassing wordt, Verordening (EU) 2019/1239 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem en tot intrekking van Richtlijn 2010/65/EU (EMSWe-verordening).

De beoogde handelingen strekken niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.

4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De hoofddoelstelling en de inhoud van de beoogde handeling hebben betrekking op vervoer over zee. De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 100, lid 2, VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 100, lid 2, VWEU, in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.