Toelichting bij COM(2022)70 - EU-standpunt in Gemengde Commissie EU-CTC m.b.t. wijzigingen van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

1. Onderwerp van het voorstel

Dit voorstel betreft het besluit tot bepaling van het namens de Unie in te nemen standpunt in de Gemengde Commissie EU-CTC1 voor gemeenschappelijk douanevervoer (“de Gemengde Commissie”) met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van een besluit tot wijziging van de aanhangsels van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 19872.

2. Achtergrond van het voorstel

2.1. De overeenkomst

De overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 (“de overeenkomst”) heeft tot doel het goederenverkeer tussen de Europese Unie en de andere landen die partij zijn bij de overeenkomst, te vergemakkelijken. Met de overeenkomst wordt de regeling Uniedouanevervoer3 uitgebreid naar andere partijen bij de overeenkomst dan de Europese Unie en worden de voor bedrijven en douaneautoriteiten geldende verplichtingen vastgelegd voor goederen die onder deze regeling van de ene naar de andere partij worden vervoerd. De overeenkomst is op 1 januari 1988 in werking getreden.

De Europese Unie is partij bij de overeenkomst4. De andere overeenkomstsluitende partijen zijn de Republiek IJsland, de Republiek Noord-Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, de Zwitserse Bondsstaat, het Verenigd Koninkrijk en de Republiek Turkije. Deze landen worden in de overeenkomst “landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer” genoemd.

2.2. De Gemengde Commissie

De Gemengde Commissie is belast met het beheer van de overeenkomst en ziet toe op de correcte uitvoering ervan. Zij stelt bij besluit wijzigingen in de aanhangsels van de overeenkomst vast.

De besluiten van de Gemengde Commissie worden aangenomen in onderlinge overeenstemming5 tussen de overeenkomstsluitende partijen, zoals is bepaald in artikel 14, lid 2, van de overeenkomst.

2.3. De beoogde handeling van de Gemengde Commissie

Begin 2022 zal de Gemengde Commissie via een schriftelijke procedure een besluit nemen over de wijziging van de aanhangsels I, III bis en IV bij de overeenkomst (“de beoogde handeling”).

Het doel van de beoogde handeling is in de overeenkomst rekening te houden met wijzigingen die zijn aangebracht in de gedelegeerde handeling en de uitvoeringshandeling van het douanewetboek van de Unie (“DWU”)6 betreffende de regeling douanevervoer en de douanestatus van Uniegoederen. Het gaat met name om bijlage B bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie7 (“de gedelegeerde handeling”) en bijlage B bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie8 (“de uitvoeringshandeling”), waarin de gemeenschappelijke gegevensvereisten, formaten en codes voor de aangifte voor douanevervoer zijn vastgesteld.

De wijzigingen, die respectievelijk in december 20209 en februari 202110 zijn aangenomen, waren noodzakelijk om de interoperabiliteit te waarborgen tussen de elektronische douanesystemen die voor de verschillende soorten aangiften en kennisgevingen worden gebruikt. Aanhangsel III bis bij de overeenkomst, dat identiek is aan bijlage B bij de gedelegeerde handeling en bijlage B bij de uitvoeringshandeling, moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

Naar aanleiding van de wijzigingen in de structuur van aanhangsel III bis van de overeenkomst zijn in aanhangsel I correcties vereist met betrekking tot de verwijzingen naar de delen van aanhangsel III bis.

Daarnaast moet aanhangsel IV bij de overeenkomst, waarin de bepalingen inzake wederzijdse bijstand voor de invordering van schuldvorderingen zijn vastgesteld, worden herzien om deze in overeenstemming te brengen met de respectieve gemoderniseerde Unieregels zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1966 van de Commissie11. Met de regels wordt een aantal verfijningen ingevoerd, evenals het gebruik van een standaardformulier voor de mededeling van het invorderingsverzoek. Deze regels zijn belangrijk omdat zij de financiële belangen van de landen die deelnemen aan het gemeenschappelijk douanevervoer, van de EU-lidstaten en van de Europese Unie beschermen.

De beoogde handeling zal voor de overeenkomstsluitende partijen bindend zijn overeenkomstig artikel 2 van de beoogde handeling, waarin wordt bepaald dat een besluit in werking treedt op de dag waarop het wordt vastgesteld.

3. Namens de Unie in te nemen standpunt

Het voorgestelde standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen, strekt ertoe de aanhangsels I, III bis en IV van de overeenkomst te wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met het volgende:

- het douanerecht van de Unie betreffende de regeling Uniedouanevervoer en met name de gewijzigde bijlage B bij de gedelegeerde handeling en uitvoeringshandeling, waarin de gemeenschappelijke gegevensvereisten, formaten en codes voor de aangifte voor douanevervoer zijn vastgesteld;

- de gemoderniseerde Uniebepalingen inzake wederzijdse bijstand voor de invordering van schuldvorderingen.

Het voorgestelde standpunt is in overeenstemming met het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De voorgestelde wijzigingen van de overeenkomst zullen tastbare voordelen opleveren voor bedrijven en douanediensten doordat de overeenkomst in overeenstemming wordt gebracht met de huidige Uniewetgeving, waardoor uniforme voorwaarden voor een geharmoniseerde uitvoering van de bepalingen betreffende de regeling Uniedouanevervoer en de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden gecreëerd.

4. Rechtsgrondslag

4.1. Procedurele rechtsgrondslag

4.1.1. Beginselen

Artikel 218, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van besluiten tot bepaling van “de standpunten die namens de Unie worden ingenomen in een krachtens een overeenkomst opgericht lichaam, wanneer dit lichaam handelingen met rechtsgevolgen vaststelt, met uitzondering van handelingen tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst”.

Het begrip “handelingen met rechtsgevolgen” omvat tevens handelingen die rechtsgevolgen hebben uit hoofde van de op het betrokken lichaam toepasselijke volkenrechtelijke bepalingen. Onder dit begrip vallen tevens instrumenten die volkenrechtelijk niet bindend zijn, maar die “beslissende invloed [kunnen hebben] op de inhoud van de regelgeving die de wetgever van de Unie vaststelt12.

4.1.2. Toepassing op het onderhavige geval

De Gemengde Commissie is een lichaam dat is opgericht krachtens een overeenkomst, te weten de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer. Overeenkomstig artikel 15, lid 3, van de overeenkomst kan de Gemengde Commissie EU-CTC bij besluit wijzigingen in de aanhangsels van de overeenkomst vaststellen.

De door de Gemengde Commissie vast te stellen handeling is een handeling met rechtsgevolgen. De beoogde handeling zal overeenkomstig artikel 15, lid 3, en artikel 20 van de overeenkomst uit hoofde van het volkenrecht bindend zijn.

De beoogde handeling strekt niet tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van de overeenkomst.

De procedurele rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 218, lid 9, VWEU.


4.2. Materiële rechtsgrondslag

4.2.1. Beginselen

De materiële rechtsgrondslag voor een overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit wordt in de eerste plaats bepaald door de doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling ten aanzien waarvan namens de Unie een standpunt wordt ingenomen. Wanneer de beoogde handeling een tweeledige doelstelling heeft of bestaat uit twee componenten, waarvan er een kan worden gezien als hoofddoelstelling of hoofdcomponent, terwijl de andere doelstelling of de andere component slechts ondergeschikt is, moet het overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU vast te stellen besluit op één materiële rechtsgrondslag worden gebaseerd, namelijk die welke vereist is voor de hoofddoelstelling of de hoofdcomponent dan wel de belangrijkste doelstelling of component.

4.2.2. Toepassing op het onderhavige geval

De doelstelling en de inhoud van de beoogde handeling moeten in de eerste plaats tot efficiënte procedures voor grensoverschrijding leiden. Zij heeft dus betrekking op het gemeenschappelijk handelsbeleid.

De materiële rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is derhalve artikel 207 VWEU.

4.3. Conclusie

De rechtsgrondslag voor het voorgestelde besluit is artikel 207 VWEU in samenhang met artikel 218, lid 9, VWEU.

5. Bekendmaking van de beoogde handeling

Aangezien de overeenkomst en de aanhangsels ervan door de handeling van de Gemengde Commissie zullen worden gewijzigd, is het passend deze handeling na de vaststelling ervan bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.